Kerstgang.
BOEKEN UIT HET BUITENLAND.
Centrale Verwarming
Hoistet TEL. 15597
Moderne Talen
Litteraire
Kantteekeningen.
|L
AFLUKIN
ZATERDAG 17 DECEMBER 1938
H'A'A'EEEM'S DAGBCAD
Erich Kastner, de lachende moralist.
Bij de bespreking van Duitsche boeken'
komt men tegenwoordig voor verschillen
de moeilijkheden te staan. Wanneer wor
den Duitsche boeken feitelijk Duitsch ge
acht en hoeveel van de bekende Duitsch-
schrijvende auteurs kunnen nog officieel
Duitschers worden genoemd? Maar laten
wij alle politiek buiten deze aan de lette
ren ge-wijde beschouwing en laten wij begin
nen met vast te stellen, dat Erich Kastner-
al of niet Duitscher een der boeiendste
Duitsche auteurs van het oogenblik is. Hij is
misschien niet de belangrijkste, maar in ieder
geval een der meest populaire: verschillende
van zijn boeken vonden in vertaling ook
onder het Nederlandsche publiek vele lezers
en tevens zullen velen genoten hebben van
de UfafiLm „Emil und die Detektive", welke
vervaardigd werd naar Kastner's beste jon
gensboek.
Hij is ook typisch een jong schrijver van
dezen tijd, typeerend voor de hedendaagsche
jeugd in vele van haar meest markante eigen
schappen: hij is levendig, sportief, wat scep
tisch ook, maar eveneens vervuld van de on
uitroeibare romantiek, die het bezit is van
iedere jeugd, hoezeer haar jaren ook door de
dramatische bewogenheden van deze eeuw
zijn geschokt en verduisterd. Hij heeft het
sterke geloof in een betere toekomst, de leven
de veerkracht van allen, die waarlijk jong
zijn; hij is als het jonge gras. dat zich op
richt hoezeer het ook werd platgetrapt.
Is dit warme optimisme dat zich in zijn
boeken met een heerlijken humor baan-
breekt de oorzaak van zijn populariteit?
Het is ongetwijfeld een zijner meest sympa
thieke eigenschappen, maar men beoordeelt
hem toch zeer eenzijdig, wanneer men hem
alleen als humorist wenscht te beschouwen.
Kastner is meer, veel meer. Zijn sterkste
roman „Fabian, die Geschiohte eines Mora
listen" is feitelijk een navrant drama, hoe
wonderlijk de erin verwerkte situaties ook
mogen schijnen. En wanneer men zich ook om
„Fabian" soms amuseeren mocht, was dat al
leen omdat de harde levenswaarheden ervan
in een zoo bizar kleed waren gestoken. Men
komt dan ook het verst met de nauwkeurige
bepaling van Kastner's schrijversfiguur, wan
neer men in den wonderlijken moralist Fabian
een soort zelfportret ziet: ook Kastner is een
moralist, een zedenmelster, maar een van een
bijzonder goed en frisch genre, een lachende
zedenmeester, die zich de waardevolle zin
spreuk der ouden, het „ridendo dicere verum"
het lachende zeggen der waarheid, tot levens
doel heeft gesteld.
Kastner's nieuwste boek „George und die
Zwischenfalie" wijkt van dit levensdoel niet
af, al lijkt het oppervlakkig misschien nauwe
lijks meer dan een vlotte, aardige liefdesge
schiedenis. „Georg und die Zwischenfalle" is
in zekeren zin een voortzetting van de reeks
der amusante boeken, die met het bekende
„Drei Manner im Schnee" begon en met het
avontuurlijke slagersverhaal „Die verschwun-
dene Miniatur" zoo buitengemeen geestig
werd voortgezet. Evenals in deze vorige ver
halen trekt de moralist in Kastner weer aan
de tcuwtjes, die zijn springlevende poppen
doen dansen: hij laat de deugd beloonen, de
ondegend straffen en deelt zijdelings kleine
levenslessen uit aan de figuren, die zich
in zijn boek onverstandig gedragen. En het
aardigst van dit alles is, dat de lezer het
feitelijk niet merkt; onbewust krijgt hij al
lezende de wijsheid toebedeeld, die Kastner's
inzicht voor hem heeft bestemd. Lachend
wordt hij op de vingers getikt en wordt het
vennis over hem uitgesproken.
Het begint met de wonderlijke kamer ge
leerdheid van den hoofdpersoon, wiens dag
boek door Kastner met een kort geestig
voorwoord ingeleid dit verhaal voorgeeft
te bevatten. Deze hoofdpersoon, Georg Rent-
meister is een eenigszins mysterieuze geleer
de, die werkt aan de samenstelling van een
nieuw soort stenografie, dat hij zelf niet ont
cijferen kan, die gegevens verzamelt voor een
werk over Duitsche grammatica en daaren
boven nog arbeidt aan een cultuurhistorische
studie van enormen omvang. Hij heeft kisten
vol aanteekeningen, maar komt er natuurlijk
nooit gereed mee: hij is de Don Quichotte der
kamergeleerdheid, een verdwaalde in het
labyrinth der theoretische kennis, die door
zijn eerste ontmoeting met het werkelijke
leven volkomen wordt ontwapend en zich
35 jaar oud als een dwaze jongeling stort
in het grootste avontuur van ieder menschen-
leven: de liefde.
Deze liefde overrompelt hem in de oude,
romantische stad der beroemde Festspiele,
Salzburg, en zij verschijnt voor hem in de
gedaante van een (natuurlijk) charmant
meisje, dat doet alsof zij kamermeisje is op
een kasteel in de omgeving. De jonge geleerde
bezcekt Salzburg overigens op een zonderlinge
manier, want het boek speelt reeds in de
„historie" en draait om een grens, die thans
niet meer bestaat: de grens tusschen Oosten
rijk en Duitschland. Georg heeft maar steeds
niets gehoord op zijn verzoek aan het de-
viezenbureau in Berlijn om meer dan tien
mark naar Oostenrijk te mogen meenemen en
daarom is hij naar een stadje aan de grens
getrokken waar hij een hotelkamer heeft ge
huurd. lederen dag rijdt hij dan met een bus
over de historische grens naar Salzburg, waar
in hij met zijn vriend, den schilder, de con
certen en uitvoeringen van de befaamde Fest-
woche bezoekt.
Kastner heeft deze Festwoche buitenge
meen boeiend beschreven: voorzoover zijn
boek geen volwaardige roman geworden is, is
het vooral een zeer interessante reportage van
het bonte, internationale leven van het Salz
burg van enkele jaren geleden. Ook de stad
zelf met haar tallooze historische monu
menten, getuigend van een even rijk als fan
tastisch verleden, vindt in dit amoureuze
journaal een opmerkelijk frissche weerspiege
ling. Soms komt men in de verleiding het
boek eventueel als reisgids te gebruiken en ik
ben er zeker van, dat Kastner voor Salzburg
een uitstekende gids zou zijn, wanneer de
reeds genoemde grens maar niet zou hebben
opgehouden te bestaan.
Doch wat het verhaal verder betreft: de
relaties tusschen Georg en de charmante,
eenvoudige Konstanze ontwikkelen zich zoo
romantisch als slechts mogelijk is, totdat
Georg's schilderende vriend haar toevallig
ontdekt in een casino, aan de zijde van een
onbekenden rijken heer. Hemelsche droomen
worden wreed verstoord. Georg is aan de diep
ste wanhoop ten prooi en hij zou dat geble
ven zijn als de vriend niet tevens ingegrepen
had. Dan blijkt, dat de rijke heer in het
casino niemand anders is dan een jonge graaf
Konstanze's broer en dat Konstanze dus in
het geheel geen kamermeisje is, althans geen
echt. Want op het kasteel van haar vader be
kleedt zij deze nederige functie inderdaad; de
vader, een amateur-dramaturg, zoekt stof
voor een nieuw tooneeistuk en heeft daarom
zijn kasteel tijdelijk aan een gezelschap rijke
Amerikanen verhuurd, waarbij de verschil
lende leden van zijn gezin als personeel dienst
doen.
Ook deze situatie levert natuurlijk een aan
tal zonderlinge complicaties op, vooral wan
neer Georg van deze comedie op de hoogte
gebracht, zonder dat de vader het weet
als gast in het kasteel zijn intrek neemt.
Kastner deelt daarbij wederom een aantal
rake zetten en klappen uit; de oppervlakkige,
Amerikaansche toeristen moeten het ontgel
den, maar het meest krijgt de tooneelschrij-
vende vader nog op den neus, want zijn ge-
enscèneerde gastenklucht neemt een verras
sender einde, dan de pseudo-auteur heeft
kunnen voorzien en dat ik om belangrijke
redenen hier ook niet verraden zal.
Naar uit dit korte overzicht blijken kan,
vindt men de moraliseerende verteller Kast
ner hier grootendeels van zijn beste zijde:
lenig en sportief als altijd, geestig en paraat
even romantisch en gevoelig als men hem
kennen zal uit de vele gedichten in zijn kos
telijke „Lyrische Hausapotheke" en even
boeiend en amusant als bijv. in zijn „Drei
Manner im Schnee". Dat „Georg und die
Ziwischenfölle" daarom toch niet zoo geheel
bevredigt ligt, misschien aan den wat al te
simpelen opzet, die het ook als een „Zwischen-
fall" in Küstner's oeuvre doet beschouwen:
tenslotte kan een schrijver van zijn formaat
en vita'liteit grootere werken aan en de lezer
heeft daarom het recht ze min of meer van
hem te eischen.
Niettemin: bij Georg's avonturen in Salz
burg zal men enkele vroolijke, wijze uren
doorbrengen en dat is in dezen tijd al ge
noeg om zeer dankbaar te zijn.
GABRIEL SMIT.
Erich Kastner: „Georg und die Zwischen
falle". Atrium Verlag, BaselMahrisch
Ostrau 1938.
PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE
RADIO-CENTRALE
op Maandag: 19 December 1938.
Progr. III 8.00 Keulen. 9.20 Parijs Radio, 9.30
Radio P.T.T. Nord. 9.50 Pauze. 10.00 Parijs Ra
dio. 10.20 Radio P.T.T. Nord. 12.20 Ned. Brus
sel. 2.20 Droitwich. 3.20 London Regional. 4.35
Pauze. 4.40 Keulen. 5.20 Ned. Brussel. 6.05 Radio
P.T.T. Nord. 6.20 London Regional. 7.20 Ned.
Brussel. 7.50 Straatsburg of diversen. 8.20 Keu
len. 9.20 Keulen. 10.20 Ned. Brussel. 10.30 Boeda
pest. 11.20 Leipzig of diversen.
Progr. IV 8.00 Brussel. 9.20 Diversen. 10.35
London Regional. 11.50 Droitwich. 12.20 Lon
don Regional. 3.20 Droitwich. 11.20 London Re
gional. 11.35 Droitwich.
(In verband met plaatselijke slechte ont
vangst noodzakelijke wijziginigen voorbehou
den).
Progr. V: 8.007.00 Diversen.
7.008.00 Eigen gramofoonplatenconcert.
Walsprogramma afgewisseld door enkele mar-
schen.
1 Mattinata, Wiener Bohème orkest. 2 Herbst-
weisen. Orkest v. d. Berl. Opera. 3 Waltz selec
tion, Reg. Dixon. 4 Waldteufel Reigen. Groot or
kest. 5 En som a glad, Duo Ja. 6 Delilah Waltz,
Alexander's Accordions.
Marschen intermezzo.
7. With sword and lance, V. Sterling. 8 Mar
schen Potpourri van Sousa, Jack Hylton. 9 Sons
of the brave, V. Sterling.
Vervolg walsprogramma:
10 Poraneh, Wiener Bohème Orkest. 11 Die
Schönbrunner, Orkest v. d. Berl. Opera, 12 Ac-
celerationen, Edith Lorand, 13 Klange urn Jo-
hann Strauss, Ilja Livschakoff, 14 Saterwalsen,
Duo Ja. 15 Missouri Waltz, Alexander's Accor
deons.
OLIESTOOKINRICHTING NATUURLI3K VAN
ft a B ADR. STOOPPLEIN 24
(Adv. Ingez. Med.)
Aanvulling van het Academisch
Statuut.
Twee nieuwe faculteiten ingesteld.
Blijkens het in Stsbl. 376 afgekondigd Kon.
Besl. is het Academisch Statuut aangevuld met
bijzonderheden betreffende de examens ter ver
krijging van het doctoraat in de economische
wetenschappen en het accountantsexamen.
Het candidaatsexamen voor de economische
wetenschappen omvat: 1. staathuishoudkunde, 2.
bedrijfshuishoudkunde, 3. burgerlijk recht en
handelsrecht, 4. economische geschiedenis, 5.
economische aardrijkskunde, 6. statistiek. Voor
dat de candidaat kan worden toegelaten tot het
candidaatsexamen moet hij, ten genoegen van de
faculteit het bewijs leveren van voldoende kennis
der beginselen van het boekhouden.
Het doctoraal examen voor de economische we
tenschappen omvat: 1. staathuishoudkunde, 2.
bedrijfshuishoudkunde, 3. en 4. behoudens de
bevoegdheid van de faculteit, om een der hierna
te noemen vakken als verplicht vak voor het
doctoraal examen aan te wijzen, kan ter keuze
van den candidaat, onder goedkeuring van de
faculteit, het examen twee der volgende vakken
omvatten: a. economische geschiedenis, b. econ-
mische aardrijkskunde, c. sociologie, d. koloniale
economie, e. leer der openbare financiën, f. sta
tistische analyse, g. burgerlijk recht en handels
recht, h. belastingrecht, i. arbeidsrecht, j. begin
selen van koloniaal recht, k. eenig ander door
den candidaat gekozen vak uit de vakken dei-
economische of eener andere faculteit.
De candidaat die het laatstgenoemde examen
aflegt, wordt op zijn verzoek ook in andere vak
ken geëxamineerd, dan de voor zijn examen aan
gewezene of gekozene. De faculteit beslist over
den uitslag van het examen in elk dezer toege
voegde vakken afzonderlijk. Ten behoeve van
hen, die gedurende of na hun studie van het
doctoraal examen, ten genoegen van de faculteit
blijk geven met vrucht te hebben deelgenomen
aan het voortgezet onderwijs in boekhouden,
handelsrekenen en financieele rekenkunde, wordt
als bewijs hiervan een aanteekening op het
tuigschrift gesteld.
Voorts is bepaald, dat hij, die met goed gevolg
het doctoraal examen heeft afgelegd, als hierbo
ven is aangegeven, onder nader door de facul
teit te stellen voorwaarden, kan worden toege
laten tot het accountantsexamen. Dit examen
omvat: a. toegepaste bedrijfshuishoudkunde, b.
inrichtingsleer, c. controleleer, d. belastingrecht.
Accountantsexamen.
Voor het afnemen van het accountantsexamen
wordt de faculteit versterkt met niet tot de hoog
leeraren of lectoren der universiteit behoorende
deskundigen, daartoe aan te wijzen door den
Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen, de faculteit gehoord. Deze deskundigen heb
ben stemrecht en genieten uit 's Rijks kas vergoe
ding voor reis- en verblijfkosten, benevens een
zitpenning.
Een nieuw artikel 45 quater bepaalt het
volgende:
„Hij, die voor het inwerking treden van dit
besluit aan de faculteit der economische weten
schappen (faculteit der handelswetenschappen)
aan de gemeentelijke universiteit te Amster
dam, of aan een bijzondere economische hooge-
school (handels-hoogeschool), welke binnen een
jaar na dien datum een aanwijzing verkrijgt, als
bedoeld in art x van de wet van 22 April 1937,
Stsbl. 321, een examen heeft afgelegd, dat naar
het oordeel van de faculteit der economische we
tenschappen of van den senaat der aangewezen
bijzondere economische hoogeschool, overeen
komstig is met een der examens in dit besluit
genoemd, verkrijgt de hieraan verbonden be
voegdheden."
„MERCATOR".
ZAANENLAAN 114 TELEF. 23907
(Adv. Ingez. Med.)
Wel dempt de sneeuw het geluid der stappen,
maar de man weet ook zoo onhoorbaar te loo-
pen, zoo bedachtzaam en toch zoo vlug even
gebogen, bijna klaar voor den sprong zoo nu
en dan, hij weet zoo spelend licht omlaag te
glijden en veerend omhoog te gaan, dat men
voelt: die is in deze bosschen thuis, in deze
woeste, door kloven uiteengereten bosschen,
die nu eens donker zijn, omdat de stammen
zoc dicht opeen staan en de takken zoo diep
afhangen, dan weer eigenaardig doorzichtig
en licht, als de rupsen in de grauwe dennen
huishouden, of de berg daar omhoog zijn rots
blokken tusschen de stammen geslingerd
heeft, of de storm ze bij rijen tegelijk geknikt
heeft.
De sporen verwaaien. Als heel fijn zand
valt de droge sneeuw in de voetstappen en
vult ze. Dan strijkt de wind er nog over heen
en maakt alles gelijk en glad.
De man glijdt voort, iedere spier gespannen,
voortdurend luisterend, voortdurend turend.
Nu en dan staat hij stil. Het is, alsof hij in
de lucht speurt. Dan wordt hij verder gedre
ven.
Men ziet niet, dat hij in zichzelf lacht. Als
ze eens wisten, dat hij daar ronddoolt. Die
zoeken hem drie dalen verder, in de Hirsch-
graeben.
Of ze hem ook vandaag daar zullen zoeken,
op den dag voor den Kerstnacht? Of ze nu
wel zoeken? Of ze misschien niet denken, dat
hij om dien tijd rond zijn huisje dwalen zal?
Natuurlijk dwaalt hij.
Och, de jonge menschen, die hebben vandaag
andere dingen in hun hoofd dan op Lois te
loeren en in de kloven rond te speuren. Die
zoeken het nu binnenhuis, bij de blondjes en
de zwartjes, daar zijn warme wijn en mooie
oogen. En dan trekken ze bezadigd naar de
Mette, de Middernachtsmis, alsof de maan
niet uitdagender dan ooit boven deze bergen
stond. Maar de oude, Michael, de vijand
Opeens klimt Lois niet meer zoo zeker. Het
is hem alsof er een fijne sluier over zijn
oogen wordt gelegd.
Dat is de haat.
En hij trekt steeds verder, bergop en bergaf,
bergop en bergaf. Beeldt zich in, dat hij zoo
in het wilde weg door de bosschen dwaalt en
weet toch, diep in zichzelf heel goed, dat hij
het zien moet, het kleine huisje. Wat duivel
Dan staat het hem weer voor den geest:
de open plek voor hem is bijna net zoo:
Drie weken is dat nu geleden. Hoog boven
in de rotskloof heeft hij den bok neergescho
ten, waar de jagers weken achteraan gezeten
hadden. Heel vroeg in den morgen 'n Schot
in het hart. Toen was ze hem op de hielen ge
weest, die troep, den heelen dag. En hij had
met den bok door hun gesloten keten heen
weten te komen. Zoo eentje was hij. Maar
's avonds, toen hij langs den rand van de open
p!ek sloop, toen werd hij plotseling van ach
ter aangeroepen. Hij kende de stem: Michael.
Toen had hij zich als door den bliksem ge
troffen, laten vallen, den bok als beschutting
bovenop zich. Hij, Lois, gaf zich niet over.
Liever eraan gaan. Michael was bijna 200
meter verwijderd, en het schemerde al. Dus
kroop Lois weg, kroop pal tegen den grond
gedrukt, met de buks tusschen de tanden. De
bok was voor Michael, maar de buks niet en
Lois niet.
Nu zaten ze sedert drie weken achter hem
aan. O, hij kende de bosschen en de kale
vlakten hooger op, waar alleen nog wat gras
groeide, en de rotsen. En ze lieten hem ook
niet in den steek, als hij diep in den nacht
plotseling in de kamer stond. Vandaag op de
Gruberaim en morgen weer daarginds in de
laatste Hirschgraben bij den kolenbrander.
En nu
Waarop liep hij daar op het jachtgebied
van Michael?
Hij wil niet schieten vandaag, Lois. Niet op
reeën en niet op herten, vandaag niet en
heelemaal niet.
Michael, die zal nu wel al thuis zitten. In
de groote groenbetegelde kachel knappen de
houtblokken, de pantoffels zijn zacht, en
Waldmann ligt gedraaid als een worst en kijkt
zijn baas aan. Zoo'n houtvester, die heeft het
toch maar goed.
Maar hem, Lois, krijgen ze niet, ook Michael
niet!
Nu gooit Lois zich op den grond tegen de
helling in de sneeuw, nu neemt hij een flinken
slok uit de flesch, nu trekt hij zich op tot aan
den rand en kijkt daarover heen naar be
neden:
Daar ligt het dorp, daar ligt ook zijn huisje,
terzijde, net zoo als hijzelf altijd in het leven
gestaan heeft. En aan den anderen kant van
Clara Asscher-Pinkhof. Graddus,
met foto's van Piet Marée. Baarn,
Bosch en Keuning N.V.
Mevrouw Clara Asscher, die een prettig ver
telster kan zijn, heeft in Graddus de romance
van een woonwagen jongen te boek gesteld.
Graddus is nog wel heel jong maar hij beleeft
toch al heel wat, als hij er met zijn harmonica
op uittrekt. En de meisjes Bet en Stiena geven
hem al heel wat te stellen. Daar gebeurt in
zoo'n kermïskamp veel, waardoor een aardig
jong als Graddus vroeg levenswijs kan worden
en een aardig auteur als mevrouw Asscher zal
er geen moeite mee hebben zoo'n knaap een
beetje te idealiseeren zonder den toon, die bij
de omgeving past, geheel te laten varen. Grad
dus is weer eens een variant van de soort, die in
de litteratuur een dankbaren sujettenkring
vormt en de schrijfster liet hem alle recht we
dervaren.
Voorts zijn de foto's, waarmee dit verhaal ge-
illustreerd is, prachtig. Dat zij erkend, maar
daarmee wil niet gezegd zijn dat wij deze wijze
van verhaal-verluchting onbegrensd bewonde
ren. Zoo de geschreven tekst als litterair pro
duct beschouwd moet worden, wordt bij den le
zer blijkbaar een gemis aan fantasie vooronder
steld of die tekst onvoldoende tot het oproepen
van een beeld geacht. Bij een samenwerking tus
schen schrijver en fotograaf, als in dit boek werd
toegepast, komt de litteratuur in de verdruk
king en zou men bijna meenen dat de tekst om
de plaatjes heen geschreven werd. De juiste
verhouding tusschen verhaal en verluchting
schijnt tenzij het om de laatste in hoofdzaak
te doen was uit het oog te zijn verloren. Een
beetje jammer voor de schrijfster is dat mis
schien wel, al zal er op de boekenmarkt aan
vriend Graddus veelzijdiger aandacht door ge
schonken worden.
Jan Verheijen. In het Vrededuifke
Café. Rotterdam, Brusse N.V.
Het is merkwaardig, zooveel nieuwe romans
als dit jaar de titels van drankhuisjes voeren.
Dit is reeds de derde en wij hebben er nog een
paar in petto. Maar dit is er wel weer eentje om
apart te zetten. Al was het alleen maar om dat
smeuige Vlaamsch dat er in geklapt wordt.
Want het Vrededuifke huist in een buitenbuurt
van Antwerpen en als de baas er van een aar
dige erfenis gekregen heeft, laat hij het vliegen
om rustig in zijn geboortestad Mechelen te gaan
wonen, „op een schoon bovenkwartier in een
straat waar ge op het dak van de tram kon kij
ken". Maar daartoe moest eerst een nieuwe baas
voor 't Vrededuifke gevonden zijn en dat lukte.
Nadat op een avond Lode Dedeckers in het sta
minee was binnengestapt en den baas privé te
spreken had gevraagd, leek het er veel op of
er een transactie op komst was. „Weinige da
gen later werd het in de gebuurte bekend, dat
die van Dedeckers in het Vrededuifke kwamen.
Wanneer men had verteld, dat de Aartsbisschop
van Mechelen het café gekocht had, om er een
van zijn pastoordekens in te zetten, het had
voorwaar niet meer bewondering gewekt dan
dit bericht".
En dan zijn het de verdere lotgevallen van de
familie Dedeckers die ons op de gezellige wijze,
den Vlamingen eigen, verhaald worden. Niet
dat het verloop der geschiedenis altijd even ge
zellig is, doch ook de tragisch kant eener his
torie blijft bij onze Zuiderburen altijd nog onder
den humor hunner uitingswijze verborgen, drukt
althans niet te zwaar op den lezer. Ook deze
auteur verstaat de lichtgevleugelde kunst, den
ernst van het leven met een glimlach tegemoet
te gaan, waardoor de lectuur van zijn boek een
verpoozing wordt, waarvoor men zich als dood
ernstig Noord-Nederlander geen oogenblik be
hoeft te schamen. En waarvan men integendeel,
isfchei
na lezing, met spijt dat het uit is afscheid neemt.
Gaat u maar na: 43500 onge
lukken per jaar, dat is er gemid
deld één ongeveer per 13 minu
ten! En als iedereen blijft denken,
dat de schuld bij anderen ligt,
dan beleven we misschien nog
een gemiddelde van 13 onge
vallen per minuut!
De Hond staat model. Kynologisch-
kunsthistorisch album. Uitgevers-
Mij. Kosmos, A'dam.
Een kunsthistorica (Dr. Annie Zadoks Jitta)
en een kynologe (Cago van der Meulen) heb
ben in zusterlijke samenwerking een alleraar
digst album samengesteld, waarin, verdeeld over
ruim zestig mooie reproducties, een overzicht
wordt gegeven van de verschijning van den hond
in de beeldende kunst. Van de Egyptische wind
hond van 3000 jaar voor Christus tot de Ita-
liaansche windhondjes van Frederik de Groote
is de afstand minder groot dan het lijkt, maar
toch zijn in dit bestek nog 48 kunstenaars met
55 hondenrassen saamgebracht De kunstlief
hebber kan hier, al kijkend, veel hondenkennis
opdoen en de hondenliefhebber zich voor kunst
gaan interesseeren, waardoor twee groote men-
schengroepen tot elkaar gebracht worden.
De uitvoering van het boek is zeer smakelijk
Jef Last. De laatste waarheid.
Rotterdam, Brusse N.V.
„Geschreven en voltooid in de marechaussee
kazerne te Zundert", heet het op de laatste pa
gina van deze vaak vermakelijke farce, die Jef
Last blijkbaar ter verpoozing, en misschien ook
wel met ernstiger bedoeling als ondergrond, in
elkaar heeft gezet toen hij in Mei van dit jaar
eenige dagen heeft moeten wachten op de ver-
eischte toestemming om zijn verlaten vaderland
weer te betreden. Hij blijkt een man die zijn
tijd weet te baat te nemen en het gedwongen
verblijf aan de Hollandsche grens heeft onze
boekentafel in ieder geval met een vrij zeldzaam
en waardeerbaar product verrijkt, waarin een
mengeling van studentikooze grapjasserij en
ironische wijsgeerigheid wordt opgediend, die.
zonder voor ernst genomen te willen worden,
bij lange na niet uitsluitend nonsensicaal is. De
schrijver speelt zou men meenen een gees
tig spel met inzichten en ervaringen en laat den
lez.er lachen door beide in het burleske kleed
van de kermis te stellen. De parodieering van
den ernst is vaalt geestig genoeg om niet te be
treuren dat een enkele maal door een onsma
kelijkheid een prettige indruk verstoord wordt.
Maar dat schijnt er nu eenmaal zoo bij te be-
hooren bij de auteurs, wier ontegenzeggelijk
groote begaafdheid door een zeker „je m'en foii-
tisme" (in 't Hollandsch: ik heb er lak aan) niet
bepaald versierd wordt. Het zijn gelukkig hier
slechts kleinigheden die niet verhinderen dat men
het boekje waardeert, zoo als het is. Hetgeen
dan, even als Astarte's liefde voor Meelin, de
alatste waarheid zou kunnen zijn.
J. H. DE BOIS.
Als GRIEP dreigt
..'Ie»)!
Hondenweer
AFLUKIN weer!
Neemt tijdig AFLUKIN. Het voorkomt
Griep - Verkoudheid - Influenzo.
Prijs 50 cent per buisje. Bus van
1000 pillen f. 6.50.
EiscM den naam AFLUKIN op elk pUtel/c.
verkrijgbaar bij olie opolhakar» «n drognten
(Adv. Ingez. MedJ
het dorp. even ver weg als zijn huls. ligt het
huis van Michael. Zoo ia dat nu eenmaal met
hen.
Als Lois hard loopt, kan hij in een kwartier
thuis zijn. Over een uur schemert het al zoo,
dat hij het zou kunnen wagen. Niet langs den
weg naar beneden, neen, daarginds rechts,
waar het bosch nog als met een lange tong
tot in het dal reikt. Dan over den akker van
boer Greiner och kom, die honden, die blaf
fen altijd, en achterom langs den ouden molen,
mooi gedekt. De beek over, de helling op, en
dan staat hij al in het tuintje en klopt tegen
het raam; „Kathrein"Die zal bleek worden
als ze ziet, wat voor een kerel hij gebleven is.
En kleine Lois
Zoo denkt hij en denkt hij en is al bezig,
zijn buks veilig en droog op te bergen, tot hij
terugkomt. Het is maar voor even, slechts voor
een ..Grüsz di" op dezen avond.
Daar komt iemand beneden uit het bosch
750 passen van hem af.
Lois omklemt het geweer.
Ernaast Waldmann.
Dat is Michael, en op 750 pas mist hij hem
niet. Hij hoeft niet lang te lijden.
Een spar sleept hij achter zich aan: kijk,
kijk, het Kerstmannetje zelf. meneer de hout
vester. Een kaarsrechte spar als één lange tak
is het. Een klein boompje ligt er op. En hij
loopt zoo zeker van zichzelf voort.
Lois is zoo bezeten door wat hij daar ziet,
dat er als het ware een nevel over zijn her
sens trekt. Maar hij ziet scherp als een valk.
„Wacht, nu
Daar komt Martha er nog achter aan. Een
stevig meisje geworden. Ook al vijftien of
zestien jaar met Sint Maarten; o, Lois kent ze
allemaal.
Ja, maar
Een gevoel van opluchting komt over hem,
maar ook een gevoel van wilde woede:
„Kan ik nu schieten
Op 800 pas 'n schot door het hart....
Maar Martha
Zoo worden het 900 pas en duizend pas, en
Lois heeft nog altijd niet geschoten. Een hef
tige woede doortrilt hem daarbij. En ook een
gevoel van geluk.
„Dat dat meisje ook meeloopen moet
Maar waar gaan die twee heen? De weg
naar de houtvesterswoning buigt toch links
af. Zeker nog het dorp in en naar den krui
denier.
Verduiveld, zoo'n mooie gelegenheid
Maar precies op Kerstavond. En Martha
Zoo wordt Lois heen en weer geslingerd.
Een slok doet goed. Je krijgt het verduiveld
koud van het lange wachten.
Nu gaan in het dorp de lichten op. hier één
en daar één. Ook in het huis van den hout
vester daarginds. En de wind is gedraaid en
waait nu van den berg naar beneden.
Wel heb je ooit
Lois kijkt verbaasd langs de helling. Want
de houtvester en Martha achter hem aan gaan
op zijn huisje toe.
Hij kijkt niet meer, Lois. Haastig verbergt hij
zijn buks tusschen de takken. Dan slingert hij
zich op den rand van de helling, dan springt
hij, rent hij als een gek omlaag, steeds naar
rechts, steeds naar rechts. Daar zijn al de
harde aardkluiten van den akker van Greiner,
reeds blaffen de honden, reeds ligt de oude
molen achter hem.
Als hij zich tegen den muur van zijn huis
aandrukt, gaat aan den anderen kant de deur.
„Grüsz Gott. Kathrein". hoort hij zeggen, en
Martha zegt ook nog „Gelukkig Kerstfeest".
Dan sterven de stappen weg.
Maar Lois zit in de sneeuw onder het raam
van zijn kamer. En als het dan binnen licht
wordt, en het schijnsel over hem heen in den
nacht uitstraalt, dan richt hij zich op en kijkt
naar binnen. Daar ziet hij Kathrein en ziet
den kleine Lois en ziet het boompje branden,
dat op de groote spar lag, op den Kerstboom
van Michael.
Dan staat Lois op, loopt om het huis heen
en gaat naar binnen:
„Ik weet
Meer zegt hij niet.
Als Lois den volgenden dag bij den hout
vester aanbelt, komt Waldmann hem tege
moet en kwispelt, alsof de onderwijzer, de
vriend, kwam.
En dan komt Martha en schrikt heelemaal
niet van hem.
En dan komt Michael zelf en knikt:
„Loisl, Loisl, jou heeft het Kerstkindje moe
ten halen".
Als ze dan naar het andere dorp gaan, naar
de gendarmerie, dan loopen de twee naast
elkaar, niet als de houtvester en de strooper,
ook niet als de brave en de boosdoener; ze
loopen daar als twee menschen die den Kerst
gang gaan.
H. St.
PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE
RADIO CENTRALE OP ZONDAG 18 DEC.
Progr. I; Hilversum I.
Progr. II: Hilversum II.
In verband met plaatselijke slechte ontvangst
noodzakelijke wijzigingen voorbehouden.
Progr. III: Diversen 8.35, Keulen 9.20, Radio
P.T.T. Nord 9.50, Pauze 10.05, Keulen 10.10,
Radio P.T.T. Nord 10.40, Keulen 11.20, Ned.
Brussel 12.20, Fransch Brussel 2.20. Ned. Brus
sel 2.35, Keulen 3.20, Pauze 4.35, Deutschland-
sender of diversen 4.40, Parijs Radio of diver
sen 5.20. Diversen 6.20, Keulen 6.50, Ned. Brus
sel 9.20, Boedapest of Diversen 10.30, Ned.
Brussel 11.20.
Progr. IV: Ned. Brussel 8.30, Fransch Brus
sel 9.20. Ned. Brussel 10.20. Droitwich 11.05,
Parijs Radio 2.20. Droitwich 6 20, Fransch
Brussel 1100. Parijs Radio 11.20.
Progr. V: 8.30 v.m.—12.00 n.m. Diversen.