VROUWELIJKE VRIJWILLIGERS. Drie mannen en hun Noodlot Stoiadinowitsj, de Yugoslavische premier, tijdens zijn eerste rede in de verkiezingscampagne, welke thans in Yugoslavië is ingezet en op 11 December zal eindigen Aantreden. Een snapshot tijdens de oefeningen van de leden der vrouwelijke hulpdiensten in Engeland. Een aantal deel neemsters in training te Chelsea De onlusten in Palestina. Een patrouille der Royal Scots ontsnapte aan een wissen dood, toen onmiddellijk na het passeeren van de auto op den weg nabij Nablus een mijn ontplofte. Een groot gat werd in den weg geslagen door de explosie s Vrouwelijke Vrijwilligers, dat is opgericht om in tijden van mobilisatie of oorlog zijn diensten aan te bieden, heeft op de Keizersgracht te Amster dam een eigen gebouw in gebruik ge nomen. Het inschrijven der eerste .vrijwilligers" Achter barricades van zandzakken zijn te Lydda in Palestina Engelsche solda ten geposteerd ter bescherming van de spoorlijn naar Egypte Na de tentoonstelling „100 jaar Fran- sche Kunst". Het inpakken der schil derijen in het Stedelijk Museum te Amsterdam Het motorvrachtschip „Straat Soenda", te Krimpen aan den IJssel in aanbouw voor de Kon. Paketvaart Mij., is Dinsdag met goed gevolg tewater gelaten. Het schip glijdt in zijn element Z. K. H. Prins Bernhard doet den Hongaarschen Aarts hertog dr. Josef Frans die Dinsdag op het paleis Huis ten Bosch te Den Haag het noenmaal gebruikte, uit geleide FEUILLETON Naar het Engesch door A. J. HUISMAN. (Nadruk verboden), 35) .yNeen! John, die jarenlang als bediende bij Ward is, zegt maar steeds dat ik mij niet ongerust moet maken. Maar iets difinitiefs kan hij mij ook niet vertellen. Ik ik wil u niet lastig vallen, mr. O'Malley, maar Julian is 7,000 jong. Kimt kunt u mij misschien raden wat ik moet doen?" Een smeekbede als deze vond rechtstreeks den weg naar OMalley's overvol hart. Zijn oogen werden eensklaps donker van onver holen teederheid. Een ondeelbaar oogenblik leek het hem dat een zacht licht in de hare antwoordde, maar haar wimpers gingen bijna dadelijk omlaag. Hij zag een zachtroode gloed in haar hals en op haar wangen. Het kostte hem eenigen tijd om te her stellen van den zaligen schok die die blik hem gegeven had. Toen kon hij zichzelf wel om de ooien slaan dat hij haar in deze om standigheden in verwarring had gebracht. Hij beheerschte zich. „Miss Hunt", zei hij snel. „Ik zou heelemaal niets doen. Ik weet niet wat ik er van moet denken. Maar ik ben overtuigd dat ik iets beapalds op het spoor ben. En ik weet ook zeker dat uw broer, waar hij ook mag zijn, uitstekend in staat is om op zichzelf te pas sen. Het komt me voor dat wat u ook mag ondernemen dwars tegen zijn plannen zou kunnen ingaan. We hebben immers geen enkele reden om te veronderstellen, dat zijn zijn verdwijning, zooals u het noemt, niet geheel vrijwillig van zijn kant zou zijn". Claudia keek op. Haar blik was weer neu traal. „U bedoelt dat u niets zoudt doen in mijn geval? Maar misschien heeft hij hulp noodig. O, denkt u dat u gauw kunt ontdekken wat dit allemaal te beteekenen heeft?" „Dat hoop ik", antwoordde O'Malley. „Ik zal tenminste mijn uiterste best doen. En wat u betreft, ik zie niet in wat u zou kun nen doen. Als u zou willen zeggen wat er dien avond in zijn kant-oor gebeurd is, toen u hem dien brief bracht, dan zou mij dat op weg kunnen helpen". „O, dat doe ik liever niet!", riep ze. „Ziet u, ik hoorde toevallig iets dat een ander be trof. Als u erop aandringt zal ik het u zeg gen. Ik zal doen wat u het beste vindt". O'Malley schudde het hoofd. „Dan maar beter van niet. Ik kan tenslotte ook niet zeker zeggen dat het ons helpen zou. En ik hoop dat ik binnenkort iets definitiefs weet. Het heele geval is een verward mysterie en ik zou dolgraag met Barrett zelf spreken. Maar het komt zeker in orde. Dat zult u zien, miss Hunt". „Gelooft u niet wat de krant schrijft?" O'Malley loog zonder een zweem van aar zeling. „Geen woord! Echte krantensensatie. Het publiek wil dat nu eenmaal". Claudia keek opgelucht, toen glimlachte ze tegen hem. „U verstaat de kunst iemand op te beuren mr. O'Malley". En in zijn vreugdevolle opwinding ontging den jongeman volkomen wat voor hem het gelukkigste voorteeken van dezen middag was: dat ze hem zoo spoedig dien blik van daarnet, die aan duidelijkheid niet te wen- schen had overgelaten, vergeven had! Op dit moment kwam de thee. Ze schonk voor hen beiden in, overhandigde hem zijn kopje en begon aan het hare te nippen, weer rustig geresteveerd als altijd. OMalley, die naar haar keek, zag de scha duw van vermoeidheid om haar jonge oogen. Hij boog zich abrupt naar haar toe. „Nu Clmiss Hunt", verbeterde hij haas tig, Ja ten we dit alles een poosje uit onze gedachten zetten en overuzelf praten, wilt u?" Claudia keek hem aan. Ze bestudeerde den openhartigen ernst die uit zijn oogen sprak en sloeg het verlangende, aantrekkelijke ge- zich een oogenblik gade. Plotseling brak ze in hartelijk lachen uit, dat ze echter spoedig weer inhield. Toen was er een kort zwijgen. „Wat u vindt, is best", klonk het eindelijk zedig. HOOFDSTUK XVII. O'Malley krijgt bezoek. Onder een aanhoudend roffelvuur van vragen, vertelde Claudia aan OMalley van haar schooljaren en van haar bezigheden in de huishouding van haar halfbroer. Onbewust sprak ze veel over zich zelf en over haar kijk op het leven en de wereld. Hij vond het verrukkelijk haar zoo vertrouwelijk te hooren praten. Hoe langer hoe meer kwam hij onder Claudia's bekoring. Het jonge meisje was geestig en verstandig, ondanks haar jeugd. En ze toonde evenveel belangstelling in alles wat O'Malley zei, als deze voor hetgeen zij te vertellen had. Hij was veel te bescheiden om te bemerken dat Claudia, zelf onder de bekoring van het samenzijn, haar best deed om hem te behagen .Evenmin merkte hij op dat ze hem onder het praten aandachtig bestudeerde, al was het op iets minder idealistische wijze dan hij het haar deed. Jong en gezond als ze was, ontbrak het Claudia niet aan romantiek, maar zooals de meste moderne meisjes, had zij deze neiging leeren beschouwen als een goeden dienaar maar een slechten meester. Ze bezat één kostelijke gave, die OMalley reeds dadelijk in dit eerste, meer intieme gesprek opgevallen was; haar gest werkte op een heldere, logische manier, waardoor ze niet alleen een gedecideerde meening had, maar daar óók voor uit kwam. Hierin proef de hij haar verwantschap met Ward Bar rett. Ze vonden dat ze veel gemeen hadden, zin voor dezelfde soort humor en voorkeur voor dezelfde boeken en tooneelstukken. Zelf heimelijk gecharmeerd, haast tot een gevoel van teederheid toe, luisterde Claudia gefas cineerd en niet zonder inspanning verborg ze wat er in haar omging. Want zoo haar ro mantische gevoelens dien middag met haar op den loop gingen het scheelde niet veel of zij was haar macht over hen kwijtge raakt. Ze praatten tot lang na zes uur. Met schrik dachten ze eindelijk aan den tijd. En zonder dat ze het van elkaar wisten, kostte het hun allebei moeite om zich weer aan het ge wone leven aan te passen. Ze verlieten de palmenzaal en het hotel bijna zwijgend. OMalley riep een taxi voor haar en liet haar instappen. Bij het portier hield hij haar hand een oogenblik vast en keek in het fijne ge zichtje. „Wanneer wanneer zie ik u weer?" vroeg hij. „Ik weet het niet", was het ongekunstelde antwoord. „Maar ik hoop gauw!" Morgen? Hier? Om te vertellen, hoe het er mee staat?", drong OMalley aan. .Misschien. Als als u het prettig vindt". Ze knikte hem toe en glimlachte daarbij zoo neutraal-vriendelijk als mogelijk was. Maar ze slaagde daar niet volkomen in Maar het kloppen van den motor scheen minder snel dan het kloppen van haar hart toen ze wegreed. Ze ging naar huis voor een eenzaam middagmaal, tenzij haar halfbroer terug was gekomen, want Julian was tegen woordig haast nooit meer thuis. Ze hield van Ward en er was nog steeds bezorgdheid in haar hart. Maar O'Malley had haar toch wel een beetje gerustgesteld, omdat ze zoo graag gerustgesteld wilde worden. En nu, zoo kort na het prettige samenzijn met hem, leek haar angst niet zoo schrijnend meer en ver dween die een beetje naar den achtergrond van haar bewustzijn. Claudia was een heel menschelijk jong meisje. O'Malley bleef op het trottoir staan tot de taxi uit het gezicht was verdwenen en toen plofte hij weer pardoes op de aarde terug. Hij was gevangen in een warnet van tegen strijdigheden en de mazen schuurden pijnlijk langs hem heen. Claudia had zich van zijn ganschevi wezen meester gemaakt, zijn hart en zijn geest in vuur en vlam gezet met be wondering en teederheid en verlangen. Maar ze verafgoodde haar halfbroer. En\o*Malley verheelde zich niet dat hij nog altijd bezig was de bewijzen bijeen te zoeken dat Barrett een dief en misschien wel een moordenaar was. Hij had tegen haar gelogen, toen hij haar verzekerde dat Ward Barrett geen gevaar liep terwijl hij zelf geloofde Wat geloofde hij? Dat was nu juist de moeilijkheid. Hij wist niet of hij gelooven moest dat Ward Barrett een geslepen schurk was of een goed mensch, verstikt in een doolhof van eigenaardige om standigheden. O'Malley was in Zuidelijke richting langs de Avenue teruggekeerd. Het was een mooie avond en de trottoirs waren overvol. Hij slen terde langzaam door de huiswaartskeerende menigte, om daarna een stiller zijstraat in te slaan. Al die menschen leidden hem af en hij wilde rustig nadenken. (Wordt vervolgd k

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 13