De Sprong in het Leven De patrouille-diensten van de Engelsche marine langs de l Spaansche kust. - Een foto genomen van boord van de 'n verband met de verplaatsing van de Delftsche Poort naar het Haagsche Veer te Rotter- I Voor onder-officieren van het 6e regiment veldartillerie werden Vrijdag fe ihrOP!Sipl;setr^jë:f„g:slijd^aThCts;«tr der dam- de hel b™k k°™ S,aa"' de °m9eVin9 ELS?» 9eho,">e°- Een prachtige tijger uit Sumatra, behoorende tot de nieuwe aanwinsten van den Dierentuin te Den Haag, schijnt zich in zijn nieuwe verblijf best op zijn gemak te voelen Elf personen vonden den 'dood bij het ongeluk van het Duitsche vliegtuig, dat tijdens een proefvlucht in Afrika neerstortte. Het wrak van het toestel Burgemeester dr. W. de Vlugt en wethouder mr. G. C. J. D. Kropman verlaten de plaats, waar de .Ekster" Vrijdag bij Schiphol neerstortte De groote Nenyto- hal te Rotterdam wordt, in verband met den aanleg van een tunnel onder de spoorbaan in den Beukelsdijk, gedemonteerd FEUILLETON Oorspronkelijke N'ederlandsche roman dooi FELICIA CORDEA. 23) Angela had nooit kunnen beseffen, hoe raak haar terloops gemaakte opmerking toen geweest was en welk een diepen indruk zij er mede op Lloyd gemaakt had. Was de vrouwelijke intuïtie in dit meisje voor hem zoo sterk, dat zij zijn meest verborgen plannen en wenschen giste?! Nu had hij tijd over haar na te denken want hoe snel de groote, moderne boot hem ook naar den anderen kant van den Oceaan bracht, vier en een halven dag had zij er toch voor noodig. Op den tweeden dag bracht men hem een te legram. „Uw roman aangenomen stop staan een voor schot van vijfhonderd guineas toe bij tien pro cent winst aandeel stop drukken full speed stop verschijnt binnen twee maanden. Howard Carrington was tevreden. Een be kende uitgever had zijn roman aangenomen. En de naam alleen van deze firma was reeds een waarborg voor succes. Het zou natuurlijk een geweldige reclame voor het boek geweest zijn. indien hij het onder den naam Reginald Lloyd zou hebben laten ver schijnen. Maar dit had hij niet gewild. Het boek zou op eigen beenen staan of het zou vallen. De uitgevers wisten bovendien niet eens dat Ho ward Carrington dezelfde persoon was als Re ginald Lloyd. Hij was voor hen een geheel on bekend, beginnend schrijver geweest. Zij moes ten dus wel een zeer goeden indruk van het manuscript gekregen hebben, om het zoo ener giek aan te pakken. Maar hij had het, om eer lijk te zijn, wel verwacht. Hij had zijn boek in denzelfden trant ge schreven, als die van zijn poppendialogen. In den licht sarcastischen toon, met geestigen spot de zwakheden en tekortkomingen der menschen over de hekel halend, echter in zijn satyre een ontroerende menschenliefde en een diep begrij pen verbergend. Lloyd wist, dat zijn boek goed was, en dat het stellig zijn weg naar de harten zijner lezers zou vinden. Deze overtuiging verheugde hem, was echter niet sterk genoeg om een knagende leegte in hem aan te vullen. Hij kon Angela niet vergeten. Hij deed er ook niet de minste moeite voor. Integendeel, hij hield zich in gedachten voortdurend met haar bezig. Hij hoorde tot het soort mannen, dat niet gauw hun hart verliezen. Maar toen hij het eenmaal verloren had en een meisje had lief ge kregen, hadden zijn gevoelens, niettegenstaande den korten duur van hun samenzijn, zeer diep wortel geschoten. Hij bleef aan haar denken en naar haar verlangen, ofschoon de woorden op het kaartje, dat zij hem dien avond in zijn kleed kamer gezonden had, hem toen diep hadden ge kwetst. Dit gevoel was nu geweken. Hij was over de eerste verontwaardiging heen en hij begon het gebeurde in een ander licht te zien en het te begrijpen. Wat kon Angela feitelijk over zijn werk we ten? Niets! Letterlijk niets! En had niet zijn eigen moeder de gedachte gehaat, dat hij een Carrington een buik spreker geworden was? Hoe lang had het niet geduurd en hoe geduldig had hij niet haar boosheid over het hoofd moeten zien, voordat zij er zich toe had kunnen brengen inzage te nemen in de diepte van zijn werk. Toen eerst had zij begrepen, dat het een inspannend en te vens een scheppend werk was, dat ook geeste lijk hooge eischen stelde, en ze had zich met zijn beroep verzoend. Waarom zou dit beschaafde en stellig impul- sieve Hollandsche meisje er anders over denken dan zijn moeder het in het begin had gedaan? En hij zelf? Had hij niet de beperktheid er van ingezien en daarom nieuwe wegen ter ontplooiing van zijn gaven gezocht? Niet, dat hij nu smalend over zijn werk zou gaan denken! Hij had er zich nooit over ge schaamd en hij was er altijd trotsch op geweest in dit beroep zulk een hooge sport te hebben bereikt. Doch zelfs deze hooge sport begon reeds voor hemte laag te worden. Maar verloo chenen zou hij het werk nooit, ook dan niet, wanneer hij in een ander vak misschien even bekend en beroemd was geworden. Angela Furné had weliswaar ongelijk gehad hem deze harde woorden te schrijven, maar zij was dezelfde vrouw geweest, die gevoeld had dat hijeen schrijver was. Ook ook zij nog wel eens aan hem dacht? Hij was er vast van overtuigd, dat ze hem niet ge heel had vergeten. Of zij hem nog haatte? Howard Carrington geloofde van niet. En hij zelf wist, dat hij het meisje had lief gekregen en dat het hem zeer moeilijk zou val len haar te vergeten. Op dit oogenblik kwam zijn manager naar hem toe. die hem zooals gewoonlijk vergezelde. „Now, Mister Lloyd, na deze Amerikaansche tournée hebben we nog slechts een maand in Engeland en dan loopt ons drie-jaarlijksch con tract af. Ik geloof, dat wij buitengewoon prettig samengewerkt hebben en dat dit u nopen zal, na afloop van het oude, een nieuw contract met mij te sluiten". Lloyd antwoordde niet direct. Toen zeide hij: „U moet het mij niet kwalijk nemen, dat ik u dat nog niet beloven kan, Mr Hamilton. Ik was zeer tevreden over uw werk! En er is natuur lijk geen sprake van, dat ik ooit met iemand anders een contract zal afsluitenindien ik nog eens een contract afsluit. Maar ik weet juist nog niet, of ik dat wel doen zal. Dat zal van vele dingen afhangen". Mr. Hamilton deed zijn uiterste best, Lloyd tot andere gedachten te brengen. Maar al zijn pogingen hiertoe waren vergeefsch. XV. Op den Zondagmorgen, die op het gebeurde in the House of Lords volgde, zat Mr. Furné om half elf op zijn kantoor. Hij zat in zijn huisjas en keek op zijn gemak de post na. Hij was niet van plan te werken, maar hij moest toch we ten, wat de strijdlustige wereld hem te vertel len had en hij zuchtte half misnoegd, half ge vleid, toen hij den hoogen stapel brieven zag, die op zijn schrijftafel op hem lag te wachten. Hij had er vier van doorgelezen en met zijn potlood korte aanteekeningen aan den kant ge maakt, toen de telefoonbel rinkelde. „Genadige goedheid, ik hoop niet, dat iemand van plan is mijn Zondagmorgen te bederven!" dacht hij geërgerd. Hij nam de hoorn van het toestel. „Wat? Ben jij het Elvi? Hoe kom je er bij, mij in mijn welverdiende Zondagsslaap te sto ren?" Maai- toen werd hij ernstig. „Is dat waar?" Nu, kom dan maar gauw bij me! Moet ik me aankleeden, of mag ik in mijn oude huisjas blijven? Niet kleeden? Dan is alles in orde!" Furné was werkelijk nieuwsgierig geworden naar hetgeen Elvi hem te zeggen had. Haar stem had geklonken, alsof ze overstuur was. „Ik zou u niet gestoord hebben, indien de aangelegenheid niet ook uw werk als advocaat betrof,", had ze gezegd. Wat ter wereld zou Elvi zoo overstuur 'run nen maken, dat bovendien hem zelf als advo- caaat betrof? Wat zou daar achter kunnen zit ten? Met groote belangstelling zag hij Elvi's komst tegemoet. Maar hij schrok toch een beetje, toen hij haar zag. Haar gezicht toonde duidelijk sporen van een half doorwaakten nacht. Haar oogen lagen diep in hun kassen en hadden blauwe kringen. „Ga zitten en biecht eens op. wat er aan de hand is", begon hij. „Mijnheer Furné, ik werd kort geleden op straat door een heer aangesproken" „Ik moet zeggen, dat zooiets, voor zoover ik weet, wel eens meer voorgekomen is. Zelfs in mijn tijd". Elvi glimlachte zwakjes. „Dat geloof ik graag, mijnheer Furné. Maar in mijn geval waren de omstandigheden toch wel een beetje vreemd. Niet alleen, omdat ik het heb toegelaten, maar omdat ik reeds wist, wie de persoon was, die mij aansprak. Ofschoon hij niet wist.dat ik het wist". „Beste Elvi, vertel je me nu een gebeurtenis, die werkelijk heeft plaats gehad, of het begin van een Edgar Wallace roman?" „Daarop zou het misschien wel kunnen uit- loopen, mijnheer Furné. Want deze heer stelde zich voor als Philippe Avarides uit Sophia en beweerde 'n Bulgaar te zijn, terwijl hij in wer kelijkheidCarol Totulescu uit Boekarest is". „Wat zeg je daar, Elvi?" Furné was opgesprongen. „Maar hoe wist je, dat hij het was?" „Ik heb een foto uit het dossier Verschuur gezien!" „Dat is waar ook! Maar daar weet hij niets van. Je hebt hem dus herkend?" „Niet dadelijk, maar wel toen hij zijn hoed af nam, om mij te groeten". „En ben je er zeker van, dat hij niet weet, dat je hem herkend hebt?" „Heel zeker". „Goed! En vertel me nu eens rustig, wat er in dien tusschentijd gebeurd is". Elvi begon te vertellen. Het verhaal was niet altijd samenhangend en duidelijk, maar Furné wierp er de noodige vragen tusschen, zoodra Elvi den draad verloor. Toen ze bij het punt gekomen was, dat To tulescu haar gisterenavond in de House of Lords het voorstel had gedaan, de brieven voor me vrouw Verschuur te stelen, werd hij plotseling ijskoud. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 16