HR. MS. „GELDERLAND" TE DEN HELDER
CONTRABANDE
Willy Walsch in actie tijdens de afdaling bij de internationale
ski-kampioenschappen te Super-Bagnères
De ploeg van Oxford is met haar training op de Tideway te
Putney begonnen. De roeiers begeven zich naar de boot
Bij wijze van proef is Woensdag een tramstel van de „Gooische" in gewonen dienst genomen op het
traject Amsterdam Aalsmeer. Het vertrek van het Willemspark-station te Amsterdam
Van zijn verblijf jn West Indië is Hr.
Ms. .Gelderland" Woensdag te Den
Helder teruggekeerd
Leiden is bijna uit haar lijden. Het
nieuwe stadhuis maakt goede vorde
ringen. De fraaie lijnen van den toren
zijn tusschen het steigerwerk reeds
goed te onderscheiden
Het besluit tot ontbinding der Belgische Kamers
heeft veel stof doen opwaaien. Voor de dagbladen
bestaat thans in de Belgische steden meer dan
gewone belangstelling
Kostbaar borduurwerk zal in het Nederlandsch Pavil
joen op de Wereldtentoonstelling te New York worden
geëxposeerd volgens ontwerp van prof. Rosse. De
vervaardiging van het kunst-naaldwerk
Pracht-exemplaren op de keuring van bloeiende seringentakken, welke Woensdag
door de afdeeling Aalsmeer der Kon. Ned. Mij. voor Tuinbouw en Plantkunde
werd gehouden om wisselprijzen
FEUILLETON
Uit het Engelsch van
HEADON HILL.
(Nadruk verboden).
3)
Toen u weg was vanmorgen, vertelde ze,
kreeg ik een telegram van Mr. Mapleton.
Ik ben druk met zijn kamer bezig, hij komt
vandaag terug, maar hij zal wel niet eerder
hier zijn dan vanavond.
Weer op de fossielen-jacht, zeker, zei
Hector zonder veel belangstelling. Nu ik
zal wel niet veel last van hem hebben. Men-
schen met stokpaardjes hebben het meestal
te druk met zichzelf.
Bessy Calloway, die achter haar moeder de
kamer was binnengekomen, om de tafel te
dekken voor Hector's lunch, zei plotseling een
beetje pruilend:
Was dat maar waar, dat meneer Maple
ton zich alleen maar met zichzelf bemoeide!
Half uit de grap, half boos, viel de oudere
vrouw uit:
Vervelend kind, dat je bent, altijd klagen,
dat die man je voor den gek houdt met zijn
aardigheden. Als ik naar jou luisterde, zouden
we waarachtig iemand kwijtraken, die altijd
prompt en royaal betaalt, al is hij nog zoo
dikwijls weg. En we kunnen het geld best ge
bruiken! Hij doet tegen mij precies zoo; altijd
lachen en spotten, maar ik trek mij er niets
van aan en dat is het wat jij ook moet doen!
Bessie gooide haar hoofdje in den nek en
kleeg een kleur, maar bewaarde een gehoor
zaam zwijgen. Ze dekte de tafel verder, ter
wijl haar moeder het eten binnenbracht.
Hector had schik in de kleine woorden
wisseling. Toen de moeder weer even naar de
teuken was, keek hij het meisje van terzijde
aan en zag, dat de verlegen bruine oogen vol
tranen stonden.
Misschien heb je redenen, die je moeder
niet weet om niet van dien meneer te houden,
zei hij vriendelijk.
Dat is het juist, mijnheer, was het dank
bare antwoord. Hij is een mispunt, maar
moeder heeft gelijk, wij hebben het geld noo-
dig. Maar u mag dit niet aan moeder vertel
len, voegde ze er een beetje angstig aan toe.
Ik beloof je dat ik je niet in moeilijkheden
zal brengen, stelde Hector het opgewonden
meisje gerust. Weinig vermoedde hij hoe
spoedig hij deze belofte breken zou, door om
standigheden, waarvan hijzelf het middelpunt
zou worden.
Na de lunch ging hij op een van de een
zame zwerftochten, waaruit zijn rustkuur
grootendeels zou bestaan.
Hij sloeg den weg in naar het kruispunt,
waar hij den wagen met marmer had gezien
en een kwartier later stond hij op een van de
hoogste punten van de heuvels achter het
huisje.
Hij stond daar een oogenblik blootshoofds
en ademde diep de zuivere zeelucht in, genie
tend van het wijde panorama van zee en lucht
en aarde.
Aan zijn eenen kant lag het massieve ge
vaarte van St. Albans Head, met boven op de
oude kapel, aan den oostelijken horizon, vaag,
als in een blauwen nevel, met een enkele
glinstering van zonlicht op de kalkrotsen, het
eiland Wight. En dichter om hem, niets dan
verschrompelde struiken en hoopen steenen
als getuigenissen van het werk in de oude
steengroeven. Een gevoel van verlatenheid
kwam over hem. Plotseling zag hij dat op een
heuveirij vóór hem, aan den rand van de
steile helling, welke tot bijna in zee liep, een
groep gebouwen van gegolfd ijzer was opge
trokken.
Daar zijn de marmergroeven natuurlijk,
zei hij bij zichzelf, en die gebouwtjes staan
ongeveer boven die opening in de rots bij het
strand. Nieuwsgierig om die groeven van wat
meer dichtbij te zien, daalde hij het pad af.
Onder wijl maakte hij bij zichzelf uit, dat die
twee gestalten die hem van den rotswand
hadden gadegeslagen, even voor dat hij het
lijk had gevonden, in de nabijheid van deze
gebouwen moesten hebben gestaan, misschien
wel binnen het hooge ijzeren hek. Als dat laat
ste inderdaad het geval was, was het mis
schien niet zoo moeilijk te raden wie die oude
heer in de korte broek was geweest en de
jonge vrouw die zich in zijn gezelschap be
vond.
Waarschijnlijk waren het Lord Purbeck ge
weest en Lady Madge St. Aldhelm. Vlak bij het
hek gekomen zag Hector, dat de mededeeling
„Verboden Toegang" die er op stond, tamelijk
overbodig was, omdat de hekken stevig geslo
ten waren. Hij kon echter duidelijk de ge
bouwtjes zien en ook een windas en ketting,
ofschoon de eigenlijke ingang naar de groeve
verborgen was achter een hoop puin. Keurig
opgestapeld lag hier en daar een partij mar
mer blijkbaar wachtend om verzonden te
worden. Er was geen enkel teeken van leven
op het terrein te bespeuren, maar juist toen
hij op het punt stond om heen te gaan, begon
een heldere mannestem te zingen en de woor
den van het lied deden Hector plotseling
denken aan zijn laatste onderhoud met den
Hoofdredacteur van de „Daily Lynx".
„Ah, ik ben een smokkelaar stout"klonk
het refrein, terwijl de zanger te voorschijn
kwam van achter een hoop puin.
Het was een slanke, frisch uitziende jonge
kerel. Opeens kwam een zware man met ge
weldige wenkbrauwen uit een van de groote
loodsen aanstormen die den jongen arbeider
een paar vuistslagen toediende, alsof deze een
ondeugende schooljongen was geweest. Ze
waren te ver weg. dat Hector een woord kon
verstaan, van wat er gezegd werd, maar uit
de wijze waarop de jonge kerel afdroop,
maakte hij op, dat het standje niet malsch
was geweest. Hij herkende in den man, die
de vuistslagen gegeven had, den getuige die
bij de lijkschouwing verklaard had, dat geen
van de arbeiders vermist werd. Hij heette
John Budge en was opzichter van de groeve.
Nadat Budge de kracht van zijn vuisten op
den jongen werkman had beproefd, ontdekte
hij plotseling den vreemdeling bij het hek en
een oogenblik keek hij als een woedende stier,
maar blijkbaar vertrouwend op de hechtheid
van de sloten en grendels, keerde hij terug
in de keet van waaruit hij zijn woedenden
aanval had ondernomen.
Niet onaardig, glimlachte Hector, terwijl
hij zich omdraaide om heen te gaan. Die
dikke opzichter deed zeker een middagdutje.
Waarom zou hij anders zoo woedend zijn ge
weest?
Het was tegen den avond, dat hij het huisje
weer bereikte. Hij was juist bezig in zijn
kamer een paai' brieven te lezen, die voor hem
gekomen waren, toen het geluid van een auto
op den hobbeligen weg hem door het venster
deed kijken. Dezelfde huur-auto, die twee
dagen geleden hem hierheen had gebracht,
hield voor het huis stil en een lange, blonde
man met ronde schouders en een langen, af
hangenden snor stapte uit, betaalde den
chauffeur en kwam het tuinpaadje op met in
z'n eene hand een groot valies, dat zijn eenige
bagage scheen te zijn.
Hij ging de voordeur binnen, bleef in de
gang staan en riep juffrouw Calloway. Even
bleef alles stil, toen hoorde Hector de deur
achter zich in de gang open gaan en Bessie's
verschrikte stem:
O, mijnheer Mapleton, wij dachten dat
u pas met den volgenden trein zou komen,
moeder is naar het dorp om boodschappen te
doen.
Nu, dat is niet zoo erg, antwoordde Mr.
Mapleton op een toon, die Hector aan een
spinnende kat deed denken. Ik heb zeker
weer mijn oude kamer?
Hector's deur stond op een kier en hij hoorde
duidelijk, dat Bessie, die hem niet had hooren
thuiskomen, zei:
Zeker mijnheer, gaat u maar naar bin
nen. De andere kamer is ook verhuurd, maar
die mijnheer is niet thuis op het oogenblik.
Wie is die andere meneer? vroeg Maple
ton.
Hij heet Yeldman, mijnheer: moeder
diende vroeger bij Yeldman's familie. Hij is
schrijver of zoo, of aan een cour apt te Londen.
Hij is hier met vacantie.
Zoo, zoo, iemand van de courant, klonk
het antwoord, waarin Hector een zweem van
ontstemming meende te bespeuren. En,
mijn kieine Bessie, wat was dat men dien
dooden man, die hier is aangespoeld? Ik las
er over in de courant, maar de chauffeur ver
telde, dat ze niet veel wijzer waren geworden
bij het onderzoek. Weet niemand hier in de
buurt iets over dien man of hoe hij werd ge
dood?
Neen mijnheer, ze denken dat het een
zeeman is, die misschien bij een twist is
doodgeschoten en hier is aangespoeld.
Het bleef een oogenblik stil, alsof Mr. Map
leton nadacht over deze inlichtingen en toen
hij weer begon te praten, deed hij het op
een toon van iemand, die van een onprettig
onderwerp is afgestapt.
Zoo, zoo, klonk zijn poezengeluid weer,
jij vindt 't zeker wel aardig, dat er een vreemde
meneer is
Hector hoorde, hoe Bessie boos de kamer
uitliep en hoe Mapleton haar volgde, vermoe
delijk met nieuwe spottende vragen op de lip
pen. Bessie liep in haar toorn Hector's kamer
binnen, die ze leeg dacht, terwijl ook Mapleton
binnendrong. In de verwarring merkte noch
het meisje noch de man, Hector's aanwezig
heid, totdat Mr. Mapleton een stevige hand
in zijn nek voelde terwijl een dreigende stem
hem toeriep:
Jij ellendeling! Om een meisje te be
spotten!
En de jonge journalist slingerde hem met
zulk een kracht tegen den muur, dat Mr.
Mapleton op den grond terecht kwam en naar
adem snakte.
Een oogenblik later stond hij weer op zijn
beenen. Hector verwachtte een stroom van
scheldwoorden en een tegenaanval en was
zeer verwonderd een verontschuldiging t«
hooren.
(Wordt vervolgd).