PmÜM
Eigen kracht
In drama te Koedijk levenslang
geëischt.
De kansen op behoud van den vrede.
KNAPT DE WAS WEER OPk
Vele aanwijzingen, maar weinig
vaststaande feiten.
WOENSDAG IS MAART 1939
HAARDE M'S DAGBLAD
7
I n moeilijke
omstandigheden
moeten nieuwe
mo gelijkheden
worden gezocht.
e landelijke middenstandsorganisaties
zijn reeds jaren achtereen bezig den
middenstand te overtuigen van het
nut van organiseeren. Het succes is
niet in overeenstemming met de groote moei
te, welke de leiders zich getroosten. Belang
rijke groepen middenstanders staan helaas
nog altijd op het standpunt, dat organisatie
overbodig' is. Zij spreken smalend over de ern
stige pogingen, welke stands- en vak-organi
saties doen om iets te bereiken. Zij vragen zich
daarbij gewoonlijk af, wat zij voor hun te be
talen contributiepenningen krijgen. Dat is een
typische, maar uitermate bedenkelijke mid
denstands-mentaliteit. Zij, die zöo denken, be
schouwen de organisatie niet hun organi
satie als een automaat. Men werpe er een
geldstuk in, men draaie aan de knop en de
waar komt te voorschijn! Zij, die thuis zijn in
de keuken van het middenstandsorganisatie
wezen weten zeer goed hoe groot beter ge
zegd hoe klein de geldelijke opofferingen
zijn, welke de middenstanders zich in het al
gemeen getroosten voor hunne eigen organi
saties. Hoe er op congressen herhaaldelijk
geklaagd wordt over de absoluut onvoldoende
medewerking op dat gebied. Des te meer is het
standpunt af te keuren van hen, die niets bij
dragen, die behooren tot de groep der ongeor
ganiseerden. Zij zijn misschien van oordeel op
eigen kracht te kunnen voortwerken. Maar als
dat hun inzicht werkelijk is, dan hebben zij m.i.
toch verzuimd behoorlijk kennis te nemen van
de ontwikkeling der maatschappij, waarin zij
leven. Zij zouden zich op de hoogte moeten
stellen van wat om hen heen gebeurt. Zij zou
den zich moeten spiegelen aan wat groot
werkgevers, land- en tuinbouwers en in 't bij
zonder de werknemers in den loop der jaren
door hunne organisaties hebben weten te be
reiken.
Helaas is door de tijdsomstandigheden hoe
langer hoe meer het vertrouwen in eigen
kracht geslonken. Het ingrijpen van over
heidswege heeft langzamerhand een dusdani-
gen omvang gekregen, dat het werken op eigen
kracht aan beteekenis heeft ingeboet. De ge
dachte, dat het niet slechter kan gaan dan het
op dit oogenblik gaat, heeft geleid tot een
soort moedeloosheid, hier en daar zelfs tot fata
lisme. Men kijkt in menig opzicht smeekend
naar de Overheid en verwacht van die zijde
alles. Ten onrechte. £3n zeker voor den mid
denstand, die er jarenlang voor gevochten
heeft vrij te blijven van dezen vorm van in
menging. Wordt niet al te veel uit het oog
verloren, dat deze inmenging in zich zelf groo-
tendeels verwerpelijk is? Bedenkt men wel vol
doende, dat wij in ons land in menig opzicht
een net van wetsregelen en andere voorzienin
gen hebben opgebouwd, waarin we dreigen
verstrikt te raken? Dat geldt zeker niet alleen
voor hen, die men rangschikte onder het be
grip: detailhandelaren, ambachtslieden en
kleinnijveren, maar dat geldt evenzeer voor
groot-werkgevers, agrariërs enz. Het moge te
verdedigen zijn, dat andere tijden andere
maatregelen noodzakelijk maken en dat vele
nationale maatregelen een gevolg zijn van wat
het buitenland ons aandoet, maar dat alles
neemt niet weg, dat industrieel en handelaar
langzamerhand in een dusdanig keurslijf ge
perst zijn, dat van eenige vrijheid van bewe
ging vrijwel niets meer is overgebleven. Gaat
men in deze richting voort, dan zal deze be
wegingsvrijheid hoe langer hoe kleiner wor
den en zal het straks hoe langer hoe moei
lijker worden zich van deze kluisters te ont
doen. Want het bedenkelijke is o.a., dat deze
overheidshulp verslappend werkt. Men heeft
geen vertrouwen meer in eigen kracht. Het
moge velen misschien wat vreemd aandoen,
dat daarop in dezen tijd gewezen wordt. In een
periode, dat het industrie en handel en in 't
bijzonder het middenstandsbedrijf slecht
gaat. Men zal er misschien schouderophalend
op reageeren, Toc.h meen ik dat een dergelijke
waarschuwing niet overbodig is. Het gemak
kelijk leunen tegen een ander moge voor velen
uiterst aangenaam zijn, het gevaar schuilt
daarin, dat men geregeerd wordt en niet meer
in eigen bedrijf zelf kan regeeren. Men wordt,
om een scherp beeld te gebruiken/ gedegra
deerd tot zetbaas.
Terug naar de maximale ontplooiing van
eigen kracht behoort een der aan te heffen
leuzen te zijn. Vertrouwen in wat de eenling
in beperkten kring, in eigen bedrijf, nog ver
mag te bereiken. Maar daarnaast vertrouwen
in wat de organisatie zelf tot stand kan bren
gen, buiten de hulp van de Overheid. Daarin
„Een bijzonder boek Ik las in lang geen
roman, die zooveel inhoud heeft. Soms zou
ik het boek een gelijkenis willen noemen."
Pniël.
ELISABETH BERGSTRANDPOULSEN
HET GROOTE WEEFSEL
De roman van een levensgenieter.
Ing. 2.50. Geb. 3.50.
Verkrijgb. bij Boekhandel v.h. J. M. STAP,
Groote Houtstraat 63 (t.o. Gerzon),
Telefoon 10305.
(Adv liigez. Med.j
UIT DE STAATSCOURANT.
Bij K.B. zijn bevorderd tot rijksarchivaris
in Overijsel: mr. A. Haga, thans hoofdcom
mies bij het rijksarchief in die provincie;
tot rijksarchivaris in Groningen: J. A.
Brouwer, thans hoofdcommies bij het rijks-
achief in die provincie;
tot rijksarchivaris in Limburg: dr. G. W. A.
Panhuysen, thans hoofdcommies bij het rijks
archief in die provincie.
Gemeente-ambtenaar veroordeeld»
De rechtbank te Rotterdam heeft den 53-
jarigen gemeenteambtenaar A. K. veroordeeld
tot 2Vs jaar gevangenisstraf met aftrek van
de preventieve hechtenis. Hij had met een
zekeren B. een credietbank gesticht en door
valsche handteekeningen geldleeningen ver
kregen van B. voor zoogenaamde klanten.
Drie personen, die K geholpen hadden door
zich uit te geven voor gemeente-ambtenaren,
die geld wilden leenen, werden tot drie maan
den gevangenisstraf voorwaardelijk veroor
deeld met een proeftijd van een jaar.
moet op den duur ook een grootere voldoening
te vinden zijn. Het langs dien weg bereikte, is
door eigen kracht verworven. Wat men feite
lijk zonder, of met geringe moeite in den
schoot geworpen krijgt, apprecieert men op
den duur ook minder dan wat door eigen
energie tot stand is gebracht. De geschiedenis
leert dat, vroeger en nu. Indien het afzetge
bied als het ware gereserveerd wordt, indien
men van te voren verzekerd is van een be
paalde winstmarge, indien vakkennis en eigen
inzicht geen rol van belang meer spelen, is het
zaken-doen een zekere bekoring ontnomen en
dommelt men zachtkens in. Juist daartegen
te waarschuwen zie ik als een belang van de
eerste orde. Het particuliere initiatief moge
dan reeds een flinken knauw hebben gekregen,
maar men werke niet onnoodig mede dit
geheel te doen verdwijnen. Daarmede is onze
maatschappij niet gebaat. Vooruitgang is al
leen mogelijk, wanneer de besten dag in dag
uit zich beijveren nieuwe mogelijkheden te on
derzoeken en door eigen kracht te bouwen.
Hoe droefgeestig de omstandigheden ook
zijn, waaronder velen op dit oogenblik ge
noodzaakt zijn te leven, toch mag men de ont
wikkeling van die eigen kracht niet uit het
oog verliezen. Want daarmede berokkent men
zichzelf en onze geheele maatschappij groote
schade.
MOLLERUS.
Algemeen verbindendverklaring
van een ondernemersovercen-
konist.
Naar de regeeringspersdienst meldt heeft-
de minister van Economische Zaken in ant
woord op het desbetreffende verzoek van den
Nederlandschen Bond van fabrikanten van
verduurzaamde levensmiddelen in blik en glas
medegedeeld, dat hij in beginsel bereid is de
tusschen dezen bond en 23 groenten-conser
venfabrikanten gesloten ondernemersovereen
komst, inhoudende een productie-quoterege
ling, algemeen verbindend te verklaren.
REDACTEUR-UITGEVER VAN „DE MIST
HOORN" VEROORDEELD.
De Rotterdamsche rechtbank heeft Dinsdag
uitspraak gedaan in de zaak tegen den 27-ja-
rigen journalist J. N. uit Driebergen-Rijsen-
burg, wien ten laste was gelegd, dat hij als
redacteur en uitgever van het halfmaande-
lijks verschijnend blad „De Misthoorn" op 15
November j.l. in dit blad een plaat had doen
opnemen, waarop een zevental personen
voorkwamen met een Oostersch, althans
Joodsch uiterlijk, boven welke plaat hij als
titel had gezet: „Mikurn of Sjabbos". Daaron
der stond een citaat uit een rede van prof.
Bolland, welke eveneens beleedigend werd ge
acht voor een groep der bevolking. Ook op een
andere pagina hadden enkele beleedigende
zinnen gestaan. Voorts was verdachte ten
laste gelegd, dat hij te Rotterdam in No
vember het bedoelde blad had verspreid, of
in voorraad had gehad.
De rechtbank veroordeelde, hem tot f 50
boete subs. 25 dagen hechtenis.
.-v
Voor de haven van Hull is de Engelsche trawler „Lady Jeannette" tijdens een
storm vergaan. Van de 18 opvarenden kwamen 9 om het leven.
(Van onzen Londenschen correspondent).
De vorige week werden in deze brieven eenige
factoren besproken, die het behoud van den
vrede de eerstvolgende maanden, misschien een
heel jaar, in de hand moesten werken. Het be
staan van betere vredeskansen is inmiddels in
Londen officieel erkend. De internationale te
genstellingen zijn uiteraard want niets stel
ligs is ondernomen om ze geheel of gedeeltelijk
op te heffen niet minder scherp dan ze waren.
Men kan zelfs veronderstellen dat ze als gevolg
van de druk geadverteerde krachtsontwikkeling
der groote West-Europeesche landen nog wat
scherper zijn geworden. Maar juist als gevolg
daarvan is het vooruitzicht beter. De landen,
waarvan moet worden verwacht, dat ze met wa
pengeweld willen beproeven deelachtig te wor
den wat ze verlangen beseffen, dat de poging
onvoldoende kans van slagen zal hebben bij de
nieuwe machtsverhoudingen, die zoo snel na
München zijn ingetreden.
Een crisis op het kantje af
vermeden
De Canadeesche Premier Mackensie King
heeft de vorige week Dinsdag in een rede in het
Lagerhuis te Ottawa iets verklapt van de ernstige
ongerustheid, die in het geheim in Whitehall
heeft geheerscht in het begin van, het nieuwe
jaar en feitelijk tot de eerste dagen van Maart
toe. Het is een feit, dat buiten de kennis van het
publiek om een nieuwe hevige internationale
crisis maar op het kantje af is vermeden. De be
richten, die in Londen binnenkwamen over oor
logsvoorbereidingen in Libye, over Duitsche
hulp in den vorm van mannen en materiaal aan
de Italianen daar en over Duitsche mobilisatie
maatregelen voor mogelijke bedreiging van
West-Europa werden in Britsche regeerings-
kringen voor juist gehouden. Men schreef er
Rome en Berlijn voornemens toe, die in hun uit
voering de ernstigste gevolgen na zich moesten
sleepen. De ondubbelzinnige verklaringen, van
Chamberlain op 6 Februari, van Lord Halifax op
23 Februari, over de Britsch-Fransche samen
werking hadden ten doel de uitvoering van die
voornemens te verijdelen. De verklaringen had
den het karakter van een duidelijke waarschu
wing, dat Engeland onder alle omstandigheden
Frankrijk, 'als het zou worden aangevallen, zou
bijstaan. Deze verklaringen stonden in veel
nauwer verband tot. den internationalen toe
stand van het oogenblik dan in het algemeen
werd verondersteld. Toen bleek, dat Chamber
lain's woorden in Italië niet de uitwerking had
den die bedoeld was en niet de uitlegging kregen,
die ze moesten hebben, moest Lord Halifax er
nog eens aan herinneren en er aan toevoegen dat
men niet de vergissing moest begaan voorbehoud
te veronderstellen waar dit niet bestond. Omdat
de beteekenis van deze verklaringen aanmer
kelijk werd verhoogd door de indrukwekkende
Britsche bewapeningsinspanning hadden ze ten
slotte het beoogde effect. En thans ademt men
in Whitehall vrijer. Men heeft het er erkend en
het zal dus wel waar zijn.
Baan maken voor Chamberlain's
verzoeningspolitiek. 1
Dit afwenden van de crisis heeft het vertrou
wen van de Brtsche staatslieden in hun vermo-"
gen Europa te redden verhoogd. De eerste taak
moet nu zijn den Spaanschen oorlog zoodanig
af te wikkelen, dat van dien kant geen gevaar
voor den Europeeschen vrede meer kan dreigen.
Met het nieuwe optimisme, dat in Londen's re-
geermgskwartier is gaan postvatten, worden de
hachelijkheden, die deze afwikkeling kunnen
verstoren, niet zoo zwaar geteld. In elk geval
moet deze zaak het eerst worden aangepakt om
dat ze, naar Mussolini zelf in den loop van
Chamberlain's bezoek aan Rome heeft doen we
ten, in den weg staat van een regeling van het
Italiaansch-Fraosch geschil. Deze kan dus aan
de orde komen wanneer het in Spanje weer
vrede zal zijn. Er zal wel verschil rijzen over de
opvatting van vrede in Spanje. Mussolini ziet
dien vrede waarschijnlijk anders dan Daladier
of dan Chamberlain hem ziet. Maar met de her
vonden krachtsbewustheid in de democratieën
gelooft men in Londensche officieele kringen, dat
Mussolini geen moeilijkheden zal maken die on
overkomelijk zouden blijken te zijn. Met de
Spaansche zaak aan kant ligt dan nog het dis
puut tusschen Parijs en Rome als een belemme
ring in den weg van Chamberlain's verdere ver
zoeningspolitiek. De Italiaansche aanspraken op
Nice en Corsica worden hier niet ernstig opge
vat. Men meent, dat Italië tenslotte een regeling
waarbij het vrij gebruik zal kunnen maken van
Djibouti voor de exploitatie-plannen in Abessi-
nië en waarbij de Italianen in Tunis een positie
zullen krijgen, die past voor de leden van een
zelfbewuste natie zal willen aanvaarden. Men
erkent hier dat Tunis ernstige moeilijkheden kan
geven. De strategische positie van Engeland en
Frankrijk in de Middellandsche Zee zijn met dit
gebied gemoeid. Zelfbestuur voor de Italianen in
Tunis zou te veel vei-langd zijn, omdat hiermee
het Fransche bestuur en de beteekenis als stra
tegisch steunpunt voor de democratische bond-
genooten zou worden verzwakt.
Wapenbeperking alsnog een
vrome wensch?
Men moet afwachten of het optimisme, waar
mede het baan maken voor de verdere verzoe
ningspolitiek door de regeling van de Spaan
sche en de Fransch-Italiaansche kwestie te
gemoet wordt gezien, gerechtvaardigd is. Als de
resultaten dit bewijzen dan zal men een begin
kunnen maken met algemeene pacificatie. En
dat begin zou zijn een poging om te komen tot
beperking van bewapening, al was het maar op
kleine schaal. Men behoeft zich slechts Cham
berlain's bittere uitlatingen over den bewape
ningslast te herinneren om te beseffen, dat een
vermindering van bewapening of althans van de
vaart er van zijn doel is. En hier in elk geval
worden doel en uitslag gezamenlijk overwogen.
Het effect van wapenbepérking zou zijn ver
hoogd vertrouwen, dat in de eerste plaats merk
baar zou worden in toenemende handelsbedrij
vigheid, die zelf weer ten zeerste vredebevorde-
rend is.
In drie kringen in Engeland, die overtuigd
blijven, dat dictators en hun besturen zich niet
kunnen handhaven zonder gelukkig militair of
half-militair avontuur, acht men wapenbeper
king in de naaste toekomst (dit jaar nog, zoo
als Downing Street het zou willen) illusoir. Men
erkent er echter, dat de kansen voor gelukkig
dictatoriaal militair avontuur snel aan het ver
dwijnen zijn en dat ze spoedig niet meer zullen
bestaan. Als dat zoo is dan is de mogelijkheid
op algemeenen inkeer, die tot wapenbeperking
kan leiden, toch niet heelemaal uitgesloten.
A. K. VAN R
f/ MET PRESTO -SOP \f
PRESTO ZEEPPOEDER SLECHTS 5cr. PER PAK
(Adv. Ingez. Med.)
Verdachte blijft ontkennen.
In de zaak tegen den arbeider uit
Bergen, die er van beschuldigd wordt op
2 Januari 1938 opzettelijk met een auto
in het Noordhollandsch Kanaal onder
Koedük te zijn gereden met het doel
zich van zijn gezinsleden, vrouw en vier
kinderen, te ontdoen, bij welk ongeval
de drie dochtertjes van den man om het
leven kwamen heeft de officier van
justitie bij de rechtbank te Alkmaar na
een zeer uitvoerige behandeling. Dins
dagavond om half tien wegens poging tot
moord op zijn vrouw en wegens moord
op drie van zijn kinderen levenslange
gevangenisstraf geëischt.
Aan dit requisitoir was een lange dag van ge-
tuigenverhooren voorafgegaan.
Eén van de kwesties, welke ter sprake kwa
men was die van een hond. Verd. had beweerd,
dat hij voor een hondje was uitgeweken en ge
slipt. Daardoor was de wagen in het kanaal te
recht gekomen. Het eenige, dat vast kwam te
staan, was, dat in de omgeving, waar het onge
luk gebeurde, één hond werd gehouden, die juist
op dien tijd achter de kachel lag.
Volgens de na het ongeluk genomen foto's was
er van slipsporen ook niets te merken.
Een veldwachter verklaarde, dat verd. na het
ongeluk herhaalde malen had gezegd: „Wat ben
ik toch stom geweest". Op de vraag: „Waarom?"
had verd. geen antwoord gegeven.
Een slechte beurt voor verd. was ook de ver
klaring van enkele deskundigen dat verd. nooit
zoo de auto heeft kunnen verlaten als hij zegt
gedaan te hebben. Dan zou hij bovendien van
onder tot boven nat moeten zijn geweest, terwijl
hij slechts natte beenen had. Door andere getui
gen werd erop gewezen, dat verd. na het ongeluk
op den kant van het kanaal zat met de beenen in
het het water.
De kroongetuige in deze zaak, het buurmeisje,
waarmede verd. een verhouding heeft gehad,
legde zeer bezwarende verklaringen af.
Het meisje verklaarde op vragen van den pre
sident, dat zij de verhouding op zekeren dag
heeft willen verbreken. Vei-d. zou zich daarte
gen hebben verzet. Eind September 1937 zou hij
haar hebben verteld met het gezin in het kanaal
te zullen rijden.
Verdachte: Dat heb ik nooit gezegd, het is
nooit in mijn gedachten opgekomen, wel heb ik
gezegd, dat als je geen verstand en geen gewe
ten had, je de boel zou kunnen verdrinken.
President: Tijdens een wandeling in het bosch
te Bergen, hebt toch eens tegen het meisje ge
zegd: „Het gaat in Januari gebeuren"?
Verdachte: Dat is niet mogelijk.
Verder blijkt, dat het meisje den verdachte
tweemaal ih het ziekenhuis heeft opgezocht. De
eene keer in gezelschap van verdachte's vrouw
de andere keer alleen.
President: Is toen nog over het drama ge
sproken?
Getuige: Ja, hij noemde het een mislukking.
Verder zou verd. het meisje schriftelijk heb
ben gemachtigd zijn steunuitkeering te innen.
De president: Wie gaf de pen en de inkt?
Getuige: De zuster, die zoo juist is gehoord.
Deze zuster ontkent dit evenwel.
Dan wordt het meisje gevraagd of de verdach
te haar heeft verteld, tijdig uit den wagen te zijn
gesprongen.
Getuige: Ja.
Voorts deelt ze mede, dat verd. geheel over
stuur en in de war was, toen zij hem mededeelde
dat ze de heele geschiedenis aan den heer K. te
Schagen had verteld.
Deze heer K. heeft, nadat het meisje hem dit
verteld had een priester geraadpleegd. Deze had
hem geadviseerd de zaak voor zich te houden,
doch toen K. hoorde, dat dit strafbaar was, is hij
gaan spreken. Uit het getuigenverhoor bleek,
dat deze K. ook een verhouding met het meisje
heeft. Get. K. ontkende dat jalouzie in het
spel was.
Een priester getuigt.
Dan wordt gehoord pater De Hardt, tot wien
K. zich het eerst heeft gewend en die zich sinds
dien met de zaak heeft bezig gehouden. Getuige
deelt' mede, dat verd. hem heeft gemachtigd -al
les mede te deelen.
Verdachte zoo zegt getuige heeft tegen
mij gezegd dat hij wel eens aan verdrinking heeft
gedacht, doch dien bewusten dag beslist niet.
Verdachte: De pater moet zich vergissen.
Officier: heeft ook het meisje u niet gezegd,
dat verd. plannen had?
Getuige: Ten aanzien van de verklaringen van
het meisje tegenover mij afgelegd beroep ik me
op mijn verschooningsrecht
Het meisje geeft de gevraagde toestemming,
maar de priester weigert te antwoorden.
Nog eens het meisje.
Op verzoek van den officier wordt de zitting
eenigen tijd geschorst en wordt zij om acht uur
's avonds voortgezet. Nog steeds staan op de tri
bune drommen belangstellenden.
Op de vraag van den president of hij bij zijn
ontkentenis blijft, antwoordt de verd.: Ik ben
absoluut onschuldig.
De verdediger wil nog even wat van het meisje
weten of ze een verhouding met K. heeft gehad.
Getuige: Ja, sinds ik in Heemstede bij mijn
zuster woon, niet meer. Mijn familie wil niet
hebben, dat ik me met hem bemoei.
Verdediger: U ontkent dus, dat er thans nog
een verhouding tusschen u en K. is.
Getuige: Ja.
Verdediger: Waarom liep u dan tien minuten
geleden gearmd door Alkmaar. Waarom hebt u
dan samen ergens gegeten?
Getuige: Dat is een leugen. We liepen niet
gearmd. Wel hebben we samen gegeten.
Requisitoir: levenslang.
Hierna was het woord aan den officier, die
zich op het standpunt stelde, dat hier sprake
was van misdaad.
Spr. meende als bewezen te moeten aannemen
poging tot moord op de vrouw de baby laat
hij buiten beschouwing en moord op de drie
kinderen. Spr. heeft gezocht naar lichtpunten,
maar hij kan ze helaas niet vinden.
Daarom eischte hij het maximum: levenslange
gevangenisstraf.
Tijdens het requisitoir is het muisstil geweest
in de zaal, even is nu de spanning gebroken.
Verdachte kijkt stil voor zich uit en is zeer ner
veus. En als de president hem vraagt wat hij nu
te zeggen heeft, antwoordt hij:
„Ik ben absoluut onschuldig. Het was een on
geluk, ik kon er niets aan doen.
Pleidooi.
Ten slotte is het woord aan den verdediger
mr. de Grooth.
Deze verdachte zoo zegt hij is geschetst
als iemand die een afschuwelijken moord heeft
begaan en van wiens beroering niets waar is.
Spr. volgt de officier bij het uitpluizen van
verdachte's verklaringen op den voet en acht
bewezen, dat de wagen is geslipt.
Hij is er van overtuigd, dat hier sprake is ge
weest van een ongeluk.
Spr. zou van zijn levensdagen niet hebben
durven doen wat de officier nu heeft gedaan:
moord bewezen te achten op de verklaringen,
die hier vandaag zijn afgelegd. Het meisje
spr. wijst daar nog eens met nadruk op is on
betrouwbaar.
Pleiter drong bij het slot van zijn pleidooi op
vrijspraak aan.
GEERT HOOGEVEEN
Mr. CORNELISSTRAAT 54 - TELEF. 16270.
(Adv. Ingez. Med.)
Haarlem als Bloemenstad.
Initiatief voor Bloemenfeest 1940-
Naar aanleiding van de ervaringen welke
Haarlem's Bloei" heeft opgedaan met de in
1938 georganiseerde Tulpen week, heeft het
bestuur der Stichting, na vooraf gepleegd
overleg met de Middenstands-Centarle en met
vertegenwoordigers van de Bloenienwinkeliers
organisaties, dezer dagen een vergadering
met vertegenwoordigers der Wijk- en Straat-
vereenigingen gehouden.
De voorzitter van „Haarlem's Bloei", de
heer W. J. B. van Liemt, zette allereerst uit
een, dat de bij de organisatie van de Tulpen-
week opgedane ervaring heeft geleerd, dat ter
bereiking van het beoogde doel niet op
den ingeslagen weg moet worden voortge
gaan. De z.g. bloemenweek zou dan echter
anders moeten worden georganiseerd. De op
zet ervan zou tot een grootscher geheel moe
ten worden uitgebouwd en veel opvallender
in uitvoering moeten zijn.
„Haarlem's Bloei" is bereid verder in die
richting mee te werken, doch het is dan abso
luut noodzakelijk dat de handeldrijvende mid
denstanders een vlotte en positieve medewer
king verleenen. Daarom was van te voren
overleg met de Middenstands-Centrale ge
pleegd en zijn de Wijk- en Straatvereenigin-
gen voor een bespreking uitgenoodigd.
De voorzitter betreurde de geringe opkomst
van die zijde. Ook de heer Th. S. J. Hcoy
sprak van de zijde van de Middenstands-
Centrale teleurstelling uit over de weinige
belangstelling, welke er van de zijde van den
Middenstand voor dit streven van „Haarlem's
Bloei" bestaat. Spreker erkent, dat het moei
lijk is de middenstanders voor iets te win
nen, zelfs al geldt dit hun eigen belang.
De Stichting „Haarlem's Bloei" wil niette
min nog gaarne opnieuw haar medewerking
verleenen, mits de direct belanghebbenden
en hun organisaties bereid zijn alsnog de
noodzakelijke daadwerkelijke medewerking
en propaganda te geven. Aileen dan is „Haar
lem's Bloei" gerechtigd een dei-gelijk plan
verder te ondersteunen, opdat haar eigen
hoofddoel de bevordering van het vreem
delingenverkeer op het eerste plan blijve
en de daarvoor noodige geldmiddelen in
hoofdzaak gebezigd worden.
Na een uitvoerige discussie bleek echter,
dat er niet voldoende animo bijde midden
stands-organisaties en bij de wijk- en straat-
vereenigingen voor een tweede Tulpenweek
bestond, welke geringe belangstelling een
reden te meer werd geacht dit jaar verdere
pogingen in die richting te laten rusten.
Wiel bleek bleek uit de besprekingen, dat
Bloei" zulks had gedacht, wel belangstelilng
voor een grootscher opzet, z'ooals „Haarlem's
bestond en algemeen de meening werd geuit,
dat zulks ook van veel meer belang voor het
vreemdelingenbezoek aan Haarlem zou zijn.
De voorzitter vatte het besprokene samen
en meende daaruit te megen concludeeren,
dat algemeen door de vergaderden een Bloe
menfeest wenschelijk werd geacht, voor 1940.
Er zou dan voldoende gelegenheid zijn tot
voorbereiding. „yHaarlem\s Bloei" is bereid
hiertoe het initiatief te nemen.