Intensiveering der Japansche Nijverheid. (UN/T EN LETTEREN^ DINSDAG 17 JANUARI 1939 HAARUEM'S DA'GBEAD Winning van grondstoffen wordt tot het uiterste en met succes nagestreefd. (Speciale berichtgeving). TENGEVOLGE van de snelle ontwikke ling der kunstzijde- en papierindustrie in Japan, waarvoor enorme hoeveel heden pulp benoodigd zijn, wordt het probleem, op welke wijze voldoende grondstof voor deze industrieën te verkrijgen, hoe langer hoe ingewikkelder. Uit den aard der zaak heeft men getracht zooveel mogelijk van eigen bodem te verkrij gen, doch alhoewel men daarin, gedwongen door de bestaande en ongetwijfeld nog wel verder toenemende schaarschte aan deviezen, in toenemende mate geslaagd is en nog verder - zal slagen, is het tekort voor het oogenblik nog zeer groot. Teneinde eenig idee te geven van de geweldige sommen gelds, welke men voor de import van deze grondstof moet be steden, diene, dat in het jaar 1937 voor een totaal van ruim 116 millioen yen uit het bui tenland werd ingevoerd (voornaamste landen van herkomst): Noord-Amerika 49 millioen yen. Zweden 26 millioen yen. Noorwegen17 millioen yen. Canada 13 millioen yen. Van dit totaalbedrag werd 80 millioen yen gebruikt voor de kunstzijde het restant van ruim 36 millioen yen voor de papierindustrie. De importen zijn dit jaar, tengevolge van den oorlog en de daaraan verbonden gedwon gen inkrimping van import van grondstoffen niet noodzakelijk voor de munitie-industrie, aanmerkelijk geringer en zoo zien wij, dat bijv. het totaalimportcijfer over de eerste 10 maan den van dit jaar (JanuariOctober 1938) slechts ruim 39 millioen yen bedroeg tegen 95 millioen yen in het jaar 1937 over de overeen komstige periode. De invoercijfers uit de af zonderlijke voornaamste landen van herkomst zijn als volgt n 10 maanden 1938: Noord-Amerika 15 milüoen yen. Zweden 6 millioen yen. Noorwegen 5 millioen yen. Canada 5 millioen yen. 10 maanden 1937: Noord-Amerika 41 millioen yen. Zweden 22 millioen yen. Noorwegen14 millioen yen. Canada 10 millioen yen. Van het totaalbedrag over 1938 werd 7 mil lioen yen voor de papier en 32 millioen yen voor de kunstzijdefabricage geïmporteerd. Laten wij hiernaast eens zetten de export- cijfers van de voornaamste van pulp ver vaardigde artikelen, n.l.: 10 maanden 1938: kunstzijden garens incl. staple fibre 23 millioen yen. kunstz. piecegoods 92 millioen yen. staple fibre piecegoods 20 millioen yen. papier 39 millioen yen. 10 maanden 1937: kunstzijden garens incl. staple fibre 52 millioen yen. kunstz. piecegoods 129 millioen yen. staple fibre piecegoods 5 millioen yen. papier 31 millioen yen. Ofschoon de vergelijking niet geheel op gaat, daar de prijzen niet gelijk zijn (in dit verband dient er echter wel rekening mede gehouden te worden, dat over het algemeen gesproken exportprijzen dit jaar lager waren dan in de eerste periode van 1937) valt toch uit bovenstaande importcijfers van pulp en exportcijfers van kunstzijde en papier wel on middellijk te zien, dat de hoeveelheid pulp, die men in dit jaar van eigen grond heeft gebruikt, aanmerkelijk grooter is geweest dan in het vorige jaar. Papierindustrie enorm vooruit gegaan. Gedurende de laatste 30 jaren is de Japan sche papierindustrie met reuzenschreden vooruit gegaan. In 1906 bedroeg de binnen- landsche productie van alle soorten papier (met uitzondering van de speciale soorten ver vaardigd uit moerbeiboomenhout en enkele andere inlandsche houtsoorten in huis- en klein-industrie) 305 millioen lbs., waarvan ca. 29 millioen lbs. werden geëxporteerd. In dien tijd was het echter noodzakelijk nog een hoeveelheid van 76 millioen lbs. te importee ren. 30 jaar later rees weliswaar het import- cijfer tot 200 millioen lbs., doch het uitvoer- cijfer was opgesprongen tot ruim 255 mil lioen lbs. Niettegenstaande de groote binnenlandsche productie van papier en de betrekkelijk ge ringe invoer, kan Japan op dit terrein nog niet in eigen behoefte voorzien. In 1937 waren 993.000 tons papier en rayon pulp in Japan vervaardigd, doch de importen bedroegen toch nog niet minder dan 527.000 ton. Ongeveer de helft van Japan's behoefte aan pulp komt van Karafoeto: de productie van de pulpmolens is bijna 2>k maal zoo groot als die van Japan zelf, en bijna anderhalf maal zoo groot als die van Hokkaido (het Japan sche Noordelijke eiland, waarvan eveneens de zuivelproducten komen). In 1905, toen Japan deze bezitting kreeg, waren er verschillende Japanners, die zich leelijk bedrogen meenden, doch de waarde van de uitgestrekte wouden is in den loop der jaren aanzienlijk belangrijker gebleken dan de oorlogsschatting, die men wellicht in geld van Rusland in dien tijd had kunnen afdwin gen. Het gouvernement van Karafoeto echter zag onmiddellijk de groote voordeelen van deze maagdelijke wouden met hunne onuitputte lijke voorraden hout in en bood concessies aan zoowel aan de Mitsoei en aan de Oji Paper Comp. De laatste opende de eerste pulp- miil in 1913 en kort daarop volgde de Kara foeto Industrial Comp. De wereldoorlog vormde een groote stimulans en in den loop van de volgende jaren werden diverse nieuwe „mills" opgericht en de productiecapaciteit van de be staande aanmerkelijk uitgebreid. In 1933 slaagde de Oji Comp. er in de Kara foeto Comp. geheel te absorbeeren tegelijk met de groote concurrent, de Fujo Comp. en sinds dien heeft Oji een compleet monopolie, zoowel wat de pulp- als de papierfabricage in Kara foeto betreft. In Hokkaido, het noordelijke eiland van Japan, heeft men drie der grootste pulp- en papierfabrieken, waarvan de belangrijkste een productiecapaciteit bezit van 338 millioen lbs papier en 157.000 ton pulp. Bevolkingsgroei. Aan de Oji Comp. dankt Karafoeto voorna melijk haar economische ontwikkeling en den groei van haar bevolking van ca. 2000 oor spronkelijke bewoners, alsmede een klein ge tal Russen in 1905 tot haar momenteel bevol kingsgetal van 300.000 zielen. Behalve haar pulp- en papierfabrieken aldaar, legt men een spoorwegnet van 268 km aan, voorziet 't eiland van electriciteit. bezit diverse kolenmijnen, alsmede een houtbedrijf. Wat de South Man- churian Railway Comp was en is voor MandsjoekwQ, is de Oji Comp. voor Karafoeto geweest. Beide concerns hebben gediend als de voorhoede van Japan's economische vooruit gang in de betreffende grensgebieden. Maar in tegenstelling met de South Manchurian Railway Comp. waarin het Japansche gou vernement voor een belangrijk bedrag is ge ïnteresseerd, was en is de Oji Company een zuiver particuliere Maatschappij. Karafoeto is een der weinige plaatsen ter wereld, waar men de meest moderne industrie kan zien naast de meest primitieve economie. In Sjikoeka, circa 80 kilometer van de Japan- Sovjet-grens in Sachalin, staat een geweldig groote rayon-pulpfabriek, de grootste van Japan, met de meest moderne machinerieën op dit gebied. Hypermoderne kranen halen de houtblokken uit de rivier, die dit hout heeft aangebracht van de beboschte heuvels en ber gen waar zij doorheen stroomt en brengen ze in de fabriek, waar zij worden omgezet in een bijzonder goede kwaliteit pulp, die naar de Japansche fabrieken in de omgeving van Tokio en Osaka wordt verscheept. Daar wordt de pulp door verdere machines en chemicaliën behandeld en verder verwerkt tot kunstzijde. Vandaar gaat het weder naar de weverijen, die het verwerken tot kleedingstukken voor de verschillende landen ter wereld Tegenstellingen. Juist tegenover dezen grooten pulpmolen in Sjikoeka, aan de overzijde van de rivier kan men een tenten- en blokhuttendorp van de Oroke-stam vinden, de oorspronkelijke bewo ners van Karafoeto. Deze leven nog steeds in het stadium van de jacht en visscherij, maken hun huishoudelijke benoodigdheden van ber- kenbast, kortom deze kleine afstand van en kele honderden meters scheidt twee beschou wingen, de eene aan de zijde van de fabriek en de verdoorgevoerde industrieele van het tegen woordige, de andere, aan de tegenovergestelde zijde van de rivier het vrije nomadenleven van den oorspronkelijken stam. Het is echter duidelijk, dat het moderne ook in dit verre gebied met rassche schreden het verleden zal verdrijven en niet lang zal het meer duren of de vrije natuurmensch zal zijn onafhankelijk bestaan ook daar moeten op geven, teneinde een radertje te worden in het industrieele proces, dat langzaam maar zeker het moderne Japan gaat beheerschen. Speciaal zal dit ook gelden voor de pulp, een der weinige grondstoffen der industrie, waarmede Japan door haar gebied in Karafoeto en door haar invloed in Mandsjoekwo rijker gezegend is dan met de meeste andere. Speciaal in deze tijden, nu wat men aan deviezen kan krijgen zooveel mo gelijk moet worden aangewend voor oorlogsbehoeften, is het van het aller hoogste belang, dat men de grond stoffen, die men in eigen gebied aan treft. zooveel mogelijk tot het uiterste ontgint en kan men er dan van op aan, dat in deze niets wordt nagelaten om de bestaande fabrieken uit te breiden en waar het eenigszins mogelijk is nieuwe op te richten. Voor deze laatste categorie komt dan in hoofdzaak wel in aanmerking het vasteland van Azië. en wel Korea, waar nog steeds uit gebreide oppervlakten maagdelijke wouden ge vonden worden en verder het z.g. onafhanke lijke Mandsjoekwo, dat op dit gebied nog vrij wel onaangesproken is. Dit klemt nog te meer, omdat door de restrictie die men op het gebied van katoenen goederen in Japan zelf heeft ingesteld, het verbruik in dit land van uit pulp vervaardigde goederen met groote sprongen vooruit gaat. Weliswaar tracht men de consumptie zooveel mogelijk te verminderen door in de couranten steeds te laten schrijven, dat het volk achter het front, gezien de groote ontberingen, die de soldaten in China ondergaan, zuinig moet zijn, hetgeen dan speciaal tot uiting moet ko men in het zoo gering mogelijk houden van nieuwe aankoopen op kleeding-gebied, doch aan den anderen kant, niet iedereen zal zich daar stipt aan houden en bovendien moet men toch ook iets hebben, waaruit kleeding ver vaardigd wordt en men zal, hoe voorzichtig men ook draagt en hoe zuinig men toch ook zal zijn, toch ook wel wat nieuws noodig heb ben. al zal men dit dan terwille van het lieve vaderland willen bekrimpen. Onder deze omstandigheden ligt er dus op dit gebied voor Japan nog een groot gebied open en wij twijfelen er niet aan, of in de eerstvolgende jaren zal het verbruik toene men, terwijl men er in zal slagen den invoer van deze grondstof verder naar beneden te brengen. FAREAST. Van het Catalaansche front. Nationalistisch geschut in stelling bij Lerida. De Fransche geest en de Europeesche beschaving. Lezing van dr. H. Brugmans voor de H. H. V. Voor de H. H.V., Vereen, van oud-leer lingen der Haarlemsche Handelsschool (H.B.S. A) trad Maandagavond in „Lido" op dr. H. Brugmans met het onderwerp: „De in vloed van den Franschen geest op de Euro peesche beschaving". Spr. zeide te zullen behandelen: le. wat de wezenlijke trekken zijn van de Europeesche beschaving en 2e. in hoeverre de Fransche geest daarop zijn stempel heeft gedrukt. In het algemeen is de Europeesche bescha ving dynamisch, actief (al kent zij ook haar „bramenzoekers"). Ook zelfs de mystieken hebben actieve neigingen. Een van de eigen schappen der Westersche cultuur is de neiging overal een practisch doel aan te geven, iets te doen. De passiviteit is niet-Westersch: de Westersche cultuur is strijdbaar in hooge ma te: niet geheel-Westersch is het ascetisme. De lof van de behoefteloosheid zal men in het Westen slechts zeer zelden hooren zingen. In de geheele Westersche cultuur is een drang naar avontuurlijkheid, naar beweging: die onrust maakt dat zij altijd veel eischen stelt. Maar de Westersche cultuur is niet alleen actief, maar zij voelt ook de behoefte, haar activiteit te motiveeren. De Westersche mensch geeft zich rekenschap van wat hij doet, redelijk en zedelijk. Niet-Westersch is de practicus, die niets anders is dan dat, de busi nessman en ook de primitieve massamensch. Zoo is er een zekere wisselwerking tusschen activiteit en het redelijk-zedelijk element en juist in die wisselwerking ligt de zin onzer be schaving. In het zoeken naar het evenwicht ligt onze verdienste. Nu de invloed van deii Franschen geest. De Franschman is niet zoozeer actief, dan wel arbeidzaam: zij zijn in hun dagelijksche activiteit, in hun zakenleven, menschen van de lange baan. (Dit geldt niet voor het intel- lectueele). Welk een taaiheid heeft het Fran sche leger niet in den oorlog ontwikkeld! Het Fransche volk is een volk van boeren. Wie het wil leeren kennen, moet niet naar Parijs, maar naar het platteland gaan. Frankrijk is in wezen agrarisch. De Franschman is ook conservatief: wie bij hem nieuwe dingen wil invoeren, moet die dingen bezielen met een idée. Voor een idéé loopt een Franschman warm. 1 Het genoemde gebrek aan activiteit is een groot gevaar voor de Fransche productie. Ge lukkig is het aan den anderen kant dat de Franschman geen aanleg heeft voor massa- j mensch; een totalitair regiem zou in Frank- rijk geen kans hebben. De Fransche cultuur I is een individueele. De Franschman wil zich I steeds rekenschap geven: het land leverde dan ook weinig ontdekkingsreizigers, veel phi- losophen Zelfs de Fransche uitvinder is in de eerste plaats philosoof. Het puritanisme, de ascese in den Fransch- Iman volkomen vreemd, maar hij eert en be oefent ook de zelfbeheersching, ter verzeke ring van later geluk door het ordenen van driften en verlangens. Hij wil ook wel nieuwen inhoud in oude vormen gieten, maar het moet hem worden uitgelegd, waarom dat moet. Uit het bovenstaande blijkt wel, dat er groote krachten sluimeren in het Fransche volk en dat het steeds grooten invloed zal blij ven behouden. Een Europa zonder Engeland zou men zich kunnen denken, een Europa zonder Frankrijk nooit. Frankrijk zal Europa blijven beveiligen tegen de eenzijdigheid; het land is, het klassieke land van de verdraag zaamheid. Het is het land van de levenskunst in het practische leven, van de rede, van de voortdurende bereidheid tot vernieuwing. Wie Frankrijk zegt, zegt Europa. Hierna was er nog gelegenheid voor vragen en opmerkingen. JEUGDBOND VOOR ONTHOUDING. Sinds eenige weken is met steun van de Ne- derlandsche Vereeniging tot afschaffing van al coholhoudende dranken hier ter stede opnieuw opgericht een afdeeling van den Jeugdbond voor Onthouding. Er is een leider benoemd en een bestuur ge vormd. Ter nadere kennismaking zal op Zater dag 21 Januari a.s. in het Blauwe Kruis een propaganda-avond gehouden worden, waar een bont programma zal worden uitgevoerd. De gouden bruiloft in de Jeugdherberg. We hebben reeds eerder medegedeeld, dat de heer G. van 't Hul en zijn vrouw A. Brouwer, die inwonen bij hun zoon in de Jeugdherberg „Jan Gijzen" te Haarlem-Noord, op 31 Januari hun gouden bruiloft hopen te vieren. De heer G. Salm Hzn. te Bloemendaal schrijft ons hierover o.a. het volgende: „Het gouden bruidspaar woont daar al sinds jaren en is als steeds nog een toonbeeld van tevredenheid. De gouden bruidegom Gerrit van 't Hul wist het van gewoon sigarenmaker tot mees terknecht te brengen op de destijds bestaan de Salm Tabak- en Sigarenfabriek aan de Maarten van Heemskerkstraat en vervulde die taak met een opgewektheid, trouw en plichtsbetrachting, waaraan menigeen in den tegenwoordigen tijd een voorbeeld zou kun nen nemen. Hij woonde destijds in de Saen- redamstraat en had van zijn huis uit steeds een kijkje op de fabriek. Er tan dan ook na sluitingstijd niets gebeuren, of hij had het gezien; vóór hij zich des avonds ter ruste begaf, was zijn laatste blik naar de fabriek, die hij bewaakte alsof het zijn eigendom was. De gouden bruid is eveneens een toonbeeld van oprechtheid; ook zij is nog steeds werk zaam en als men destijds eens bij hen moest zijn en men was hun huisnummer vergeten in die straat, waar alle huizen op elkander leken, dan was de duidelijkste aanwijzing: „kijk maar naar 'n bijzonder blinkende deur en belknop; daar is het!" En zoo is het nog! Aan hun woonhuis naast de jeugdherberg heeft ze inplaats van een deurknop een koperen deurkruk, waar men, op de stoep staande wel eerst even in kan zien of zijn toilet wel volkomen in orde is. Uit zulk een geslacht kan inderdaad een voorbeeldig jeugdherberghouder voortkomen. Dit gouden echtpaar staat als het ware dag en" nacht voor je klaar; nooit deed men tevergeefs een beroep op hen. Toen bij den oorlog 1914'18 hier te lande een ware inval van gevluchte Belgen plaats had, kwam er een oproep in de kranten om ze te herber gen. Zonder dat daar Iemand in de naaste omgeving- iets van wist, hadden ook zij hun deur reeds opengesteld; achteraf kwam men te weten, dat daar liefst een geheele familie was opgenomen. Hoe ze daar die menschen in de Saenredamstraat allemaal konden huis-- vesten is vrijwel een raadsel, want de eigen familie bestond ook al uit een flink aantal personen. Dat de Belgen het daar goed had den is wel zeker. In de buurt woonde een totaal blinde jongen, die zich verveelde; Gerrit wist het klaar te spelen, hem een plaatsje op de fabriek te bezorgen, waar de jongen zich nuttig wist te maken met het uit halen van tabak; ja, hij leerde zelfs een machinale spijkermachine te bedienen. De jongen was overgelukkig. Een van de zoons is al jaren bij de Konink lijke Marine; hij heeft op dit oogenblik dienst op een oorlogschip in de buurt van Curacao en kan dus niet komen, maar een dochter, die gehuwd is en in Amerika woont, komt over; dat maakt bij het gouden paar natuurlijk veel goed. Wat zou het aardig zijn, wanneer ex- patroon, oude kameraden, vakorganisatie, jeugdherbergbestuur en, niet te vergeten, zij die zich destijds zoo voor de Belgen inte resseerden, deze zich nimmer cp den voor grond stellende menschen eens aangenaam gingen verrassen op 31 Januari, Waarmede? Wel alles Is welkom Postwisseltjes, etenswaren in het bijzonder. Sigaren of drank zijn echter niet noodig, want daar maken zij geen ge bruik meer van. Ze worden een dagje ouder, maar ze zijn nog erg bij en de diamanten bruiloft willen ze ook nog wel vieren 31 Januari 1949". KONINKLIJKE ONDERSCHEIDING Bij Koninklijk besluit van 12 Januari 1939 is toegekend de aan de Orde van Oranje Nassau verbonden eeremedaille in goud aan mevrouw B. C. Pluijm-Löffelman en J. van der Maal, wo nende te Haarlem, resp. chef van de in- en ver- koopafdeeling en procuratiehouder bij de N.V. voorheen S. I. de Vries te Amsterdam. MAATSCHAPPIJ „REMBRANDT". Opening tentoonstelling. De tenoonstelling van schilderijen, aqua rellen enz. van schilders-leden van de maat schappij „Rembrandt" zal a.s. Zaterdagmiddag te drie uur in de 'Kunstzalen der firma Leffe- laar, aan den Wagenweg worden geopend met een rede van den Burgemeester dr. J. E. Baron de Vos van Steenwijk. BAL MASQUé „DOOR INSPANNING UITSPANNING". Het jaarlijksche bal-masqué zal op Zaterdag dag 18 Februari in het gebouw van den H.K.B. worden gehouden o.l.v. den heer W. Schroder. In Australië nebben ontzaglijke ooschbranden gewoed, die de brandweerlieden voor een hopelooze taak stelden. Een foto van de vuurzee in den staat Victoria. brengt hulp in gezinnen, waar door geboorte, onvolwaardig heid of ziekte van kinderen bij zondere nooden zijn ontstaan. Zendt Uw bijdrage op Postgiro 75000 Den Haag. (Adv. Ingez. Medj Voor den Politierechter. Oneerlijke dienstboden. Twee Duitsche dienstmeisjes van 28 jaar had den in den loop van '37 en '38 kans gezien ver schillende waardevolle sieraden van haar me vrouw te ontvreemden. Een der meisjes had een gouden ring met briljant, een platina hanger met briljant en een hangertje mei een diamant ont vreemd ter gezamenlijke waarde van vijfhonderd gulden. De andere dienstbode had zich meer be paald tot koffie en wijnen. Van de gestolen voorwerpen was slechts een ring en dan nog beschadigd weer terecht geko men. De officier vond, dat de beide verdachten zich op ergerlijke wijze aan misbruik van ver trouwen hebben schuldig gemaakt. Zij hadden overal toegang en hadden dus volop gelegen heid tot diefstal. Daarvan hebben ze dan ook een gretig gebruik gemaakt. Er is voor een groot be drag gestolen en de werkgeefster van de meis jes is daarvan de dupe geworden. Tegen de ver dachte, die de gouden voorwerpen had wegge nomen eischte de officier drie maanden en tegen de andere zes weken gevangenisstraf. De verdediger van het eerste meisje mr. M. A. van Eek, refereerde zich aan het oordeel van den politierechter terwijl Mr. F. v. d. Goot voor de tweede verdachte clementie pleitte. Een der meisjes merkte op dat alle menschen fouten hebben terwijl haar medeverdachte de ring, die zij gestolen had niet zoo erg waardevol vond. De politierechter was het hiermee niet eens en veroordeelde tot twee maanden en een maand met aftrek HET TOONEEL „DE SCHAKEL". ALS JE DE KANS MAAR KRIJGT..., Neen, heel veel kans geven wij deze „Kans" La Chance van Jean de* Letraz, dat onder den titel „Als je de kans maar krijgt" door het tooneelgezelschap De Schakel thans in het Rika Hopper Theater wordt gespeeld niet. Een kwart eeuw geleden kon het publiek in dit soort kluchten nog wel genoegen scheppen, maar nu syjn we ze ontwend. Niet, dat een dolle klucht 't niet meer zou doen, maar dan moet ze zoo zijn, dat je van de eene dwaasheid in de andere tui melt en de dialoog geestig is. Voor een klucht is dat stuk van de Letraz niet mal genoeg en van Fransch esprit merken wij op een heel en kele uitzondering na niets. Het lijkt mij zoo toe, dat Jean de Letraz inder tijd met heel veel genoegen „Monsieur Topaze" heeft gezien. Zijn Ovidius Michon, de onderwijzer zonder eenige menschenkennis, die er dadelijk invliegt, wanneer zijn oud schoolkameraad Noël Bernard hem de directie van zijn geheel verloo- pen hotel aanbiedt, doet tenminste in de verte nu en dan aan mijnheer Topaze denken, maar ook heel in de verte, want hij is er slechts 'n zeer slappe copie van. 'n Kluchtspelfiguur zonder eenigen satirischen geest. Maar dit heeft Ovidius Michon met Topaze gemeen, hij is een boffer, want als hij op zijn allerergst aan den grond zit, valt hem een prijs van een half millioen in den schoot, die hij echter niet kon incasseeren zonder met Charlotte Large de prijswinster van het andere half millioen te trouwen. En dat is een al te zware eisch voor Ovidius, omdat deze Char lotte een remedie tegen de liefde en een helle veeg is. Maar Jean de Letraz laat de poppetjes in zijn marionettenspel dansen, al naar dat hij het zelf verkiest en hij zorgt er daarom voor. dat Ovidius Michon aan het slot niet alleen van deze nacht merrie bevrijd wordt, maar ook dat hij als hoofd van 'n plotseling bloeiend hotel zijn geliefde Mar- tine Prieur als zijn vrouw in zijn armen mag drukken. De rijstebrijberg, waardoor wij heen moeten, voordat Ovidius Michon in Luilekkerland is aan gekomen. ligt wat zwaar op onze maag en kun nen wij moeilijk meer verteren Het is tooneel uit 'n vroegeren tijd en de wat al te zware en nadrukkelijke vertooning accentueert dat ook nog bovendien. De vroolijke lach kwam dan ook maar zelden uit de zaal. Je behoeft bij het spel van Anton Ruys niet te vragen, of hij een broer van Cor is. Ook Anton Ruys heeft aan mijnheer Topaze van zijn broer gedacht en hij lijkt er vooral in 't begin zoo op, dat het soms is, of je Cor ziet en hoort spelen. Het was lang niet onverdienstelijk, maar Ovidius Michon bood veel minder kansen dan Topaze en het succes was dus ook naar rato. Martine Prieur is een rol ver beneden het talent van een actrice als Tilly Lus en daarom vonden wij het jammer, dat zy haar moest spelen. Ook Marie van Westerhoven hadden wij na haar ziekte liever haar rentree zien maken in een andere rol dan die van de onnoozele en stomme „dame van kamer 8", al speelde ze deze stak kerd dan ook voortreffelijk. Van de verdere bezetting wil ik alleen Pierre Myin noemen, die van Limonet, den kassier zonder geld, werkelijk een type maakte en dat type ook fijn uitspeelde. Een lang leven geef ik dit zoutelooze geestes kind van Jean de Letraz niet. Maar De Schakel heeft o.a. met Groot Slem bewezen beter werk met succes te kunnen spelen en wij ho pen dus spoedig op een revanche na deze ver gissing. J. B. SCHUIL,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 11