VERSCHIL VAN ONDERWIJS
IN AMERIKA
EN NEDERLAND
Minister Van Boeyen niet ontevreden
over luchtbescherming.
Kunst in Haarlem en
daarbuiten.
kï li i
EERSTE KAMER.
WOENSDAG 7 DECEMBER 1938
HA'A'REEM'S DAGBEAD
Vergelijkingen over
het M. O.
In het eerste artikel werd reeds het verschil
tusschen het lager onderwijs in Amerika en
Nederland in het licht gesteld.
Alle leerlingen die de zes klassen der Ameri-
kaansche lagere school gevolgd hebben, ver
krijgen daardoor het recht een middelbare
school te bezoeken. Een toelatingsexamen be
staat niet. In sommige staten is het bezoek
der middelbare school verplichtend gesteld,
maar ook in de staten waar dit niet het geval
is, wordt de middelbare school druk bezocht.
De middelbare school bestaat uit drie afdee-
lingen, het college department, opleidend voor
de universiteit, het commercial department,
opleidend voor den handel en het technical
department opleidend tot die vakken waarbij
handenarbeid een belangrijke rol speelt.
De leerlingen die zich elk jaar bij het begin
van den cursus aanmelden, worden onderwor
pen aan een psychische test. Hierdoor tracht
men zich een indruk te vestigen omtrent hun
geestelijke capaciteiten. Ik wil hier aan toe
voegen, dat naar mijn persoonlijk inzicht, aan
de wijze waarop deze tests in Amerika worden
toegepast belangrijke gevaren verbonden zijn,
maar het is hier niet de plaats daar verder
op in te gaan. Naar aanleiding van de resulta
ten der psychische test en mede in aanmer
king genomen de adviezen door de lagere
school uitgebracht, ontvangt de leerling, of
beter gezegd de ouders, een advies, welke dei-
drie afdeelingen der middelbare school het
meest geschikt is.
Dit advies is niet bindend, de ouders blijven
vrij hun kinderen te doen inschrijven voor een
afdeeling der middelbare school waarvoor een
grootere intelleetueele aanleg vereischt is dan
waarover hun kind geacht wordt te beschik
ken. Maken de ouders van deze vrijheid ge
bruik, dan valt de verantwoordelijkheid op
hen. Het kan namelijk blijken, dat het peil
van het onderwijs boven het geestelijk niveau
van den leerling is en deze dus wat wij noemen
er „voor spek en boonen" bij zit. Voor den leer
ling beteekent dit verloren tijd. Deze tijd had
de leerling nuttig kunnen besteden door het
aanleeren van vakken waarvoor zijn aanleg
hem wel geschikt maakt. Grijpen de ouders
na verloop van tijd zelf niet in, dan doet de
middelbare school dit en plaatst den betrokken
leerling over naar die afdeeling waar- hij naar
aanleg in thuis hoort. De ouders behoeven
zich nog niet bij deze beslissing neer te leggen,
maar meestal doen zij dit wel.
Het aantal verplichte leervakken is gering,
als regel slechts vier. In de eerste plaats komt
het taalonderricht. Bij dit vak wordt getracht
den leerlingen er aan te doen wennen zelf
standig een bibliotheek te raadplegen en in
bepaalde standaardwerken de in de lessen
behandelde onderwerpen ook nog van een
ander standpunt uit te benaderen.
Het tweede verplichte vak is eenigermate te
vergelijken met onze plant- en dierkunde,
maar is daar niet identiek mee. Het wordt
aangeduid als Life sciences. De leerlingen lee-
ren watermonsters op de zuiverheid onderzoe
ken. Verder krijgen zij monsters van bedorven
etenswaren en leeren door microscopisch on
derzoek vast te stellen wat aan die waren
mankeert. De meer speciale taak van dit vak
is den leerlingen te leeren goed de dingen in
het dagelijksch leven te observeeren.
Als derde vak sluit zich hier bij aan staats
wetenschappen. In dit vak worden de voor
deden der democratische republiek breedvoe
rig naar voren gebracht.
Het laatste verplichte leervak is lichamelijke
opvoeding.
Naast de verplichte leervakken bestaan een
aantal facultatieve vakken. De leerlingen moe
ten zeggen welke loopbaan zij later graag
zouden willen volgen.. Aan eiken leerling wordt
nu een leeraar-mentor toegewezen tot wien
hij zich went om advies en deze leeraar-
mentor gaat na welke vakken den leerling bij
deze latere loopbaan te pas zouden kunnen
komen.
Vaak wint de leeraar daarbij raad in van
reeds in dat vak werkzame personen. In over
leg met den betrokken leerling stelt de leeraar
dan een schema vast van de vakken welke de
leerling verder volgen zal. Het aantal facul
tatieve vakken houdt dus direct verband met
de leergierigheid van den leerling zelf. Hij kan
het zich zelf zeer gemakkelijk maken. De
Amerikaan ontkent echter dat er nuttig effect
te verwachten is van dwang op den leerling
uitgeoefend tot het aanleeren van meer vak
ken, want met onwillige honden is het slecht
hazen vangen.
Gedurende de eerste drie jaren is het onder
wijs op de junior highschool vrij oppervlakkig
en kan de leerling desnoods nog overgaan naar
een andere studierichting. Scherp opgevoerd
en sterker gespecialiseerd wordt het onderwijs
gedurende de drie daarop volgende jaren van
de senior highschool.
Het zal ieder duidelijk zijn, dat een sterke
specialisatie en differentiatie alleen econo
misch verantwoord is, wanneer voldoende aan
tallen leerlingen zich voor elk onderdeel laten
inschrijven. Daarom wordt graag gezien dat
het aantal leerlingen op een middelbare school
zoo groot mogelijk is. De grootste middelbare
school welke ik bezocht telde in de twee afdee
lingen tezamen 15000 (vijftienduizend) leer
lingen, maar het moet toch nog niet de aller
grootste instelling op dit gebied zijn geweest.
Er waren aan deze school 365 leeraren ver
bonden. De differentieering van het onderwijs
was tot het uiterste opgevoerd en was er op
gericht den leerling'volkomen geschikt te ma
ken voor zijn latere loopbaan.
Een zeer speciale en zeer goede opleiding
werd gegeven aan de leerlingen die naar de
universiteit wilden gaan. Ook hierbij werd
rekening gehouden met de te volgen studie
richting. Leerlingen, die talen of rechten gaan
studeeren worden niet lastig gevallen met
wiskunde. Leerlingen die in wiskundige rich
ting willen studeeren velgen een verlicht
taaiprogramma. De school maakt klaar voor
de latere studierichting of voor de latere
loopbaan.
Opvallend was het dat het laten zitten van
een leerling ook hier een volkomen onbekende
maatregel was, die ten zeerste werd afgekeurd
Zou het noodzakelijk zijn, dat een leerling
een klasse herhaalde, dan zou daaruit blijken
dat niet de leerling een fout gemaakt had,
maar de school en dat wel in dien zin, dat
de school den leerling onderwijs deed volgen
waarvoor hij niet geschikt was. De school had
dat bijtijds moeten merken en had er voor
moeten zorgdragen dat niet een jaar nutteloos
verspild werd.
Bovendien wordt er geredeneerd, wat voor
zin zou het kunnen hebben om een leerling
die geen wiskundigen aanleg bezit wiskunde
te doen leeren en hem daartoe nog eens een
klas te doen herhalen. Hoogstens zal hij of
zij hierdoor een beter afgerichte papegaai
worden. De eigenlijke zin van de wiskunde
zal hem blijven ontgaan.
Ook een eindexamen bestaat niet. Elke leer
ling krijgt na zes jaar het einddiploma.
Uit dit einddiploma blijkt echter alleen dat
hij de middelbare school heeft afgelocipen.
Niet blijkt daar uit of hij tot de intelligente
of niet intelligente leerlingen hoorde. De de
mocratische beginselen eischen dat allen ge
lijk behandeld worden en dus een gelijk eind
diploma krijgen. Wenscht echter de leerling
verder te gaan studeeren, dan heeft hij een
speciale aanteekening noodig waaruit blijkt,
dat hij de cc-llege-afdeeling der middelbare
school gevolgd heeft, terwijl uit deze aanteeke
ning tevens blijkt voor welke studie-richting
hij opgeleid werd. Ook geeft de middelbare
school 'n oordeel over den aanleg, spreekt zich
dus over de al of niet geschiktheid voor de
verdere studie uit. Dat oordeel is gebaseerd
op de zes-jarige ervaring met den leerling op
gedaan.
Bezien van zuiver intellectueel standpunt
uit, is de waarde van het einddiploma van
onze middelbare school hooger dan dat der
Amerikaansche middelbare school. Wij eischen
van eiken leerling een bepaalde minimum
prestatie. De Amerikaansche middelbare
school verlangt slechts dat de prestaties der
individueele leerlingen in overeenstemming
zijn met hun aanleg. Dwang bestaat zoogoed
als niet.
Voor een overladen leerprogramma wordt
zorgvuldig gewaakt. Dit is in scherpen tegen
stelling met ons systeem. Onze middelbare
instellingen leveren jaarlijks groote hoeveel
heden leerlingen af, kundig in zeer veel vak
ken, deskundig in geen enkel vak. Onafhan
kelijk van de studierichting worden allen door
enkele nauwe kanalen gedreven. Onafhanke
lijk van de vraag of degenen, die direct na
het eindexamen een werkkring zoeken eenig
nut zullen hebben van het geleerde, worden
allen gedwongen eenzelfde leerstof te verwer
ken.
Ons onderwijs staat buiten de samen
leving en staat daar vaak zelfs vij
andig- tegenover. Het Amerikaansche
middelbaar onderwijs is een deel van
de samenleving en past zich hier zoo
veel mogelijk bij aan. De Amerikaan
sche middelbare school levert de
leerlingen af klaar voor de praktijk,
gereed voor een bepaalde studierich
ting. Wij leveren de leerlingen zoo af,
dat de praktijk hen verder moet
vormen.
Velen gaan studeeren, die er niet geschikt
voor zijn, want goede eind-examencijfers
waarborgen zeker geen aanleg voor studie. De
eischen onzer middelbare instellingen worden
steeds in concurrentie met elkaar verder op
gevoerd en de universiteiten klagen steeds j
luider over het minder wordende gehalte der
abituriënten
Ons onderwijs staat volkomen onaandoen
lijk tegenover de leerlingen als een abstract
en onvermurwbaar iets. Minder begaafde leer
lingen sluiten wij uit van het volgen van mid
delbaar onderwijs. In het Amerikaansche
systeem is de leerling primair, wordt rekening
gehouden met den aanleg en ook de minder
of niet-begaafde leerling krijgt voortgezet
onderwijs, al is het peil dan ook wat lagei
dan voor den begaafde. Ons systeem schept
problemen en psychische complexen, door de
overmatigen druk in de opgroqiings jaren uit
geoefend Het Amerikaansche onderwijs kent
die problemen en complexen niet. Het is zoo
ruim, dat de lichamelijke psychische en in
telleetueele ontwikkeling harmonisch ver-
Ioopen zonder elkaar te verdringen. De Ameri
kaansche jeugd is een gelukkige.
In een laatste artikel volgen neg eenige
conclusies waartoe de vergelijkingen op het
terrein van het lager- en het middelbaar
onderwijs leiden.
Dr. E. A. KREIKEN.
Weensch-Joodsche kinderen naar
ons land?
Nederlandsche Regeering weet nog van niets.
Naar aanleiding van het uit het buitenland
afkomstige bericht, als zouden Donderdag a.s.
2.000 Joodsche kinderen uit Weenen naar
Nederland vertrekken, werd ons by informa
tie te bevoegder plaatse medegedeeld, dat de
Nederlandsche regeering van dit transport
niet op de hoogte is en dat het uitgesloten
moet worden geacht dat een zoo groot aantal
kinderen uit Weenen dezer dagen in ons land
zal worden opgenomen.
TWEEDE KAMER
In 1939 zullen alle gemeentelijke plannen
gereed zijn.
Mr. Sfeenberghe als late
Sinterklaas
DEN HAAG, Dinsdag.
Na de installatie van Mr. Bijlsma (v.-d.), die
de door 't bedanken van Rotterdam's nieuwen
burgemeester Mr. Oud, opengekomen plaats
is komen innemen, voerde de heer
d'Ansembourg nog het woord over
„Binnenlandsche Zaken", daarbij o.m. juist be
doelde benoeming in de Maasstad afkeurende,
terwijl we hem voorts van leer hoorden trekken
tegen de burgerwachen, voor toekenning van
kiesrecht aan alle 21-jarige Nederlanders, waar
ter wereld ook verblijf houdende enz. enz. De
heer IJsselmuiden (R.-K.) keurde af, dat
de nat.-soc. spreker voorts nog gepoogd had po
litieke munt te slaan uit de opvattingen, door de
R.-K. Staatspartij ten aanzien van bestrijding der
openbare onzedelijkheid gekoesterd. Deze spr.
wenschte de burgerwachten als zoodanig afge
schaft en in plaats van hun huidige, een taak
ingeschakeld te zien met het oog op de luchtbe
scherming.
De heer v. d. Tempel
(s.-d.), die Buziau na zeide
„er zit toch wel wat in",
wat betreft de door den
Amsterdamschen wethou
der Rustige verkondigde
stelling dat de stedelijke
werkloosheid evenzeer een
nationale ramp is als de
crisis in 't landbouwbe
drijf, nam het op voor de
gemeentelijke zelfstandig
heid en voor de financieën
van de gemeenten. Deze
afgevaardigde bleek ook
geenszins gerust over de Regeeringsplannen in
zake de gemeentelijke inkomstenbelasting en de
overige belasting voornemens ten aanzien van
de gemeenten. De toestand van de groote ge
meenten speciaal van Rotterdam en Amster
dam is volstrekt onhoudbaar. Een pleidooi
van den heer v. d. Putt (R.-K.) voor betere
luchtbescherming, speciaal meer medewerking
van de zijde van het Departement van Binnen
landsche Zaken, een betoog van den heer Ter
Laan (s.-d.) voor een liberale, van Ds. Zandt
(StGer.) voor een zeer gestrenge toepassing van
de regeling inzake de Zondagsrust, voorts een
klacht van dezen afgevaardigde over volgens
hem zoo nu en dan begane fouten bij burge
meestersbenoemingen en verder over te weinig
actieve bemoeiing van de Regeering op 't ge
bied van de luchtbescherming.
Toen kon eindelijk de Minister van Binnen
landsche Zaken aan het woord komen, die eerst
{S.D.A.P.)
even met de cijfers aantoonde, dat de grief (Mr.
Diepenhorst a.-r.) als zou op Binnenlandsche
Zaken niet voldoende bezuinigd zijn, ongegrond
was.
Bij burgemeestersbenoemingen is het aldus
de Minister in dezen tijd meer dan ooit noo
dig beslag te leggen op alle goedwillende krach
ten.
Sprekende over de toe
passing van de huidige
Bioscoopwet een nieuwe
wet is in uitzicht gesteld
roerde de Minister eeni
ge gevallen van burge
meesterlijk ingrijpen aan
(o.m. te Alphen. waar de
vertoon ing van „Grazige
weiden" halverwege stop
gezet werd), waarbij hij in
hoofdzaak de burgervaders
in kwestie in bescherming
nam. De Minister is er "(r* süaüpartiF
vast van overtuigd, dat in
de eerste plaats noodig is optreden van de ge
meentebesturen tegen bedreigingen van de open
bare eerbaarheid en ook, dat het den gemeen
ten allerminst aan activiteit te dezen aanzien
ontbreekt. Ten opzichte van de Zondagsrust stip
te de Minister aan, dat z.i. het Gemeentebe
stuur van Den Haag met betrekking tot de ver
gunning voor de voorjaarskermis in den Dieren
tuin verkeerd handelt, door zich eigenlijk aan
haar verantwoordelijkheid te onttrekken. In
Noord-Holland wordt de Zondagswet ten op
zichte van de kermissen wel degelijk toegepast.
En nu de luchtbescherming. In de September
dagen was toch heusch heel wat meer bereikt
dan men uit de nu in de Kamer gemaakte op
merkingen wel zou kunnen concludeeren. Ove
rigens blijkt uit de ervaring in 't buitenland, dat
we hier heel wat overboord moesten werpen.
Bovenal moet tot heel de bevolking 't belang
van de luchtbescherming doordringen. Zoolang
dat nog niet is bereikt, is de centrale Regeering
machteloos.
Lichtdooving, organisatie van de brandweer,
van de hulpdiensten enz. dat zijn allemaal tak
ken van bescherming, waarvoor men juist op ge
meentelijk optreden in de eerste plaats is aan
gewezen. Dat geldt evenzeer voor het optreden
wanneer het gevaar reeds aanwezig is.
De Minister blijft er bij, dat de aard van deze
zorg er om vraagt, dat de gemeentebesturen in
geschakeld worden om den arbeid in kwestie te
verrichten. En nu vordert het geruimen tijd eer
in alle onderdeelen deze zorg wordt beheerscht
door hen, die er direct mee te maken hebben.
Op den duur zal onderlinge samenwerking
van bij elkander gelegen gemeenten zeer nuttig
kunnen wezen. Krachtige medewerking van het
individu is een allereerste vereischte, wil men
Opruiming- houdend tusschen tijdschrif
ten, prospectussen en reproducties, kreeg
ik dezer dagen een der laatste reproducties
naar een werk van Jan Mankes in handen.
Ze werd onwillekeurig een aanleiding over
het een en ander na te denken, dat met
den schilder, doch vooral met de tegenwoor
dige kunstwaardeering in het algemeen in
verband staat.
De schilder Mankes zou het volgend jaar
vijftig jaar oud zijn geworden. Hij werd
nauwelijks dertig, doch liet een levensarbeid,
achter die, hoewel beperkt van omvang, ge
durende een aantal jaren de kunstzinnigen
geboeid gehouden heeft. De schilderijen
zijn thans in de verschillende kunstverzame
lingen opgenomen; men ziet er zelden nog
iets van en om het werk heen is de kalmte
der historie gekomen, na de bewegelijkheid
der belangstelling, die het de eerste jaren
na des schilders dood omgaf. De innerlijke
kunstwaarde van het werk wordt er niet
door aangetast als we ons afvragen: waar
toe zou dit werk geleid hebben, wat zou Man
kes, stel hij leefde thans nog, gemaakt
hebben op zijn vijftigste jaar? Men kan het
ook anders stellen: heeft Mankes' levens
werk beteekenis als voedende bijdrage in
den groei der schilderkunst of is het een ge
ïsoleerd gebleven prestatie van groote beko
ring, doch zonder aanzienlijke consequenties?
Men kan nu licht vragen, wat dat alles er
toe doet, maar juist die bewegelijkheid rond
om het werk, een twintigtal jaren geleden,
rechtvaardigt de gestelde vragen.
Het is zeer waarschijnlijk dat men thans
het werk van Mankes vrijer en zuiverder be-
oordeelen kan dan toen. Alle beïnvloeding
door zijn vroegen dood, zijn levensverhaal,
zijn fijne menschelïjkheid teweeg gebracht, is
zoetjes aan verzwakt en men regelt zijn over
zicht nu misschien meer op het werk alleen,
dat er zeker niet minder op wordt, en alleen
maar wat minder zwevend in de sfeer van den
tijd komt te staan. Er heeft langen tijd een
Mankes-cultus bestaan waarvan men thans
openbaarlijk niet veel meer bemerkt. Die
eenige overeenstemming vertoonde met de
Van Gogh-vereering waaraan zeer velen
zich op voor henzelf ongemotiveerde wijze te
buitengingen en blijven gaan. Kusthistorisch
bekeken, heeft alleen de laatste een, zij het
wankelen zin: Van Gogh's werk heeft een
aantoonbaren invloed op de Europeesche
schilderkunst uigeoefend, die van Mankes
bleef tot een kring binnen onze grenzen en tot
een klein aantal, individueel niet buitenge
woon sterke begaafdheden beperkt.
Het is mij nimmer gelukt in den publieken
cultus van welk schilderwerk dan ook een on
wrikbaar vertrouwen te stellen. Pactoren die
met de kunst slechts uit de verte van doen
hebben, werken een dergelijken cultus, soms
bewust, vaker nog onbewust, in de hand. Het
is er dus hier niet om te doen hetzij deze, het
zij gene vereering tegen de andere uit te
spelenieder beestje zijn feestje, zouden
wij hier, in vrije vertaling, kunnen aanha
lenmaar het lijkt thans wel doenlijk
Mankes' artistieke beteekenis in de juiste af
metingen binnen ons begrip van de Holland-
sche schilderkunst onzer eeuw op te nemen.
Meer dan een bereïktheid hebben wij altijd
in het werk een prachtige belofte willen zien,
vandaar de door de omstandigheden nutteloos
geworden nieuwsgierigheid, te willen weten,
waartoe de kunstenaar op zijn vijftigste jaar
gekomen zou zijn. Maar die reeks van be
loften is tezamen een eerbiedwekkend oeuvre
geworden dat in den schouwburg der kunst
aan Mankes een plaats in de stalles blijvend
verzekert. In een tijd, waarin het volle, breed
zich uitlevende, schilderen der eminente kun
stenaars als Breitner en de belangrijkste Ha
genaars nog in volle glorie stond, heeft Man
kes het bestaan met een groote kieskeurig
heid zich op de schijnbaar nietige verschij
ningen in het leven te concentreeren om die
met een haast onnavolgbare innigheid in
beeld te brengen, kleine beesten, vertrouwde
voorwerpen, heeft hij op een vaak prachtige
wijze doen gevoelen, met een gevoel voor de
dichterlijkheid der dingen, die in het nieuw-
zakelijke dat een latere kunst zou aanbieden,
moeilijk te vinden is. De reproductie, die
hierbij gaat, geeft van die innerlijke gene
genheid een goed beeld. Er is de geest in van
den stillevenschilder, die zich tegen het im
pressionisme verzet heeft en feitelijk dichter
bij Pieter de Hoog staat dan by Jacob Maris,
zonder van den eerste de exactheid of van den
tweede de hartstochtelijkheid uit te dragen.
Mankes staat met dit werk tusschen die bei
den in, en hoe aandachtiger wij de voorstel
ling beschouwen, des te meer de idee ons vast
grijpt, dat er een belangrijke kunstenaarsna
tuur zich begint uit te spreken. Hij heeft
daarin wel navolging gevonden maar de echt
heid van zijn werk kon niet nagevolgd v/or-
den en zoo zal Mankes als afzonderlijke fi
guur in ons historisch begrijpen gevestigd
blijven. J. H. DE BOIS.
IÉ
met de passieve luchtbescherming ooit komen,
waar men zijn moet.
Op dit oogenbik is in meer dan 900 gemeenten
het luchtbeschermingsplan vastgesteld, onder
zocht en goedgekeurd. Uit tal van oefeningen
blijkt, dat het hier heusch niet alleen iets op
papier betreft. En als de overige gemeenten er
niet voor zorgen, dat het nu spoedig ook bij haar
met 't plan in orde zal zijn. zal er 't noodige
gebeuren om te zorgen, dat begin 1939 ook daar
het plan gereed is.
In Noord- en Zuid-Holland, ook wel elders,
worden voor rijksrekening opleidingscursussen
gehouden voor de leiding: in 9 maanden tijds
zal men daarmee gereed zijn.
Begin 1939 zal de inspectie dan ter plaatse
nagaan, wat er nog aan de organisatie ontbreekt
enz. Vast staat verder, dat op dit oogenblik in
het geheele land de openbare verlichting rede
lijk verduisterd kan worden.
Voorts zullen in Mei 1939 de gemeenten van
de eerste en tweede gevarenklasse nagenoeg alle
gasmaskers hebben, welke daar aan het betref
fende gemeentepersoneel verstrekt moeten wor
den (dat komt neer op ongeveer 30.000 gasmas
kers), terwijl dit eind 1939 ten opzichte van alle
gemeenten 't geval zal wezen: dat komt dan
neer op 56.000 gasmaskers.
In korten tijd zullen de eerste en tweede klasse
gemeenten op betrekkelijk verantwoorde wijze
voorzien zij en eind 1939 zoo zei de Minister
zal het met de luchtbescherming hier beter
gesteld zijn dan in menig ander van de ons om
ringende landen.
Van de luchtbescherming stapte de Minister
over naar het al even teere onderwerp van de
gemeente-financiën. Hij erkende, dat er wel
eens hard en pijnlijk in de gemeentelijke be
voegdheden is ingegrepen, hetgeen dan juist in
't belang van de autonomie was gebeurd. Opmer
king, die eenig ironisch gelach ontketende.
In 1938 werd 't al wat beter, ving een politiek
van meer geven en nemen aan. Herstel van de
autonomie, hoe eerder hoe beter, lacht ook den
Minister toe.
Het tekort op de gezuiverde begrootingen van
alle gemeenten bij elkaar zal niet meer dan f 35
millioen bedragen. En nu kan men van de re
geering niet verlangen meer beschikbaar te stel
len dan noodig ware voor overbrugging van de
reëele tekorten.
Met verhoogd verantwoordelijkheidsgevoel zal
de gewijzigde regeling voor de werkloosheidsuit
gaven het herstel der gemeentelijke autonomie
kunnen bevorderen.
De 35 millioen hierboven vermeld zullen ook
nog op de komende begrootingen worden opge
nomen, terwijl daarentegen de 2 1/4 millioen voor
de noodlijdenden gemeenten niet gehandhaafd
zullen worden.
Aan het slot van den middag kreeg de heer
Posthuma (chr. dem.) gelegenheid 't zijne te
zeggen over 'n persoonlijk feit. Volgens den Mi
nister zou deze afgevaardigde Donderdagavond
den commissaris van deskundigen in Friesland
gekrenkt hebben. Welnu, de heer Posthuma
ontkende dit, eveneens dat zulks zijn bedoeling
geweest was. Waarop Minister v. Boeyen gaarne
bereid was de heden door hem gemaakte opmer
king terug te nemen.
AVONDVERGADERING.
De heer Eb els (v.d.) roerde in verband met
de voorgenomen verhooging van agrarische en
industrieele productie het in- en uitvoerpro-
bleem aan. Door uitbreiding van de binnen
landsche markt ontstaat minder buitenlandse!)e
invoer en daaruit vloeit dan weer teruggang
van onzen uitvoer voort. Spr. zag in het expe
riment van den Minister een twijfelachtige
krachttoer, zienswijze door z'n fractiegenoot
Schilthuis nog nader uitgewerkt.
De heer v. d. Heuvel (a.r.) toonde zich on
gerust over de vele gegradueerden die aan dit
departement werken; daaraan scheen hij de
belangrijke stijging in korten tijd van de
uilgaven van Mr. Steenberghe's departement
toe te schrijven. Deze bewindsman moest in den
Ministerraad bovenal het voorbeeld geven van
goede economie! Spr. kwam op tegen 's Minis
ters ingaan tegen een Zaandamsche verorde
ning. een verbod van verkoop van melk en
room op Zondag inhoudende. Een bewindsman
uit dit (positief-christelijk) Kabinet had zulks
moeten nalaten; ook 't publiceeren op Zondag
van crisis-berichten door de radio, keurde deze
afgevaardigde af, die zich verder o.m. met 't
exportvraagstuk bezig hield. Hield de heer
Weitkamp (c.h.) een protectionistisch be
toog, zijn fractiegenoot Bakker gaf nog eens
te kennen, dat zijn partij principieel er anders
over denkt, maar helaas de werkelijkheid
van nu gebiedt veel anders.
Uit de rede van den heer Schilthuis (v.d.)
stippen we nog aan, dat deze afgevaardigde
pleitte voor steun van de Regeering aan onze
zeehavens (zie wat België doet voor Antwer
pen) en voorts voor credietverleening niet
slechts aan de industrieelen maar eveneens aan
den handeldrij venden middenstand: De heer
Stump el (R.K.) nam het ook voor den mid
denstand op, hoopte, dat de Minister nog (zij 't
na den eigenlijken feestdag) ten behoeve daar
van in de Kamer als Sinterklaas zou optreden.
Hierna hoorden we den heer v. d. Putt (R.K.)
er op aandringen de crisisinvoerwet te gebrui
ken om „dumping" tegen te gaan, terwijl ook
deze spreker gelijk anderen eveneens deden
op de gevaren van trusts en kartels, in 't
bijzonder voor den Middenstand, de aandacht
vestigde. Ook Mr. Bach (R.K.) hield zich met
middenstandsbelangen bezig, terwijl verder nog
aangestipt zij, dat de heer v. d. Tempel (s.d.)
de noodige aandacht aan het vraagstuk van de
industrialisatie wijdde en dat oud-Minister v.
Lidth de Jeude (lib.) kritiek op de perso
neelsformatie van het Departement uitoefende
om voorts de hoop kenbaar te maken, dat het
met 's Ministers economischen eierendans nog
los mocht loopen: voorzichtigheid, die de moeder
der porceleinkast is, was ook ten aanzien van
de tarief-politiek geboden.
E. v. R.
De avondvergadering, die alleen gewijd was
aan ontwerpen welke zoo goed als alle norma
liter slechts hamerstukken zouden zijn geweest,
duurde een kleine 11 uur. Dit, als gevolg van
de obstructie van de nat. soc. fractie, wier
woordvoerder Mr. v. Vessem begon met een
aanmerking op de notulen der vorige vergade
ring, waarover hij ook al hoofdelijke stemming
uitlokte. Dat ging zoo met 20 agendapunten
door. Twee keer vond er 'n uitzondering
plaats. Eenmaal doordat de nat. soc. obstruc
tionist er niet vlug genoeg bij was om hoofde
lijke stemming te vragen en een keer hier be
trof het een suppletoir defensie-begrootings-
ontwerp aangezien hij den Minister van De
fensie niet noodeloos lang wilde beletten zich
te wijden aan den opbouw van de zoo ten achter
geraakte weermacht.
Bij 't laatste nummer van de agenda had Mr.
v. Vessem zelf geen hoofdelijke stemming zien
plaats hebben, maar nu lokte de heer H i e m-
stra (s.d.) het oproepen van de namen uit.
EEN SCHILDERIJ VAN JAN MANKES.
Spoorwegontvangsten blijven
beneden 1937.
De ontvangsten der N.V. Nederlandsche
Spoorwegen bedroegen over de maand Octo
ber 1938 in totaal f 8.625.501,80. Dc totale ont
vangsten van 1 Jan. af bedragen f 82.807.819,42
tegen 1 84.889.933,97 in 1937.