VERSCHIL VAN ONDERWIJS IN AMERIKA EN NEDERLAND Minister Van Boeyen niet ontevreden over luchtbescherming. Kunst in Haarlem en daarbuiten. kï li i EERSTE KAMER. WOENSDAG 7 DECEMBER 1938 HA'A'REEM'S DAGBEAD Vergelijkingen over het M. O. In het eerste artikel werd reeds het verschil tusschen het lager onderwijs in Amerika en Nederland in het licht gesteld. Alle leerlingen die de zes klassen der Ameri- kaansche lagere school gevolgd hebben, ver krijgen daardoor het recht een middelbare school te bezoeken. Een toelatingsexamen be staat niet. In sommige staten is het bezoek der middelbare school verplichtend gesteld, maar ook in de staten waar dit niet het geval is, wordt de middelbare school druk bezocht. De middelbare school bestaat uit drie afdee- lingen, het college department, opleidend voor de universiteit, het commercial department, opleidend voor den handel en het technical department opleidend tot die vakken waarbij handenarbeid een belangrijke rol speelt. De leerlingen die zich elk jaar bij het begin van den cursus aanmelden, worden onderwor pen aan een psychische test. Hierdoor tracht men zich een indruk te vestigen omtrent hun geestelijke capaciteiten. Ik wil hier aan toe voegen, dat naar mijn persoonlijk inzicht, aan de wijze waarop deze tests in Amerika worden toegepast belangrijke gevaren verbonden zijn, maar het is hier niet de plaats daar verder op in te gaan. Naar aanleiding van de resulta ten der psychische test en mede in aanmer king genomen de adviezen door de lagere school uitgebracht, ontvangt de leerling, of beter gezegd de ouders, een advies, welke dei- drie afdeelingen der middelbare school het meest geschikt is. Dit advies is niet bindend, de ouders blijven vrij hun kinderen te doen inschrijven voor een afdeeling der middelbare school waarvoor een grootere intelleetueele aanleg vereischt is dan waarover hun kind geacht wordt te beschik ken. Maken de ouders van deze vrijheid ge bruik, dan valt de verantwoordelijkheid op hen. Het kan namelijk blijken, dat het peil van het onderwijs boven het geestelijk niveau van den leerling is en deze dus wat wij noemen er „voor spek en boonen" bij zit. Voor den leer ling beteekent dit verloren tijd. Deze tijd had de leerling nuttig kunnen besteden door het aanleeren van vakken waarvoor zijn aanleg hem wel geschikt maakt. Grijpen de ouders na verloop van tijd zelf niet in, dan doet de middelbare school dit en plaatst den betrokken leerling over naar die afdeeling waar- hij naar aanleg in thuis hoort. De ouders behoeven zich nog niet bij deze beslissing neer te leggen, maar meestal doen zij dit wel. Het aantal verplichte leervakken is gering, als regel slechts vier. In de eerste plaats komt het taalonderricht. Bij dit vak wordt getracht den leerlingen er aan te doen wennen zelf standig een bibliotheek te raadplegen en in bepaalde standaardwerken de in de lessen behandelde onderwerpen ook nog van een ander standpunt uit te benaderen. Het tweede verplichte vak is eenigermate te vergelijken met onze plant- en dierkunde, maar is daar niet identiek mee. Het wordt aangeduid als Life sciences. De leerlingen lee- ren watermonsters op de zuiverheid onderzoe ken. Verder krijgen zij monsters van bedorven etenswaren en leeren door microscopisch on derzoek vast te stellen wat aan die waren mankeert. De meer speciale taak van dit vak is den leerlingen te leeren goed de dingen in het dagelijksch leven te observeeren. Als derde vak sluit zich hier bij aan staats wetenschappen. In dit vak worden de voor deden der democratische republiek breedvoe rig naar voren gebracht. Het laatste verplichte leervak is lichamelijke opvoeding. Naast de verplichte leervakken bestaan een aantal facultatieve vakken. De leerlingen moe ten zeggen welke loopbaan zij later graag zouden willen volgen.. Aan eiken leerling wordt nu een leeraar-mentor toegewezen tot wien hij zich went om advies en deze leeraar- mentor gaat na welke vakken den leerling bij deze latere loopbaan te pas zouden kunnen komen. Vaak wint de leeraar daarbij raad in van reeds in dat vak werkzame personen. In over leg met den betrokken leerling stelt de leeraar dan een schema vast van de vakken welke de leerling verder volgen zal. Het aantal facul tatieve vakken houdt dus direct verband met de leergierigheid van den leerling zelf. Hij kan het zich zelf zeer gemakkelijk maken. De Amerikaan ontkent echter dat er nuttig effect te verwachten is van dwang op den leerling uitgeoefend tot het aanleeren van meer vak ken, want met onwillige honden is het slecht hazen vangen. Gedurende de eerste drie jaren is het onder wijs op de junior highschool vrij oppervlakkig en kan de leerling desnoods nog overgaan naar een andere studierichting. Scherp opgevoerd en sterker gespecialiseerd wordt het onderwijs gedurende de drie daarop volgende jaren van de senior highschool. Het zal ieder duidelijk zijn, dat een sterke specialisatie en differentiatie alleen econo misch verantwoord is, wanneer voldoende aan tallen leerlingen zich voor elk onderdeel laten inschrijven. Daarom wordt graag gezien dat het aantal leerlingen op een middelbare school zoo groot mogelijk is. De grootste middelbare school welke ik bezocht telde in de twee afdee lingen tezamen 15000 (vijftienduizend) leer lingen, maar het moet toch nog niet de aller grootste instelling op dit gebied zijn geweest. Er waren aan deze school 365 leeraren ver bonden. De differentieering van het onderwijs was tot het uiterste opgevoerd en was er op gericht den leerling'volkomen geschikt te ma ken voor zijn latere loopbaan. Een zeer speciale en zeer goede opleiding werd gegeven aan de leerlingen die naar de universiteit wilden gaan. Ook hierbij werd rekening gehouden met de te volgen studie richting. Leerlingen, die talen of rechten gaan studeeren worden niet lastig gevallen met wiskunde. Leerlingen die in wiskundige rich ting willen studeeren velgen een verlicht taaiprogramma. De school maakt klaar voor de latere studierichting of voor de latere loopbaan. Opvallend was het dat het laten zitten van een leerling ook hier een volkomen onbekende maatregel was, die ten zeerste werd afgekeurd Zou het noodzakelijk zijn, dat een leerling een klasse herhaalde, dan zou daaruit blijken dat niet de leerling een fout gemaakt had, maar de school en dat wel in dien zin, dat de school den leerling onderwijs deed volgen waarvoor hij niet geschikt was. De school had dat bijtijds moeten merken en had er voor moeten zorgdragen dat niet een jaar nutteloos verspild werd. Bovendien wordt er geredeneerd, wat voor zin zou het kunnen hebben om een leerling die geen wiskundigen aanleg bezit wiskunde te doen leeren en hem daartoe nog eens een klas te doen herhalen. Hoogstens zal hij of zij hierdoor een beter afgerichte papegaai worden. De eigenlijke zin van de wiskunde zal hem blijven ontgaan. Ook een eindexamen bestaat niet. Elke leer ling krijgt na zes jaar het einddiploma. Uit dit einddiploma blijkt echter alleen dat hij de middelbare school heeft afgelocipen. Niet blijkt daar uit of hij tot de intelligente of niet intelligente leerlingen hoorde. De de mocratische beginselen eischen dat allen ge lijk behandeld worden en dus een gelijk eind diploma krijgen. Wenscht echter de leerling verder te gaan studeeren, dan heeft hij een speciale aanteekening noodig waaruit blijkt, dat hij de cc-llege-afdeeling der middelbare school gevolgd heeft, terwijl uit deze aanteeke ning tevens blijkt voor welke studie-richting hij opgeleid werd. Ook geeft de middelbare school 'n oordeel over den aanleg, spreekt zich dus over de al of niet geschiktheid voor de verdere studie uit. Dat oordeel is gebaseerd op de zes-jarige ervaring met den leerling op gedaan. Bezien van zuiver intellectueel standpunt uit, is de waarde van het einddiploma van onze middelbare school hooger dan dat der Amerikaansche middelbare school. Wij eischen van eiken leerling een bepaalde minimum prestatie. De Amerikaansche middelbare school verlangt slechts dat de prestaties der individueele leerlingen in overeenstemming zijn met hun aanleg. Dwang bestaat zoogoed als niet. Voor een overladen leerprogramma wordt zorgvuldig gewaakt. Dit is in scherpen tegen stelling met ons systeem. Onze middelbare instellingen leveren jaarlijks groote hoeveel heden leerlingen af, kundig in zeer veel vak ken, deskundig in geen enkel vak. Onafhan kelijk van de studierichting worden allen door enkele nauwe kanalen gedreven. Onafhanke lijk van de vraag of degenen, die direct na het eindexamen een werkkring zoeken eenig nut zullen hebben van het geleerde, worden allen gedwongen eenzelfde leerstof te verwer ken. Ons onderwijs staat buiten de samen leving en staat daar vaak zelfs vij andig- tegenover. Het Amerikaansche middelbaar onderwijs is een deel van de samenleving en past zich hier zoo veel mogelijk bij aan. De Amerikaan sche middelbare school levert de leerlingen af klaar voor de praktijk, gereed voor een bepaalde studierich ting. Wij leveren de leerlingen zoo af, dat de praktijk hen verder moet vormen. Velen gaan studeeren, die er niet geschikt voor zijn, want goede eind-examencijfers waarborgen zeker geen aanleg voor studie. De eischen onzer middelbare instellingen worden steeds in concurrentie met elkaar verder op gevoerd en de universiteiten klagen steeds j luider over het minder wordende gehalte der abituriënten Ons onderwijs staat volkomen onaandoen lijk tegenover de leerlingen als een abstract en onvermurwbaar iets. Minder begaafde leer lingen sluiten wij uit van het volgen van mid delbaar onderwijs. In het Amerikaansche systeem is de leerling primair, wordt rekening gehouden met den aanleg en ook de minder of niet-begaafde leerling krijgt voortgezet onderwijs, al is het peil dan ook wat lagei dan voor den begaafde. Ons systeem schept problemen en psychische complexen, door de overmatigen druk in de opgroqiings jaren uit geoefend Het Amerikaansche onderwijs kent die problemen en complexen niet. Het is zoo ruim, dat de lichamelijke psychische en in telleetueele ontwikkeling harmonisch ver- Ioopen zonder elkaar te verdringen. De Ameri kaansche jeugd is een gelukkige. In een laatste artikel volgen neg eenige conclusies waartoe de vergelijkingen op het terrein van het lager- en het middelbaar onderwijs leiden. Dr. E. A. KREIKEN. Weensch-Joodsche kinderen naar ons land? Nederlandsche Regeering weet nog van niets. Naar aanleiding van het uit het buitenland afkomstige bericht, als zouden Donderdag a.s. 2.000 Joodsche kinderen uit Weenen naar Nederland vertrekken, werd ons by informa tie te bevoegder plaatse medegedeeld, dat de Nederlandsche regeering van dit transport niet op de hoogte is en dat het uitgesloten moet worden geacht dat een zoo groot aantal kinderen uit Weenen dezer dagen in ons land zal worden opgenomen. TWEEDE KAMER In 1939 zullen alle gemeentelijke plannen gereed zijn. Mr. Sfeenberghe als late Sinterklaas DEN HAAG, Dinsdag. Na de installatie van Mr. Bijlsma (v.-d.), die de door 't bedanken van Rotterdam's nieuwen burgemeester Mr. Oud, opengekomen plaats is komen innemen, voerde de heer d'Ansembourg nog het woord over „Binnenlandsche Zaken", daarbij o.m. juist be doelde benoeming in de Maasstad afkeurende, terwijl we hem voorts van leer hoorden trekken tegen de burgerwachen, voor toekenning van kiesrecht aan alle 21-jarige Nederlanders, waar ter wereld ook verblijf houdende enz. enz. De heer IJsselmuiden (R.-K.) keurde af, dat de nat.-soc. spreker voorts nog gepoogd had po litieke munt te slaan uit de opvattingen, door de R.-K. Staatspartij ten aanzien van bestrijding der openbare onzedelijkheid gekoesterd. Deze spr. wenschte de burgerwachten als zoodanig afge schaft en in plaats van hun huidige, een taak ingeschakeld te zien met het oog op de luchtbe scherming. De heer v. d. Tempel (s.-d.), die Buziau na zeide „er zit toch wel wat in", wat betreft de door den Amsterdamschen wethou der Rustige verkondigde stelling dat de stedelijke werkloosheid evenzeer een nationale ramp is als de crisis in 't landbouwbe drijf, nam het op voor de gemeentelijke zelfstandig heid en voor de financieën van de gemeenten. Deze afgevaardigde bleek ook geenszins gerust over de Regeeringsplannen in zake de gemeentelijke inkomstenbelasting en de overige belasting voornemens ten aanzien van de gemeenten. De toestand van de groote ge meenten speciaal van Rotterdam en Amster dam is volstrekt onhoudbaar. Een pleidooi van den heer v. d. Putt (R.-K.) voor betere luchtbescherming, speciaal meer medewerking van de zijde van het Departement van Binnen landsche Zaken, een betoog van den heer Ter Laan (s.-d.) voor een liberale, van Ds. Zandt (StGer.) voor een zeer gestrenge toepassing van de regeling inzake de Zondagsrust, voorts een klacht van dezen afgevaardigde over volgens hem zoo nu en dan begane fouten bij burge meestersbenoemingen en verder over te weinig actieve bemoeiing van de Regeering op 't ge bied van de luchtbescherming. Toen kon eindelijk de Minister van Binnen landsche Zaken aan het woord komen, die eerst {S.D.A.P.) even met de cijfers aantoonde, dat de grief (Mr. Diepenhorst a.-r.) als zou op Binnenlandsche Zaken niet voldoende bezuinigd zijn, ongegrond was. Bij burgemeestersbenoemingen is het aldus de Minister in dezen tijd meer dan ooit noo dig beslag te leggen op alle goedwillende krach ten. Sprekende over de toe passing van de huidige Bioscoopwet een nieuwe wet is in uitzicht gesteld roerde de Minister eeni ge gevallen van burge meesterlijk ingrijpen aan (o.m. te Alphen. waar de vertoon ing van „Grazige weiden" halverwege stop gezet werd), waarbij hij in hoofdzaak de burgervaders in kwestie in bescherming nam. De Minister is er "(r* süaüpartiF vast van overtuigd, dat in de eerste plaats noodig is optreden van de ge meentebesturen tegen bedreigingen van de open bare eerbaarheid en ook, dat het den gemeen ten allerminst aan activiteit te dezen aanzien ontbreekt. Ten opzichte van de Zondagsrust stip te de Minister aan, dat z.i. het Gemeentebe stuur van Den Haag met betrekking tot de ver gunning voor de voorjaarskermis in den Dieren tuin verkeerd handelt, door zich eigenlijk aan haar verantwoordelijkheid te onttrekken. In Noord-Holland wordt de Zondagswet ten op zichte van de kermissen wel degelijk toegepast. En nu de luchtbescherming. In de September dagen was toch heusch heel wat meer bereikt dan men uit de nu in de Kamer gemaakte op merkingen wel zou kunnen concludeeren. Ove rigens blijkt uit de ervaring in 't buitenland, dat we hier heel wat overboord moesten werpen. Bovenal moet tot heel de bevolking 't belang van de luchtbescherming doordringen. Zoolang dat nog niet is bereikt, is de centrale Regeering machteloos. Lichtdooving, organisatie van de brandweer, van de hulpdiensten enz. dat zijn allemaal tak ken van bescherming, waarvoor men juist op ge meentelijk optreden in de eerste plaats is aan gewezen. Dat geldt evenzeer voor het optreden wanneer het gevaar reeds aanwezig is. De Minister blijft er bij, dat de aard van deze zorg er om vraagt, dat de gemeentebesturen in geschakeld worden om den arbeid in kwestie te verrichten. En nu vordert het geruimen tijd eer in alle onderdeelen deze zorg wordt beheerscht door hen, die er direct mee te maken hebben. Op den duur zal onderlinge samenwerking van bij elkander gelegen gemeenten zeer nuttig kunnen wezen. Krachtige medewerking van het individu is een allereerste vereischte, wil men Opruiming- houdend tusschen tijdschrif ten, prospectussen en reproducties, kreeg ik dezer dagen een der laatste reproducties naar een werk van Jan Mankes in handen. Ze werd onwillekeurig een aanleiding over het een en ander na te denken, dat met den schilder, doch vooral met de tegenwoor dige kunstwaardeering in het algemeen in verband staat. De schilder Mankes zou het volgend jaar vijftig jaar oud zijn geworden. Hij werd nauwelijks dertig, doch liet een levensarbeid, achter die, hoewel beperkt van omvang, ge durende een aantal jaren de kunstzinnigen geboeid gehouden heeft. De schilderijen zijn thans in de verschillende kunstverzame lingen opgenomen; men ziet er zelden nog iets van en om het werk heen is de kalmte der historie gekomen, na de bewegelijkheid der belangstelling, die het de eerste jaren na des schilders dood omgaf. De innerlijke kunstwaarde van het werk wordt er niet door aangetast als we ons afvragen: waar toe zou dit werk geleid hebben, wat zou Man kes, stel hij leefde thans nog, gemaakt hebben op zijn vijftigste jaar? Men kan het ook anders stellen: heeft Mankes' levens werk beteekenis als voedende bijdrage in den groei der schilderkunst of is het een ge ïsoleerd gebleven prestatie van groote beko ring, doch zonder aanzienlijke consequenties? Men kan nu licht vragen, wat dat alles er toe doet, maar juist die bewegelijkheid rond om het werk, een twintigtal jaren geleden, rechtvaardigt de gestelde vragen. Het is zeer waarschijnlijk dat men thans het werk van Mankes vrijer en zuiverder be- oordeelen kan dan toen. Alle beïnvloeding door zijn vroegen dood, zijn levensverhaal, zijn fijne menschelïjkheid teweeg gebracht, is zoetjes aan verzwakt en men regelt zijn over zicht nu misschien meer op het werk alleen, dat er zeker niet minder op wordt, en alleen maar wat minder zwevend in de sfeer van den tijd komt te staan. Er heeft langen tijd een Mankes-cultus bestaan waarvan men thans openbaarlijk niet veel meer bemerkt. Die eenige overeenstemming vertoonde met de Van Gogh-vereering waaraan zeer velen zich op voor henzelf ongemotiveerde wijze te buitengingen en blijven gaan. Kusthistorisch bekeken, heeft alleen de laatste een, zij het wankelen zin: Van Gogh's werk heeft een aantoonbaren invloed op de Europeesche schilderkunst uigeoefend, die van Mankes bleef tot een kring binnen onze grenzen en tot een klein aantal, individueel niet buitenge woon sterke begaafdheden beperkt. Het is mij nimmer gelukt in den publieken cultus van welk schilderwerk dan ook een on wrikbaar vertrouwen te stellen. Pactoren die met de kunst slechts uit de verte van doen hebben, werken een dergelijken cultus, soms bewust, vaker nog onbewust, in de hand. Het is er dus hier niet om te doen hetzij deze, het zij gene vereering tegen de andere uit te spelenieder beestje zijn feestje, zouden wij hier, in vrije vertaling, kunnen aanha lenmaar het lijkt thans wel doenlijk Mankes' artistieke beteekenis in de juiste af metingen binnen ons begrip van de Holland- sche schilderkunst onzer eeuw op te nemen. Meer dan een bereïktheid hebben wij altijd in het werk een prachtige belofte willen zien, vandaar de door de omstandigheden nutteloos geworden nieuwsgierigheid, te willen weten, waartoe de kunstenaar op zijn vijftigste jaar gekomen zou zijn. Maar die reeks van be loften is tezamen een eerbiedwekkend oeuvre geworden dat in den schouwburg der kunst aan Mankes een plaats in de stalles blijvend verzekert. In een tijd, waarin het volle, breed zich uitlevende, schilderen der eminente kun stenaars als Breitner en de belangrijkste Ha genaars nog in volle glorie stond, heeft Man kes het bestaan met een groote kieskeurig heid zich op de schijnbaar nietige verschij ningen in het leven te concentreeren om die met een haast onnavolgbare innigheid in beeld te brengen, kleine beesten, vertrouwde voorwerpen, heeft hij op een vaak prachtige wijze doen gevoelen, met een gevoel voor de dichterlijkheid der dingen, die in het nieuw- zakelijke dat een latere kunst zou aanbieden, moeilijk te vinden is. De reproductie, die hierbij gaat, geeft van die innerlijke gene genheid een goed beeld. Er is de geest in van den stillevenschilder, die zich tegen het im pressionisme verzet heeft en feitelijk dichter bij Pieter de Hoog staat dan by Jacob Maris, zonder van den eerste de exactheid of van den tweede de hartstochtelijkheid uit te dragen. Mankes staat met dit werk tusschen die bei den in, en hoe aandachtiger wij de voorstel ling beschouwen, des te meer de idee ons vast grijpt, dat er een belangrijke kunstenaarsna tuur zich begint uit te spreken. Hij heeft daarin wel navolging gevonden maar de echt heid van zijn werk kon niet nagevolgd v/or- den en zoo zal Mankes als afzonderlijke fi guur in ons historisch begrijpen gevestigd blijven. J. H. DE BOIS. IÉ met de passieve luchtbescherming ooit komen, waar men zijn moet. Op dit oogenbik is in meer dan 900 gemeenten het luchtbeschermingsplan vastgesteld, onder zocht en goedgekeurd. Uit tal van oefeningen blijkt, dat het hier heusch niet alleen iets op papier betreft. En als de overige gemeenten er niet voor zorgen, dat het nu spoedig ook bij haar met 't plan in orde zal zijn. zal er 't noodige gebeuren om te zorgen, dat begin 1939 ook daar het plan gereed is. In Noord- en Zuid-Holland, ook wel elders, worden voor rijksrekening opleidingscursussen gehouden voor de leiding: in 9 maanden tijds zal men daarmee gereed zijn. Begin 1939 zal de inspectie dan ter plaatse nagaan, wat er nog aan de organisatie ontbreekt enz. Vast staat verder, dat op dit oogenblik in het geheele land de openbare verlichting rede lijk verduisterd kan worden. Voorts zullen in Mei 1939 de gemeenten van de eerste en tweede gevarenklasse nagenoeg alle gasmaskers hebben, welke daar aan het betref fende gemeentepersoneel verstrekt moeten wor den (dat komt neer op ongeveer 30.000 gasmas kers), terwijl dit eind 1939 ten opzichte van alle gemeenten 't geval zal wezen: dat komt dan neer op 56.000 gasmaskers. In korten tijd zullen de eerste en tweede klasse gemeenten op betrekkelijk verantwoorde wijze voorzien zij en eind 1939 zoo zei de Minister zal het met de luchtbescherming hier beter gesteld zijn dan in menig ander van de ons om ringende landen. Van de luchtbescherming stapte de Minister over naar het al even teere onderwerp van de gemeente-financiën. Hij erkende, dat er wel eens hard en pijnlijk in de gemeentelijke be voegdheden is ingegrepen, hetgeen dan juist in 't belang van de autonomie was gebeurd. Opmer king, die eenig ironisch gelach ontketende. In 1938 werd 't al wat beter, ving een politiek van meer geven en nemen aan. Herstel van de autonomie, hoe eerder hoe beter, lacht ook den Minister toe. Het tekort op de gezuiverde begrootingen van alle gemeenten bij elkaar zal niet meer dan f 35 millioen bedragen. En nu kan men van de re geering niet verlangen meer beschikbaar te stel len dan noodig ware voor overbrugging van de reëele tekorten. Met verhoogd verantwoordelijkheidsgevoel zal de gewijzigde regeling voor de werkloosheidsuit gaven het herstel der gemeentelijke autonomie kunnen bevorderen. De 35 millioen hierboven vermeld zullen ook nog op de komende begrootingen worden opge nomen, terwijl daarentegen de 2 1/4 millioen voor de noodlijdenden gemeenten niet gehandhaafd zullen worden. Aan het slot van den middag kreeg de heer Posthuma (chr. dem.) gelegenheid 't zijne te zeggen over 'n persoonlijk feit. Volgens den Mi nister zou deze afgevaardigde Donderdagavond den commissaris van deskundigen in Friesland gekrenkt hebben. Welnu, de heer Posthuma ontkende dit, eveneens dat zulks zijn bedoeling geweest was. Waarop Minister v. Boeyen gaarne bereid was de heden door hem gemaakte opmer king terug te nemen. AVONDVERGADERING. De heer Eb els (v.d.) roerde in verband met de voorgenomen verhooging van agrarische en industrieele productie het in- en uitvoerpro- bleem aan. Door uitbreiding van de binnen landsche markt ontstaat minder buitenlandse!)e invoer en daaruit vloeit dan weer teruggang van onzen uitvoer voort. Spr. zag in het expe riment van den Minister een twijfelachtige krachttoer, zienswijze door z'n fractiegenoot Schilthuis nog nader uitgewerkt. De heer v. d. Heuvel (a.r.) toonde zich on gerust over de vele gegradueerden die aan dit departement werken; daaraan scheen hij de belangrijke stijging in korten tijd van de uilgaven van Mr. Steenberghe's departement toe te schrijven. Deze bewindsman moest in den Ministerraad bovenal het voorbeeld geven van goede economie! Spr. kwam op tegen 's Minis ters ingaan tegen een Zaandamsche verorde ning. een verbod van verkoop van melk en room op Zondag inhoudende. Een bewindsman uit dit (positief-christelijk) Kabinet had zulks moeten nalaten; ook 't publiceeren op Zondag van crisis-berichten door de radio, keurde deze afgevaardigde af, die zich verder o.m. met 't exportvraagstuk bezig hield. Hield de heer Weitkamp (c.h.) een protectionistisch be toog, zijn fractiegenoot Bakker gaf nog eens te kennen, dat zijn partij principieel er anders over denkt, maar helaas de werkelijkheid van nu gebiedt veel anders. Uit de rede van den heer Schilthuis (v.d.) stippen we nog aan, dat deze afgevaardigde pleitte voor steun van de Regeering aan onze zeehavens (zie wat België doet voor Antwer pen) en voorts voor credietverleening niet slechts aan de industrieelen maar eveneens aan den handeldrij venden middenstand: De heer Stump el (R.K.) nam het ook voor den mid denstand op, hoopte, dat de Minister nog (zij 't na den eigenlijken feestdag) ten behoeve daar van in de Kamer als Sinterklaas zou optreden. Hierna hoorden we den heer v. d. Putt (R.K.) er op aandringen de crisisinvoerwet te gebrui ken om „dumping" tegen te gaan, terwijl ook deze spreker gelijk anderen eveneens deden op de gevaren van trusts en kartels, in 't bijzonder voor den Middenstand, de aandacht vestigde. Ook Mr. Bach (R.K.) hield zich met middenstandsbelangen bezig, terwijl verder nog aangestipt zij, dat de heer v. d. Tempel (s.d.) de noodige aandacht aan het vraagstuk van de industrialisatie wijdde en dat oud-Minister v. Lidth de Jeude (lib.) kritiek op de perso neelsformatie van het Departement uitoefende om voorts de hoop kenbaar te maken, dat het met 's Ministers economischen eierendans nog los mocht loopen: voorzichtigheid, die de moeder der porceleinkast is, was ook ten aanzien van de tarief-politiek geboden. E. v. R. De avondvergadering, die alleen gewijd was aan ontwerpen welke zoo goed als alle norma liter slechts hamerstukken zouden zijn geweest, duurde een kleine 11 uur. Dit, als gevolg van de obstructie van de nat. soc. fractie, wier woordvoerder Mr. v. Vessem begon met een aanmerking op de notulen der vorige vergade ring, waarover hij ook al hoofdelijke stemming uitlokte. Dat ging zoo met 20 agendapunten door. Twee keer vond er 'n uitzondering plaats. Eenmaal doordat de nat. soc. obstruc tionist er niet vlug genoeg bij was om hoofde lijke stemming te vragen en een keer hier be trof het een suppletoir defensie-begrootings- ontwerp aangezien hij den Minister van De fensie niet noodeloos lang wilde beletten zich te wijden aan den opbouw van de zoo ten achter geraakte weermacht. Bij 't laatste nummer van de agenda had Mr. v. Vessem zelf geen hoofdelijke stemming zien plaats hebben, maar nu lokte de heer H i e m- stra (s.d.) het oproepen van de namen uit. EEN SCHILDERIJ VAN JAN MANKES. Spoorwegontvangsten blijven beneden 1937. De ontvangsten der N.V. Nederlandsche Spoorwegen bedroegen over de maand Octo ber 1938 in totaal f 8.625.501,80. Dc totale ont vangsten van 1 Jan. af bedragen f 82.807.819,42 tegen 1 84.889.933,97 in 1937.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 5