Op eenzamen post... Nog steeds houdt de stroom van soldaten der Spaansche regeeringstroepen, die via de Fransche Zuidgrens Frankrijk binnentrekken, aan. Een contingent vluchtelingen bij aankomst te Bourg Madame Het derde regiment huzaren te Den Haag treft reeds voorbereidingen voor de feeste lijke viering van het 125-jarig bestaan op 13 Februari a.s. De training der nieuwe Duitsche -valscherm. co^Wntfe troepen heeft thans te Stendal plaats. Een daling, St James pa)ace te Unden die goed gelukte Het oorlogsmateriaal, dat door de Spaansche regeeringssoldaten op hun vlucht naar Frankrijk wordt medegenomen, wordt door de Fransche autori teiten onder strenge bewaking gesteld Generaal-majoor Wemyss, de nieuwe Engelsche .leider der mobilisatie", heeft zijn werkzaamheden op het ministerie van Oorlog te Londen aangevangen Lord Halifax begeeft zich met sir Lan celot Oliphant naar St. James Palace te Londen ter bijwoning van de Palestijn- sche Conferentie Jan Langendijk in actie bij de Europeesche kampioenschappen schaatsenrijden, welke te Riga gehouden zijn Mevrouw Nelk-de Rooy te Den Haag zal op 12 Februari a.s. haar 100sten verjaardag vieren. De bijna 100-jarige in gezelschap van haar beide iievelingskatten FEUILLETON door KURT SIODMAK. 6) Langzaam keerde in Hausers gezicht het leven terug. Gelukkig keek O'Murphy van zijn werk op. Toen voelde hij met zijn vinger langs de bloedige schram, die de emmer dwars over Hauser's scheenbeen gemaakt had. Bogdanoff begon gevaarlijk te worden. Waar moest dat heen? Binnen het fort de duivel los willekeur en waanzin, inplaats van leiding en disciplineEn buiten, geen twintig kilo meter ver, de Franschen. gereed om aan te vallen, krachtig, sterk en goed georganiseerd. Hauser glimlachte. Hij droomde van een leven, ver weg, in een kleine stadje. De straten waren daar heel smal en hadden grappige bochten en kronkelingen en er stonden merkwaardige huizen, met voor uitspringende daken, en erkers en torentjes Overal hangt een geur van rozen en wingerd Stille kerkjes en kloosters met oude kruisgan gen en bronnen nooden tot een bezoek. In de kerk der Dominikanernonnen, waar hij als kind vaak met zijn moeder heenging, waren de heerlijkste wandschilderingen. En in Sankt Martin met den sierlijken, sprookjesachtigen baroktoren, die, midden ln dpn Elzas. aan China deed denken, was de prachtige uitbeel ding van Maria met het Kindeke Maar hij is nu toch geen kind meer? Hij staat in een grijs costuum voor het altaar opgegroeid hij is maar voor een oogenblik in zijn vaderland direct moet hij weer ver der. naar Parijs, naar de Sorbonne - hij wil alleen maar even met Maria spreken Maria Maihofen.... Ja, nu herkent hij haar. Zij is het. Maria Maihofen lacht tegen hem van het oude schilderij, de jonge Maria, met een gouden glans over heur harensamen wandelen zij onder de oude Gothische gewelven en Maria zegt: „Waarom ben je toen toch zoo verschrikke lijk ver weg gegaan? Ik had je bijna uit het oog verloren, daar heelemaal in Afrika Maar dat is niet de Sankt-Martinskerk in Coimardat isdat is toch Berlijn? Auto's jagen voorbij. Lichtreclames flitsen aan en uit. De witte, bizar bewerkte muren van de Kaiser-Wilhelm-Gedachtniskerk rijzen op tegen den hemel, zwart als de nacht. Nu moet hij geld voor een taxi hebben Ach zijn hoofd is zoo zwaar, zijn voeten zijn zoo moe „Maria, lieve Maria, zullen wij niet liever. Kijk dan toch, ik kan niet meerMaria, je loopt zoo hardwaar ben jeMaria!!" „Hij droomt van een vrouw!" stelde Achilles zakelijk vast. .Laat hem met rust!" bromde O'Murphy. Achilles floot valsch tusschen zijn tanden, haalde zijn schouders op en gaf er de voor keur aan, weer naar zijn hoekje te gaan en zich aan flesch sprit te wijden. Hauser sloeg zijn oogen op. „O'Murphy.ach, zoo Plomp en goedig knikte O'Murphy hem toe en lachte een beetje dom. Ja, dat deed goed, te weten, dat er een vriend in de buurt wasal was het dan ook een inbreker uit Dublinmisschien wel een roofmoordenaar Dat deed iemand goed Ja, zoover was het al gekomen met hem Hans Hauser sloot zijn oogen weer. Alsof hij zijn eigen ellende niet wilde zien. V. Een Vrouw. Ben Schiorsch is het laatste poststation. Zuidelijk daarvan ligt Sidi Malekesch, de hei lige stad van klei. De artillerie trekt er met een grooten omweg omheen. Een Fransche granaat in deze huizen van klei en het geheele land van den Profeet zou in vlammen opgaan. Ben Schiorsch had een café, dat gedurende de laatste twaalf dagen een goudmijntje voor den eigenaar was, aangezien de Fransche kwartiermeester er beslag op had gelegd voor zijn officieren. Men moet het ijzer smeden als het heet is! Drie dagen na den intocht van de gasten was het veranderd in een soort Parijsch boulevardcafé. Men beschikte er nu over veer tien stoelen en drie tafeltjes, die tezamen tien pooten hadden. Er was zoowaar muskietengaas voor de ramen gespannen en de inventaris was verrijkt met vier pannen, waarin afwisse- land koffie gezet en verschillende uitgezochte spijzen van schapenvleesch gekookt werden Er was een reizend theater aan gekomen, dat zich na een langdurig proces in het „ontsmet tingsstation" geïnstalleerd had onder de vier palmen voor het postkantoor op het markt plein. Langzaam slenterden twee officieren door de straten van Ben Schiorsch. „Kunt u zich den avond vóór den grooten slag zonder een beetje vroolijkheid voorstel len?" vroeg de kleine luitenant Devilliers waarbij hij ondernemend met zijn groote sa bel kletterde. Kapitein Berrier wierp zijn sigaretteneindje weg: „In Europa heb ik vier jaar oorlog zonder vroolijkheid meegemaakt, en dat was een heel andere oorlog dan deze hier, met forten, die bij het eerste schot in elkaar vallen en een vijand die met dolken vecht. Ik heb die vroo lijkheid nog nooit gemist". Een Berberjongen, die achter hen aansloop, bukte zich, liet het sigarettenpeukje in den zak van zijn smerige broek verdwijnen en slenterde onverschillig verder. „Dat noemen ze oorlog!" Kapitein Berrier trok verachtelijk zijn wenkbrauwen in de hoogte. „Machinegeweren tegen dolken! En nog is het land niet rustig. Wanneer we op den vijand gestooten zijn, dat wil zeggen, wanneer we dat denken en de kanonnen op gesteld zijn, dan schieten we in het leege woestijnzand. Het is om gek te worden. Als het in den eenen hoek rustig is geworden, be gint het in den anderen te knetteren. Een luguber land!" Hij schudde mismoedig het hoofd. Zijn juist aangestoken sigaret viel op den grond. Als een havik schoot de bruine jongen erop af. Berrier draaide zich woedend om. „De jakhalzen zullen je verslinden!" schreeuwde hij nijdig. Maar de kleine Berberjongen was al ver dwenen, alsof de aarde hem opgeslokt had. „Zoo is dit land", schold Berrier, „eeuwig en altijd moet je op je hoede zijn. Eén onacht zaamheid en van alle kanten stormen men- schen toe, die er oogenschijnlijk niets mee te maken hebben". Devilliers begon hartelijk te lachen. „Ik mag dezen oorlog wel!" Berrier wierp hem een giftigen blik toe. „Wacht liever af, mijn waarde!" mompelde hij. „Als eerst de malaria maar eens bij je aanklopt, precies om hal f zes, Zaterdagavond, juist als je je gekleed hebt om uit te gaan, en je voelt de koorts, zoodat het in je ooren toetert als een scheepssirene, mijnheer de lui tenant! Als je maar eens onder vuur genomen wordt, terwijl je met je mannen bij een oase uitrust, en de helft van hen is er ge weest. eer je weet van welken kant het vuur komt! Als je eerst maar eens het smerige water, waarin Arabieren zich zelf en hun ka- meelen wasschen drinkt, alsof het nectar was Devilliers wuifde lachend met zijn hand. „Je zult dien oorlog hier nog wel leeren kennen", vond Berrier. ..Nu ben je nog een kranige kerel, .ie ziet er nog welgedaan en goedgevoed uit, maar als je eerst maar eens dertig pond bent afgevallen, dan zul je wel beter weten, wat voor een land dit is en wat oorlog hier beteekent!" „Je gunt me bijna een blik in de eeuwige jachtvelden", zei de kleine luitenant en vouwde zijn handen, „maar toch zou ik in geen geval naar Parijs terug willen". „Zeg dat nog eens over drie maanden en je bent een held!" De groote artillerist sloeg den kleine lancier op den schouder. „Zes jaar Afrika, zooals ik, steeds in het binnenland, veertien kogelgaten en een huid, geperforeerd met dolkstekenen dan wil je me nog iets goeds van dit land ver tellen! Een groote, gele race-auto donderde voorbij, een wolk van stof achterlatend. De beide officieren waren verbaasd blijven staan. .Alle menschen!" fluisterde Berrier ver- oaasd. „Een vrouw!" Devilliers mond was van ver bazing open blijven staan. „We zijn hier toch in het oorlogsgebied, en een vrouw Berrier haalde zijn schouders op. „Binnen een half uur weten we er alles van. Je moet nieuwsgierigheid in Afrika maar af wennen" Maar niettegenstaande, dat, zette Berrier den pas er in. Een vrouw. Zij naderden het café, dat sedert drie dagen het opschrift „Papillon d'Amour" droeg. Een groep officieren stond om de auto, waaruit de koffers werden afgeladen. Met een goed keurenden blik wandelde Berrier er om "neen. Goedkeurend keek hij naar de glanzend ge lakte koffers; toen werd zijn aandacht getrok ken door een paar reishandschoenen; het parfum, dat om de auto hing prikkelde hem weldadig in den neus. Berrier kwam geheel onder den indruk van de nabijheid van dit vrouwelijk wezen. Hij rekte zijn schouders. De adem van de groote wereld deed hem opleven. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 14