Driemannen en hun Noodlot De Tsjechische minister-president Hodza in gesprek met de leiders van het leger, de generaals Syrovy en Krejci De K.N.A.C. organiseerde in Zuid Limburg een heuvel-rit. Een fraaie opname in de omgeving van Valkenburg De zitting van de Staten Generaal is Zaterdagmiddag door den minister van Binnenlandsche Zaken, Z. Exc. H. van Boeyen, officieel gesloten FEUILLETON Naar tiet Engesch door A. J. HUISMAN. (Nadruk verboden). Toen hij weer bijkwam, lag hij plat op zijn rug op straat. Hij knipperde een paar keer met de oogen, voelde naar zijn pijnlijke keel en zat eindelijk rechtop. Een zacht hijgen naast hem deed hem het hoofd omwenden en ondanks het vage licht, zag hij het gezicht van het meisje, dat zich naar hem over- boog. Hij zag hoe bleek ze was, zag dat er tranen in haar oogen stonden en dat ze over haar heele lichaam trilde. „Och hemel", klaagde ze, „ik dacht dat ze u vermoord hadden". O'Malley glimlachte flauwtjes. „Het spijt me dat ik u teleurstellen moet", bracht hij uit. „Bent u gewond?" Een zenuwachtig lachje trok over haar ge zicht. „Gewond? Neen. gewond ben ik niet. Maar Bevend hield ze op. „Wat is er gebeurd?": vroeg O'Malley heesch. „Ze trachtten u te wurgen! Dat beest wierp de dour open en viel u van achteren aan. Ik probeerde hem terug te trekken, maar een ander «reep mij beet. en hield zijn hand voor mijn mond. Daarop raakte u bewusteloos en smeten ze u uit den wagen. Ik dacht dat u door! was!" „Goeie g. nada", bromde O'Malley, „arm ki..u. Komaan, laten we hier maar zoo gauw mogelijk vandaan gaan". Haj kwam overeind en hoewel nog wat duizelig, slaegde hij er in zich staande te houden. De beide taxi's waren verdwenen. Hij nam den arm van het meisje, gedeel telijk om haar te leiden door dit afgelegen donkere plantsoen en gedeeltelijk om er zelf op te steunert. Zoo bereikten ze ongehinderd den verkeersweg, die naar den Westelijken uitgang van het park voerde en toen enkele auto's voorbijgleden, voelde O'Malley zich al veiliger. Met zijn vrije hand zijn nog steeds pijnlijke keel wrijvend, vroeg hij haar, met een stem die allesbehalve vast klonk,.hem de rest te vertellen. „Voordat u neerviel, verweerde ik me zoo goed mogelijk. Maar ze overmeesterden me en Weer hield ze huiverend op bij de afschu welijke herinnering. „Een mooie beschermer was ik!", viel O'Malley bitter uit. „Ze waren met hun drieën", zette het meisje haar mededeelingen voort, zonder op zijn grimmige opmerking te reageeren; „de twee chauffeurs en nog een ander. Ik veronder stel dat het de taxi geweest is, die ons voor bijging. die hier op ons wachtte en dat onze chauffeur opdracht had hen te volgen. Och, doet uw keel nog zoo'n pijn?", viel ze zich zelf eensklaps in de rede. ..Het is mijn keel niet, die me hindert", riep hij ongeduldig uit; „wat me dwars zit is cie gedachte wat ze met u hebben gedaan!- Wat deden ze?" Een oogenblik aarzelde het meisje, verwon derd door zijn toon. Maar ze zag duidelijk de oprechte ongerustheid achter zijn geprik keldheid en vervolgde: „Een van de mannen hield mijn armen op mjjn rug vast. en mijn mond dicht. De beide*, anderen fouilleerden me grondig!" „Groote God!", stiet O'Malley uit, in een opwelling van blinde woede. „Als ik niet zoo'n verdraaide ezel was geweest Zijn felle uitbarsting gaf Claudia Hunt een vreemde emotie, maar het gelukte haar kalm voort te gaan: „Dat gebeurde, nadat de andere man eerst uw kleeren doorzocht had. Ik zag hem ver schillende papieren uit uw zakken halen en doorkijken bij het licht van een van de auo- lampen. Toen vloekte hij en kwam ik aan de beurt. Het is duidelijk dat het weer om den brief te doen was". O'Malley, te woedend om direct te ant woorden, vloekte binnensmonds. Toen grauw de hij: „Maar ze hebben hem nog niet!" En toen zijn hand leeg uit zijn binnenzak te voor schijn kwam, voegde hij erbij: „Die paar nonsens brieven mogen ze houden, maar als ik ooit een van die schurken in mijn handen krijg, mag de hemel hem genadig zijn! Her kende u misschien een van hen?" Claudia gaf niet direct antwoord. Ze wa ren nu het uitgangshek door en bij hotel „Majestic" stonden een paar „blauwe" taxi's geparkeerd. De naam van de onderneming was een waarborg voor de veiligheid van de passagiers; hij riep een van de wagens aan en ze stapten in, nadat O'Malley zich verge wist had dat de aanvallers hem zijn geld had den gelaten. Toen de auto zich in beweging had gezet, herhaalde hij zijn vraag en het antwoord kwam na een lange aarzeling. „Ja, ik herkende er twee van. De eene, de chauffeur van de stilstaande taxi, was de man die mij aanviel in die stille straat en die door u neergeslagen werd" „En de andere?", drong O'Malley aan. „Den andere heb ik vanavond nog eens ge zien „U zag hem in dat gebouw waar u uit kwam. Hij was de tweede die mij overviel Was hy dat niet0" Claudia keek hem in sprakelooze ontstelte nis aan „Hoe weet u dat?' hijgde ze ten laatste. „Waar was u dan toen?" „Aan den overkant van de straat, klonk het bescheid en daarop vertelde hij haar in het kort hoe hij haar uit het kantoorgebouw had zien komen, de conversatie van de twee mannen had opgemerkt "en hun bewegingen gevolgd. „Nietwaar, u zag dien man tevoren in het gebouw, dien vent met die gezwollen wang meen ik", eindigde hij. „En was hij nu ook in dien aanval betrokken? Het lijkt mij heel waarschijnlijk, want het staat allemaal met elkaar in verband". Claudia was opvallend stil geworden. O'Malley wachtte even en vroeg haar toen opnieuw: „Is het niet zoo, miss Hunt?" Ze keerde zich opeens impulsief nar hem toe. „Luistert u eens mr. O'Malley. Ik spreek daar liever niet over, als u het goed vindt. Want het betreft nog anderen dan mij, be grijpt u". Verwonderd en teleurgesteld leunde O'Malley achterover, zonder iets te ant woorden. Onwillekeurig voelde zijn hand iets hards in zijn zak en hij haalde er de re volver uit die hij van Ciaudia Hunt had af genomen. „Kijk, ze Jieten me den revolver houden en mijn geld ook, dus het staat als een paal boven water dat het om den brief begonnen was", zei hij, terwijl hij het wapen weer op borg. En meesmuilend liet hij er op volgen: „Uw broer zal me wel nooit meer vragen u naar huis te brengen, daar heb ik het niet naar gemaakt!" Ondanks zijn spottenden toon, was zijn zelfbeschuldiging oprecht gemeend, maar Claudia weerde die af en protesteerde har telijk: „Wees toch niet zoo dwaas! U kón on mogelijk meer voor me gedaan hebben, dan u deed. En wat hebt u niet allemaal voor me gedaan dezen avond. Dat u zoo verrader lijk overvallen werd, kon u toch waarlijk niet helpen!" Maar O'Malley bleef stil terwijl ze voort reden en zoo verzonken ze beiden in hun eigen gedachten, tot Claudia zag dat de taxi haar huis naderde. „Mr. O'Malley", wendde ze zich tot haar begeleider, „ik zou u graag binnen vragen, om naar uw keel te zien, maar het is zoo erg laat enO, denkt u alstublieft niet dat ik ondankbaar ben. Ik ben u werkelijk buitengewoon verplicht en u hebt u schit terend gedragen.... als een held in één woord Maar O'Malley, wat tot zichzelf komend, lachte. „U is heel attent, maar op dit uur zou ik er geen oogenblik aan denken mee te gaan en mijn keel is heusch al veel beter. Ik zal in deze taxi teruggaan, nadat ik me overtuigd heb, dat u veilig bent thuisgekomen. En dan hoop ik later u een bezoek te mogen bren gen". Tot zijn verbazing aarzelde zijn gezellin weer. „Heel graag", zei ze en O'Malley werd op nieuw getroffen door de verrukkelijk-lieve klank van haar stem. „Ons appartement is in dat gebouw daar. Doet u geen moeite ik kom er alleen wel". De auto stopte bij het trottoir. O'Malley hielp haar uitstappen ondanks haar protest, liet den chauffeur even wachten en ging met haar mee tot den ingang van het groote flatgebouw, waar een slaperige nachtportier kwam aanloopen om de deur voor haar te openen. O'Malley vond nog juist tijd om haar de revolver te overhandigen, die ze lachend onder haar mantel liet glijden, terwijl ze hem nog eens weer vol deelneming naar zijn keel vroeg. (Wordt vervolgd). Ue aankomst der rransche ministers Daladier en Bonnet op Croydon, waar zij Zondagmorgen door Chamberlain en Lord Halifax werden verwelkomd De grens tusschen Duitschland en Tsjecho Slowakije staat onder scherpe be waking. Versperringen bemoeilijken het verkeer tusschen beide landen Op de Kagerplassen zijn de nationale kampioen schappen 1 2-voets jollen en Olympia-jollen ver zeild Prof. dr. 2. VV. Sneller is benoemd tot rector-magni'icus van de Nederland- sche Handelshoogeschoci te Rotterdam voor het studiejaar 1938 1939 De vlucht der Sudetenduitschers uit Tsjecho Slowa kije. Het is slechts weinig van have en goed, dat meege nomen kan worden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 8