RECEPTIE IN HET RIJKSMUSEUM. Drie mannen en hun Noodlot Daladier bij zijn terugkeer met Bonnet op Le Adolf Hitler tijdens de rede, welke hij Maandag- Me* den aanleg van den nieuwen spoordijk tusschen Amsterdam Oost, waar het Bourget na het tweede bezoek aan Chamberlain avond in het Sportpalast te Berlijn hield Amstel-station gebouwd wordt, en het Centraal Station is men thans bijna gereed Z. Exc. minister prof. dr. J. R. Slote- maker de Bruine begroet een der gasten tijdens de ontvangst der deelnemers aan het Internationaal Tropisch Hygië nisch Congres door de Regeering in het Rijksmuseum te Amsterdam Tijdens de keuring der exemplaren op de Engelsche veetentoonstelling, welke deze week te Londen gehouden werd Londen treft voorzorgen tegen moge- Een fraaie |uchtfoto van de .Queen Elizabeth", het majestueuze zusterschip lijke luchtaanvallen. In de stadsparken van de Mary", dat Dinsdag door Koningin Elizabeth te Clydebank tewater worden schuilplaatsen voor het publiek gelaten is Een overzicht in het Sportpalast te Berlijn tijdens de rede van Adolf Hitler, welke de Führer Maandag avond heeft gehouden over den internationalen toe stand FEUILLETON Naar het Engesch door A. J. HUISMAN. (Nadruk verboden). 17) Het is niet waarschijnlijk dat twee men- schen, geen van beide bijzondere beroemd heden, elkaar gedurende enkele minuten met zooveel nieuwsgierigheid en belangstelling hadden aangestaard als mr. Ward Barrett en zyn bezoeker. De bediende verliet het privé- kantoor en deed de deur achter zich dicht. Barrett wees O'Malley een stoel. '„Gaat u zitten, mr. O'Malley". O'Malley voldeed aan het verzoek. Een halve minuut minstens ging voorbij, voor een van tweeën sprak. Bairett's gesluierde, maar desniettemin doordringende blik, nam een knappen jonge man op. met donker haar, grijze oogen, over schaduwd door eveneens donkere wimpers, een grooten, tegelijk humoristischen en sensitie- ven mond, en een lange, ietwat slungelachtige gestalte. En mocht de mond al iets van week heid suggereeren, overwoog Barrett, de ferme kin en de stevige, energieke neus sloten de gedachte daaraan weer buiten. Ondanks zijn bekende gave om menschen te doorgronden, kon, of wilde, Barrett zijn bezoeker niet direct classificeeren. O' Malley van zijn kant was onderwijl met een overeenkomstig, maar moeilijken probleem bezig Zonder eenige twijfel was Ward Barrett, een prachtige kerel om te zien. Hij stond toen O'Malley binnenkwam en deze had gezien dat hij een rijzige figuur was, breedgeschou derd, sterk, actief, met een goed gevormd hoofd, en het gladgeschoren, gebronsde ge zicht van iemand die veel in de open lucht is. Zijn dik, kortgeknipt haar, was doorsprenkeld met grijs en om den mond en bij de hoeken van de oogen nam de opmerkzame beschou wer, die O'Malley was, talrijke kleine rimpel tjes waar. Wat de détails van het gezicht betrof, Bar rett's oogen waren donkerblauw en erboven welfden zich een paar zware wenkbrauwen. Hun uitdrukking was ernstig en aantrekkelijk maar openbaarden niets van wat er in hun be zitter omging. De neus was recht en aristo cratisch; de mond was eveneens fijn van vorm, krachtig en rustig. Barrett's lippen, ge sloten doch niet opeengeklemd, gaven den in druk van karaktervastheid en beheerschte zenuwen. Het hooge, breede voorhoofd onder het licht-golvende haar, toonde de groeven van een man die veel denkt en het was bruin ge brand door de zon. Barrett droeg een donkergrijs pak, gemak kelijk zittend en tegelijk onberispelijk van snit. Hij leunde achterover in zijn stoel, rustig zijn bezoeker bestudeerend, en het was O'Malley die het eerst de stilte verbrak. Behalve het feit dat Ward Barrett kennelijk een man was met wien rekening diende ge houden te worden, kon O'Malley maar weinig van dat knappe gezicht aflezen. Maar over het geheel genomen stond het uiterlijk van Claudia's halfbroer hem aan. Misschien zou zijn stem meer openbaren. „Ik hoop dat miss Hunt veilig is thuisge komen", begon O' Malley. Barrett, die van onder neergeslagen oog leden naar den spreker keek, glimlachte een tikje raadselachtig, naar het O'Malley toe scheen „O jt, dank u wel", antwoordde Barrett. „Ik heb redenen in overvloed om u dankbaar te zijn". Barrett's stem was diep en aangenaam. Ze klonk ook ernstig. Maar toch meende O'Malley een ondertoon van lichten spot te beluisteren. Hij kon dien niet verklaren, maar was niet ij del genoeg om zich er veel om te bekommeren. Hij glimlachte dan ook terug „Ik zou zeggen dat u wel een beetje over drijft", weerde hij af. „Wat ik in die taxi vertoond heb, was nu niet bepaald veel zaaks en uw zuster heeft me kranig geholpen; wer kelijk kranig dat is het eenige woord dat ik er voor weet. Tusschen twee haakjes, ik heb uw brief meegebracht", voegde hij er bij. O'Malley's oogen waren op Barrett gevestigd terwijl hij sprak en hij zag de wenkbrauwen van den ander evep in verrassing omhoog gaan.. Barrett leunde iets naar voren. „U brengt me heusch in verbazing", ver klaarde hij. „Ik had niet gedacht dat u de kans zoudt krijgen den brief te brengen". „Niet?", vroeg O'Malley. „Ik he.b hem toch inderdaad bij mij". Hij was zelf ook verbaasd. Als Barrett het veilige arriveeren van den brief zoo wonder lijk vond, waarom had hij aan niet zelf het risico van de verdere bezorging op zich geno men en het door zoo velen begeerde document laten halen? Bovendien, in aanmerking geno men wat hij voor zijn zuster had gedaan, klonk de opmerking eenigszins ongevoelig. En terwijl hij zijn gastheer opnieuw aan dachtig gade sloeg, werd hij zich bewust van het feit dat Barreet hem niet op zijn eerlijk gezicht accepteerde! Hij dacht snel na. Moest hij Barrett's woorden als een soort steek on der water opvatten? Beteekenden ze misschien dat Barrett dacht dat O'Malley wellicht op dracht had gehad den brief niet te brengen? Daar moest hij zien achter te komen. „Vóór ik hem u geef moet ik u bekennen dat ik hem heb gelezen", kondigde hij ern- stiz aan Barrett keek hem aan, beleefd-ondoorgrnr>- delijk. „Zoo. Hebt u hem gelezen?", klonk het effen. Thans was O'Malley er zeker van dat Bar- nett geloofde dat hij niet de toevallige voor bijganger was geweest als hoedanig hij zich had voorgedaan, of in elk geval argwaan in deze richting koesterde. En het slimste was dat hij zich inderdaad in een scheeve positie bevond. Ten gevolge van zijn belofte aan Louise om een onderzoek naar Barrett's ge dragingen in te stellen, was hij niet meer de ongeïnteresseerde van den vorigen veelbewo gen avond en nacht. Maar anderzijds was het onmogelijk zijn positie aan Barrett duidelijk te maken en dus ook niet het motief van zijn indiscretie O'Malley knikte. „De zaak zit zoo", legde hij uit, terwijl hij geen oog van Barrett af had; „er zijn vier pogingen gedaan om den brief in handen te krijgen gisteravond. Iemand trachtte hem uw zuster af te nemen. Dan de overval in de taxi, waarvan uw zuster u waarschijnlijk heeft ver teld. Toen ik thuis kwam waren mijn kamers overhoop gehaald. En vannacht had ik bezoek van een inbreker die* het ook nog eens pro beerde. Deze grappenmaker vond hem en had hem uit de enveloppe gehaald voor ik wakker werd. Het was de kere! die uw zuster den eersten keer aanviel. Ik bokste hem eruit en verstopte den brief opnieuw. Maar van middag heb ik hem gelezen. Hier is hij". Hij haalde den brief uit zijn zak en stak hem Barrett over het schrijfbureau toe. De financier nam hem aan en vouwde hem open zonder een andere opmerking dan „dank u" O'Malley sloeg hem gade terwijl hij las. Na enkele oogenblikken keek Barrett op. „Wilt u mij even excuseeren?" Een lichte buiging was O'Malley's bevesti gend antwoord, terwijl hij zich innerlijk ver baasde over de kalmte waarmee deze man een dergelijke bizarre situatie aanvaardde. Barrett trok een kleine lade van zijn schrijf tafel uit en kreeg een blad onbeschreven wit papier. Vervolgens haalde hij uit zijn porte feuille een klein blaadje, kennelijk uit een notitieboekje gescheurd, te voorschijn en legde dat op het bureau. O'Malley zag dat er enkele regels in potlood op stonden. Terwijl hij eerst naar deze regels en daarna in den brief dien O'Malley hem had overhan digd, keek, begon Barrett woorden op het blanco papier te noteeren. O'Malley conclu deerde onmiddellijk dat de brief een mede- deeling in code was, waarvan de potloodregels den sleutel vormden. Maar wat Barrett schi! t L n hij niet zien. De financier voleindigde zijn werk, liet zijn oogen toen een oogenblik op zijn eigen werk rusten, en frommelde toen het blad papier in eikaar. Wat er op stond was ook niet meer dan enkele regels; daarvan was O'Malley zeker. Een dieproode kleur was langzaam over Barrett's gezicht getrokken. Hij keek met een zwakken glimlach naar zijn bezoeker, reikte daarop naar een luciferstandaard op de schrijftafel en streek een lucifer af. O* Malley had een gewaarwording dat de man tegenover hem, hem in het oog hield met het loerende van een kat. Nu bracht Barrett de vlam van den luci fer bij den brief dien O'Malley meegebracht had, daarna bij het papiertje uit zijn porte feuille, dat den sleutel van het geheim schrift bevatte en tenslotte bij het blad met zijn eigen aanteekeningen. Nadat hij ze aan gestoken had, legde hij de papieren de een na de ander op een grooten bronzen aschbak en keek toe hoe ze in elkaar knulden en met zacht kraken tot asch verteerden. Toen nam hij een papiersnijder en stampte daarmee de overblijfselen fijn. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 12