Driemannen en hun Noodlot In het Kamerlingh Onnes-laboratorium te Leiden heeft de Nederlar ^sche Vereeniging V00J\ techniek Vrijdag haar 54ste algemeene vergadering gehouden. Prof. W. H. Keesom (links) hield bij deze gelegenheid een voordracht De autoriteiten, waaronder burgemeester De Vlugt, op inspectietocht door donker Amsterdam, tijdens de groote verduisteringsoefeningen van Vrijdagavond Koning Leopold van België met zijn zuster, Prinses Marie José bij aankomst te Londen in de auto na het verlaten van het Victoria Station Donker Amster dam. Ook de dak raampjes mochten niet vergeten wor den bij de verdui- steringsoefeningen welke de hoofdstad Vrijdagavond mee maakte Doordat ook de 15e partij van de match om het wereld kampioenschap dammen, welke Vrijdag te Amsterdam werd gespeeld, in remise eindigde, behield Raichenbach zijn titel. Keiler (rechts) feliciteert den Franschen wereldkampioen In geheel Palestina zijn de belangrijke gebouwen der steden onder scherpe bewaking gezet. Een post voor een der voornaamste bankgebouwen van Haifa park blaad'ren vallenHerfststemming Stadspark te Maastricht Een controlepost in den toren van de Zuiderkerk te Amsterdam tijdens de groote verduisteringsoefeningen van Vrijdagavond FEUILLETON Naar het Engesch door A. J. HUISMAN. (Nadruk verboden). 38) „Maar hoe weet u het? Bent u dan zelf thuis geweest?" Barrett hief met een ruk het hoofd op en keek hem aan. „Waarom wilt u dat weten?" klonk het, scherp als een pistoolschot. O'Malley dacht een oogenblik na. „Het doet er niet toe", zei hij toen. „Maar weet u wat, mr. Barrett; ik wil u een voor stel doen. Laten we de kaarten op tafel leg gen, voor zoover dat mogelijk is. Als miss Hunt werkelijk verdwenen is, willen we haar allebei graag terugvinden. Tot zoover kunnen we dus samenwerken. De rest kan wachten tot ze er weer is. Gaat u daarmee accoord?" Barrett nam een paar groote passen. Toen ging hij naar O'Malley terug en barstte in een hard lachen uit. „Met „de rest", bedoel je zeker den moord op Bindles, hè?" vroeg hij woest. „Je bent op het kantje ontsnapt, mijn jongen! Ze zoe ken je nog!" O'Malley schrok even, beheerschte zich en begon toen te grinneken. „Nu", merkte hij op, „wat brutaliteit aan gaat, komt u de eerste prijs toe, mr. Barrett. Neem me niet kwalijk dat ik het u zoo on omwonden zeg". Barrett keek peinzend naar hem |n zette daarop zijn wandeling door de kamer weer voort. „Neen, ik neem je dat niet kwalijk", ver klaarde hij afwezig'. O'Malley voelde iets van bewondering in zich opkomen, bewondering die zich uitte in een waardeerend lachje. Wat hij ook mocht zijn, een kérel was Barrett. „Maar vertel me eens", hernam hij abrupt, „hebt u eenig idee waar ze kan zijn? Denkt u dat ze tegen haar wil wegblijft?" Barrett draaide zich met gefronst voor hoofd om. „Ze is weggegaan op een boodschap van mij, een mededeeling dat ik haar noodig had Ik heb haar geen boodschap gestuurd". „Hoe weet u dat allemaal?", vroeg O'Malley Barrett keek hem ironisch aan. „O vergeet dat, wilt u", verzocht O'Malley. ..Ik probeer heusch niet u in een val te lokken, mr. Barrett. Hoe dan ook, ik sta aan uw kant, terwille van Claudia". De naam was eruit, eer O'Malley het verhoeden kon. Hij had allang opgehouden aan haar te den ken als miss Hunt. „O!", kwam het een beetje gerekt. Maar die korte uitroep sprak meer dan boekdeelen. Tot zijn groote ergernis voelde O'Malley zich rood worden. „Wel", voegde hij er aan toe. „Louise Chester is er ook nog natuurlijk". Ward Barrett's gelaatsuitdrukking veran derde een ondeelbaar oogenblik volkomen en O'Malley ving een glimp op van den inner- lijken mensch. En in dat ééne moment had hij Barret getaxeerd. Want in de sombere oogen las hij een levende droefheid ,een schrijnende gelatenheid. Maar het was maar heel even. dat hij dit zag. Barrett wendde zich onmiddellijk af. „Ze is vrijwel straatarm, is het niet O'Ma; iey?", vroeg hij met een lage, effen stem. „Tenzij ze het gestolen geld terugkrijgt" „Dus ze heeft het erg noodig?" O'Malley aarzelde. Toen antwoordde hij: „Och, ze geeft zoo weinig om geld. Ze is een kraan, en ik zou niets liever willen dan dat zij het terugkreeg. Ten slotte komt het haar toch toe". „En jij gelooft dat ik het gestolen heb hè?" merkte Barrett afwezig op. Opnieuw was O'Malley volkomen uit het veld geslagen. „Waarom denkt u dat in vredesnaam?", wilde hij weten. „Nu, je volgde mij, of beter gezegd, ging me voor naar Bindles' huis dien nacht. Je moet een reden gehad hebben om te ver onderstellen dat ik daar heen ging. Waaro meende je dat tenzij je mij van den diefst van Chester verdacht?" „Lieve deugd!", riep O'Malley, „waarom is moest Barrett keerde zich abrupt om en staarde hem opnieuw uitvorschend aan „Ik kan me ook niet voorstellen waarom je dat moest denken", viel hij hem in de rede", tenzij je den brief, dien je me bracht, begre pen hebt. Misschien heb je hem wel gecopieerd en laten ontcijferen? Is dat zoo?" O'Malley zweeg. Hij had den indruk dat hij, door het tegen Barrett op te nemen, verre boven zijn macht gegrepen had. ,Heb je dat gedaan?", herhaalde Barret nieuwsgierig. O'Malley ontmoette zijn blik en knikte. „Heb je het aan de politie laten zien?", nformeerde Barrett. .Neen!" brulde O'Malley. „En zou het niet verstandiger zijn om tot miss Hunt terug te keeren?" „Dus dat heb je nog niet gedaan", stelde Barrett op peinzenden toon vast. „Waarom niet? Terwille van Claudia?" „Ten deele", gaf O'Malley toe. „Maar wacht nog eens even; ik heb zelf ook een paar vra gen te stellen. Wie schreef dien brief?" Barrett staarde hem nadenkend aan, maar zweeg. „Wie is de persoon, die zijn brieven met een groene inktvlek onderteekent?" „Steek je band niet nog dieper in het wes pennest, O :y", adviseerde Barrett glim lachend. „Wie vermuurdde Bindles?", hield O'Malley aan. „Je denkt toch niet dat ik dat heb ge daan?", kwam onmiddellijk de wedervraag. O'Malley schudde ongeduldig het hoofd. „U was niet lang genoeg in het huis; anders zou ik het wel gedacht hebben. Maar het bloed was al gestold toen ik Bindles vond en waren ong een paar andere kleinigheden die rop wezen, dat u de dader niet bent. Maar ie heeft hem dan wèl vermoord?" Barrett schudde langzaam het hoofd. „Ik weet het niet". „Wie is Mc Girk?", vroeg O'Malley plomp verloren. Nu was hij er toch in geslaagd, Barrett, die steeds in zijn eigen gedachten verdiept was, te laten schrikken. „Wat weet jij van Mc Girk?" zei hij snel. .Ben verduiveld klein beetje! Maar ik heb een grondige reden om te vragen wie hij is en wie de man van de groene inktvlek is!" „Een reden in verband met mijn buster?", viel Barrett vinnig uit en op O'Malley's hoofd knik: „Wat is dat dan?" „Wel", antwoordde O'Malley, „ik heb een anderen brief met zoo'n groene inktvlek te pakken gekregen, dat is alles. En dezen keer was die voor Mc Girk bestemd". In een paar woorden beschreef hij zijn avontuur van den vorigen avond. Hij legde uit dat het feit dat hij Mc Girk herkend had als de man, die dien eersten brief met de groene inktvlek geprobeerd had aan Claudia afhandig te maken hem er toe gebracht had meer van het doen en laten van Bindler be diende te willen weten. ..En", besloot hij, „ik kon geen kop of staart aan die mededeeling vastmaken, maar nu be gin ik te gelooven dat die tweede brief in verband kan staan met de verdwijning van Clvan miss Hunt, ofschoon ik natuurlijk niet weet hoe". „Waarom? Heb je hem hier?" O'Malley haalde de enveloppe uit zijn zak, waarop hij de mededeeling in code geschre ven had. Hij hield die Barett voor, maar de oudere man maakte een afwijzende bewe ging. „Wacht eens. Waarom bemoei je je met deze geschiedenis, O'Malley? Is het pure nieuwsgierigheid of handel je ten behoeve van iemand anders?" „Eerst interesseerde ik me er voor terwille van Louise Chester, die een goede vriendin van mij is, als een zuster bijna. De kwestie is dat Chester overtuigd was dat u den dief stal moest gepleegd hebben". Barrett aarzelde even. Toen: „Waarom ben je niet naar de politie ge gaan?" „Chester had geen bewijs. En misschien zou ik het na Chesters dood wel gedaan hebben, als het niet om Louise was geweest". Barrett keerde zich af en tuurde naar de donkere straat. ,Be wilde het niet gelooven", vervolgde O'Malley na een kleine pauze. „Ze gaf toe dat het motief-wraak sterk genoeg was, maar ze zei dat u nooit tot zoo iets in staat zou zijn". Barrett draaide zich opeens om. Zijn ge zicht verried een mengeling van verbazing en bitterheid. .Maarmaar...." Opeens zweeg hij. ■Br was nog een andere reden", ging O'Mal ley voort. „Het gedrag van een der personen die in het huis van Chester aanwezig waren in den nacht van den diefstal kwam name lijk niet overeen met wat hij ons direct daar na en de politie den volgenden morgen ver telde". (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 11