Intensiveering der Japansche Nijverheid.
(UN/T EN LETTEREN^
DINSDAG 17 JANUARI 1939
HAARUEM'S DA'GBEAD
Winning van grondstoffen wordt tot het
uiterste en met succes nagestreefd.
(Speciale berichtgeving).
TENGEVOLGE van de snelle ontwikke
ling der kunstzijde- en papierindustrie
in Japan, waarvoor enorme hoeveel
heden pulp benoodigd zijn, wordt het
probleem, op welke wijze voldoende grondstof
voor deze industrieën te verkrijgen, hoe langer
hoe ingewikkelder.
Uit den aard der zaak heeft men getracht
zooveel mogelijk van eigen bodem te verkrij
gen, doch alhoewel men daarin, gedwongen
door de bestaande en ongetwijfeld nog wel
verder toenemende schaarschte aan deviezen,
in toenemende mate geslaagd is en nog verder
- zal slagen, is het tekort voor het oogenblik
nog zeer groot. Teneinde eenig idee te geven
van de geweldige sommen gelds, welke men
voor de import van deze grondstof moet be
steden, diene, dat in het jaar 1937 voor een
totaal van ruim 116 millioen yen uit het bui
tenland werd ingevoerd (voornaamste landen
van herkomst):
Noord-Amerika 49 millioen yen.
Zweden 26 millioen yen.
Noorwegen17 millioen yen.
Canada 13 millioen yen.
Van dit totaalbedrag werd 80 millioen yen
gebruikt voor de kunstzijde het restant van
ruim 36 millioen yen voor de papierindustrie.
De importen zijn dit jaar, tengevolge van
den oorlog en de daaraan verbonden gedwon
gen inkrimping van import van grondstoffen
niet noodzakelijk voor de munitie-industrie,
aanmerkelijk geringer en zoo zien wij, dat bijv.
het totaalimportcijfer over de eerste 10 maan
den van dit jaar (JanuariOctober 1938)
slechts ruim 39 millioen yen bedroeg tegen 95
millioen yen in het jaar 1937 over de overeen
komstige periode. De invoercijfers uit de af
zonderlijke voornaamste landen van herkomst
zijn als volgt n
10 maanden 1938:
Noord-Amerika 15 milüoen yen.
Zweden 6 millioen yen.
Noorwegen 5 millioen yen.
Canada 5 millioen yen.
10 maanden 1937:
Noord-Amerika 41 millioen yen.
Zweden 22 millioen yen.
Noorwegen14 millioen yen.
Canada 10 millioen yen.
Van het totaalbedrag over 1938 werd 7 mil
lioen yen voor de papier en 32 millioen yen
voor de kunstzijdefabricage geïmporteerd.
Laten wij hiernaast eens zetten de export-
cijfers van de voornaamste van pulp ver
vaardigde artikelen, n.l.:
10 maanden 1938:
kunstzijden garens incl.
staple fibre 23 millioen yen.
kunstz. piecegoods 92 millioen yen.
staple fibre piecegoods 20 millioen yen.
papier 39 millioen yen.
10 maanden 1937:
kunstzijden garens incl.
staple fibre 52 millioen yen.
kunstz. piecegoods 129 millioen yen.
staple fibre piecegoods 5 millioen yen.
papier 31 millioen yen.
Ofschoon de vergelijking niet geheel op
gaat, daar de prijzen niet gelijk zijn (in dit
verband dient er echter wel rekening mede
gehouden te worden, dat over het algemeen
gesproken exportprijzen dit jaar lager waren
dan in de eerste periode van 1937) valt toch
uit bovenstaande importcijfers van pulp en
exportcijfers van kunstzijde en papier wel on
middellijk te zien, dat de hoeveelheid pulp,
die men in dit jaar van eigen grond heeft
gebruikt, aanmerkelijk grooter is geweest dan
in het vorige jaar.
Papierindustrie enorm vooruit
gegaan.
Gedurende de laatste 30 jaren is de Japan
sche papierindustrie met reuzenschreden
vooruit gegaan. In 1906 bedroeg de binnen-
landsche productie van alle soorten papier
(met uitzondering van de speciale soorten ver
vaardigd uit moerbeiboomenhout en enkele
andere inlandsche houtsoorten in huis- en
klein-industrie) 305 millioen lbs., waarvan
ca. 29 millioen lbs. werden geëxporteerd. In
dien tijd was het echter noodzakelijk nog een
hoeveelheid van 76 millioen lbs. te importee
ren. 30 jaar later rees weliswaar het import-
cijfer tot 200 millioen lbs., doch het uitvoer-
cijfer was opgesprongen tot ruim 255 mil
lioen lbs.
Niettegenstaande de groote binnenlandsche
productie van papier en de betrekkelijk ge
ringe invoer, kan Japan op dit terrein nog
niet in eigen behoefte voorzien. In 1937 waren
993.000 tons papier en rayon pulp in Japan
vervaardigd, doch de importen bedroegen
toch nog niet minder dan 527.000 ton.
Ongeveer de helft van Japan's behoefte aan
pulp komt van Karafoeto: de productie van
de pulpmolens is bijna 2>k maal zoo groot als
die van Japan zelf, en bijna anderhalf maal
zoo groot als die van Hokkaido (het Japan
sche Noordelijke eiland, waarvan eveneens de
zuivelproducten komen).
In 1905, toen Japan deze bezitting kreeg,
waren er verschillende Japanners, die zich
leelijk bedrogen meenden, doch de waarde
van de uitgestrekte wouden is in den loop der
jaren aanzienlijk belangrijker gebleken dan
de oorlogsschatting, die men wellicht in geld
van Rusland in dien tijd had kunnen afdwin
gen.
Het gouvernement van Karafoeto echter zag
onmiddellijk de groote voordeelen van deze
maagdelijke wouden met hunne onuitputte
lijke voorraden hout in en bood concessies
aan zoowel aan de Mitsoei en aan de Oji
Paper Comp. De laatste opende de eerste pulp-
miil in 1913 en kort daarop volgde de Kara
foeto Industrial Comp. De wereldoorlog vormde
een groote stimulans en in den loop van de
volgende jaren werden diverse nieuwe „mills"
opgericht en de productiecapaciteit van de be
staande aanmerkelijk uitgebreid.
In 1933 slaagde de Oji Comp. er in de Kara
foeto Comp. geheel te absorbeeren tegelijk met
de groote concurrent, de Fujo Comp. en sinds
dien heeft Oji een compleet monopolie, zoowel
wat de pulp- als de papierfabricage in Kara
foeto betreft.
In Hokkaido, het noordelijke eiland van
Japan, heeft men drie der grootste pulp- en
papierfabrieken, waarvan de belangrijkste een
productiecapaciteit bezit van 338 millioen lbs
papier en 157.000 ton pulp.
Bevolkingsgroei.
Aan de Oji Comp. dankt Karafoeto voorna
melijk haar economische ontwikkeling en den
groei van haar bevolking van ca. 2000 oor
spronkelijke bewoners, alsmede een klein ge
tal Russen in 1905 tot haar momenteel bevol
kingsgetal van 300.000 zielen. Behalve haar
pulp- en papierfabrieken aldaar, legt men een
spoorwegnet van 268 km aan, voorziet 't eiland
van electriciteit. bezit diverse kolenmijnen,
alsmede een houtbedrijf. Wat de South Man-
churian Railway Comp was en is voor
MandsjoekwQ, is de Oji Comp. voor Karafoeto
geweest. Beide concerns hebben gediend als de
voorhoede van Japan's economische vooruit
gang in de betreffende grensgebieden. Maar
in tegenstelling met de South Manchurian
Railway Comp. waarin het Japansche gou
vernement voor een belangrijk bedrag is ge
ïnteresseerd, was en is de Oji Company een
zuiver particuliere Maatschappij.
Karafoeto is een der weinige plaatsen ter
wereld, waar men de meest moderne industrie
kan zien naast de meest primitieve economie.
In Sjikoeka, circa 80 kilometer van de Japan-
Sovjet-grens in Sachalin, staat een geweldig
groote rayon-pulpfabriek, de grootste van
Japan, met de meest moderne machinerieën
op dit gebied. Hypermoderne kranen halen de
houtblokken uit de rivier, die dit hout heeft
aangebracht van de beboschte heuvels en ber
gen waar zij doorheen stroomt en brengen ze
in de fabriek, waar zij worden omgezet in een
bijzonder goede kwaliteit pulp, die naar de
Japansche fabrieken in de omgeving van
Tokio en Osaka wordt verscheept. Daar wordt
de pulp door verdere machines en chemicaliën
behandeld en verder verwerkt tot kunstzijde.
Vandaar gaat het weder naar de weverijen, die
het verwerken tot kleedingstukken voor de
verschillende landen ter wereld
Tegenstellingen.
Juist tegenover dezen grooten pulpmolen in
Sjikoeka, aan de overzijde van de rivier kan
men een tenten- en blokhuttendorp van de
Oroke-stam vinden, de oorspronkelijke bewo
ners van Karafoeto. Deze leven nog steeds in
het stadium van de jacht en visscherij, maken
hun huishoudelijke benoodigdheden van ber-
kenbast, kortom deze kleine afstand van en
kele honderden meters scheidt twee beschou
wingen, de eene aan de zijde van de fabriek en
de verdoorgevoerde industrieele van het tegen
woordige, de andere, aan de tegenovergestelde
zijde van de rivier het vrije nomadenleven van
den oorspronkelijken stam.
Het is echter duidelijk, dat het moderne ook
in dit verre gebied met rassche schreden het
verleden zal verdrijven en niet lang zal het
meer duren of de vrije natuurmensch zal zijn
onafhankelijk bestaan ook daar moeten op
geven, teneinde een radertje te worden in het
industrieele proces, dat langzaam maar zeker
het moderne Japan gaat beheerschen. Speciaal
zal dit ook gelden voor de pulp, een der weinige
grondstoffen der industrie, waarmede Japan
door haar gebied in Karafoeto en door haar
invloed in Mandsjoekwo rijker gezegend is dan
met de meeste andere.
Speciaal in deze tijden, nu wat men
aan deviezen kan krijgen zooveel mo
gelijk moet worden aangewend voor
oorlogsbehoeften, is het van het aller
hoogste belang, dat men de grond
stoffen, die men in eigen gebied aan
treft. zooveel mogelijk tot het uiterste
ontgint en kan men er dan van op aan,
dat in deze niets wordt nagelaten om
de bestaande fabrieken uit te breiden
en waar het eenigszins mogelijk is
nieuwe op te richten.
Voor deze laatste categorie komt dan in
hoofdzaak wel in aanmerking het vasteland
van Azië. en wel Korea, waar nog steeds uit
gebreide oppervlakten maagdelijke wouden ge
vonden worden en verder het z.g. onafhanke
lijke Mandsjoekwo, dat op dit gebied nog vrij
wel onaangesproken is.
Dit klemt nog te meer, omdat door de
restrictie die men op het gebied van katoenen
goederen in Japan zelf heeft ingesteld, het
verbruik in dit land van uit pulp vervaardigde
goederen met groote sprongen vooruit gaat.
Weliswaar tracht men de consumptie zooveel
mogelijk te verminderen door in de couranten
steeds te laten schrijven, dat het volk achter
het front, gezien de groote ontberingen, die
de soldaten in China ondergaan, zuinig moet
zijn, hetgeen dan speciaal tot uiting moet ko
men in het zoo gering mogelijk houden van
nieuwe aankoopen op kleeding-gebied, doch
aan den anderen kant, niet iedereen zal zich
daar stipt aan houden en bovendien moet men
toch ook iets hebben, waaruit kleeding ver
vaardigd wordt en men zal, hoe voorzichtig
men ook draagt en hoe zuinig men toch ook
zal zijn, toch ook wel wat nieuws noodig heb
ben. al zal men dit dan terwille van het lieve
vaderland willen bekrimpen.
Onder deze omstandigheden ligt er dus op
dit gebied voor Japan nog een groot gebied
open en wij twijfelen er niet aan, of in de
eerstvolgende jaren zal het verbruik toene
men, terwijl men er in zal slagen den invoer
van deze grondstof verder naar beneden te
brengen.
FAREAST.
Van het Catalaansche front. Nationalistisch geschut in stelling bij Lerida.
De Fransche geest en de
Europeesche beschaving.
Lezing van dr. H. Brugmans voor de
H. H. V.
Voor de H. H.V., Vereen, van oud-leer
lingen der Haarlemsche Handelsschool
(H.B.S. A) trad Maandagavond in „Lido" op
dr. H. Brugmans met het onderwerp: „De in
vloed van den Franschen geest op de Euro
peesche beschaving".
Spr. zeide te zullen behandelen: le. wat de
wezenlijke trekken zijn van de Europeesche
beschaving en 2e. in hoeverre de Fransche
geest daarop zijn stempel heeft gedrukt.
In het algemeen is de Europeesche bescha
ving dynamisch, actief (al kent zij ook haar
„bramenzoekers"). Ook zelfs de mystieken
hebben actieve neigingen. Een van de eigen
schappen der Westersche cultuur is de neiging
overal een practisch doel aan te geven, iets
te doen. De passiviteit is niet-Westersch: de
Westersche cultuur is strijdbaar in hooge ma
te: niet geheel-Westersch is het ascetisme. De
lof van de behoefteloosheid zal men in het
Westen slechts zeer zelden hooren zingen. In
de geheele Westersche cultuur is een drang
naar avontuurlijkheid, naar beweging: die
onrust maakt dat zij altijd veel eischen stelt.
Maar de Westersche cultuur is niet alleen
actief, maar zij voelt ook de behoefte, haar
activiteit te motiveeren. De Westersche
mensch geeft zich rekenschap van wat hij
doet, redelijk en zedelijk. Niet-Westersch is de
practicus, die niets anders is dan dat, de busi
nessman en ook de primitieve massamensch.
Zoo is er een zekere wisselwerking tusschen
activiteit en het redelijk-zedelijk element en
juist in die wisselwerking ligt de zin onzer be
schaving. In het zoeken naar het evenwicht
ligt onze verdienste.
Nu de invloed van deii Franschen geest.
De Franschman is niet zoozeer actief, dan
wel arbeidzaam: zij zijn in hun dagelijksche
activiteit, in hun zakenleven, menschen van
de lange baan. (Dit geldt niet voor het intel-
lectueele). Welk een taaiheid heeft het Fran
sche leger niet in den oorlog ontwikkeld! Het
Fransche volk is een volk van boeren. Wie
het wil leeren kennen, moet niet naar Parijs,
maar naar het platteland gaan. Frankrijk is
in wezen agrarisch. De Franschman is ook
conservatief: wie bij hem nieuwe dingen wil
invoeren, moet die dingen bezielen met een
idée. Voor een idéé loopt een Franschman
warm.
1 Het genoemde gebrek aan activiteit is een
groot gevaar voor de Fransche productie. Ge
lukkig is het aan den anderen kant dat de
Franschman geen aanleg heeft voor massa-
j mensch; een totalitair regiem zou in Frank-
rijk geen kans hebben. De Fransche cultuur
I is een individueele. De Franschman wil zich
I steeds rekenschap geven: het land leverde
dan ook weinig ontdekkingsreizigers, veel phi-
losophen Zelfs de Fransche uitvinder is in
de eerste plaats philosoof.
Het puritanisme, de ascese in den Fransch-
Iman volkomen vreemd, maar hij eert en be
oefent ook de zelfbeheersching, ter verzeke
ring van later geluk door het ordenen van
driften en verlangens.
Hij wil ook wel nieuwen inhoud in oude
vormen gieten, maar het moet hem worden
uitgelegd, waarom dat moet.
Uit het bovenstaande blijkt wel, dat er
groote krachten sluimeren in het Fransche
volk en dat het steeds grooten invloed zal blij
ven behouden. Een Europa zonder Engeland
zou men zich kunnen denken, een Europa
zonder Frankrijk nooit. Frankrijk zal Europa
blijven beveiligen tegen de eenzijdigheid; het
land is, het klassieke land van de verdraag
zaamheid. Het is het land van de levenskunst
in het practische leven, van de rede, van de
voortdurende bereidheid tot vernieuwing. Wie
Frankrijk zegt, zegt Europa.
Hierna was er nog gelegenheid voor vragen
en opmerkingen.
JEUGDBOND VOOR ONTHOUDING.
Sinds eenige weken is met steun van de Ne-
derlandsche Vereeniging tot afschaffing van al
coholhoudende dranken hier ter stede opnieuw
opgericht een afdeeling van den Jeugdbond voor
Onthouding.
Er is een leider benoemd en een bestuur ge
vormd. Ter nadere kennismaking zal op Zater
dag 21 Januari a.s. in het Blauwe Kruis een
propaganda-avond gehouden worden, waar een
bont programma zal worden uitgevoerd.
De gouden bruiloft in de
Jeugdherberg.
We hebben reeds eerder medegedeeld, dat
de heer G. van 't Hul en zijn vrouw A.
Brouwer, die inwonen bij hun zoon in de
Jeugdherberg „Jan Gijzen" te Haarlem-Noord,
op 31 Januari hun gouden bruiloft hopen te
vieren.
De heer G. Salm Hzn. te Bloemendaal
schrijft ons hierover o.a. het volgende:
„Het gouden bruidspaar woont daar al
sinds jaren en is als steeds nog een toonbeeld
van tevredenheid.
De gouden bruidegom Gerrit van 't Hul
wist het van gewoon sigarenmaker tot mees
terknecht te brengen op de destijds bestaan
de Salm Tabak- en Sigarenfabriek aan de
Maarten van Heemskerkstraat en vervulde
die taak met een opgewektheid, trouw en
plichtsbetrachting, waaraan menigeen in den
tegenwoordigen tijd een voorbeeld zou kun
nen nemen. Hij woonde destijds in de Saen-
redamstraat en had van zijn huis uit steeds
een kijkje op de fabriek. Er tan dan ook na
sluitingstijd niets gebeuren, of hij had het
gezien; vóór hij zich des avonds ter ruste
begaf, was zijn laatste blik naar de fabriek,
die hij bewaakte alsof het zijn eigendom was.
De gouden bruid is eveneens een toonbeeld
van oprechtheid; ook zij is nog steeds werk
zaam en als men destijds eens bij hen moest
zijn en men was hun huisnummer vergeten
in die straat, waar alle huizen op elkander
leken, dan was de duidelijkste aanwijzing:
„kijk maar naar 'n bijzonder blinkende deur
en belknop; daar is het!" En zoo is het nog!
Aan hun woonhuis naast de jeugdherberg
heeft ze inplaats van een deurknop een
koperen deurkruk, waar men, op de stoep
staande wel eerst even in kan zien of zijn
toilet wel volkomen in orde is. Uit zulk een
geslacht kan inderdaad een voorbeeldig
jeugdherberghouder voortkomen.
Dit gouden echtpaar staat als het ware
dag en" nacht voor je klaar; nooit deed men
tevergeefs een beroep op hen. Toen bij den
oorlog 1914'18 hier te lande een ware inval
van gevluchte Belgen plaats had, kwam er
een oproep in de kranten om ze te herber
gen. Zonder dat daar Iemand in de naaste
omgeving- iets van wist, hadden ook zij hun
deur reeds opengesteld; achteraf kwam men
te weten, dat daar liefst een geheele familie
was opgenomen. Hoe ze daar die menschen
in de Saenredamstraat allemaal konden huis--
vesten is vrijwel een raadsel, want de eigen
familie bestond ook al uit een flink aantal
personen. Dat de Belgen het daar goed had
den is wel zeker. In de buurt woonde een
totaal blinde jongen, die zich verveelde;
Gerrit wist het klaar te spelen, hem een
plaatsje op de fabriek te bezorgen, waar de
jongen zich nuttig wist te maken met het uit
halen van tabak; ja, hij leerde zelfs een
machinale spijkermachine te bedienen. De
jongen was overgelukkig.
Een van de zoons is al jaren bij de Konink
lijke Marine; hij heeft op dit oogenblik
dienst op een oorlogschip in de buurt van
Curacao en kan dus niet komen, maar een
dochter, die gehuwd is en in Amerika woont,
komt over; dat maakt bij het gouden paar
natuurlijk veel goed.
Wat zou het aardig zijn, wanneer ex-
patroon, oude kameraden, vakorganisatie,
jeugdherbergbestuur en, niet te vergeten, zij
die zich destijds zoo voor de Belgen inte
resseerden, deze zich nimmer cp den voor
grond stellende menschen eens aangenaam
gingen verrassen op 31 Januari, Waarmede?
Wel alles Is welkom Postwisseltjes, etenswaren
in het bijzonder. Sigaren of drank zijn echter
niet noodig, want daar maken zij geen ge
bruik meer van. Ze worden een dagje ouder,
maar ze zijn nog erg bij en de diamanten
bruiloft willen ze ook nog wel vieren 31
Januari 1949".
KONINKLIJKE ONDERSCHEIDING
Bij Koninklijk besluit van 12 Januari 1939 is
toegekend de aan de Orde van Oranje Nassau
verbonden eeremedaille in goud aan mevrouw
B. C. Pluijm-Löffelman en J. van der Maal, wo
nende te Haarlem, resp. chef van de in- en ver-
koopafdeeling en procuratiehouder bij de N.V.
voorheen S. I. de Vries te Amsterdam.
MAATSCHAPPIJ „REMBRANDT".
Opening tentoonstelling.
De tenoonstelling van schilderijen, aqua
rellen enz. van schilders-leden van de maat
schappij „Rembrandt" zal a.s. Zaterdagmiddag
te drie uur in de 'Kunstzalen der firma Leffe-
laar, aan den Wagenweg worden geopend met
een rede van den Burgemeester dr. J. E. Baron
de Vos van Steenwijk.
BAL MASQUé „DOOR INSPANNING
UITSPANNING".
Het jaarlijksche bal-masqué zal op Zaterdag
dag 18 Februari in het gebouw van den H.K.B.
worden gehouden o.l.v. den heer W. Schroder.
In Australië nebben ontzaglijke ooschbranden gewoed, die de brandweerlieden
voor een hopelooze taak stelden. Een foto van de vuurzee in den staat Victoria.
brengt hulp in gezinnen, waar
door geboorte, onvolwaardig
heid of ziekte van kinderen bij
zondere nooden zijn ontstaan.
Zendt Uw bijdrage op Postgiro
75000 Den Haag.
(Adv. Ingez. Medj
Voor den Politierechter.
Oneerlijke dienstboden.
Twee Duitsche dienstmeisjes van 28 jaar had
den in den loop van '37 en '38 kans gezien ver
schillende waardevolle sieraden van haar me
vrouw te ontvreemden. Een der meisjes had een
gouden ring met briljant, een platina hanger met
briljant en een hangertje mei een diamant ont
vreemd ter gezamenlijke waarde van vijfhonderd
gulden. De andere dienstbode had zich meer be
paald tot koffie en wijnen.
Van de gestolen voorwerpen was slechts een
ring en dan nog beschadigd weer terecht geko
men. De officier vond, dat de beide verdachten
zich op ergerlijke wijze aan misbruik van ver
trouwen hebben schuldig gemaakt. Zij hadden
overal toegang en hadden dus volop gelegen
heid tot diefstal. Daarvan hebben ze dan ook een
gretig gebruik gemaakt. Er is voor een groot be
drag gestolen en de werkgeefster van de meis
jes is daarvan de dupe geworden. Tegen de ver
dachte, die de gouden voorwerpen had wegge
nomen eischte de officier drie maanden en tegen
de andere zes weken gevangenisstraf.
De verdediger van het eerste meisje mr. M. A.
van Eek, refereerde zich aan het oordeel van den
politierechter terwijl Mr. F. v. d. Goot voor de
tweede verdachte clementie pleitte.
Een der meisjes merkte op dat alle menschen
fouten hebben terwijl haar medeverdachte de
ring, die zij gestolen had niet zoo erg waardevol
vond.
De politierechter was het hiermee niet eens
en veroordeelde tot twee maanden en een maand
met aftrek
HET TOONEEL
„DE SCHAKEL".
ALS JE DE KANS MAAR KRIJGT...,
Neen, heel veel kans geven wij deze „Kans"
La Chance van Jean de* Letraz, dat onder den
titel „Als je de kans maar krijgt" door het
tooneelgezelschap De Schakel thans in het Rika
Hopper Theater wordt gespeeld niet. Een
kwart eeuw geleden kon het publiek in dit soort
kluchten nog wel genoegen scheppen, maar nu
syjn we ze ontwend. Niet, dat een dolle klucht
't niet meer zou doen, maar dan moet ze zoo zijn,
dat je van de eene dwaasheid in de andere tui
melt en de dialoog geestig is. Voor een klucht is
dat stuk van de Letraz niet mal genoeg en van
Fransch esprit merken wij op een heel en
kele uitzondering na niets.
Het lijkt mij zoo toe, dat Jean de Letraz inder
tijd met heel veel genoegen „Monsieur Topaze"
heeft gezien. Zijn Ovidius Michon, de onderwijzer
zonder eenige menschenkennis, die er dadelijk
invliegt, wanneer zijn oud schoolkameraad Noël
Bernard hem de directie van zijn geheel verloo-
pen hotel aanbiedt, doet tenminste in de verte
nu en dan aan mijnheer Topaze denken, maar
ook heel in de verte, want hij is er slechts 'n
zeer slappe copie van. 'n Kluchtspelfiguur zonder
eenigen satirischen geest. Maar dit heeft Ovidius
Michon met Topaze gemeen, hij is een boffer,
want als hij op zijn allerergst aan den grond zit,
valt hem een prijs van een half millioen in den
schoot, die hij echter niet kon incasseeren zonder
met Charlotte Large de prijswinster van het
andere half millioen te trouwen. En dat is een
al te zware eisch voor Ovidius, omdat deze Char
lotte een remedie tegen de liefde en een helle
veeg is.
Maar Jean de Letraz laat de poppetjes in zijn
marionettenspel dansen, al naar dat hij het zelf
verkiest en hij zorgt er daarom voor. dat Ovidius
Michon aan het slot niet alleen van deze nacht
merrie bevrijd wordt, maar ook dat hij als hoofd
van 'n plotseling bloeiend hotel zijn geliefde Mar-
tine Prieur als zijn vrouw in zijn armen mag
drukken.
De rijstebrijberg, waardoor wij heen moeten,
voordat Ovidius Michon in Luilekkerland is aan
gekomen. ligt wat zwaar op onze maag en kun
nen wij moeilijk meer verteren Het is tooneel
uit 'n vroegeren tijd en de wat al te zware en
nadrukkelijke vertooning accentueert dat ook
nog bovendien. De vroolijke lach kwam dan ook
maar zelden uit de zaal.
Je behoeft bij het spel van Anton Ruys niet
te vragen, of hij een broer van Cor is. Ook
Anton Ruys heeft aan mijnheer Topaze van zijn
broer gedacht en hij lijkt er vooral in 't begin
zoo op, dat het soms is, of je Cor ziet en
hoort spelen. Het was lang niet onverdienstelijk,
maar Ovidius Michon bood veel minder kansen
dan Topaze en het succes was dus ook naar rato.
Martine Prieur is een rol ver beneden het talent
van een actrice als Tilly Lus en daarom vonden
wij het jammer, dat zy haar moest spelen. Ook
Marie van Westerhoven hadden wij na haar
ziekte liever haar rentree zien maken in een
andere rol dan die van de onnoozele en stomme
„dame van kamer 8", al speelde ze deze stak
kerd dan ook voortreffelijk.
Van de verdere bezetting wil ik alleen Pierre
Myin noemen, die van Limonet, den kassier
zonder geld, werkelijk een type maakte en dat
type ook fijn uitspeelde.
Een lang leven geef ik dit zoutelooze geestes
kind van Jean de Letraz niet. Maar De Schakel
heeft o.a. met Groot Slem bewezen beter
werk met succes te kunnen spelen en wij ho
pen dus spoedig op een revanche na deze ver
gissing.
J. B. SCHUIL,