r De Sprong in het Leven Een bekoorlijke groep tijdens het internationaal ski-feest, dat in het Palais des Expositions te Parijs dezer dagen werd gehouden Tot besluit van het zeilseizoen te Priok werd een „vlootschouw" gehouden, waarbij alle jachten en kano's defileerden voor vice-admiraal Ferwerda De heeren Stosch Sarrasani en Ernst Oscar Carré houden toezicht bij den opbouw van het internationaal circus-festival, dat in het R.A.I.-gebouw te Amsterdam gehouden zal worden De heer A. C. de Wilde is met ingang van 15 Decem ber a.s. benoemd tot bur gemeester der gemeente Valkenburg (Z.H.) Het jacht „Seeteufel" van graaf Felix von Luckner luisterde den „vlootschouw" op, welke te Priok gehouden werd als be sluit van het zeilseizoen Een kijkje op het vliegveld te Hanoi na aankomst van de -Condor", het Duitsche toestel, waarvan de tocht naar Japan zoo onfortuinlijk eindigde In verband met de manifestaties in Tunis staat het Italiaansche Consulaat aldaar onder scherpe be waking van de mobiele garde De bekende tenor Julius Patzak arri veerde Maandag te Amsterdam voor zijn optreden met het Concertgebouw orkest FEUILLETON Oorspronkelijke Nederlandsche roman door FELICIA CORDEA. Toen het met het rechtuit-vliegen reeds eenigs- zins vlotte, kwamen de bochten aan de beurt. „Wat kon daar nu aan zijn, een bocht te ma ken? Als je er maar voor zorgde, dat de eene vleugel naar omlaag ging, dan ging de andere vanzelf omhoog en je had je bocht!" dacht An- gela. Jammer, dat het geval heel anders was. Dat, met de vleugels was bijzaak. De hoofdzaak was, een bocht te maken en daarbij toch horizontaal te blijven vliegen! Niet stijgen en niet „steken", zooals het dalen op zijn aviatisch heet. En waarom werden de eerste bochten toch zoo kort? „Niet zoo scherp! Rustig!" klonk altijd de stem van Vliet-Lans. Angela's bochten waren precies als die van alle beginnelingen, die namelijk gelooven, dat een bocht zoo kort mogelijk gemaakt moet wor den. Een zwaai, het toestelletje stond rechtop.... plompsen je was er door. Maar hierbij kwam de vooruitgang reeds bij de eerste les. Angela's bochten werden gedu rende het tweede kwartier al beter, ofschoon ze bij het maken er van nog altijd een beetje steeg of daalde. „Denk er aan, dat een vliegtuig geen kurke- trekker is", vermaande de instructeur. Toch toonde ze, dat ze „feeling" voor boch ten had. En toen ze geland waren, vertelde yiiet-larxs haar: „Kind, je hebt gevoel voor bochten en dat is bij het vliegen heel wat waard". Op dezen lof was Angela zoo trotsch als een pauw. Na het bochten-vliegen moest ze leeren opstij gen en dalen. Dat was nu weer veel moeilijker. „Denk er aan, meisje, er bestaat geen gevaar in de lucht. De laatste meter boven den grond, die doet het hem". Driezesacht keer achter elkaar op stijgen en landentelkens opnieuw, alsof er niets anders meer bestond. Ze vroeg Vliet-Lans, hoeveel uren ze dat zou moeten volhouden. „Zoowat veertien uur!" „Zoo, zoo! Dus acht en twintig lessen, of zoo wat honderd maal op en neer, voordat ze vol gens de meening van het ministerie van water staat ook maar bij benadering zou kunnen star ten en landen. „Hoe stelt u zich het voor", vroeg Vliet-Lans haar. „Denkt u misschien dat wij u in de lucht los laten, zooals de bekende wereldvliegster, die alleen maar daarom heele werelddeelen over vliegt, omdat ze niet durft te landen?" Bij Angela was dit gevaar niet erg groot. Reeds bij de tiende les begon ze keurig en zacht op het vliegveld neer te strijken. Ze had im mers gevoel voor dit soort werk. De vliegsport had haar niet teleurgesteld. In geen enkel opzicht. Het was werkelijk heerlijk te voelen, hoe langzaam, maar zeker, het toestel ondergeschikt aan haar werd Het was moeilijk, maar ze zou het leeren. En misschien zou ze later, als ze heel, heeJ goed vliegen kon, haar brevet en eventueel haar mecaniciensexamen gehaald had, ergens, ver weg heengaan. Naar Indië bijvoorbeeld. Of heelemaal de wereld rond. Zooals Reginald Lloyd het deed, die immers ook over de geheele wereld rondzwierf XVII. Het duurde eenigen tijd, na het tamelijk ver bijsterende gesprek met Furné, dat Verschuur zich zoover hersteld had, dat hij besefte, dat een telefoonhoorn ook op de haak teruggelegd zou kunnen worden. Nadat hij dit met eenige hef tigheid verricht had, begon hij over het gesprek zelf na te denken. En hoe langer hij dit deed, hoe meer het tot hem doordrong, dat Furné hem om de een of andere reden er tusschen genomen had. Nu raakten de menschen, die Furné eenigen tijd kenden, daar weliswaar lang zamerhand aan gewend. En ook Verschuur was in dit opzicht niet zonder ondervindingen. Maar waarom Furné dit nu bij zulk een ern stig geval moest toepassen was hem een raadsel. Want het geval was ernstig. Voor Verschuur tenminste was het feit, te moeten ondervinden, dat alle vrouwen even zwaar, of beter gezegd even licht wogen, een ei-nstig feit. Hoe had Elvi tot zooiets in staat kunnen zijn?! Het was toch onmogelijk, dat ze niet wist, dat dit dezelfde man was, die. Verschuur begon sarcastisch te lachen. Deze Totulescu kon in ieder geval tevreden zijn met zijn overwinningen tegenover hem. Een woede kwam over hem. Zou het niet het eenvoudigste zijn. zijn rijzweep te nemen en dezen man te geven, wat hem toekwam? Wel neen! De sop was de kool immers niet waard. Bovendien men kon het draaien zoo als men wilde indien Elvi er niet in had toe gestemd, waren ze niet samen naar the House of Lords gegaan. Nu Furné de stukken gehouden had, bestond de mogelijkheid natuurlijk, dat hij het meisje eens tegen kwam en dat ze misschien een weg zou zoeken, om haar fout te herstellen. Was hij daar echter nog op gesteld? Er werd aan de deur getikt. Jozef, zijn huis knecht meldde hem: „Mevrouw staat buiten, mijnheer". De man had een zonderlinge uitdrukking op zijn ge zicht. Een oogenblik hoopte Verschuur, dat het Elvi zou zijn. „Mevrouw?! Welke mevrouw. Jozef?" „Onzeuw mevrouw „Mijn mevrouw?.... je bedoeltme vrouw!" „Ja, mijnheer! mevrouw!" Jozef verduidelijk te deze mevrouw met een handbeweging. Verschuur sprong op. Irene! Ook dat nog! Irene! Wat zocht zij hier? „Wat wil mevrouw?" „Dat weet ik niet. Ze wilde u spreken". Verschuur keek Jozef aan, alsof hij van hem hulp verwachtte. En zoo geen hulp, dan toch raad. Het lag hem op de lippen om te vragen: „Zal ik haar ontvangen?" Opeens werd de deur geopend. Irene stond in de opening. Ze maakte met haar hand een be weging naar de deur ten teeken, dat Jozef kon vertrekken. Achter hem deed ze de deur dicht. Ze keek Verschuur aan, een wenkbrauw licht spottend opgetrokken, een trucje, dat hij maar al te goed van haar kende, nier p"n liim»' Ai k dame n^ na- b^.. Jw uu v.t- i.ijn". Ze liep in de richting van de schrijftafel, waaraan Ver schuur onbewegelijk was blijven staan. „Met de helft ervan ben ik ook best tevreden. Zou je me nu niet eindelijk een hand geven en me een stoel aanbieden. Me dunkt, het is nog niet zoo heel lang geleden, dat ik daar niet eerst om be hoefde te vragen". Verschuur schraapte zijn keel. Hij maakte met zijn hand een beweging in de richting van een stoel. Irene keek het vertrek rond. Rustig zonder zich te haasten en met dezelfde spottende trek op het gezicht. „En vertel nu eens. Heb je het heusch kunnen stellen zonder mij?" „Zou je misschien zoo vriendelijk willen zijn, mij het doel van je komst mede te deelen?" ,."H.eeft 0,31 nu zo°'n haast? Foei, Theo, waar zijn je manieren, die vroeger toch werkelijk nog al goed waren. Ontvangt men nu op deze ma nier een dame? Als Is deze dame maar de eigen vrouw! A propos, is dit niet het uur, waarop in dit huis gewoonlijk koffie gedronken wordt? Zal ik even bpllen Ze stond op en liep naar de bel. Halverwege bleef ze staan en wierp Verschuur over haar schouder een blik toe. Het volgende oogenblik parelde haar lach door het vertrek. „Theo, als je nu eens je gezicht kon zien. jongen! Je ziet er uit om op te eten". Irene belde en liep naar haar stoel terug. Jo zef klopte. „Jozef, mijnheer heeft gevraagd, of ik trek heb in een kopje koffie. Dusals je het bij de hand hebtin dat geval, twee". Jozef verdween met een uitdrukking op zijn gezicht alsof hij bij Leidens ontzet te laat voor de hutspot gekomen was. „En nu, Irene, wat heeft dit alles te beteeke- nen? Ik zie niet in, met welk recht.doel. „Zie je wel, het is veel beter, dat je kalm blijft Jp struikelt over je eigen woorden". „Irene, ik ben niet graag onbeleefd. Dat weet je waarschijnlijk uit ondervinding. Maar ik moet je toch verzoeken, je bezoek zoo kort mogelijk te maken. Wat is het doel van je komst?" „Het lijkt me nu niet direct verstandig, om je dit ronduit te vertellen", dacht Irene. Hoe zou ze hem kunnen verraden, dat ze alleen geko men was om een poging te doen, hem weer on der haar invloed te krijgen. „Ik wilde eens rustig met je praten. Het kan toch geen kwaad, dit nog eens te doen. Mis schien kunnen er nog verschillende misverstan den opgehelderd worden". Het werd Verschuur duidelijk, wat ze wilde en waarvoor ze gekomen was. Vervelend, dat ze niet inzag, hoe ijdel deze poging was! Kende ze hem zoo slecht, dat ze niet besefte, dat ze haar eenmaal verspeelde plaats nooit weer terug kon winnen? Zijn gezicht weerspiegelde zijn ge dachten. „Theo is er dan werkelijk geen gevoel in je. Moet ik zoo vreeselijk boeten voor dien eenen misstap? Hoe weet je. dat ik niet alles wil goed maken? Hoe weet je, dat wij tenslotte niet toch nog gelukkig kunnen worden? Het was een vree- selijke les voor mij. Waarom wil je me geen kans meer geven? Waarom ben je zoo hard?" Verschuur vroeg zich af, waar ze de tranen zoo gauw vandaan haalde. Hij vroeg zich af, hoe hij zijn weigering moest inkleeden, om haar niet al te fel te vernederen. Maar toch zoo, dat ze begreep, dat het onherroepelijk was. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 8