Japan leert propaganda maken.
DE RAMP VAN DE „EKSTER
Engeland en Frankrijk tellen niet meer mee.
ZATERDAG 10 DECEMBER 1938
HA'AREEM'S DAGBEAD
13
Hef einddoel van Tokio.
(Van onzen correspondent in het
verre Oosten).
ET is wel duidelijk, dat gedurende het
laatste jaar de courantenartikelen in
Japan speciaal handelden over den
oorlogstoestand in China. Het groot
ste gedeelte van de beschikbare ruimte werd
ingenomen door berichten van het front en
van de verovering van eik stadje werd met
den noodigen ophef melding gemaakt, zijnde
het altijd een „sleutelpunt" van bijzondere
strategische beteekenis voor het verdere ver
loop van den veldtocht in China. De hoogte
punten in deze berichten waren de verovering
van het Noord Station in Sjanghai met den
daaruit gevolgden aftocht der Chineesche
legers uit die stad, de inname van Nanking,
de overwinning bij Soetsjau en tenslotte de
bekroning van den veldtocht in Midden- en
Noord-China: Ie inname van Hankau, welke
laatste overwinning was voorafgegaan door
het beginnen van den veldtocht in Zuid-China
en de inname van Kanton.
Die speciale feiten vormden als het ware de
steunpunten van de oorlogspropaganda in
Japan: op die momenten kon men het volk
uiting laten geven aan zijn vreugde over het
reeds bereikte en had men een aanknoopings-
punt tot het opwekken van verdere belang
stelling door het in uitzicht stellen van een
nieuw concreet militair doel.
Wanneer dit dan weer bereikt was, dan rie
pen buurtverenigingen, pers en radio de goe
gemeente op tot het houden van vergaderin
gen, waarop door bekende nationalistische
sprekers in daverende bewoordingen de on
overwinnelijkheid der Japansche legerscharen
werd geprezen, die overwinning op overwin
ning behaalden in een dergelijk snelle opvol
ging als door de wereld tot nu toe niet was
aanschouwd. De mogendheden, die het Japan
sche standpunt in dezen heiligen oorlog tegen
het zich in Azië verbreidende communisme niet
konden of wilden inzien, of zelfs het nog wel
aandurfden, zij het dan op slinksche wijze,
steun te geven aan het toch ten doode opge
schreven Tsjarig Kai Sjek-regime, mochten
zich nog wel eens speciaal bedenken voordat
men doorging op het verkeerde pad.
En strijk en zet eindigde dan de feestvreug
de in het urenlang rondloopen met Japansche
vlaggetjes of papieren lampions, het om de
zooveel meter uiten van den vreugdekreet:
Banzai-banzai.
Duizenden en duizenden schoolkinderen en
studenten werden opgecommandeerd om mede
te paradeeren en uiting te geven aan den
overwinningsjubel, terwijl daartusschen en
naast den optocht vrouwen en moeders voort-
sloften, eveneens gewapend met het onont
beerlijke vlaggetje of lampionnetje en op den
rug, wij zouden haast zeggen, de onafscheide
lijke baby. In de groote steden als Tokio,
Osaka en Kobe werden dergelijke optochten
met veel ophef gepropageerd door de groote
dagbladen, met name Tokio Niehi Nichi
(Tokio's dagblad), Osaka Mainichi (Osaka's
dagblad) en Asahi Shimboen (Morgenpost) en
het spreekt vanzelf, dat niemand wilde of kon
achterblijven, wanneer een dergelijk natio
naal doel werd nagestreefd, dat en den strij
ders aan het front en dé 'rest vari dé wereld
getuigenis gaf van de eenheid van het Japan
sche volk, waar het dezen ooi-log met China
betreft.
Nog geen vrede in zicht.
Speciaal de jubelende volksmenigten na de
Inneming van Kanton en meer nog na den val
van Hankau waren indrukwekkend qua getal,
dat aan den oproep had gevolg gegeven en de
promotors van deze feestelijkheden mogen
zich met trots in de handen wrijven en geluk-
wenschen met het succes dat zij geboekt heb
ben. En dat, niettegenstaande de Regeering
reeds sinds enkele maanden, dat de val van
Hankau in zicht was, had aangespoord tot
matiging der vreugde aangezien een overwin
ning bij Hankau toch in geenen deele het
einde van den oorlog beteekende. Integendeel
men moet ook thans, nu men in het bezit van
die plaats is, doorgaan met den strijd: ook
thans kan men, een oogenblik veronderstel
lend, dat Tsjang Kai Sjek bereid zou zijn tot
vredesonderhandelingen, niet met den genera
lissimus gaan spreken, daarmede zou men
tegenover vriend en vijand „face" verliezen.
In"het programma, dat men begin van dit jaar
had opgesteld, had men zeer duidelijk laten
weten, dat men met Tsjang Kai Sjek en de
zijnen niets meer te doen walde hebben.
De oorlog wordt nu voortgezet, maar thans
is liet niet meer mogelijk een bij het vedk be
kende plaatsnaam als volgend doel aan te
geven: dat gedeelte immers van China, waar
mede het volk bekend is, is reeds in Japansche
handen en elke plaats die men thans nog zou
kunnen noemen zegt voor de massa niets. Men
zal dus voor de toekomst moeten volstaan met
wat vagere doelstellingen, dus de rest van
China totdat Tsjang Kai Sjek met zijn aan
hang, die hoe langer hoe meer uit Communis
ten gaat bestaan, uit China verdreven zal
zijn.
Terwijl men echter vroeger min of meer
had laten doorschemeren dat men met de be
staande oude Centrale Chineesche Regeering
i.e. de Kwomintang niets te doen wilde heb
ben, heeft men thans in zooverre wat water
in den wijn gedaan, dat men met die Kwo
mintang elementen, die van de dwalingen
huns weegs willen terugkeeren en met Japan
tot opbouw van een nieuw onafhankelijk
(sic) China willen medewerken (dat wil dus
zeggen, diegenen, die geheel naar de pijpen
van Japan willen dansen) ook wel wil onder
handelen. De tijd zal leeren wie van de be
kende Tsjang Kai Sjek-garde zich zal laten
verleiden door het zoet gefluit van den Ja-
panschen vogelaar.
Daarnaast echter heeft men thans een an
der doel gevonden, iets nieuws, waardoor de
aandacht eenigszins van China zelf wordt af
geleid. Japan als medeonderteekenaar van het
mogendhedenverdrag, waarvan ook Nederland
voor Nederlandsch Indië teekenaar is. heeft
de opendeur-politiek voor China onderschre
ven daarbij tevens China's integriteit en ge
lijke rechten voor alle negen-mogendheden
garandeerend, met de verplichting in geval
van ontstane oneenigheid de mede-onder
teekenaars eerst te consulteeren en niet op
eigen handje met China af te rekenen. Toen
men d£?n ook bij het uitbreken van het China
conflict de kwestie zelf met het land wilde
uitvechten, had men practisch het betref
fende verdrag reeds aan den kant gezet.
Ofschoon men hierop in den loop van den
strijd meermalen zc-owel door China als
Engeland, Amerika en Frankrijk is gewe
zen heeft men er zich steeds met een Jantje
van Leiden afgemaakt en al te groote rucht
baarheid is er in de Japansche dagbladpers
niet aan gegeven.
De open deur.
Thans echter nu men een flink gedeelte van
China in handen heeft en men ook wel eens
wat vruchten wil gaan plukken van deze zeer
kostbare overwinningen, vruchten, die slechts
dan tot vollen wasdom kunnen komen, wan
neer anderen daarin niet kunnen deelen, wan
neer dus met andere woorden op de een of an
dere manier een eind wordt gemaakt aan die
z.g. opendeur. begint het tijd te worden het
Japansche volk te gaan bewerken en wakker
te schudden voor de gevaren, die van buiten
China dreigen. Nu is het tijd geworden om
het verdrag ook openlijk als het befaamde
vcdje papier te gaan beschouwen immers de
opendeurpolitiek, die elk land gelijke rechten
toekent in het handelsverkeer met China,
komt nu niet meer in de kraam te pas en in
dien men dit artikel overboord wil gooien,
moet ook het verdrag verscheurd worden,
j Engeland, dat dank zij de strubbelingen
van Japan's Europeeschen vriend Duitschland
in Europa zelf de handen vol heeft, zal er wel
niet veel tegen kunnen doen: trouwens de
laatste jaren is het ontzag voor dezen vroege-
ren bondgenoot er toch niet op vooruitgegaan
en vooral sinds München en Godesberg rekent
Engeland niet mere mede. Van die zijde ver
wacht men geen al te groote moeilijkheden:
hetzelfde geldt voor Frankrijk, de andere klei
nere mede-onderteekenaars van het negen-
mogendheden-verdrag tellen heelemaal niet
mede. Slechts een was er te vreezen en dat
was Amerika en dit land is thans met haar
ota van 6 October op 't tooneel verschenen.
Amerika ontziet men nog altijd eenigszins
en men durft het niet aan te vallen in pers
en anderszins op de wijze, zooals men dat
voor eenigen tijd terug het „perfide Albion"
heeft gedaan. Men moet thans subtieler te
werk gaan. doet dit dan cok op groote schaal:
de openbare meening wordt op alle mogelijke
manieren bewerkt en het volk dagelijks in
geprent hoe verkeerd Japan weer door de
Westersche wereld wordt begrepen en op welke
wijzen men tracht Japan te berooven van de
vruchten die men zich gedacht had te plukken
als belooning voor de opofferingen, die men
zich heeft getroost om China onafhankelijk
te maken.
Japan en Amerika.
Niet. onvermakelijk is het in dit verband
enkele korte berichtjes over te nemen, die de
laatste dagen, naar aanleiding van Cor-
dell Hull's missive aan Japan, in de bladen
verschijnen:
1. De Monroe Doctrine heeft van Amerika
geen hermiet gemaakt, evenmin zal het „Azië
voor de Aziaten" China's deur sluiten.
2. Zooals mr. Hull over de opendeur denkt,
dacht men eens in Amerika over de slavernij.
3. De Monroe Doctrine zal voor Amerika
heilig blijven, zoolang het machtig genoeg
blijft. Het negen-mogendheden verdrag zal
voor Amerika heilig blijven, zoolang China zoo
zwak blijft, dat het zelf niet om teruggave van
den sleutel der open deur kan vragen.
4. Strikt gesproken gaat het Japan niet aan
of China haar deur opent of sluit. Evenmin
echter heeft Amerika hiermede iets te maken.
Alles hangt van China af. Zoolang echter met
uitsluiting van de direct belanghebbende, i.c
China, elkeen zich bemoeit met de deur van
China, is het dwaasheid van China's integriteit
te spreken
5. Daar China en Japan buren zijn, is het
duidelijk, dat zij te eeniger tijd intieme
vrienden moeten worden, wanneer eenmaal
de ruzie afgeloopen is. Evenals echter deze
ruize niemand anders iets aangaat, zoo heeft
niemand er iets mede te maken, hoe innig de
vriendschap als buren zal worden.
6. Wanneer eenmaal China en Japan vrien
den zijn geworden, ligt het voor de hand, dat
Japan China moet helpen om den verloren
sleutel van haar deur terug te winnen. Indien
dat terugwinnen door China door anderen
wordt beschouwd als een schending van de
opendeur-politiek, dan is de eenige verklaring,
dat er iets verkeerds is met de opvatting van
Amerika van „opendeur". De eerste voorwaar
de voor een souvereinen Staat is, het bezitten
van den sleutel van zijn eigen deur.
En zoo vindt men er legio in de diverse bla
den, en dat gaat dag in dag uit door en zelfs
weet men dan nog berichten uit Duitsche en
Italiaansche bladen te lanceeren, waaruit
blijkt, dat door deze bondgenooten van het
Anti Komintern Pact de door Japan aange
nomen houding volkomen wordt begrepen en
toegejuicht. Geen wonder dan ook, dat
langzamerhand de massa den strijd in China
eenigszins uit het oog zal gaan verliezen en
daarvoor in de plaats gaat stellen den strijd
tegen alle vijanden in de Westersche wereld,
met uitzondering dan natuurlijk van Duitsch
land en Italië, de beide groote voorbeelden voor
Japan, die ook wanneer het in hun kraam te
pas kwam verdragen zonder meer nietig ver
klaarden
De aandacht wordt afgeleid.
Men kan op het oogenblik geen correct milL
tair doel in China zelf in het vooruitzicht stel
len: thans wordt de aandacht afgeleid naar
diegenen, die Japan willen hinderen in de uit
voering van haar heiligen en nobelen plicht
het door het Westen uitgebuite en vertrapte
China te herstellen tot een souvereinen staat,
die zelf zal beslissen hoe haar houding tegen
over het buitenland zal zijn. De nieuwe Chi
neesche regeeringen in Peking en Nanking in
volle vrijheid door de Chineesche bevolking
gekozen, zullen China maken tot een vrij, on
afhankelijk land, dat en dit is natuurlijk het
voornaamste, uit den aard der zaak Japan zal
kiezen als den boezemvriend en als zoodanig
aan dit land den wederopbouw zal toevertrou
wen met de daaraan verbonden voordeelen.
Indien 't Westen daartoe dan wil medewerken,
dan is dat natuurlijk prachtig, maar wil men
niet, dan zal Japan dit wel alleen doen. Veel
geld en tijd is daartoe noodig. maar terwille
van de broederschap der Aziatische volken.
moet het Japansche volk zich beperkingen op
leggen teneinde voldoende geld te hebben voor
dien wederopbouw.
En op deze wijze gaat men dan maar door:
men mag het dan niet verstaan propaganda te
maken voor het Japansche standpunt in Wes
tersche landen, de eigen Pappenheimers kent
men voldoende om te weten, dat degelijke
sentimenteele uitspraken, waarbij op den ach_
tergrond dan nog het eigen voordeel, zij het
dan niet onmiddellijk maar voor het nage
slacht, wordt aangeroerd, bij de massa inslaan.
Blijmoedig zal men thans doorgaan met de
voortdurend hooger wordende belastingen te
betalen: met meer inzicht zal men thans kun
nen begrijpen, waarom diverse artikelen niet
meer verkrijgbaar zijn en waarom wat ver
krijgbaar is hooger in prijs wordt, al doet de Re
geering wel alle mogelijke moeite om prijsre-
gelend op te treden. Dit alles toch voor het
groote doel: de bevrijding der Chineezen, die
momenteel zelf nog wel niet allen inzien, waar
hun heil ligt, doch het op den duur wel zullen
leeren begrijpen. De les, die men hen moet
geven is hard, doch later, wanneer alles pais
en vree is, zal men Japan dankbaar zijn voor
al het goede, dat men aan China heeft ge
daan.
FAR EAST.
(Van onzen eigen verslaggever)
HAARLEM Vrijdag.
Op geen 300 Meter afstand van Schiphol,
vlak achter den Schipholdijk bij de Johan-
neshoeve, ligt het wrak van het neergestorte
Lockheed-vliegtuig van de K.L.M. Het toestel
is in de bocht, die het kort na den start nam,
afgegleden, kwam in aanraking met den grond
even voor den dijk, sloeg daarover heen en
stortte aan den anderen kant neer.
Een der omstanders, die staan te kijken
naar de opruimingswerkzaamheden, verklaart
ons dat hij het toestel heeft zien starten en
de korte vlucht heelemaal gevolgd heeft, want
het vliegtuig kon, zoo zei deze ooggetuige,
geen hoogte krijgen. Dat had zijn aandacht
getrokken. „Het toestel dook steeds".
Een zwart spoor in de aarde duidt de plaats
aan waar de rechtervleugel van het vliegtuig,
dat in de bocht was, het eerst den grond
raakte, nadat het over den dijk was geworpen.
Met den romp kwam het in de sloot terecht
en vloog op slag in brand.
Daarover vertelt ons een andere ooggetuige,
die in het huisje op nog geen paar meters af
stand van de onheilsplek woont.
„Ik was een brief aan het schrijven en ik
hoorde wel het ronken van een motor, maar
ik sloeg er geen acht op. Dagelijks vliegen hier
machines overheen, dus dat was niets bijzon
ders. Ik hoorde een ontzettende klap, doch
het eerste wat ik zag, dat was de vuurgloed".
Het toestel moet dus onmiddellijk in brand
zijn gevlogen. Het hout van het huisje is door
de groote hitte geblakerd. Men kan dat dui
delijk zien De motoren van het toestel hebben
zich in den grond geboord. Eén ervan ligt
aan de linkerzijde van de sloot indien we
de situatie met gezicht van den dijk afgewend
bezien en de andere zit diep aan de andere
zijde. Het landingsgestel onderkennen we in
een massa verwrongen metaal in de sloot. De
staart van het toestel ligt verderop. Door het i
afglijden is de machine omgeslagen en totaal
uiteengerukt. Een groot stuk vleugel ligt op
den weg, die langs "'de'-'stoot loopt, eigenlijk een
laan, aan weerszijden met boomen beplant,
naar de iets verderop gelegen Johanneshoeve
leidend.
De burgemeester van Amsterdam, Dr. W. de
Vlugt en wethouder Kropman zijn ter plaatse
en nemen het wrak in oogenschouw. De lijken
van de vier inzittenden zijn bijna onherken
baar verbrand en op baren toegedekt aan
gene zijde van de laan. Uit de sloot worden
restanten opgevischt. Het is een verschrikke
lijke ravage. Een K.L.M.-pet ligt temidden van
verwrongen metaal. Een uiteengereten koffer
tje met kaarten en boeken is gedeeltelijk door
het vuur gespaard.
Een deskundige is bezig om den stand op
het dashbord vast te stellen. Officieele K.L.M -
fotografen kieken de verspreide wrakstukken
van alle zijden; dat dient voor de reconstruc
tie van het ongeval. Op den dijk staan vele
nieuwsgierigen en zien stil naar de kleine
onheilsplek in de eindeloos vlakke Haarlem
mermeer.
Van ooggetuigen van de ramp van de
„Ekster" vernamen wij dat het vliegtuig,
nadat het van Schiphol was gestart, eerst
over de Ringvaart van de Haarlemmermeer
vloog en toen met een korte bocht weer boven
den polder terugkeerde. Het toestel vloog zeer
laag. Op zeker oogenblik werd een der beide
motoren afgezet hetgeen overeenkomt met
de officieele lezing, dat juist hiermede proeven
werden genomen. Dientengevolge verloor het
toestel nog meer hoogte. Toen het toestel de
ff
Ringvaart gepasseerd was raakte het met een
vleugel de takken van een aan den Schiphol
dijk staanden boom en kwam toen „fladde
rend" omlaag. De aanraking met den boom
kan niet de oorzaak van den val geweest zijn,
daar slechts de uiterste twijgen geraakt zijn
en het toestel nog op de helling van den dijk
den grond reeds raakte. Dit wordt door een
lang spoor aangetoond.
De linkermotor van de „Ekster" vloog, na
dat het vliegtuig met de aarde in botsing was
gekomen, los en drong in den wal van de
langs den dijk loopende sloot. Het toestel
zelf maakte een kwart slag om, schoof rake
lings langs een daar staande arbeiderswoning
en sloeg vervolgens te pletter tegen den weg,
die van den Schipholdijk naar de „Johannis-
hoeve" leidt.
Geweldig was de slag, waarmede het vlieg
tuig hier neerkwam. Tot op verren afstand
was deze te hooren.
Direct schoten groote vlammen omhoog.
Aan alle kanten stond het toestel in brand,
zoodat er van redden geen sprake was. Het
staat wel vast, dat de vier inzittenden, zooals
reeds gemeld, op slag gedood zijn.
Brokstukken van het vliegtuig kwamen op
vrij grooten afstand terecht.
Zeer spoedig waren zoowel de brandweer
uit Haarlemmermeer als die uit Amsterdam
ter plaatse. Met behulp van koolzuursneeuw
gelukte het vrij spoedig de vuurzee die door
benzine gevoed werd, te dooven. Het vuur had
echter reeds nagenoeg alles verteerd en van
het toestel en inzittenden was niet veel meer
over.
De naJblussching geschiedde door de Am-
sterdamsche brandweer onder leiding van den
commandant, den heer Gordijn, waarbij ook
de brandweer van Haarlemmermeer assisteer
de. Het eerste blusschingswerk was door de
brandweer van Schiphol zelf verricht.
Hoewel het vuur vrij snel gebluscht was
duurde het nog even voordat men de rookende
puinhoop kon naderen. Eerst toen was het
mogelijk de totaal verkoolde lijken der slacht
offers te bergen. Nadat deze eerst op baren,
piëteitsvol met lakens bedekt, ter zijde van
den weg waren gelegd, werden zij later per
ambulance-auto naar het Wilhelmina-Gast-
huis overgebracht.
Tijdens het blusschingswerk verschenen ook,
behalve vele K.L.M.-officials, de burgemees
ter van Amsterdam dr. W. de Vlugt en wet
houder Kropman ter plaatse.
De slachtoffers.
Arie van der Sijde werd geboren op 23
Februari 1912 in Dordrecht. Hij bezocht de
Hoogere Handelsschool, waarvan hij het eind
diploma behaalde. In Augustus 1931 trad hij in
dienst van de luchtvaartafdeeling Soesterberg
Op 15 April 1934 kwam hij in dienst van de
K. L. M.
Van der Sijde bezat de bevretten a en b en het
groot militair brevet. Hij was navigator tweede
klasse en trad sedert 1 Mei 1937 als instruc
teur op. Voorts was hij tweede luitenant-vlie
ger van de luchtvaartafdeeling Soesterberg. Hij
was gehuwd.
Cornelis Menne Schrey is geboren op 28
October 1907 in Rotterdam. Hij volgde de eerste
twee jaren van de H. B. S., waarna hij de zee
vaartschool bezocht. Hij was in het bezit van
het diploma derde en tweede stuurman bij de
groote vaart en was in dienst van de N. A. S. M
(H. A. L.). Op 1 Juni 1934 trad hij in dienst
van de K. L. M. Hij was in het bezit van de
brevetten der F. A. I. (Federation Aeronautique
Internationale), was navigator tweede en eerste
Een foto, korten tijd nadat de ramp van de „Ekster" had plaats gehad, genomen.
Radio-telegrafist A. Becking.
Piloot C. M. Schrey.
Werktuigkundige Jaedicke.
Piloot A. van der Sijde.
klasse en was reserve-luitenant bij de lucht
vaartafdeeling Soesterberg. Schrey was gehuwd.
Antonie Becking is geboren op 8 Maart
1907 in Amsterdam. Hij doorliep de eerste drie
klassen van de vijfjarige H.B.S. en ging vervol
gens naar de Kweekschool voor Zeevaart waar
van hij het einddiploma behaalde. Voorts was hij
in het bezit van het diploma tweede en derde
stuurman, het certificaat tweede klasse radio
telegrafist, behaalde in 1935 het diploma van na
vigator tweede klasse, werd in hetzelfde jaar
luchtvaart-telegrafist en trad op 1 Juli 1935 in
dienst bij de K.L.M.
Karl Leo Hans Jadicke is geboren op
9 April 1915. Hij trad op 24 Augustus 1929 in
dienst bij de K.L.M., waar hij alle rangen door
liep. Hij was thans in dienst als boordwerktuig
kundige Europa, d.w.z. dat hij niet op de Indië-
lijn vloog. Jadicke was in het bezit van alle be
voegdheden van zijn rang. Evenmin als Becking
was hij gehuwd.
De lijken door de justitie in beslag
genomen.
Daar het ongeluk met de „Ekster" gebeurd
is op het gebied, dat ressorteert onder de
justitie van Haarlem, werden de justitioneele
autoriteiten van Haarlem onmiddellijk na het
ongeval hiervan in kennis gesteld. Spoedig
verschenen vertegenwoordigers van het Haar-
lemsche parket ter plaatse, die onmiddellijk
een voorloopig onderzoek hebben ingesteld
De lijken der slachtoffers zijn op last van
de Haarlemsche justitie in beslag genomen
en werden voorloopig naar Haarlem vervoerd.
Nadat zij zullen zijn vrijgegeven zal over de
teraardebestelling worden beslist.
(Bovenstaande is reeds in een deel der vorige
co lage opgenomen.)