De Sprong in het Leven Mej. let van Feggelen heeft te Amsterdam het op haar Gehuld in een fantastisch ijskleed arriveerden verschillende booten na „m,tr T'!;lSeC' een moeilijken tocht over het Ijselmeer in de hoofdstad Engelsche oudminister Anthony Eden tijdens zijn rede in het Waldorf- verbeterd. Een gelukwensch na haar fraaie prestatie 0 J Astoria Hotel te New York gedurende zijn verblijf in Amerika Ms koning winter in ons land regeert. Met alle macht probeert men de Oranjesluizen ijsvrij te houden voor het schutten der schepen Ten bate van het Dorus Rijkersfonds werd Zaterdag te Amsterdam de jaarlijksche straatcollecte gehouden. Menig een gaf gaarne zijn bijdrage voor de helden der zee Een hevige brand heeft het pas verbouwde Centraal Station te Utrecht Zaterdagavond verwoest. Tijdens het blusschingswerk, dat door strenge vorst zeer bemoeilijkt werd De heer C. R. Vonk is met ingang van 1 Januari benoemd tot burgemeester van Bodegraven, met toekenning van gelijktijdig eervol ontslag als burge meester der gemeenten Asperen en Heukelu m De ijspret in ons land viert hoogtij en allerwege wordt reeds druk schaats gereden. Een kijkje op een der banen in de Residentie FEUILLETON Oorspronkelijke Xederlandsche roman door FELICIA CORDEA. 30) Het behoeft geen kasteel te zijn, maar het moet toch een ruim huis zijn. Ik heb een groot ge deelte van mijn leven in hotelkamers doorge bracht en nu heb ik behoefte aan ruimte. Er moet vooral een heel groote tuin bij zijn met een oude laan en een vischwater. Heeft u misschien iets dergelijks voor mij?" „Zeker hebben wfj in dit opzicht iets voor u. U krijgt terstond gegevens en afbeeldingen". Niet minder dan zeven offerten leken Car- rington geschikt en aangezien een paar er van dicht bij elkaar gelegen waren, had hij reeds den vierden dag zijn keuze gedaan. Het was een buitenplaats in het Zuiden van Engeland, dat aan de eischen voldeed, die Car- rington aan zijn toekomstige woning gesteld had. De prijs was weliswaar iets hooger, dan hij er voor had willen besteden, maar wat deed het er tenslotte toe? Het verschil was zeker minder dan de opbrengts van den tweeden druk van zijn boek zou zijn. Het huis was bijna een kasteel en de tuin was geen tuin meer. Het was een park met oude boo- men en er was een heerlijke bloementuin om het huis. Daarachter bevond zich een groot zomer terras en als een groen tapijt strekte zich het oude grasveld uit. Langs den zijkant van het landgoed stroomde een rivier en door het pai'k twee beken, die in deze rivier uitmondden en waarvan de één een groote vijver vormde met een bad- en een boothuis aan den oever. Huis en tuin waren door twee oudgedienden van den vo- rigen eigenaar in uitstekenden staat gehouden. Carrington was tevreden. Toen hij Hamilton over zijn nieuwe bezitting vertelde, zuchtte deze diep. Nu wist hij, dat alle hoop op een nieuw contract met Reginald Lloyd voorgoed vervlogen was. Carrington zelf telde de dagen, die zijn leven op het tooneel nog scheidden van een leven vol gens zijn eigen keus. Hij bevond zich in de eigenaardige positie van een man, die er zich geen rekenschap over geven kon, wat zijn gevoelens waren op dit belangrijke keerpunt van zijn leven. Verheugde hij er zich over, zoo vroeg reeds 'n doel bereikt te hebben waarnaar er velen hun leven lang streven, vaak zonder het ooit te be reiken? Betreurde hij het feit, het schelle voetlicht, de magische bekoring van het tooneel, het applaus der toehoorders vaarwel te moeten zeggen? Hij wist het niet! Er lag een soort lusteloosheid als een sluier over zijn gevoel. Hij liet zich verder drijven, zonder een bepaald doel voor de oogen te heb ben. Van het mooie Hollandsche meisje, dat hij het eerste exemplaar van zijn boek gezonden had, had hij taal noch teeken ontvangen. En hij had er zoo vast op gerekend. Maar de dagen verstreken en Carrington be gon in te zien, dat hij niet veel hoop meer had. Nog twee voorstellingen in het „Alhambra" en Reginald Lloyd de buikspreker zou tot het ver leden behooren Daarna kon Howard Carrington een nieuw leven en een nieuw werk beginnen. Nog een avond, dacht hij den volgenden dag, toen hij in de kleedkamer zijn gezicht met va seline reinigde. „Hier is een brief voor u, Mister Lloyd, die u blijkbaar door heel Amerika gevolgd is, naar de vele adresveranderingen te oordeelen, die er op staan". Carrington stak zijn hand naar den brief uit. Het was een wonder, dat deze brief hem nog bereikt had. Van het oorspronkelijke adres was niets meer te onderscheiden. Maar waar kon de brief vandaan komen? Dat was toch geen Amerikaansche postzegel! Carrington nam zijn monocle te hulp. Een Hollandsche postzegel! Een brief uit Den Haag! Het couvert vloog in stukken. Een brief van Angela! Zes volle bladzijden! „Mrs. Beadle, kijk hier eens naar! Een brief van haar! En wat een lange brief. Wat denk je, dat ze me schrijft?" Mrs. Beadle, in haar hoekje meesmuilde. Wat ter wereld ging haar dat aan? Bovendien wat een vraag! Wat kan een meisje op zes bladzijden schrijven, wat ze niet even goed in drie woorden had kunnen zeggen!? Die mannen, die mannen! Carrington las den brief reeds voor den der den keer, toen Hamilton ongeduldig klopte. „Bent u nog altijd niet klaar, Mr. Lloyd?" „Neen, wacht nog even! Of nog beter.ga vooruit naar het hotel en bestel een souper, maar het allerbeste, dat u krijgen kunt. En laat een paar flesschen op het ijs zetten". „Is er iets bijzonders gebeurd?" „Ik wil u vanavond tracteeren, maar zoo, als u nog nooit tevoren getracteerd werd, want u moet mij een dienst bewijzen". „Wat voor een dienst?" „U moet met den manager van het Alhambra spreken en van hem gedaan zien te krijgen, dat hij mij morgen niet na, maar voor de pauze laat optreden. Ik moet dadelijk daarna vertrekken. Bovendien zou ik graag willen, dat u voor mor genavond een plaats voor mij bespreekt op een boot naar Holland". „U gaat toch niet naar Holland om zonder mij een nieuw contract te sluiten?" „Mr. Hamilton, nu ziet u, hoe men zich soms in een mensch vergissen kan. Want dat is nu juist datgene, wat ik van plan ben te doen!" XXI. Nog was de dreunende slag van de groote, an tieke klok in de hal van Furné's woning niet verklonken, of Verschuur's auto stond reeds voor de deur stil. Hij was met vrij veel vaart voorgereden en hij remde op een manier, die beter bij Angela Furné gepast zou hebben, dan bij een bezadigd, zij het dan ook door een innerlijke onrust ge- kwelden ingenieur. Hij sprong uit zijn wagen en belde op een wijze, die het geheele huis op stelten zette. In de chambrée was het geluid van dit bellen de oorzaak van een nieuwsgierig uit het raam kijken van het mannelijke deel van het perso neel en van een totaal verkeerd woord in een uiterst belangrijken brief bij Elvi, die, na zich nog voor alle zekerheid er van te hebben over tuigd, dat dit bellen veroorzaakt was door den eigenaar van de bewuste auto, ineengedoken en diep blozend voor haar schrijfmachine bleef zit ten. Toen Verschuur door Appie, die op dit on stuimige bellen kwam aanhollen, binnengelaten was, liep hij hem voorbij met een haastig: „Mr. Furné verwacht me. Blijf jij maar be neden!" Appie trok zich, in zijn eer getast, in de chambrée terug „Hèt die meneer zoo'n haast om van zijn vrouw af te komen. Hij hèt me waarachtig bijna onder den voet te pletter geloopen". „Nog jammer dat het niet gebeurd is", meen de de boekhouder uit den grond van zijn hart, „en als jij niet terstond je mond houdt, zet ik je in een hoek. Als wij jou niet een beetje op voeden, groei je op voor galg en rad en dat zou nog jammer zijn van deze twee nuttige voor werpen". „Goedenmiddag, Furné!" „Goedenmiddag Verschuur! Het komt me voor, dat je buiten adem bent. Ga zitten, ga zitten! Hier steek een sigaar op en waardeer haar. Ze komt regelrecht uit Havanna. Misschien kal meer je er van". Verschuur wierp Furné een blik toe en poog de tusschen de vlam van zijn aansteker en de eerste rook van de Havanna door de uitdrukking op diens gezicht te ontcijferen. „Was het noodig, dat je me tot dit uur moest laten wachten, voordat je me tenminste een klein houvast gaf, Furné?" „Neen! Neen! Dat is niet waar. Eén houvast heb ik je in ieder geval gegeven". „Zoo! Welke?" „Ik heb je toch gezegd, dat je doorzicht, oor deels- en onderscheidingsvermogen. „O ja, als ik me niet vergis, heb je meJdoor de telefoon een ezel genoemd. Buitengewoon vriendelijk van je, overigens. Zeg je zulke din gen tegen al je cliënten?" „Neen", lachte Furné, „dat zeg ik alleen tegen de heerschappen, die daarvoor in aanmerking komen. Bovendien kan ik je tot je geruststelling mede deelen, dat ik dadelijk daarna een even tastbaar als overtuigend bewijs ontvangen heb, dat in mijn meening over jou niet alleen sta". (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1938 | | pagina 14