Kerstgang. BOEKEN UIT HET BUITENLAND. Centrale Verwarming Hoistet TEL. 15597 Moderne Talen Litteraire Kantteekeningen. |L AFLUKIN ZATERDAG 17 DECEMBER 1938 H'A'A'EEEM'S DAGBCAD Erich Kastner, de lachende moralist. Bij de bespreking van Duitsche boeken' komt men tegenwoordig voor verschillen de moeilijkheden te staan. Wanneer wor den Duitsche boeken feitelijk Duitsch ge acht en hoeveel van de bekende Duitsch- schrijvende auteurs kunnen nog officieel Duitschers worden genoemd? Maar laten wij alle politiek buiten deze aan de lette ren ge-wijde beschouwing en laten wij begin nen met vast te stellen, dat Erich Kastner- al of niet Duitscher een der boeiendste Duitsche auteurs van het oogenblik is. Hij is misschien niet de belangrijkste, maar in ieder geval een der meest populaire: verschillende van zijn boeken vonden in vertaling ook onder het Nederlandsche publiek vele lezers en tevens zullen velen genoten hebben van de UfafiLm „Emil und die Detektive", welke vervaardigd werd naar Kastner's beste jon gensboek. Hij is ook typisch een jong schrijver van dezen tijd, typeerend voor de hedendaagsche jeugd in vele van haar meest markante eigen schappen: hij is levendig, sportief, wat scep tisch ook, maar eveneens vervuld van de on uitroeibare romantiek, die het bezit is van iedere jeugd, hoezeer haar jaren ook door de dramatische bewogenheden van deze eeuw zijn geschokt en verduisterd. Hij heeft het sterke geloof in een betere toekomst, de leven de veerkracht van allen, die waarlijk jong zijn; hij is als het jonge gras. dat zich op richt hoezeer het ook werd platgetrapt. Is dit warme optimisme dat zich in zijn boeken met een heerlijken humor baan- breekt de oorzaak van zijn populariteit? Het is ongetwijfeld een zijner meest sympa thieke eigenschappen, maar men beoordeelt hem toch zeer eenzijdig, wanneer men hem alleen als humorist wenscht te beschouwen. Kastner is meer, veel meer. Zijn sterkste roman „Fabian, die Geschiohte eines Mora listen" is feitelijk een navrant drama, hoe wonderlijk de erin verwerkte situaties ook mogen schijnen. En wanneer men zich ook om „Fabian" soms amuseeren mocht, was dat al leen omdat de harde levenswaarheden ervan in een zoo bizar kleed waren gestoken. Men komt dan ook het verst met de nauwkeurige bepaling van Kastner's schrijversfiguur, wan neer men in den wonderlijken moralist Fabian een soort zelfportret ziet: ook Kastner is een moralist, een zedenmelster, maar een van een bijzonder goed en frisch genre, een lachende zedenmeester, die zich de waardevolle zin spreuk der ouden, het „ridendo dicere verum" het lachende zeggen der waarheid, tot levens doel heeft gesteld. Kastner's nieuwste boek „George und die Zwischenfalie" wijkt van dit levensdoel niet af, al lijkt het oppervlakkig misschien nauwe lijks meer dan een vlotte, aardige liefdesge schiedenis. „Georg und die Zwischenfalle" is in zekeren zin een voortzetting van de reeks der amusante boeken, die met het bekende „Drei Manner im Schnee" begon en met het avontuurlijke slagersverhaal „Die verschwun- dene Miniatur" zoo buitengemeen geestig werd voortgezet. Evenals in deze vorige ver halen trekt de moralist in Kastner weer aan de tcuwtjes, die zijn springlevende poppen doen dansen: hij laat de deugd beloonen, de ondegend straffen en deelt zijdelings kleine levenslessen uit aan de figuren, die zich in zijn boek onverstandig gedragen. En het aardigst van dit alles is, dat de lezer het feitelijk niet merkt; onbewust krijgt hij al lezende de wijsheid toebedeeld, die Kastner's inzicht voor hem heeft bestemd. Lachend wordt hij op de vingers getikt en wordt het vennis over hem uitgesproken. Het begint met de wonderlijke kamer ge leerdheid van den hoofdpersoon, wiens dag boek door Kastner met een kort geestig voorwoord ingeleid dit verhaal voorgeeft te bevatten. Deze hoofdpersoon, Georg Rent- meister is een eenigszins mysterieuze geleer de, die werkt aan de samenstelling van een nieuw soort stenografie, dat hij zelf niet ont cijferen kan, die gegevens verzamelt voor een werk over Duitsche grammatica en daaren boven nog arbeidt aan een cultuurhistorische studie van enormen omvang. Hij heeft kisten vol aanteekeningen, maar komt er natuurlijk nooit gereed mee: hij is de Don Quichotte der kamergeleerdheid, een verdwaalde in het labyrinth der theoretische kennis, die door zijn eerste ontmoeting met het werkelijke leven volkomen wordt ontwapend en zich 35 jaar oud als een dwaze jongeling stort in het grootste avontuur van ieder menschen- leven: de liefde. Deze liefde overrompelt hem in de oude, romantische stad der beroemde Festspiele, Salzburg, en zij verschijnt voor hem in de gedaante van een (natuurlijk) charmant meisje, dat doet alsof zij kamermeisje is op een kasteel in de omgeving. De jonge geleerde bezcekt Salzburg overigens op een zonderlinge manier, want het boek speelt reeds in de „historie" en draait om een grens, die thans niet meer bestaat: de grens tusschen Oosten rijk en Duitschland. Georg heeft maar steeds niets gehoord op zijn verzoek aan het de- viezenbureau in Berlijn om meer dan tien mark naar Oostenrijk te mogen meenemen en daarom is hij naar een stadje aan de grens getrokken waar hij een hotelkamer heeft ge huurd. lederen dag rijdt hij dan met een bus over de historische grens naar Salzburg, waar in hij met zijn vriend, den schilder, de con certen en uitvoeringen van de befaamde Fest- woche bezoekt. Kastner heeft deze Festwoche buitenge meen boeiend beschreven: voorzoover zijn boek geen volwaardige roman geworden is, is het vooral een zeer interessante reportage van het bonte, internationale leven van het Salz burg van enkele jaren geleden. Ook de stad zelf met haar tallooze historische monu menten, getuigend van een even rijk als fan tastisch verleden, vindt in dit amoureuze journaal een opmerkelijk frissche weerspiege ling. Soms komt men in de verleiding het boek eventueel als reisgids te gebruiken en ik ben er zeker van, dat Kastner voor Salzburg een uitstekende gids zou zijn, wanneer de reeds genoemde grens maar niet zou hebben opgehouden te bestaan. Doch wat het verhaal verder betreft: de relaties tusschen Georg en de charmante, eenvoudige Konstanze ontwikkelen zich zoo romantisch als slechts mogelijk is, totdat Georg's schilderende vriend haar toevallig ontdekt in een casino, aan de zijde van een onbekenden rijken heer. Hemelsche droomen worden wreed verstoord. Georg is aan de diep ste wanhoop ten prooi en hij zou dat geble ven zijn als de vriend niet tevens ingegrepen had. Dan blijkt, dat de rijke heer in het casino niemand anders is dan een jonge graaf Konstanze's broer en dat Konstanze dus in het geheel geen kamermeisje is, althans geen echt. Want op het kasteel van haar vader be kleedt zij deze nederige functie inderdaad; de vader, een amateur-dramaturg, zoekt stof voor een nieuw tooneeistuk en heeft daarom zijn kasteel tijdelijk aan een gezelschap rijke Amerikanen verhuurd, waarbij de verschil lende leden van zijn gezin als personeel dienst doen. Ook deze situatie levert natuurlijk een aan tal zonderlinge complicaties op, vooral wan neer Georg van deze comedie op de hoogte gebracht, zonder dat de vader het weet als gast in het kasteel zijn intrek neemt. Kastner deelt daarbij wederom een aantal rake zetten en klappen uit; de oppervlakkige, Amerikaansche toeristen moeten het ontgel den, maar het meest krijgt de tooneelschrij- vende vader nog op den neus, want zijn ge- enscèneerde gastenklucht neemt een verras sender einde, dan de pseudo-auteur heeft kunnen voorzien en dat ik om belangrijke redenen hier ook niet verraden zal. Naar uit dit korte overzicht blijken kan, vindt men de moraliseerende verteller Kast ner hier grootendeels van zijn beste zijde: lenig en sportief als altijd, geestig en paraat even romantisch en gevoelig als men hem kennen zal uit de vele gedichten in zijn kos telijke „Lyrische Hausapotheke" en even boeiend en amusant als bijv. in zijn „Drei Manner im Schnee". Dat „Georg und die Ziwischenfölle" daarom toch niet zoo geheel bevredigt ligt, misschien aan den wat al te simpelen opzet, die het ook als een „Zwischen- fall" in Küstner's oeuvre doet beschouwen: tenslotte kan een schrijver van zijn formaat en vita'liteit grootere werken aan en de lezer heeft daarom het recht ze min of meer van hem te eischen. Niettemin: bij Georg's avonturen in Salz burg zal men enkele vroolijke, wijze uren doorbrengen en dat is in dezen tijd al ge noeg om zeer dankbaar te zijn. GABRIEL SMIT. Erich Kastner: „Georg und die Zwischen falle". Atrium Verlag, BaselMahrisch Ostrau 1938. PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE RADIO-CENTRALE op Maandag: 19 December 1938. Progr. III 8.00 Keulen. 9.20 Parijs Radio, 9.30 Radio P.T.T. Nord. 9.50 Pauze. 10.00 Parijs Ra dio. 10.20 Radio P.T.T. Nord. 12.20 Ned. Brus sel. 2.20 Droitwich. 3.20 London Regional. 4.35 Pauze. 4.40 Keulen. 5.20 Ned. Brussel. 6.05 Radio P.T.T. Nord. 6.20 London Regional. 7.20 Ned. Brussel. 7.50 Straatsburg of diversen. 8.20 Keu len. 9.20 Keulen. 10.20 Ned. Brussel. 10.30 Boeda pest. 11.20 Leipzig of diversen. Progr. IV 8.00 Brussel. 9.20 Diversen. 10.35 London Regional. 11.50 Droitwich. 12.20 Lon don Regional. 3.20 Droitwich. 11.20 London Re gional. 11.35 Droitwich. (In verband met plaatselijke slechte ont vangst noodzakelijke wijziginigen voorbehou den). Progr. V: 8.007.00 Diversen. 7.008.00 Eigen gramofoonplatenconcert. Walsprogramma afgewisseld door enkele mar- schen. 1 Mattinata, Wiener Bohème orkest. 2 Herbst- weisen. Orkest v. d. Berl. Opera. 3 Waltz selec tion, Reg. Dixon. 4 Waldteufel Reigen. Groot or kest. 5 En som a glad, Duo Ja. 6 Delilah Waltz, Alexander's Accordions. Marschen intermezzo. 7. With sword and lance, V. Sterling. 8 Mar schen Potpourri van Sousa, Jack Hylton. 9 Sons of the brave, V. Sterling. Vervolg walsprogramma: 10 Poraneh, Wiener Bohème Orkest. 11 Die Schönbrunner, Orkest v. d. Berl. Opera, 12 Ac- celerationen, Edith Lorand, 13 Klange urn Jo- hann Strauss, Ilja Livschakoff, 14 Saterwalsen, Duo Ja. 15 Missouri Waltz, Alexander's Accor deons. OLIESTOOKINRICHTING NATUURLI3K VAN ft a B ADR. STOOPPLEIN 24 (Adv. Ingez. Med.) Aanvulling van het Academisch Statuut. Twee nieuwe faculteiten ingesteld. Blijkens het in Stsbl. 376 afgekondigd Kon. Besl. is het Academisch Statuut aangevuld met bijzonderheden betreffende de examens ter ver krijging van het doctoraat in de economische wetenschappen en het accountantsexamen. Het candidaatsexamen voor de economische wetenschappen omvat: 1. staathuishoudkunde, 2. bedrijfshuishoudkunde, 3. burgerlijk recht en handelsrecht, 4. economische geschiedenis, 5. economische aardrijkskunde, 6. statistiek. Voor dat de candidaat kan worden toegelaten tot het candidaatsexamen moet hij, ten genoegen van de faculteit het bewijs leveren van voldoende kennis der beginselen van het boekhouden. Het doctoraal examen voor de economische we tenschappen omvat: 1. staathuishoudkunde, 2. bedrijfshuishoudkunde, 3. en 4. behoudens de bevoegdheid van de faculteit, om een der hierna te noemen vakken als verplicht vak voor het doctoraal examen aan te wijzen, kan ter keuze van den candidaat, onder goedkeuring van de faculteit, het examen twee der volgende vakken omvatten: a. economische geschiedenis, b. econ- mische aardrijkskunde, c. sociologie, d. koloniale economie, e. leer der openbare financiën, f. sta tistische analyse, g. burgerlijk recht en handels recht, h. belastingrecht, i. arbeidsrecht, j. begin selen van koloniaal recht, k. eenig ander door den candidaat gekozen vak uit de vakken dei- economische of eener andere faculteit. De candidaat die het laatstgenoemde examen aflegt, wordt op zijn verzoek ook in andere vak ken geëxamineerd, dan de voor zijn examen aan gewezene of gekozene. De faculteit beslist over den uitslag van het examen in elk dezer toege voegde vakken afzonderlijk. Ten behoeve van hen, die gedurende of na hun studie van het doctoraal examen, ten genoegen van de faculteit blijk geven met vrucht te hebben deelgenomen aan het voortgezet onderwijs in boekhouden, handelsrekenen en financieele rekenkunde, wordt als bewijs hiervan een aanteekening op het tuigschrift gesteld. Voorts is bepaald, dat hij, die met goed gevolg het doctoraal examen heeft afgelegd, als hierbo ven is aangegeven, onder nader door de facul teit te stellen voorwaarden, kan worden toege laten tot het accountantsexamen. Dit examen omvat: a. toegepaste bedrijfshuishoudkunde, b. inrichtingsleer, c. controleleer, d. belastingrecht. Accountantsexamen. Voor het afnemen van het accountantsexamen wordt de faculteit versterkt met niet tot de hoog leeraren of lectoren der universiteit behoorende deskundigen, daartoe aan te wijzen door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen, de faculteit gehoord. Deze deskundigen heb ben stemrecht en genieten uit 's Rijks kas vergoe ding voor reis- en verblijfkosten, benevens een zitpenning. Een nieuw artikel 45 quater bepaalt het volgende: „Hij, die voor het inwerking treden van dit besluit aan de faculteit der economische weten schappen (faculteit der handelswetenschappen) aan de gemeentelijke universiteit te Amster dam, of aan een bijzondere economische hooge- school (handels-hoogeschool), welke binnen een jaar na dien datum een aanwijzing verkrijgt, als bedoeld in art x van de wet van 22 April 1937, Stsbl. 321, een examen heeft afgelegd, dat naar het oordeel van de faculteit der economische we tenschappen of van den senaat der aangewezen bijzondere economische hoogeschool, overeen komstig is met een der examens in dit besluit genoemd, verkrijgt de hieraan verbonden be voegdheden." „MERCATOR". ZAANENLAAN 114 TELEF. 23907 (Adv. Ingez. Med.) Wel dempt de sneeuw het geluid der stappen, maar de man weet ook zoo onhoorbaar te loo- pen, zoo bedachtzaam en toch zoo vlug even gebogen, bijna klaar voor den sprong zoo nu en dan, hij weet zoo spelend licht omlaag te glijden en veerend omhoog te gaan, dat men voelt: die is in deze bosschen thuis, in deze woeste, door kloven uiteengereten bosschen, die nu eens donker zijn, omdat de stammen zoc dicht opeen staan en de takken zoo diep afhangen, dan weer eigenaardig doorzichtig en licht, als de rupsen in de grauwe dennen huishouden, of de berg daar omhoog zijn rots blokken tusschen de stammen geslingerd heeft, of de storm ze bij rijen tegelijk geknikt heeft. De sporen verwaaien. Als heel fijn zand valt de droge sneeuw in de voetstappen en vult ze. Dan strijkt de wind er nog over heen en maakt alles gelijk en glad. De man glijdt voort, iedere spier gespannen, voortdurend luisterend, voortdurend turend. Nu en dan staat hij stil. Het is, alsof hij in de lucht speurt. Dan wordt hij verder gedre ven. Men ziet niet, dat hij in zichzelf lacht. Als ze eens wisten, dat hij daar ronddoolt. Die zoeken hem drie dalen verder, in de Hirsch- graeben. Of ze hem ook vandaag daar zullen zoeken, op den dag voor den Kerstnacht? Of ze nu wel zoeken? Of ze misschien niet denken, dat hij om dien tijd rond zijn huisje dwalen zal? Natuurlijk dwaalt hij. Och, de jonge menschen, die hebben vandaag andere dingen in hun hoofd dan op Lois te loeren en in de kloven rond te speuren. Die zoeken het nu binnenhuis, bij de blondjes en de zwartjes, daar zijn warme wijn en mooie oogen. En dan trekken ze bezadigd naar de Mette, de Middernachtsmis, alsof de maan niet uitdagender dan ooit boven deze bergen stond. Maar de oude, Michael, de vijand Opeens klimt Lois niet meer zoo zeker. Het is hem alsof er een fijne sluier over zijn oogen wordt gelegd. Dat is de haat. En hij trekt steeds verder, bergop en bergaf, bergop en bergaf. Beeldt zich in, dat hij zoo in het wilde weg door de bosschen dwaalt en weet toch, diep in zichzelf heel goed, dat hij het zien moet, het kleine huisje. Wat duivel Dan staat het hem weer voor den geest: de open plek voor hem is bijna net zoo: Drie weken is dat nu geleden. Hoog boven in de rotskloof heeft hij den bok neergescho ten, waar de jagers weken achteraan gezeten hadden. Heel vroeg in den morgen 'n Schot in het hart. Toen was ze hem op de hielen ge weest, die troep, den heelen dag. En hij had met den bok door hun gesloten keten heen weten te komen. Zoo eentje was hij. Maar 's avonds, toen hij langs den rand van de open p!ek sloop, toen werd hij plotseling van ach ter aangeroepen. Hij kende de stem: Michael. Toen had hij zich als door den bliksem ge troffen, laten vallen, den bok als beschutting bovenop zich. Hij, Lois, gaf zich niet over. Liever eraan gaan. Michael was bijna 200 meter verwijderd, en het schemerde al. Dus kroop Lois weg, kroop pal tegen den grond gedrukt, met de buks tusschen de tanden. De bok was voor Michael, maar de buks niet en Lois niet. Nu zaten ze sedert drie weken achter hem aan. O, hij kende de bosschen en de kale vlakten hooger op, waar alleen nog wat gras groeide, en de rotsen. En ze lieten hem ook niet in den steek, als hij diep in den nacht plotseling in de kamer stond. Vandaag op de Gruberaim en morgen weer daarginds in de laatste Hirschgraben bij den kolenbrander. En nu Waarop liep hij daar op het jachtgebied van Michael? Hij wil niet schieten vandaag, Lois. Niet op reeën en niet op herten, vandaag niet en heelemaal niet. Michael, die zal nu wel al thuis zitten. In de groote groenbetegelde kachel knappen de houtblokken, de pantoffels zijn zacht, en Waldmann ligt gedraaid als een worst en kijkt zijn baas aan. Zoo'n houtvester, die heeft het toch maar goed. Maar hem, Lois, krijgen ze niet, ook Michael niet! Nu gooit Lois zich op den grond tegen de helling in de sneeuw, nu neemt hij een flinken slok uit de flesch, nu trekt hij zich op tot aan den rand en kijkt daarover heen naar be neden: Daar ligt het dorp, daar ligt ook zijn huisje, terzijde, net zoo als hijzelf altijd in het leven gestaan heeft. En aan den anderen kant van Clara Asscher-Pinkhof. Graddus, met foto's van Piet Marée. Baarn, Bosch en Keuning N.V. Mevrouw Clara Asscher, die een prettig ver telster kan zijn, heeft in Graddus de romance van een woonwagen jongen te boek gesteld. Graddus is nog wel heel jong maar hij beleeft toch al heel wat, als hij er met zijn harmonica op uittrekt. En de meisjes Bet en Stiena geven hem al heel wat te stellen. Daar gebeurt in zoo'n kermïskamp veel, waardoor een aardig jong als Graddus vroeg levenswijs kan worden en een aardig auteur als mevrouw Asscher zal er geen moeite mee hebben zoo'n knaap een beetje te idealiseeren zonder den toon, die bij de omgeving past, geheel te laten varen. Grad dus is weer eens een variant van de soort, die in de litteratuur een dankbaren sujettenkring vormt en de schrijfster liet hem alle recht we dervaren. Voorts zijn de foto's, waarmee dit verhaal ge- illustreerd is, prachtig. Dat zij erkend, maar daarmee wil niet gezegd zijn dat wij deze wijze van verhaal-verluchting onbegrensd bewonde ren. Zoo de geschreven tekst als litterair pro duct beschouwd moet worden, wordt bij den le zer blijkbaar een gemis aan fantasie vooronder steld of die tekst onvoldoende tot het oproepen van een beeld geacht. Bij een samenwerking tus schen schrijver en fotograaf, als in dit boek werd toegepast, komt de litteratuur in de verdruk king en zou men bijna meenen dat de tekst om de plaatjes heen geschreven werd. De juiste verhouding tusschen verhaal en verluchting schijnt tenzij het om de laatste in hoofdzaak te doen was uit het oog te zijn verloren. Een beetje jammer voor de schrijfster is dat mis schien wel, al zal er op de boekenmarkt aan vriend Graddus veelzijdiger aandacht door ge schonken worden. Jan Verheijen. In het Vrededuifke Café. Rotterdam, Brusse N.V. Het is merkwaardig, zooveel nieuwe romans als dit jaar de titels van drankhuisjes voeren. Dit is reeds de derde en wij hebben er nog een paar in petto. Maar dit is er wel weer eentje om apart te zetten. Al was het alleen maar om dat smeuige Vlaamsch dat er in geklapt wordt. Want het Vrededuifke huist in een buitenbuurt van Antwerpen en als de baas er van een aar dige erfenis gekregen heeft, laat hij het vliegen om rustig in zijn geboortestad Mechelen te gaan wonen, „op een schoon bovenkwartier in een straat waar ge op het dak van de tram kon kij ken". Maar daartoe moest eerst een nieuwe baas voor 't Vrededuifke gevonden zijn en dat lukte. Nadat op een avond Lode Dedeckers in het sta minee was binnengestapt en den baas privé te spreken had gevraagd, leek het er veel op of er een transactie op komst was. „Weinige da gen later werd het in de gebuurte bekend, dat die van Dedeckers in het Vrededuifke kwamen. Wanneer men had verteld, dat de Aartsbisschop van Mechelen het café gekocht had, om er een van zijn pastoordekens in te zetten, het had voorwaar niet meer bewondering gewekt dan dit bericht". En dan zijn het de verdere lotgevallen van de familie Dedeckers die ons op de gezellige wijze, den Vlamingen eigen, verhaald worden. Niet dat het verloop der geschiedenis altijd even ge zellig is, doch ook de tragisch kant eener his torie blijft bij onze Zuiderburen altijd nog onder den humor hunner uitingswijze verborgen, drukt althans niet te zwaar op den lezer. Ook deze auteur verstaat de lichtgevleugelde kunst, den ernst van het leven met een glimlach tegemoet te gaan, waardoor de lectuur van zijn boek een verpoozing wordt, waarvoor men zich als dood ernstig Noord-Nederlander geen oogenblik be hoeft te schamen. En waarvan men integendeel, isfchei na lezing, met spijt dat het uit is afscheid neemt. Gaat u maar na: 43500 onge lukken per jaar, dat is er gemid deld één ongeveer per 13 minu ten! En als iedereen blijft denken, dat de schuld bij anderen ligt, dan beleven we misschien nog een gemiddelde van 13 onge vallen per minuut! De Hond staat model. Kynologisch- kunsthistorisch album. Uitgevers- Mij. Kosmos, A'dam. Een kunsthistorica (Dr. Annie Zadoks Jitta) en een kynologe (Cago van der Meulen) heb ben in zusterlijke samenwerking een alleraar digst album samengesteld, waarin, verdeeld over ruim zestig mooie reproducties, een overzicht wordt gegeven van de verschijning van den hond in de beeldende kunst. Van de Egyptische wind hond van 3000 jaar voor Christus tot de Ita- liaansche windhondjes van Frederik de Groote is de afstand minder groot dan het lijkt, maar toch zijn in dit bestek nog 48 kunstenaars met 55 hondenrassen saamgebracht De kunstlief hebber kan hier, al kijkend, veel hondenkennis opdoen en de hondenliefhebber zich voor kunst gaan interesseeren, waardoor twee groote men- schengroepen tot elkaar gebracht worden. De uitvoering van het boek is zeer smakelijk Jef Last. De laatste waarheid. Rotterdam, Brusse N.V. „Geschreven en voltooid in de marechaussee kazerne te Zundert", heet het op de laatste pa gina van deze vaak vermakelijke farce, die Jef Last blijkbaar ter verpoozing, en misschien ook wel met ernstiger bedoeling als ondergrond, in elkaar heeft gezet toen hij in Mei van dit jaar eenige dagen heeft moeten wachten op de ver- eischte toestemming om zijn verlaten vaderland weer te betreden. Hij blijkt een man die zijn tijd weet te baat te nemen en het gedwongen verblijf aan de Hollandsche grens heeft onze boekentafel in ieder geval met een vrij zeldzaam en waardeerbaar product verrijkt, waarin een mengeling van studentikooze grapjasserij en ironische wijsgeerigheid wordt opgediend, die. zonder voor ernst genomen te willen worden, bij lange na niet uitsluitend nonsensicaal is. De schrijver speelt zou men meenen een gees tig spel met inzichten en ervaringen en laat den lez.er lachen door beide in het burleske kleed van de kermis te stellen. De parodieering van den ernst is vaalt geestig genoeg om niet te be treuren dat een enkele maal door een onsma kelijkheid een prettige indruk verstoord wordt. Maar dat schijnt er nu eenmaal zoo bij te be- hooren bij de auteurs, wier ontegenzeggelijk groote begaafdheid door een zeker „je m'en foii- tisme" (in 't Hollandsch: ik heb er lak aan) niet bepaald versierd wordt. Het zijn gelukkig hier slechts kleinigheden die niet verhinderen dat men het boekje waardeert, zoo als het is. Hetgeen dan, even als Astarte's liefde voor Meelin, de alatste waarheid zou kunnen zijn. J. H. DE BOIS. Als GRIEP dreigt ..'Ie»)! Hondenweer AFLUKIN weer! Neemt tijdig AFLUKIN. Het voorkomt Griep - Verkoudheid - Influenzo. Prijs 50 cent per buisje. Bus van 1000 pillen f. 6.50. EiscM den naam AFLUKIN op elk pUtel/c. verkrijgbaar bij olie opolhakar» «n drognten (Adv. Ingez. MedJ het dorp. even ver weg als zijn huls. ligt het huis van Michael. Zoo ia dat nu eenmaal met hen. Als Lois hard loopt, kan hij in een kwartier thuis zijn. Over een uur schemert het al zoo, dat hij het zou kunnen wagen. Niet langs den weg naar beneden, neen, daarginds rechts, waar het bosch nog als met een lange tong tot in het dal reikt. Dan over den akker van boer Greiner och kom, die honden, die blaf fen altijd, en achterom langs den ouden molen, mooi gedekt. De beek over, de helling op, en dan staat hij al in het tuintje en klopt tegen het raam; „Kathrein"Die zal bleek worden als ze ziet, wat voor een kerel hij gebleven is. En kleine Lois Zoo denkt hij en denkt hij en is al bezig, zijn buks veilig en droog op te bergen, tot hij terugkomt. Het is maar voor even, slechts voor een ..Grüsz di" op dezen avond. Daar komt iemand beneden uit het bosch 750 passen van hem af. Lois omklemt het geweer. Ernaast Waldmann. Dat is Michael, en op 750 pas mist hij hem niet. Hij hoeft niet lang te lijden. Een spar sleept hij achter zich aan: kijk, kijk, het Kerstmannetje zelf. meneer de hout vester. Een kaarsrechte spar als één lange tak is het. Een klein boompje ligt er op. En hij loopt zoo zeker van zichzelf voort. Lois is zoo bezeten door wat hij daar ziet, dat er als het ware een nevel over zijn her sens trekt. Maar hij ziet scherp als een valk. „Wacht, nu Daar komt Martha er nog achter aan. Een stevig meisje geworden. Ook al vijftien of zestien jaar met Sint Maarten; o, Lois kent ze allemaal. Ja, maar Een gevoel van opluchting komt over hem, maar ook een gevoel van wilde woede: „Kan ik nu schieten Op 800 pas 'n schot door het hart.... Maar Martha Zoo worden het 900 pas en duizend pas, en Lois heeft nog altijd niet geschoten. Een hef tige woede doortrilt hem daarbij. En ook een gevoel van geluk. „Dat dat meisje ook meeloopen moet Maar waar gaan die twee heen? De weg naar de houtvesterswoning buigt toch links af. Zeker nog het dorp in en naar den krui denier. Verduiveld, zoo'n mooie gelegenheid Maar precies op Kerstavond. En Martha Zoo wordt Lois heen en weer geslingerd. Een slok doet goed. Je krijgt het verduiveld koud van het lange wachten. Nu gaan in het dorp de lichten op. hier één en daar één. Ook in het huis van den hout vester daarginds. En de wind is gedraaid en waait nu van den berg naar beneden. Wel heb je ooit Lois kijkt verbaasd langs de helling. Want de houtvester en Martha achter hem aan gaan op zijn huisje toe. Hij kijkt niet meer, Lois. Haastig verbergt hij zijn buks tusschen de takken. Dan slingert hij zich op den rand van de helling, dan springt hij, rent hij als een gek omlaag, steeds naar rechts, steeds naar rechts. Daar zijn al de harde aardkluiten van den akker van Greiner, reeds blaffen de honden, reeds ligt de oude molen achter hem. Als hij zich tegen den muur van zijn huis aandrukt, gaat aan den anderen kant de deur. „Grüsz Gott. Kathrein". hoort hij zeggen, en Martha zegt ook nog „Gelukkig Kerstfeest". Dan sterven de stappen weg. Maar Lois zit in de sneeuw onder het raam van zijn kamer. En als het dan binnen licht wordt, en het schijnsel over hem heen in den nacht uitstraalt, dan richt hij zich op en kijkt naar binnen. Daar ziet hij Kathrein en ziet den kleine Lois en ziet het boompje branden, dat op de groote spar lag, op den Kerstboom van Michael. Dan staat Lois op, loopt om het huis heen en gaat naar binnen: „Ik weet Meer zegt hij niet. Als Lois den volgenden dag bij den hout vester aanbelt, komt Waldmann hem tege moet en kwispelt, alsof de onderwijzer, de vriend, kwam. En dan komt Martha en schrikt heelemaal niet van hem. En dan komt Michael zelf en knikt: „Loisl, Loisl, jou heeft het Kerstkindje moe ten halen". Als ze dan naar het andere dorp gaan, naar de gendarmerie, dan loopen de twee naast elkaar, niet als de houtvester en de strooper, ook niet als de brave en de boosdoener; ze loopen daar als twee menschen die den Kerst gang gaan. H. St. PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE RADIO CENTRALE OP ZONDAG 18 DEC. Progr. I; Hilversum I. Progr. II: Hilversum II. In verband met plaatselijke slechte ontvangst noodzakelijke wijzigingen voorbehouden. Progr. III: Diversen 8.35, Keulen 9.20, Radio P.T.T. Nord 9.50, Pauze 10.05, Keulen 10.10, Radio P.T.T. Nord 10.40, Keulen 11.20, Ned. Brussel 12.20, Fransch Brussel 2.20. Ned. Brus sel 2.35, Keulen 3.20, Pauze 4.35, Deutschland- sender of diversen 4.40, Parijs Radio of diver sen 5.20. Diversen 6.20, Keulen 6.50, Ned. Brus sel 9.20, Boedapest of Diversen 10.30, Ned. Brussel 11.20. Progr. IV: Ned. Brussel 8.30, Fransch Brus sel 9.20. Ned. Brussel 10.20. Droitwich 11.05, Parijs Radio 2.20. Droitwich 6 20, Fransch Brussel 1100. Parijs Radio 11.20. Progr. V: 8.30 v.m.—12.00 n.m. Diversen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 13