De Sprong in het Leven Voor de Kersttafel. Op de eierveiling te Amsterdam werden Donder dagmiddag 300 kalkoenen geveild. Eenige slachtoffers, nog onbewust van hun lot, gereed voor de veiling De aankomst van dr. Schacht, president van de „Reichsbank" te Londen In verband met zijn 40-jarig jubileum als dirigent van .Toonkunst werd prof. dr. Willem Mengelberg Donderdagavond in het Concertgebouw te Amsterdam gehuldigd. De jubilaris (x) dankt het koor, dat hem onder leiding van den heer Cleuver (links) toegezongen heeft Hr. Ms. mijnenlegger-instructievaartuig .Willem van der Zaan", voor het Departement van Defensie bij de Ned. Dok Mij. te Amsterdam in aanbouw, is Donderdag tewater gelaten De kleine Prins Edward met zijn moeder, de Hertogin van Kent, op weg naar Buckingham Palace te Londen voor het kerstfeest, dat Koningin Elizabeth van Engeland voor de Prinsesjes Elizabeth en Margaret Rose gaf De toestand in Palestina. Abou Kemal, een der leiders van de rebellen, geeft zijn Instructies In de nabijheid van Tiberiade Nadat de grootere boomen voor het naderend Kerstfeest .gestoken" zijn, worden op de kerstboom-kweekerijen in 't Gooi weer jonge denneboompjes geplant, welke over 6 a 7 jaren de huiskamers met Kerstmis zullen sieren FEUILLETON Oorspronkelijke Nederlandsche roman door FELICIA CORDEA. 28) Ze moest zich bekennen, dat ze zich opnieuw door haar temperament had laten meeslepen. Ze was op hol geslagen als een ongebreideld paard. Ze had ongetwijfeld kansen gehad, want Ver schuur was een gentleman en indien ze rustig met hem over de toekomst gesproken had, zou ze waarschijnlijk in haar poging geslaagd zijn. Ze was niet rustig gebleven enze had ge faald! Maar wat nu!? Nu bleef haar werkelijk niets anders over, dan ee nonderhoud met oTtulescu. Irene sprong op en liep in de richting van Totulescu's woning. Onderweg riep ze een taxi aan. Gedurende den rit nam ze haar handspie gel te voorschijn en probeerde in den schokken- den wagen met lippenstift en poederdons haar gezicht een extra „touch" te geven. Het was niet noodig dat Totulescu iets van haar opwinding bemerkte. „Ik was toevallig hier in de buurt en het leek mé' wel aardig je weer eens op te zoeken. Het is lang geleden, dat ik hier voor het laatst was", zei ze, toen ze bij hem aangekomen was. Voor dat hij haar antwoordde, keek hij haar even onderzoekend aan. Hij kende deze vrouw en het leek hem, alsof er hier iets niet in den haak was. „Zeg eens, Irene, is er iets met je aan ae hand?" „Iets aan de hand? Ach neen, feitelijk mets bijzonders. Waarom vraag je dat?" „Wel, het leek me maar zoo", „Ofschoon de situatie wel op mijn zenuwen be gint te werken, sedert ik weet, dat Verschuur de brieven misschien toch gaat gebruiken". „Als hij ze op het kritieke oogenblik tenmin ste nog heeft". Irene klemde haar lippen opeen. Goed dat Totulescu niet wist, dat ze zoo juist bij haar man haar mond voorbij gepraat had, en dat ze Ver- sehuurs argwaan wakker geschud had. En dat hij stellig niet zou rusten, voordat hij wist, wat voor plannen ze met dat meisje hadden. Of hij misschien niet nu reeds bezig was alles te ont rafelen? Als Totulescu nog iets wilde bereiken, moest hij dit gauw doen. „Zou deze juffrouw Elvira je niet een dezer dagen haar beslissing mededeelen? Zei je niet, dat je haar moest opbellen! Toe Carol, doe me een plezier en telefoneer haar nu". „Ik geloof, dat je niet erg veel hoop hebt op het slagen van mijn plan". „Kijk eens, Carol, je moet het mij niet kwalijk nemen, maar jullie denken misschien anders dan wij. Ik kan het gevoel nu eenmaal niet kwijt raken, dat 'dit meisje niet op je voorstel zal in gaan. Je hebt geen rekening gehouden met de mentaliteit van de Hollandsche vrouw". „Denk je? Dat weet ik anders nog niet zoo precies. Het zaakje loopt prachtig. Dit meisje eet uit mijn hand. Ze heeft terstond toegehapt, toen ik haar aansprak" Ze was zoo mak als een lam, zeg ik je. En ze is zoo happig op mooie dingen, dat ze er niet aan denkt, het vooruitzicht op een rond somme tje te laten loopen". „Het spijt me wel, maar ik vrees toch, dat je je vergist. Jij denkt in de begrippen van jouw land. Ik kan er niets aan doen, maar het zijn nu eenmaal niet de onze. Ik voor mij ben bang, dat het je bitter zal tegenvallen. En wat ik dan moet doenWant je begrijpt, dat ik er dan nog veel slechter voor sta dan tevoren. En dat heb ik dan feitelijk aan jou te danken". „Schei nu eens eindelijk uit met deze eeuwige verwijten. Ik zal je bewijzen, dat ik de brieven op mijn manier wel degelijk in handen krijg. Nu! Terstond! Ik zal haar opbellen en je toonen, dat mijn denkbeelden ook bij jullie Hollandsche vrouwen opgaan". Hij draaide het nummer. „Hallo, kan ik even juffrouw Sittard spreken?" Na eenige oogenblikken klonk Elvi's stem aan den anderen kant. Totulescu greep Irene bij haar arm en trok haar met het oor vlak bij den hoorn om het gesprek mee aan te hooren. „Hallo, met Elvi Sittard". „Guten Tag, gnadiges Fraulein! Hier Philippe Avarides. Het verheugt me zeer, dat ik het ge noegen heb u te bereiken. U had me toegestaan u vandaag op te bellen, nietwaar „Ach, het spijt me wel, mijnheer Totulescu, maar ik heb met Mr. Furné over de zaak ge sproken en hij is van meening, dat er niet de minste reden voor mij is, mij aan een strafbare daad schuldig te maken. Guten Tag!" Totulescu liet den hoorn zakken. Door de stilte sneed Irene's stem. „Daar heb je het! Precies wat ik gezegd heb! Je kon het immers op je vingers natellen, dat ze het niet doet. En dan zou ik wel eens willen we ten, hoe het komt, dat ze Totulescu tegen je zegt. Ik dacht, dat je voor haar Avarides was. Waar haalt zij den naam Totulescu vandaan?" „Ik weet het niet! Wat kan er gebeurd zijn? Hoe lang weet ze dat al „Dat zal ik je zeggen. Dat weet ze van het eer ste oogenblik af, dat jij haar weg kruiste en haar aangesproken hebt". „Hoe bedoel je dat". „Als ze dat niet geweten had, had ze zich nooit door jou laten aanspreken. Ik heb me al lang af gevraagd, wat daar wel achter stak. Nu, mijn hartelijken dank voor je fabelachtige medewer king!" Irene's sarcasme doorboorde het dunne laagje beschaving, dat Totulescu's ware natuur ver borg. „Een ding wil ik je wel zeggen. Ik heb van de heele geschiedenis schoon genoeg. Knap jij je zaakje nu maar verder zelf op. Adieu!" Een oogenblik keek Irene hem tusschen haar samengeknepen oogleden scherp aan. Voor dat product had zij haar toekomst in de waagschaal gelegd en vernietigd! Was het de moeite waard daar nog één woord aan te ver spillen? Ze draaide zich op haar hakken om en ging weg. Irene was niet woedend meer, zooals ze was, toen ze haar man verlaten had. Irene was ver twijfeld. Haar laatste hoop, haar laatste kans. weg! Vervlogen! Wat nu? Wat nu? Welke middelen waren haar gebleven? Ver schuur niet meerTotulescu niet meer Wat dan? Wie dan? Ze liep voor den tweeden keer dien dag zon der doel voor oogen de straat op. Als korte steeds afgebroken filmbeelden trok ken fragmenten uit haar leven aan haar gees tesoog voorbij van het oogenblik, dat ze Ver schuur ontmoet had, tot nu. Nu stond ze aan een keerpunt. Aan den rand van een afgrond. Aan het begin van een weg naar omlaag, die steeds verder, steeds dieper moest voeren. Neen, dat niet! Zoo wilde ze niet eindigen. Wat er ook in haar leven gebeurd was, dien weg wilde ze niet gaan. Maar was er dan heelemaal geen uitweg meer? Daar schoot haar een gedachte door het hoofd. Die kleine! Die indringster! Misschien, als ze eens met haar sprak? Dat zou een uitweg kunnen zijn, al was het een bit tere uitweg. Moest ze zich voor dat meisje, dat haar. plaats zou innemen, vernederen? De gedachte alleen griefde reeds, maar wat bleef haar feitelijk an ders over? En Irene ging, want wat haar fouten ook mochten zijn, als er iets gedaan moest worden en ze had haar besluit genomen, dan ging ze ook rechtstreeks op haar doel af. Zoo kwam het, dat Elvi, haar pension nade rend, van de tegenovergestelde zijde een dame zag naderen, die merkwaardig veel op Irene Verschuur leek. Maar niet de stralende, triom- feerende Irene, die ze eens gezien had. Een bleeke vrouw, die haar smalle, roode lippen en haar harde oogen met groote moeite tot een vriendelijke uitdrukking dwong. „Wat ter wereld komt zij hier doen", dacht Elvi „en wat ziet ze er uit! Zoekt ze mij?" Elvi zag, dat Irene het inderdaad op haar ge munt had. Ze kwam regelrecht op haar af en vroeg: „Bent u juffrouw Sittard?" „Ja, die ben ik". „Ik zou u heel graag even willen spreken". Een oogenblik weifelde Elvi. Toen zei ze: „Het lijkt me het beste, dat u dan even binnen komt. Ik woon hier". Ze ging Irene voor naar de spreekkamer, waarvan ze de deur dicht deed. Wat een eigenaardige, geladen atmosfeer lag er over deze vrouw! Elvi's zenuwen, die na de op windende gebeurtenissen van den morgen toch reeds gevoelig waren, merkten duidelijk de span ning. „Waarmee kan ik u van dienst zijn, mevrouw Verschuur?" „Ik kom zoo juist van den heer Totulescu", begon Irene, direct met de deur in huis vallend. „Ik was er bij, toen hy met u telefoneerde en ik heb het gesprek mee aangehoord". „Dan weet u ook, welk antwoord ik hem ge geven heb". „Ja, dat weet ik. En ik ben heel blij, dat u hem dit antwoord gegeven hebt. Ik heb me er van het eerste oogenblik af, dat hij met zijn plan voor den dag kwam, tegen verzet. Hij deed het bovendien niet voor mij. Deze man had er heel veel voor over om in dit proces niet genoemd te worden. Hij wilde de brieven terug hebben in zijn eigen belang". „Mevrouw Verschuur, ik stel het wel erg op prijs, dat u heelemaal hierheen gekomen bent om mij dit te vertellen. Maarhet gaat mij feitelijk niet aan". „Dat is zoo. Ik dacht alleen, dat u het niet on interessant zou vinden, eens de ware toedracht van de zaak te vernemen". (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 13