Driemannen en hun Noodlot
Koning Cfiristiaan woonde den voetbalwedstrijd Denemarken Nederland te
Kopenhagen bij. De vorst laat de spelers van het Oranje-team aan zich
voorstellen
De gestrande log
ger Sch. 102 is
door den drijven-
den bok „Kolossus"
gelicht. Het ge
vaarte met zijn last
in de Schevening-
sche haven. Op den
voorgrond tonnen
met haring van het
verongelukte schip
De heer J. L. Nijsingh, die te Den Haag
afscheid nam als voorzitter van het
Kon. Ned. Landbouw Comité, ontvangt
uithanden van dr. A. A. van Rhijn,
secr.-gen. van het Dep. van Economi
sche Zaken, een hooge onderscheiding,
hem verleend wegens zijn vele groote
verdiensten
De start van den herfsttocht der
K.N.A.C. vond Zaterdagavond te Am
sterdam plaats. - Een kijkje bij het
vertrek
Burgemeester dr. W. de Vlugt (midden) geniet van het
wijde uitzicht vanuit den beroemden toren van Ransdorp,
welke na een langdurige restauratie Zaterdag door hem
officieel is overgedragen
Een spannend moment voor het Nederlandsche doel tijdens den oefenwedstrijd, welke het
Continentaal elftal Zondag tegen het Ned. B-elftal in het stadion te Amsterdam speelde
FEUILLETON
Naar het Engesch
door
A. J. HUISMAN.
(Nadruk verboden).
39)
Barrett wierp een schuinschen blik naar
O'Malley.
bromde hij. Toen, na een oogen -
blik: „Hoe kwam je dien avond op het spoor
van den brief en juist op tijd om mijn zuster
te helpen?"
„Dat was puur toeval", lichtte O'Malley in.
„Ik passeerde toevallig toen ze naar buiten
kwam rennen. Mijn club is net tegenover
uw kantoor".
Barrett zei een heele poos niets en O'Malley
stelde hem plotseling een vraag.
„Wat ik zeggen wil", begon hij, „bent u al
thuis geweest?"
Barrett schudde ontkennend het hoofd.
„Hoe weet u dan dat miss Hunt er niet
is?"
„Van mijn bediende. Ik ben in contact met
hem gebleven".
„John?", glimlachte O'Malley.
Barrett gaf hem een snellen blik.
„Hoe weet jeO. Claudia heeft je na
tuurlijk van hem verteld".
„Juist", stemde O'Malley in. „En nu nog
wat. Waarom bent u verdwenen? Om den
moord op Bindles of den diefstal bij Ches
ter?"
Barrett kwam terug van het raam. waar
h'; heengeloopen was en vestigde een paar
grimmige oogen op O'Malley. Dan glimlachte
bij.
„Laat mij dien brief met de inktvlek maar
eens zien. We verpraten onzen tijd".
O'Malley stond op, liep naar de tafel en
legde daarop de enveloppe neer, waarop hij
de boodschap had overgeschreven. Barrett
voegde zich bij hem en nadat de Ier enkele
seconden naar de raadselachtige mededeeling
had gestaard, sloeg hij zich eensklaps met de
hand tegen het voorhoofd en riep uit:
„Ik geloof dat ik er ben! U zegt dat miss
Hunt om zeven uur het huis verlaten heeft!
Krankzinnig dat deze mogelijkheid geen
oogenblik bij mij opgekomen is! Maar dat
was warempel wel het laatste waar je aan
denken zou. Maar met die jobstijding van u
komt er een beetje licht in de duisternis. De
mededeeling luidt, zooals u ziet: „Taxi zeven
hun tasch huis". In verband met denn tijd
waarop uw zuster is weggegaan, vraag ik me
af of die „t" van „tasch" niet bij „hun" ge
lezen moet worden. Zooals ik de letters ge
combineerd heb, kreeg ik tenminste een reeks
van verstaanbare woorden, al snapte ik den
zin er niet van. Maar nu zou ik zeggen dat
er wel kan staan „Taxi zeven HuntWat
denkt u ervan?"
„Dat klinkt zeker heel aannemelijk", gaf
Barrett toe. „Maar dan zitten we nog met de
volgende letters: as.c.h.h.u.i.s. Wat beteekenen
die aan voor den drommel? Weet je zeker dat
je de boodschap goed hebt overgenomen?"
.Absoluut", bevestigde O'Malley. „Ik heb
het nog eens zorgvuldig met het origineel ge
controleerd. Bovendien, Mc Girk had de let
ters al onderstreept".
„Nu", meende Barrett, de oogen nog steeds
op de mysterieuze schriftuur gericht", die
eerste drie woorden gevens ons tenminste een
idee wie er mere van af weet. Mc Girk heeft
er de hand in. dit staat nu wel ais een paai
boven water. Maar waar is ze? Aschhuis blijft
er over. Huis zal wel goed zijn, maar wat be-
teekent dat „Asch?"
Nog over de enveloppe gebukt, zag O'Malley
hem van terzijde aan.
„Door Mc Girk hebben we een spoor", op
perde hij. „Ik ga weer naar dat liefelijke
pension om hem in de gaten te houden. Ik
heb u toch verteld dat ik er een kamer ge
nomen heb, in het huis waar hij woont, niet
waar? Gaat u mee?"
Barrett schudde het hoofd, zijn wenk
brauwen samengetrokken.
„Ik kan helads niet. Er is nog teveel dat
gedaan moet worden. Ze zullen haar heusch
niets durven doen".
„Ze zullen haar alleen doodelijken angst
aanjagen", oordeelde O'Malley met een
heesche trilling in zijn stem en een dreigen
den gloed in zijn oogen. „Maar waarom zouden
ze haar weggelokt hebben? Wat iso hun mo
tief?"
Barrett pakte hem bij de revers van zijn
colbert.
„Ga jij, O'Malley en zie haar te vinden!
Ik kan de politie er niet in mengen. Het
zou alles bederven. Tot welk kamp je eigen
lijk behoort weet ik niet, maar ik moet je
wel vertrouwen. Zie dat je haar vindt en terug
brengt".
„Daar heb ik heusch geen aansporing voor
noodig", klonk het positief. „En Barrett, wie
is de man van de groene inktvlek?"
Barrett gaf niet direct antwoord en zijn han
den bewogen onrustig.
„Ik weet het niet", kwam het toen; dat
moet ik zelf zien uit te vinden. En gauw ook",
voegde hij er nadrukkelijk bij.
„Heb je absoluut geen idee?", drong
O'Malley aan.
„Alleen vermoedens. En die zijn nog niet te
bewijzen. Maar over een paar dagen zal ik
het weten. Maar ga jij nu. O'Malley?"
„Direct maar nog één vraag. Krijgt uw
halfbroer Julian een toelage van u?"
Barrett keek hem onderzoekend aan.
„Kleeren en huisvesting", was het antwoord.
.Anders niet. Als de jongen geld uit wil
geven moet hii het zelf verdienen. Hoe
zoo?"
„Och, zoo maar", klonk O'Malley's schouder
ophalend bescheid. „Het is maar een vraag.
En nu ga ik. Het is al verdraaid laat. Maar
ik heb een sleutel. Gaat u zoover mee?"
Barrett knikte en begaf zich naar de deur.
O'Malley draaide het licht uit en ging voor
naar de benedenhall. Hij liep op zijn teenen
en merkte dat Barrett even zacht liep als
hij.
Toen O'Malley de voordeur geruischloos
achter hem had dicht getrokken, wandelden
zij in Westelijke richting. Alle vermoeidheid
vair straks was van den Ier afgevallen de
noodzakelijkheid om te handelen voor
Claudia nog wel! bezielde hem met nieuwe
kracht. Bij Madison Avenue bleef Barrett
staan.
„Jij gaat Zuidwaarts, nietwaar?", infor
meerde hij.
„Ja, ik neem de ondergrondsche. Gaat u...?"
aarzelde hij.
Barrett glimlachte flauwtjes.
„Ik ga niet dien kant uit", zei hij. ,Goe-
dennacht en veel succes".
Hij stak zijn hand uit en O'Malley nam
die dadelijk aan en drukte die hartelijk.
Direct daarna had Barrett zich omgekeerd
en liep met vlugge tred naar het Noorden,
O'Malley alleen bij den hoek achterlatend.
Bij Fourteenth street verliet de jongeman
den ondergrondsche en haastte zich naar zijn
pension. Hij arriveerde op een goed moment:
want toen hij nog eenige deuren van het
huis verwijderd was, kwam van den anderen
kant een taxi aanrijden, die met een luid
knarsen van de remmen voro het huis van
mrs. Peil stopte.
O'Malley, die zich vlak bij een lantaarn
paal bevond, schoot direct achteruit en hield
zich naast een van de stoepen schuil.
Een man sprong uit de taxi en liep het
pension binnen. Zoodra het portier gesloten
was, schakelde de chauffeur weer in en de
auto kwam luid snorrend in O'Malley's rich
ting.
In een plotselinge opwelling begon de Ier
over het trottoir te zwaaien. Toen de taxi
vlak bij hem was, liet hij zich op de knieën
vallen in de hoop dat de chauffeur hem
meer zou laten rijden. Datt zou hem wellicht
op een spoor brengen. Maar deze buitenkans
viel hem niet ten deel. De man leunde alleen
naar buiten en riep den voorgewenden dron
kelap eenige spottende opmerkingen toe.
Even later was de auto Seventh Avenue in
gereden. O'Malley richtte zich op en begaf
zich voldaan naar het pension. Voor een deel
was het toch nog gelukt: hij had het gezicht
van den chauffeur gezien.
Het was dezelfde vermoedelijk in de
zelfde taxi die Claudia en hem dien nacht
door het park gereden had toen ze over
vallen en gefouilleerd waren.
O'Malley bereikte het hek en keek naar
boven. Terwijl hij keek. flitste het licht aan
achter de vensters op de tweede verdieping
en met een zucht van dankbaarheid liep hij
zoo min mogelijk geluid makend het pad op,
sloop over de veranda en stapte het huis
binnen
HOOFDSTUK XIX.
„Doodelijke angst".
Op zijn teenen ging O'Malley naar de
kamer die hij gehuurd had en zette zich op
den rand van zijn bed tot nadenken. In ieder
geval stond het vast dat Mc Girk de hand
had gehad in het weglokken van Claudia.
Vermoedelijk hield hij haar ergens gevangen,
hoepel het motief daartoe volkomen in het
duister lag.
(Wordt vervolgd).