Brand te Utrecht veroorzaakte
groot ongerief.
STERKE UITBREIDING VAN
N ATRIUM-VERLICHTING.
Paniek in gebouw werd voorkomen.
Honderd jaar geleden een vernielende
water-massa.
Thans een vruchtbaar landschap
met welvarende boerderijen.
In den schoonmaaktijd
Groot aantal wegen staat op het programma.
Ik ontdek Amerika
DINSDAG 14 MAART 1939
HAARDEM'S DAGBESD
3
Het blusschingswerk van het warenhuis „Galeries Modernes" aan de
Oude Grachtzijde.
Den geheelen nacht is men te Utrecht
nog bezig geweest met het omver halen
van het door brand vernielde waren
huis „Galeries Modernes". De aan de
goederen aangerichte schade wordt op
ruim f 500.000 geschat.
Toen de brand uitbrak, bevonden zich onge
veer driehonderdvijftig personen in het gebouw,
waarvan ongeveer driehonderd leden van het
personeel. Op Maandagmorgen is het gewoon
lijk niet druk, zoodat zich dan ook niet veel
klanten in de zaak bevonden. Wanneer deze
brand, die zich buitengewoon snel ontwikkelde,
op Zaterdagavond was uitgebroken, zou het leed
niet te overzien zijn geweest. Op dergelijke avon
den is het in het warenhuis zoo druk, dat men
zich met moeite een weg kan banen tusschen de
verschillende vakken.
Een paniek onder het personeel werd voorko
men door het tactische optreden van de diverse
afdeelingschefs. Daar de afdeeling bestemd voor
de garderobe reeds spoedig ontoegankelijk werd
door den verstikkenden rook, en later door het
snel uitbreidende vuur, moest veel van het per
soneel het warenhuis verlaten zonder hun jas
of hoed. Zij grepen zooveel mogelijk de aanwe
zige confectie jassen en verlieten daarmede het
brandende gebouw. De afdeelingchefs hielden
de verkoopsters van de aanvankelijk niet be
dreigde deelen bij hun vakken, zoodat de anderen
in groepen van dertig het warenhuis op gemak
kelijke wijze konden verlaten, waarbij niet eens
gebruik behoefde te worden gemaakt van de
nooduitgangen. In het postkantoor aan de over
zijde van de Oude Gracht werd daarna terstond
appèl gehouden, waarbij bleek, dat niemand ont
brak.
Den geheelen dag heeft het vuur nog in het
warenhuis gewoed. De geweldige vuurzee vorm
de een ernstige bedreiging voor de in de nabij
heid gelegen panden. Om overslaan te voorko
men, waren de gevels van de firma Dyckhoff en
magazijn „Nederland" aan de overzijde van de
Viestraat voortdurend nat gehouden. Dit voor
kwam evenwel niet, dat vele spiegelruiten toch
bezweken, tengevolge van de intense hitte, welke
het vuur verspreidde. Zelfs het aan de overzijde
van de Oude Gracht, op zeker zestig meter af
stand gelegen postkantoor, moest aan de West
zijde worden nat gehouden, daar brandende
stukken van het warenhuis door den wind wer
den opgenomen en aan dien kant op het post
kantoor neervielen.
De bouwpolitie stelde laat in den middag een
onderzoek in naar den toestand van de nog over
eind staande muren. Zij kwam hierbij tot de
conclusie, dat de ontstane situatie hoogst gevaar
lijk was. De directie van de „Galeries Moder
nes" werd daarom medegedeeld, dat de overeind
staande deelen dienden te worden gesloopt.
De directie gaf hierop orders aan den aan
nemer, die zich thans bij den nieuwbouw, waar
mede hij reeds eenigen tijd bezig was, ernstig ge
handicapt ziet. Het slooperswerk zal geruirtten
tijd in beslag nemen.
Een speciale verlichting met schijnwerpers
werd nog voor de duisternis viel, aangebracht,
zoodat den geheelen nacht kon worden doorge
werkt met het omver halen der muren.
De hechte constructie dezer muren leverde
evenwel groote moeilijkheden op en ook was de
situatie voor de werklieden uiterst gevaarlijk,
zoodat met de grootste voorzichtigheid te werk
gegaan moest worden. Op het oogenblik biedt de
Lange Viestraat en omgeving een troosteloozen
aanblik en de eerst zoo levendige winkelstraat
heeft een volkomen gewijzigd aspect gekregen,
Waarin voorloopig wel geen verandering zal ko
men, totdat de nieuwbouw tot stand zal zijn
gebracht.
Omtrent de oorzaak van dezen grooten
brand valt momenteel nog niets met ze
kerheid te zeggen. Men denkt aan kort
sluiting, maar het is ook mogelijk dat
vonken van een steekvlam waarmede
men werkte bij den nieuwbouw aan de
achterzijde van het warenhuis dezen
brand hebben veroorzaakt.
De Zeister tram, welke door de Lange Vie
straat rijdt en welke aanvankelijk door den brand
niet kon rijden, heeft later op den dag een re
geling gemaakt, dat de reizigers met autobussen
door de stad naar het Centraal Station werden
vervoerd.
De directie van het warenhuis zal heden in
vergadering met de hoofddirectie bijeenkomen
om den huidigen toestand onder de oogen te
zien en te bespreken, welke maatregelen die
nen te worden getroffen ten opzichte van het
winkelbedrijf, alsmede voor het uitgebreide per
soneel, dat althans voorloopig een gedwongen
rustperiode zal moeten doormaken.
Het gebouw, dat thans is afgebrand stond in
de oude rooilijn van de Lange Viestraat. Enkele
jaren geleden werd besloten tot verbreeding van
deze straat over te gaan, waartoe de perceelen
aan de Zuid-zijde, waar ook de Galeries Mo
dernes was gevestigd, moesten worden verwij
derd. Met de verschillende eigenaars der aan die
zijde liggende zaken was de gemeente tot over
eenstemming gekomen, maar met de „Galeries
Modernes", die op den hoek ViestraatOude
Gracht waren gelegen was het niet zoo gemak
kelijk tot overeenstemming te komen. Na een
langdurige procedure was een aankoopbedrag
vastgesteld, dat hooger was dan het door de ge
meente Utrecht gebodene, doch lager dan het
geëischte bedrag.
Een interessante kwestie is, of de maatschap
pij, welke het warenhuis exploiteert en reeds
meerdere tonnen gouds voor het te onteigenen
pand heeft ontvangen, thans ook nog het volle
bedrag der verzekeringspenningen zal krijgen.
Levenslang geëischt.
Tegen mijnwerker die zijn vrouw doodde.
In den nacht van 27 op 28 September van
het vorig jaar heeft zich in de woning van
den 26-jarigen mijnwerker W. J. G. te Kerk-
rade een vreeselijk drama afgspeeld. De mijn
werker heeft des nachts zijn vrouw van het
leven beroofd door haar te wurgen, haar met
petroleum te overgieten en deze in brand t.f
steken. De rechtbank te Maastricht veroor
deelde den verdachte, wegens doodslag en
brandstichting tot een gevangenisstraf van
vijftien jaar.
Tegen dit vonnis teekenden zoowel de of
ficier van justitie als de verdachte hooger
beroep aan.
Maandag diende deze zaak voor het ge
rechtshof te 's Hertogenbosch.
G. ontkende zijn vrouw te hebben gewurgd
en den brand te hebben gesticht.
In deze zaak werden acht getuigen gehoerd
onder wie de ouders van het slachtoffer, als
mede de deskundige dr. van Waegeningh uit
Maastricht.
De advocaat-generaal, mr. W. Massink
eischte een levenslange gevangenisstraf.
i
Woensdag 22 Maart is het honderd
jaar geleden, dat de Tweede Kamer
der Staten Generaal besloot, de groote
watermassa, gelegen tusschen de
steden Amsterdam, Haarlem en
Leiden, droog te leggen. Dit groote
werk, het grootste werk ooit verricht
tot in die jaren, werd opgedragen aan
de „Commissie van Beheer en Toe
zicht over de droogmaking van het
Haarlemmermeer.
Wie thans over den prachtigen auto
snelweg HoofdstadHofstad rijdt door den
Haarlemmermeerpolder, ziet links en rechts
welvarende, vriendelijke, zich nog steeds uit
breidende dorpen en buurtschappen temid
den van groenende velden. Onmogelijk stelt
hij zich voor, dat daar nog geen eeeuw geleden
een onstuimige watermassa lag, die onophou
delijk groote brokstukken van haar oevers
knabbelde en een bedreiging was voor de be
volking rondom.
Het besluit der regeering beoogde niet het
verkrijgen van vruchtbaar bouwland, nog
minder de bestrijding van werkloosheid.
Het waren de stormen van 29 November en
25 Dec. 1836, die den doorslag gaven. Bij
den eersten Westerstorm bezweken de dijken
waardoor 4000 H.A. land overstroomden en
de waterwolf tot aan Amsterdam's poorten
vorotwoekerde. Een mand later stormde
het uit het N.O. Nog grooter was de aange
richte schdae. Meer dan 7000 H.A. vruchtbare
grond werden onder water gezet en nu was
het Leiden, dat in nood verkeerde. De vier
meren, het Oude Leidsche Meer, het Oude-
meer, het Spieringmeer en het Oude Haarlem
mermeer werden tot één groot meer ver-
eenigd met een verdubbelde oppervlakte
(10000 H.A.)
De bekende Noord-Hollandsche water bouw
kundige Jan Adriaansz Leeghwater wilde
reeds in de 17e eeuw het mer droogleggen
met behulp van 160 matermolens. Zijn plan
nen legde hij neer in het Haarlemimermeer-
boek, doch financieele en andere zorgen hiel
den de regeering ervan terug, deze plannen
ten uitvoer te brengen. Bovendien ondervond
men veel tegenstand van de stad Leiden, die
de plassen in erfpacht had gekregen.
De waterbouwkundigen Nic. Sam. Cruquius
en Fred. Godard Baron van Lijnden van
Hemmen schreven naast nog een dertiental
andere waterbouwkundigen hun plannen als
boekwerken over de drooglegging.
Bij K.B. van 7 Aug 1837 werd een Staats
commissie benoemd, die in November van dat
jaar reeds met het eindontwerp klaar was.
Jhr. Gevers van Endegeest erkende daarbij
openlijk dat de drooglegging uitsluitend
defensieve beteekenis had.
Toch ondervond men nog veel tegenstand
van de zijde der Conservatieven. Ook het
Hoogheemraadschap Rijnalnd kantte zich
tegen de uitvoering.
Bij de wet van 22 Maart 1839 werd de droog
making echter toegestaan en opgedragen aan
de bovengenoemde Commissie.
De eerste spade.
Op plechtige wijze werd den 7en Juni 1848
nabij Hillegom de eerste spade in den grond
gestoken voor den Ringdijk en de Ring
vaart. Drie krachtige Engjeilsche machines,
genaamd Leeghwater, Cruquius en Lijnden
zogen onophoudelijk het water in de Ring
vaart en na vier jaren was het meer droog.
Door het graven van kavelslooten werd de
polder eenigszins begaanbaar.
Daar de diepte van den polder varieert tus
schen —3.50 A.P. tot —4.60 A.P. bleven op
enkele plaatsen nog langen tijd plassen, die
eerst door een betere verkaveling werden weg
gewerkt. Door dit verschil in diepte beneden
A.P. werd de bevolking onderscheiden in
„hooglanders" en „laaglanders".
Baron van Lijnden, die door middel van
zes schutsluizen de Haarlemsche wateren wil
de inschakelen in het scheepvaartverkeer,
ondervond daarbij tegenstand van de groote
steden, die slechts drooglegging eischten.
Op 3 Augustus werd met den verkoop van
gronden begonnen. Had men gemeend per
bunder een prijs van f 100 te maken, op den
eersten dag werd de gemiddelde prijs f 738.
Over het geheel werd de middelprijs f 473. Na
elf verkavelingen had de grond een bedrag
van f 7.912.400 opgebracht, geteld bij andere
voordeelige baten f 9.377.266. De geheele
droogmaking had gekost f 13.789.377, waar
van f 2.405.433 voor de machines zoodat de ge
heele drooglegging het rijk slechts f 4.412.125
heeft gekost.
Wel had de Leidsche visscherij een jaar-
lijksch voordeel van f 2000 verloren, doch daar
stond in 1856 de eerste opbrengst der gewas
sen a f 2.000.000 tegenover.
Op 7 Juli 1855 werd dezelfde commissie
belast met het bestuur der gemeente, terwijl
het op 4 Juni 1856 ingestelde polderbestuur
den strijd aanging tegen wildernis en water.
De grootste pionier, die zijn leven lang
werkte voor dezen polder is ongetwijfeld de
tweede burgemeester, mr. J. p/van Amers
foort. Als zoon van een hoogleeraar stu
deerde hij in Amsterdam en bezocht de
landbouwhoogeschool te Stuttgart.
Daarna kocht hij 114 H.A. bouwland in
is er zeker wel aanleiding tot het plaatsen
van een Groentje in Haarlem's Dagblad. Laat
de gelegenheid niet voorbijgaan om op de
snelste, zekerste en goedkoopste manier op
te ruimen, wat overtollig is.
Destijds hebben de besturen van A.N.W.B.,
K.N.A.C., K.N.M.V. en B.B.N. de aandacht van
den minister van waterstaat gevestigd op de
gevaarlijke situatie, welke na het vallen van
de duisternis op den rijksweg 's-Gravenhage
Rotterdam ontstaat.
Doordat er geen scheiding tusschen op- en
afgaand verkeer op dezen weg is, terwijl ook
kruisend verkeer tusschen de beide parallel
wegen plaats heeft, worden telkens gevaar
lijke verkeerstoestanden geschapen, welke
vooral bij duisternis dikwijls tot ongevallen
aanleiding gaven.
De voornoemde besturen verzochten den mi
nister een spoedige, moderne verlichting van
dit voor het verkeer in ons land zoo uiterst
belangrijke traject te willen bevorderen.
Thans is van den minister antwoord
ontvangen, dat door en op kosten van
het rijk tot het aanbrengen van een
natriumverlichting op genoemden
weg zal worden overgegaan, voor zoo
ver althans met de leveranciers van
den electrischen stroom en de beheer
ders van een eventueele bestaande ge
meentelijke verlichtingen, overeen
stemming kan worden verkregen.
Onder dezelfde voorwaarden zullen
bovendien van een natriumverlichting
worden voorzien:
Rijksweg no. 1, Diemen (Hartsvelderbrug)
Eemnes. Lang 26 K.M.
Rijksweg no. 5, AmsterdamHaarlem, lang
13 K.M. (thans in proef aanwezig).
Rijkswegen nos. 4 en 8, 's-Gravenhage
(filmstad)Haarlem lang 38 K.M.
Rijksweg no. 9, gedeelte Haarlem—Velsen.
lang 8 K.M.
Rijkswegen nos. 23 en 25, Utrechtde Bilt—
Zeist lang 7 K.M.
Rijksweg no. 35, HengeloEnschede lang 7
K.M.
Rijksweg no. 43, ArnhemVelp lang 4 K.M.
Rijkswegen nos. 27 en 63, Breda—Tilburg
lang 19 K.M, gedeelte DriesprongTeteringen
lang 1 K.M.
Rijkswegen nos. 64 en 65, 's-Hertogenbosch—
VughtTilburg lang 19 K.M.
Voorts komen de volgende punten van het
Rijkswegenplan in verband met hun bijzon
deren en voor het verkeer gevaarlijken aard
voor verlichting in aanmerking:
Rijksweg no. 29, brug en opritten te De
venter; Rijksweg no. 12, verkeersplein op
de samenkomst van de wegen 2, 12 en 26 ten
zuidwesten van Utrecht.
Rijksweg no. 4, brug over de noordelijke
ringvaart en viaduct over den Spaarnwouder-
dwarsweg in den weg door de Haarlemmer
meer.
Tenslotte zal tevens tot verlichting van
Rijksweg EemnesSoestAmersfoort worden
overgegaan, indien de betrokken gemeentebe
sturen genegen zijn de helft van de exploi
tatiekosten voor hun rekening te nemen.
dezen polder en toonde al spoedig zijn be
kwaamheden als landbouwer. Zelf hooglander,
bevloeide hij zijn land met hevels, gebruikte
het eerst den stoomploeg en werd door talrijke
andere zaken een voorbeeld.
Hij hield zich aan zijn uitspraak „Goede
wegen en markten zijn voorwaarden voor een
bloeiend bedrijf". Zelf legde hij een 2 K.M.
langen weg aan. Dank zij zijn pogingen werd
de heffing van sluisgeld afgeschaft en richtte
men in het dorp Sloten een wolmarkt op.
Spoedig volgden koeien- en paardenmark
ten, schapen- pluimvee en zelfs een landbouw
tuigenmarkt.
In 1864 trachtte hij gedaan te krijgen dat
Haarlemmermeer een spoorweg kreeg. Deze
kwam ook, doch pas in 1912 en Is sedert twee
jaren weer opgeheven.
Zijn bedrijf „Badhoeve" werd een model
boerderij. die bezocht werd door Prins Jeröme
Napoleon, den koning van Beieren, den
kroonprins en -prinses van Pruisen en door
duizenden anderen. Uit dankbaarheid noem
de het huidige gemeentebestuur de plaats,
waar nog een deel der „Badhoeve" staat,
Badhoevedorp en den kronkelenden weg, die
door het villadorp loopt, Burgemeester van
Amersfoordtlaan.
Gezondheidstoestand.
Het is begrijpelijk, dat door de vochtigheid
en het gebrekkige medische toezicht, in de be
ginjaren zich ernstige ziekten voordeden. In
1853 brak een cholera-epidemie uit, die door
dokter Bolkestein hardnekkig werd bestre
den. Prof. ter Veen zegt hiervan: „Malaria
koortsen konden hier heerschen als in de
Pontijnsche moerassen". Het gevolg was dat
het sterftecijfer abnormaal hoog was.
Hieraan is het te danken dat de Haarlem
mermeer geneeskundig schooltoezicht in
stelde 40 jaar eerder dan in de hoofdstad des
lands.
Uit dit geneeskundig schooltoezicht, waar
één dokter een arbeidsveld had van 17.000
H.A., groeide een gezondheidscommissie waar
aan dr. W. G. Schreuder, dr. H. D. Nanninga
en nog zes personen medewerken. In het
afgeloopen jaar werden nog 372 kinderen ge
ïmmuniseerd. In samenwerking met ir. P. K.
van Meurs uit De Bilt werden enkele woningen
onbewoonbaar verklaard, terwijl nieuwe ge
zonde woningen tot op den jongsten dag wor
den gebouwd.
De toestand is niet meer als voorheen, dat
velen uit vrees voor ziekten vluchtten, de
Meer is als een gezonde plattelandsgemeente
een aantrekkelijk woonoord geworden te
midden van rijpend koren.
En word New-Yorker.
Heusch, ik word New-Yorker.
Na drie weken in New-Yox-k word ik New-
Yorker.
Ik stap op de bus en ik duw mijn „dime" in
het gleufje van den knipper van den conduc
teur en ik hoor „ting" uit den knipper komen
en verbaas mij niet.
Ik stap in de bus en gooi mijn nickel in de
glazen nickelpot van den chauffeur en wacht
niet meer op een kaartje. Er zijn hier geen kaart
jes en geen controleurs met groote snorren en
strenge oogen.
Ik loop den underground binnen en steek mijn
nickel in den gleuf van het tourniquet en loop
door het draaiding heen en ik weet, zonder ver
bazing, dat ik nu een uur, of een dag lang mag
reizen onder deze stad, die zoo hoog en zoo diep
en zoo groot is als geen andere stad ter wereld.
Ik kom bij de Chineezen en ik zie Chineesche
gezichten en uithangborden en ik kom bij de
negers en zie hun armoede en hoor hun zingen
en het klagen van hun bronstige saxophonen. En
bij de Grieken zie ik allemaal Grieksche letters
en ik denk aan mijn oude, kleine gymnasium in
een Brabantsche provinciestad en verheug mij
er over dat ik zes jaar lang Homerus en De
mosthenes en Lysias en de onregelmatige werk
woorden heb geleerd om deze winkelopschrif
ten te kunnen lezen.
En ik loop bij de Polen rond en bij de Ar
meniërs, in de Joodsche buurt en in de Turk-
sche straten, en toch ook wel bij de Amerika
nen en denk dat de Wagenstraat, en het Tour-
nooiveld en de Laan Copes, waar de keurige
menschen wonen, heel ver weg zijn en dat dit
dichtbij en gewoon is.
Ik koop een Amerikaansche krant op Zater
dagavond en weet dat ik die tweehonderd groote
bladzijden toch nooit zal doorkomen. Maar het is
gewoon.
En m'n schoenen laten poetsen op een straat
hoek is gewoon.
En zooveel wat drie weken geleden ongewoon
was, dat is nu het gewoonste op aarde: dat voor
vier van de tien winkels een meneer met een
bord op z'n buik rondloopt om het verzoek deze
zaak te boycotten omdat zij unfair jegens hem
was, is gewoon; en om zestig verdiepingen naar
de hoogte te suizen om daar drie maal zoo
hoog als de Dom van Utrecht een kopje thee
te drinken is gewoon. En om den kantoorjongen
tegen den baas „hello, Bill" te hooren zeggen en
om als je drie pakjes cigaretten koopt daar drie
doosjes lucifers bij te krijgen en om bij den
drogist aan de toonbank ijs te eten en bij den
apotheker met 'n onhanteerbare double-decker-
sandwich te manoeuvreeren; en om in een
flatje van vier kamers te komen, waar ze 3000
dollar huur voor betalen, dat is gewoon, dood
gewoon, New-Yorksch gewoon.
Ook dat ik 's avonds om tien uur doodmoe
van deze daverende stad onder de wol kruip.
En dat acht van de tien liftjongens in mijn
appartment-building rechten en philosophie
studeeren.
En dat een officier van justitie, omdat-ie een
deugniet-van-een-politicus achter de tralies
heeft gewerkt, zijn kans op het presidentschap
der Vereenigde Staten ziet stijgen.
En dat een klein hotel hier 500 kamers heeft.
En een groot hotel drieduizend.
En dat niemand in een restaurant hier iets
anders dan ijswater drinkt.
En dat de Radio-City bioscoop zevenduizend
plaatsen heeft.
Dat er hier vijfhonderd en zestig kerkgenoot
schappen zijn en achthonderd schouwburgen.
En dat een meneer mij vroeg of Holland on
geveer zoo groot was als Ellis-eiland.
En dat de dames hier op straat rooken.
En dat de heeren hier in hun hemdsmouwen
zitten.
En dat ik, wanneer de brievenbus aan den
overkant opgepropt vol is, de envelop met dit
stukje rustig er bovenop kan leggen.
Dat is allemaal gewoon.
Dat zie ik niet meer en dat verbaast mij niet
meer.
Maar dat er nu al die drie weken van al die
bijna-acht-millioen menschen er niet een is ge
weest, die „Ha, die Dinges" tegen me gezegd
heeft en dat ik al die drie weken nergens met
een stelletje brave knapen in een gezellig kroeg
je een slappe catz kon gaan drinken en dat ik
in al die drie weken voor niemand mijn hoed
heb afgenomen
.Nee.
Maar dat zal over drie maal drie weken ook
wel gewoon zijn.
Mr. E. ELIAS.