BOEKEN UIT HET BUITENLAND. D Op den vooravond van Carel van Hees' Jubileum. DINSDAG 25 APRIL) 1939 HAARLEM'S D A G B I) A D 8 Pearl Buck over de verhouding tusschen China en Japan. E kunst en de filosofie van het won derbaarlijke Chineesche Rijk mogen in het Westen talrijke geniale com mentatoren hebben gevonden, het gewone leven van het Chineesche volk vond, bij mijn weten, nergens een sterker weerspie geling dan in de boeken van de Amerikaan- sche schrijfster Pearl Buck. Men heeft verleden jaar, toen zij onder scheiden werd met den Nobelprijs, vele be schouwingen over haar en haar boeken kun nen lezen. Daaruit zal men onthouden heb ben dat zij in China werd opgevoed als doch ter van een Amerikaanschen zendeling men vindt de gestalte van den vader rijk getec- kend in „Fighting Angel" en hoe zij er later ook vele jaren zelf als zendelinge verbleef. In dien tijd heeft zij de Chineezen in hun dage- lijksch leven en in hun karakters zeer diep leeren peilen: zij wist de geslotenheid dezer merkwaardige maskergezichten in velerlei opzicht te ontraadselen, zij leerde verkla ringen vinden voor veel, dat voor talloozen nog steeds een mysterie bleef. Pearl Buck. En behalve dat zij de Chineezen leerde zien, moet zij in de zeer ontvankelijke jaren der jeugd ook veel van hun levensvisie hebben overgenomen. De rustige, stille ernst, die ons van de Chineesche cultuur immers een zoo typisch kenmerk lijkt, vindt men in Pearl Buck's boeken telkens terug: het is een voor name rust. die gelegenheid biedt tot bespiege ling en tot beoefening van de schoone dingen des levens. Deze gesteldheid sluit allerminst heftigheid en nog minder hartstocht uit. Zij manifesteert zich echter vooral in een zekere beheerschte evenwichtigheid, een breede com positie en in een gedragen tempo, eigen schappen. welke men in al haar romans kan opmerken. Deze kwaliteiten geven deze boeken een aangenamen en geriefelijken verschijnings- vorm, welke aanzienlijk tot de leesbaarheid ervan bijdraagt. Een boek van Pearl Buck leest prettig; het is helder en eenvoudig van stijl, het heeft geen haast. Een wonderlijke wereld ontplooit zich in een klare atmosfeer, zelfs al lijkt het onderwerp van het verhaal daartoe weinig of geen gelegenheid te bieden. Men kan dit laatste bijzonder goed consta- teeren tijdens het lezen van Pearl Buck's nieuwsten roman „The patriot". Velen heb ben de meening uitgesproken, dat de schrijf ster na haar vorige boeken waarvan „The good earth", mede door de film, wel het be kendst werd niets nieuws meer over China te zeggen zou hebben, en dat haar voorlaat ste roman „This proud heart" 'de eerste, die niet in het Hemelsche Rijk speelde een ge heel andere reeks zou inluiden, maar dan heeft men zich toch vergist. „The patriot" leert wel degelijk zeer bijzondere dingen over China. Wanneer ik daaraan toevoeg, dat het verhaal deels in China, deels in Japan speelt en den huidigen oorlog tot dramatisch actie ven achtergrond heeft, dan zal de karakteris tieke en actueele beteekenis van het boek nauwelijks verderen commentaar behoeven. Pearl Buck heeft het Japansch-Chineesche probleem in „The Patriot" op zeer boeiende en menschelijke wijze gesteld. De hoofdper soon van dezen roman is I-wan, de zoon van een invloedrijken, Chineeschen bankier te Sjanghai. Zijn leven verloopt aanvankelijk als dat van alle jongelui uit zijn stand, maar door een toeval komt hij met geheel andere idealen in aanraking. Als student leest hij Marx' „Das Kapital", hij wordt als revolu- tionnair gearresteerd en in de gevangenis ge zet. Daar leert hij een werkelijken revolution- nair kennen en wat eerst een uiting van stu dentikoze nieuwsgierigheid was. wordt felle ernst: op de universiteit sluit hij zich aan bij een groep jonge, vurige communisten. Wanneer Tsjang Kai Sjek in Sjanghai komt. wordt hij eerst door deze studenten als bevrijder begroet, Zij werken echter al spoe- beyrijder begroet. Zij merken echter al spoe- bankiers op goeden voet te komen het com munisme juist streng onderdrukken wil en ook I-wan komt op Tsjang's doodenlijst. Het vonnis wordt evenwel niet ten uitvoer ge bracht, want Tsjang waarschuwt I-wan's vader en wanneer deze belooft zijn zoon het land uit te sturen, wordt zijn leven gespaard. Zoo belandt de jonge I-wan bij een Japan- schen handelsvriend van zijn vader, Muraki. Een geheel nieuwe omgeving ontvangt hem: ordelijkheid en netheid vallen hem onmiddel lijk als bijzondere kenmerken op en hij voelt zich hier prettig. Japan bevalt hem, zelfs al meent hij af en toe reeds teekenen te bespeu ren van een harde, kille meedoogenloosheid. die hem later verbijsteren zal. Dat hij zich de belangrijke rasverschillen aanvankelijk niet realiseert, vindt inmiddels ook zijn oor zaak in het feit. dat hij een diepe liefde heeft opgevat voor Tama, de dochter van zijn gastheer, een liefde, welke even sterk beant woord wordt. Hoewel Muraki zich eerst ern stig tegen een verbintenis verzet, trouwen zij en zij zijn zeer gelukkig. In de eerste jaren van hun huwelijk worden twee zoons gebo ren en alle sombere voorspellingen van Mura ki schijnen voorgoed door hun geluk te wor den gelogenstraft. In de verhouding tusschen I-wan en Tama heeft Pearl Buck een meesterlijke beschrij ving gegeven van de verhouding der Japan- sche en Chineesche volkskarakters. I-wan is het gevoelige, poëtische element. Tama het nuchtere en zakelijke Het starre staatsbegrip der Japanners kan I-wan, zoon van een on metelijk, chaotisch Rijk. in geen enkel opzicht aanvaarden. Hij leert door zijn vrouw vele dingen der Japanners waardeeren, maar an dere stooten hem toch ook weer af; het har de. maatschappelijke leven stuit hem tegen de borst. De liefde voor zijn gezin doet hem dit alles echter telkens vergeten en hij is ge lukkig. Doch dan breekt de oorlog uit. Aanvanke lijk wordt de militaire actie van Tokio uit nog als een incident gezien, dat spoedig een ein de zal nemen, doch langzamerhand blijkt het een ernstige, groote oorlog te zijn en naar- jnate deze verandering plaats heeft, groeien natuurlijk I-wan's moeilijkheden. Steeds meer voelt hij zich in een werkelijk vijandige, harde wereld geplaatst, hoezeer de dingen ook een oppervlakkige gelijkenis kunnen vertoonen. Hij poogt eerst in zijn gezin en de liefde van zijn rustige vrouw den strijd in zijn eigen land nog te vergeten, maar op een ge geven oogenblik lukt dit niet meer. Wanneer hij aan de kade te Yokohama ziet hoe daar kisten met kostbaarheden uit een ander schip worden geladen, die in China niet anders dan door plundering kunnen zijn buitgemaakt dan wordt het hem te veel. Hij verlaat vrouw en kinderen en scheept zich in naar zijn va derland. Het afscheid is dramatisch, doch zijn vrouw zal hem trouw blijven en op hem wach ten: kan zij als Japansche niet zeer goed be grijpen, dat hij voor zijn land strijden wil? Zoo vertrekt hij en komt dan weer in contact met den jongen revolutionnair, dien hij vroe ger in de gevangenis leerde kennen en die nu in het Chineesche binnenland leider is van guerilla-gevechten tegen de Japansche ver overaars. I-wan neemt een dergelijke positie echter niet in: hoewel hij actief in den strijd betrokken wordt blijft hij toch meer de toe schouwer. waarin Pearl Buck haar eigen waarnemingen over den oorlog heeft vastge legd. Daarmede eindigt dit boeiende boek Men kan misschien zeggen, dat dit feitelijk geen einde is en inderdaad sluit dit slot de com positie van den roman niet logisch af het boek eindigt ook in een vraag, een schouder ophalen: „Who knew? But who knew any thing?" wie weet iets van de toekomst van dit wonderlijke rijk. dat Pearl Buck wijdt daaraan ook nog eenige aandacht niette genstaande den oorlog, toch met velerlei op bouwend werk doorgaat? Hoe zal dit alles eindigen? De schrijfster laat het in het midden en geeft zich, verstandig, niet aan politieke toe komstbespiegelingen over. Haar doel was waarschijnlijk alleen de diepe wezensverschil len tusschen de Japanners en de Chineezen aan te toonen en daarbij te laten zien hoe in een onafhankelijk Chinees het nieuwe be sef van zijn vaderland groeit. Al kan dan het slot van haar hoek. den lezer niet geheel vol doen, in de hier geschetste opgave is zij voor treffelijk geslaagd. „The patriot" is eenvoudig en ongemeen boeiend geschreven, de sfeer is delicaat getroffen en al zou men soms ook een scherper, psychologische verdieping wen- schen, de karakters zijn met vaste hand ge- teekend. In I-wan ziet men inderdaad den representant van het ontwakende China; in zijn moeilijke leven voltrekt zich de strijd van dit Oostersch millioenenvolk om nieuwe idea len. om een nieuwe, herwonnen geestdrift, die toch de kostbare waarden der eeuwenoude tradities niet verloochenen wil „The patriot" is een belangrijk werk. dat in dezen tijd voor velen van bijzondere beteekenis kan zijn. GABRIëL SMIT. „The patriot", roman van Pearl Buck. Uitg. Methuen, Londen 1939. HET TOONEEL Toen de oud-directeur van onzen Stads schouwburg bij de teraardebestelling van den heer Haazevoet gesproken had, zei iemand in de aula naast mij met warmte in zijn stem: „Van Hees is 'n goed mensch!" Een ieder, die het voorrecht- heeft Carel van Hees meer aan oppervlakkig te kennen, zal het met die uit spraak volkomen eens zijn. ,,'n Goed mensch" te zijn beteekent meer dan ,,'n goed acteur" of ,.'n goed schouwburg directeur" te zijn geweest, want ten slotte is 'n goed mensch het hoogste. Het is dan ook niet te verwonderen, dat zoo velen de gelegen heid van het jubileum van Van 'Hees, waarop hij het feit herdenkt, dat hij 40 jaar geleden bij het tooneel kwam, aangrijpen om van hun sympathie voor hem te doen blijken. Het is, geloof ik geen geheim, dat ik verklap, als ik hier meedeel, dat de deelneming voor dit ju bileum van alle kanten zeer groot is. Verleden jaar heb ik in ons blad van 13 Juli bij gelegenheid van Van Hees' 65sten verjaar dag een artikel aan hem gewijd, waarin ik ge tracht heb zijn verdiensten als tooneelspeler en schouwburgdirecteur in het licht te stellen. Ik zou in herhalingen moeten vervallen, wan neer ik thans weer over hem schreef en het leek mij daarom aardiger Van Hees op den vooravond van zijn jubileum, dat hij Woensdag in den Stadsschouwburg bij Cremer zal vieren, zelf eens het woord te geven. Het is alleen jammer, dat, wanneer ik hem hier sprekend invoer, mijn lezers hem ook niet kunnen hooren. Want Van Hees is een alleraange naamst causeur en dank zij zijn ongewoon talent van imiteeren een voortreffelijk ver teller. Een interview met Van Hees is voor den interviewer een aparte vreugde, omdat Van Hees zeldzame kleur aan zijn verhalen weet te geven. Men ziet en hoort Royaards, Louis de Vries. Van Lier, Jan C. de Vos en zoo vele anderen voor zich, wanneer hij hen sprekend en gebarend den houder als het ware voor oogen toovert. Dat imitatievermogen bezat Van Hees heel jong. De directeur van de H.B.S. te Delft de heer Brals. die vroeger leeraar aan de tooneelschool was geweest was er eens ge tuige van. zonder dat Van Hees daar iets van wist dat zijn leerling hem imiteerde in de gymnastiekzaal, zoo treffend en juist, dat alle jongens slap van lachen waren. Maar de heer Brals had genoeg gevoel voor humor om dat niet kwalijk te nemen. Toen Van Hees bij hem kwam, zei de „baas": ,.Je hebt 'n aller belabberdst rapport, maar je hebt gelukkig talent voor tooneel' Dat heb ik in de gym nastiekzaal gehoord!" Toch duurde het nog lang. voordat Van Hees de stap naar het tooneel waagde. Hij was al 25, toen hij op voorstel van Jan C. de Vos de proef aflegde. „Stel je voor, en nu geef ik Van Hees zelf het woord den Schouwburg in de Aert van Nesstraat te Rotterdam en ik op m'n dooie eentje op dat groote tooneel voor een leege, donkere zaal, waar als verdwaalde krenten "in 'n brood grootheden zaten als Derk Haspels, Jan C. de Vos, Rosier Faassen en Catharine Beermans. Als ik er nog aan denk, ga ik weer bibberen. Toen klonk de stem van De Vos uit het donker: „Nou begin maar! Draag maar iets voor!" Ik begin met 'n monoloog. Ik had nog geen 20 regels gedaan, of daar was het „Ge noeg! Stop.' Zeg nou maar eens 'n vers!" Ik droeg 'n rey van Vondel voor! Al hee; gauw was het weer: „Stop, genoeg! Wat heb je meerl" Ik speelde op m'n eentje 'n stuk uit ,De Viool van Cremona" van Frangois Coppée. Even later was ik geëngageerd tegen het reu- zensalaris van 30 gulden in de maand! Maar het salaris was bijzaak voor mij. Hoofdzaak was dat ik lid was van het beste gezelschap uit dien tijd. „Heb je wel eens bij een dilettanten-ver- eeniging gespeeld?" vroeg Derk Haspels mij. „Alleen als H.B.S.'er bij de schoolvereeni- ging Moliere!" antwoordde ik. „Gelukkig, dan heb je niks af te leeren!" was het verrassend antwoord van Haspels. Vergeet niet. dat het amateur-tooneel in dien tijd op een heel an der peil stond dan tegenwoordig. Mijn debuut was in „Het Koningssprookje", een kermisstuk. zooals er in dien tijd altijd in de kermis werd gespeeld, met veel montee ring, balletten en wat er zoo bijhoorde. Ik moest met Nico de Jong als dokter op het tooneel verschijnen en tot Alexander Faassen zeggen: „Er is 'n prinsje geboren!", maar ver beeld je mijn verrassing, toen Faassen zacht jes tot mij zei: „Wat kan mij dat vertikken, snotjongen?" En dadelijk daarop klonk het plechtig uit den mond van Faassen: „Dames en heeren, de hofdoktoren brengen mij het heugelijk nieuws, dat er 'n prinsje gebo ren is!" Het is gelukkig, dat het publiek van zulke terzijdes nooit iets merkt. Ik herinner mij nog dat eenige weken later Alida Tartaud mij in een zeer dramatische scène toefluisterde: „Heb je m'n kwast in m'n kleedkamer ge bracht?" iets. dat zij mij even te voren had gevraagd te doen. En toch speelde Alida die scène heel mooi en was zij er zoo in, dat ik even later tranen in haar oogen zag. Dat was wel m'n mooiste tijd. bij die oude Rotterdammers! Wat 'n gezelschap! Ik stond daar tusschen acteurs als Derk Haspels. Ro sier en Alexander Faassen. Willem van Zuy- len. Jan C. de Vos, Catharine Beersmans, Ma rie van Evsden. Alida en Frits Tartaud. me vrouw Burlage-Vervoert en anderen! Wat 'n liefde hadden die menschen voor hun kunst. Een uur voor de voorstelling zaten ze al in hun kleedkamer zich te schminken! Kom daar tegenwoordig eens om! En prachtige koppen maakten die oude acteurs. Ik zie nog Derk Haspels als Seiglière! Wat 'n aristo craat! Zoo'n Seiglière hebben wij nooit meer gehad. De oude Van Kerckhoven de vader van Stan was beroemd om zijn mooie „kop pen". De neuzen-acteur" noemden wij hem, omdat hij altijd weer andere neuzen zich maakte. Met Derk Haspels heb ik ook nog in Vorstenschool gespeeld, eerst in de rol van Al- bert je weet wel, de man, die het vers zegt van „Er is 'n kracht uit hooger kracht gespro ten" en later als von Schutenscheuer Schiefschalheim. Vier jaar ben ik bij de Rotterdammers gebleven. Toen vroeg Brond- geest mij met zijn gezelschap mee naar In- dië te gaan. Nou. je begrijpt, dat lokte mij als jong acteur aan. Het was het eerste groote ge zelschap dat naar Indië ging en wij hadden een heèl mooi en voor dieri tijd ook modern repertoire, o.a. Salome van Oscar Wilde, Ro- senmontag, van Hartleben. Madame Sans Géne, Flachsmann als opvoeder. De grootste zonde en daartusschen door blijspelen als De Dame van Maxim, Mamselle Tourbillon en anderen. Ik ben niet met Brondgeest naar Holland teruggegaan, maar bleef in Indië met Louis de Vriendt 'n zeer goed Vlaamsch acteur. Carst en Aleida Roelof sen. En ook mijn la tere vrouw toen nog Sara KammererAm- se] speelde mee. Wij werkten nu en dan samen met dillettanten en hebben toen o.a. het Indische blijspel Gedeballoteerd eeni ge malen in Batavia gespeeld. Daar herinner ik mij nog iets heel grappigs van. Wij hadden een echten Javaanschen politïe-agent je weet wel zoo'n geelvink als figurant en die vent had zoo'n groot respect voor Carst, die de resident speelde, dat hij ook gehurkt voor de deur van de kleedkamer bleef zitten zoolang Carst daar binnen zat. Na mijn tournee door Oost-Indlë heb ik da delijk daarna met Daan van Ollefen, Gerard Arbous. Stien Staas en Truus Post een reis naar de West gemaakt, waar wij o.a. Spoken van Ibsen speelden. Zoo ben ik jaren lang de eenige acteur geweest, die èn in de Oost en in de West had komedie gespeeld." Na zijn Indische reizen kwam Van Hees weer bij de Rotterdammers terug, bij welk gezelschap hij met zijn vrouw 9 jaar bleef. Mijn artikel zou te lang worden, wan neer ik ook daarvan Carel van Hees nog liet vertellen. „Ik heb eigenlijk", zoo zei Van Hees, „van alle gezelschappen en al mijn oud-kameraden prettige herinneringen. Ook van den tijd, toen ik bij Royaards speelde, al was ik maar zelden in de zoogenoemde „Royaairds-afdeeling". Ik herinner mij nog altijd, dat ik eens na een voorstelling van „De Vrouw in 't Spel", waar in ik Klausky had gespeeld, bij Royaards moest komen en Royaards mij zei: „Van Hees, je bent de beste Klausky. die ik na Musch gehad heb!" Maar toen ik den volgenden mor gen onder hem moest repeteeren, was er zooals bij allen niets goed en riep hij om den anderen zin: „Adem! Adem! Adem!" Je weet, dat ademhalen, dat was een hobby van Rooyaards. Ik werd er wanhoopig onder, maar Royaards meende het goed. „Van Hees", zei hij. „je bent 'n uitstekend acteur. Jammer, dat je niet beter kan ademhalen!" Ik zou het mij misschien hebben aangetrokken, als ik niet wist, dat ik dit met allen gemeen had, want volgens Royaards kon geen enkele ac teur van een ander gezelschap goed adem halen of goed spreken!" Zoo vertelde Carel van Hees mij van zijn tooneelloopbaan en ik voelde, toen hij zoo sprak, hoe zeer hij van het tooneel steeds had gehouden en welk een liefde hij nog altijd had voor de tooneelspeeikunst. Woensdagavond zal hij dan weer eens op de planken staan na de opvoering van „Men schen in 't Plantsoen", waarvan hij de regie heeft gevoerd en hij zal opnieuw het applaus van de zaal hooren, zooals hij zoo vele malen in den tijd, toen hij nog actief acteur was. Dat het een mooie avond voor hem moge worden, zullen velen met mij Van Hees zeker toewenschen bij de viering van dit 40-jarig jubileum. J. B. SCHUIL. THALIA. De Familie-Dictator. De heer Pieter van der Valk, de schrijver van De Familie-Dictator, het blijspel, waarvan de R.K. Tooneelvereeniging' Thalia in onzen Stads schouwburg Zondag en gisteren de première voor Nederland heeft gegeven, is nog een begin neling in het vak. Zijn artistieke aspiraties zijn nog al bescheiden. Het was blijkbaar zijn bedoe ling enkel een stuk te schrijven voor dilettanten en dan nog speciaal voor het Katholiek liefheb berij tooneel. Het succes van zijn stuk bij deze eerste voorstellingen mag hem de hoop doen koesteren, dat De Familie-Dictator in de krin gen, waarvoor het stuk bestemd is, nog dikwijls ;espeeld zal worden en de auteur kan dus te vreden zijn over de ontvangst. Er zijn zeker elementen in dit blijspel, die door een niet veel eischend publiek gewaardeerd zul len worden. De titel is een vondst en ook de op zet de mechanisatie en rationalisatie van het huishouden in een al te luxueus levend gezin door een beroepseconoom, die door den vader dictatoriale volmachten heeft meegekregen is origineel en niet onaardig. Maar veel verder dan lot een opzet is de auteur niet gekomen. Een fout is het reeds, dat hij ons deze familie niet heeft leeren kennen voor de komst van den „dictator". Wij zouden dan de noodzakelijkheid van zijn op treden hebben gevoeld en het komisch effect zou grooter zijn geweest. Maar erger is het, dat de econoom feitelijk niets doet. Hij vermindert het zakgeld van den al te weelderig levenden zoon en wij hooren ook, dat hij eenige bezuinigingen aanbrengt in het huishouden, maar daar blijft het vrijwel bij. Het gegeven is heel slap en. lou ter als klucht uitgewerkt. Nu zouden wij tegen het laatste geen bezwaar hebben, wanneer de schrijver niet zijn stuk zooals in het gesprek tusschen den industrieel en den econonoom te gen het slot blijkt geen tendens naar voren had willen brengen. Wil een schrijver zooals in het programma staat een ernstigen achter mond achter de vroolijke handeling plaatsen, dan moet hij toch andere pijlen op zijn boo< hebben. Door zijn al te kluchtige en oppervlak kige behandeling, nemen wij de ernstige bedoe ling niet au sérieux, ja, vinden die zelfs min of meer misplaatst. De schrijver draait in zijn stuk telkens in een kringetje rond en herhaalt zich te veel. De be roepseconoom is er een van den kouden grond en ondanks zijn pretentie en autoritaire houding een stumper in zijn vak. Met wat meer ernst en routine zou er een aardig stuk, ja misschien zelfs een echt blijspel uit dit gegeven hebben kunnen groeien. Nu is het een vrij onbeholpen kluchtje geworden, dat alleen in sommige dilettanten kringen waardeering zal vinden. Het is jammer, dat de auteur zoo vluchtig te werk is gegaan, want een enkele aardige vondst zooals de verhouding tusschen den dictator en Gerda, de oudste dochter des huizes, die zich aan het slot met den econoom verlooft be wijst, dat hij met wat meer ernst wel iets zou hebben kunnen bereiken; In tusschen heeft Thalia wel plezier van het stuk gehad. Het publiek was heel den avond in vroolijke stemming, wat voor een deel ook aan de opvoering te danken was. Thalia heeft eenige goede krachten, zooals Rie Koning, Coby Din- gerdis, Piet Loerakker, Jan Mascini en Piet van den Nouwland, die ook nu weer aardig spel te zien gaven. Zoo waren Peter, de huisknecht en Marie, de huishoudster een vermakelijk stel. Zij zochten het succes niet in goedkoope grappig heid en speelden hun vrij kluchtige rollen werkelijk komisch. Vooral de heer Loerakker had een gelukkigen avond. Rie Koning was van de jongelui verreweg de beste. Zij speelde los en natuurlijk en wist relief aan haar rol te geven. Vooral in haar veront waardiging was zij heel goed en zij liet duide lijk voelen, dat zij bij al haar handelingen feite lijk door de liefde gedreven werd. Louis Hopstaken was als Paul ook niet slecht, al was zijn spel nog al ongelijk. Het best was hij in zijn scène, waarin hij met den dictator wil afrekenen. De Van Voorsten wonnen het ver van de Deeninks, van wie vooral Tom een nog al schutterig heerschap was. De heer van den Nouwland had als de industrieel niet veel te doen, maar dit weinige deed hij naar genoegen. De rol van den dictator werd door Jan Mascini lang niet onverdienstelijk gespeeld. Vooral in het eerste bedrijf wist hij het autoritaire van dezen econoom heel aardig te geven. De rol zou er bij gewonnen hebben, wanneer zijn spel in het laatste bedrijf wat soepeler was geweest. Hij bleef zich zelf te veel gelijk, ook toen de omstandigheden voor hem geheel veranderd wa ren. Maar over het geheel kwam deze hoofdrol toch wel tot haar recht. Zoo kan Thalia over deze voorstelling tevre den zijn, vooral omdat de vereeniging den heer Van der Valk met de opvoering van zijn stuk een aardige kans heeft geboden. J. B. SCHUIL. DL AANKOMST VAN LINDBERGH TE WASHINGTON. Politie-agenten brengen hem naar zijn auto. brengt hulp in gezinnen, waar door geboorte, onvolwaardig heid of ziekte van kinderen bij zondere nooden zijn ontstaan. Zendt Uw bijdrage op Postgiro 75000 Den Haag. güHSlSgM (Adv. Ingez. Med.) Muziekschool van „Toonkunst" Uitvoering van Leeraren. Het concert, dat dc celloleeraar de heer Cor de Wilde gaf in het schoolgebouw, met aan den vleugel den heer A. de Vogel, directeur dei- muziekschool, vond ruime belangstelling'. Van de drie sonates voor violoncel en piano waren er twee, die voor 't meerendeel der hoorders wel nieuw geweest zullen zijn. Bij de Sellubertsonate mag dat vreemd klinken, maar deze cellosonate vindt men inderdaad nergens vermeld. De cellosonate van Hendrik Andries- sen is uit den aard der zaak nog niet dikwijls uitgevoerd. De studie van dit werk zal niet den door snee-musicus aantrekken: en zoo hij tot deze muziek al dc affiniteiten bezit, wellicht wordt hij weerhouden door de onzekerheid, of de uit voering een dankbaar onthaal zal vinden bij den hoorder. Want de sonate van Hendrik Andnessen gaat niet den weg der gangbare vormen. Dit werd ons te duidelijker, toen na Andriessen werden gespeeld Beethoven en Schubert. De hoorder zal dan trachten, zich van dien niet gangbaren vorm een voorstelling te vormen in de herinnering. Bij twee der vier onderdee- len was dit niet gemakkelijk, en wel bij de beide allegro's. Men is zoo gewoon, hier den geijkten Sonatenvorm aan te treffen. Maar daarbij geraakt ook nog de aandacht op zij wegen, doordat zooals in 't eerste allegro in hoofdzaak de heeletoon-schaal werd ge bruikt, die weer een geheel eigen harmoni seering met zich brengt, welke op haar beurt weer met 't traditioneele begrip der tonaliteit op voet van oorlog leeft. De toehoorder staat in dit opzicht ver ten achter bij den uitvoe rende, die zich van 't vormprincipe een klare voorstelling kon maken, 't Is wel noodzakelijk dat men deze muziek meermalen heeft ge hoord. Men mag hiervan uitzonderen het Adagio, een heerb'kc muziek met prachtige vergezichten en wijde horizonten; een klank- stuk dat onmiddellijk aanspreekt en dat ons beelden voor den geest toovert in wonderlijke opeenvolging zooals alleen dé kunst der tonen die vermag te geven. De beide uitvoerenden boden inzonderheid in dit Adagio een opmer kelijk homogeen samenspel: en de accoustiek der zaal, die te voren niet wel wilde meewer ken om den klank van cello en van vleugel te doen samensmelten, gaf zich hier gewonnen en ontnam ons niets van den klank en de kleur, die in het notenbeeld waren neerge legd. De taak die in deze sonate is opgedragen aan den cellist, is zeer beduidend. Cor de Wilde was haar volkomen meester, en gaf in zijn spel dus méér dan de techniek alleen. Voor den pianist zijn de modulatorische wen dingen evenzoovele verrassingen, die een snel concentreeren vereischen. Beide uitvoerenden overtuigden ons dat zij met veel toewijding de studie dezer sonate ondernamen. De Schubertsonate draagt tot neventitel „Arpeggione". Die naam is natuurlijk niet van Schubert en is daarbij tamelijk overdreven. Arpeggietto of arpeggiolino ware ruimschoots voldoende geweest om het werk te typeeren. Overigens een muziek, vol van prachtige vond sten, die echter alweer toonden, hoe Schubert de slaaf was van zijn muzikale ideeën, nooit echter de meester. Overduidelijk toont dit 't slotrondo, waar de beide alternatieven (de couplets) wel lang uitgesponnen, maar weinig logisch zijn ten opzichte der refrains. Het Ada gio? een echte, heerlijke Schubert! In de Beet-hovensonate heeft de piano het leeuwenaandeel. Twee deelen, met een in leidend Adagio. Maar welk een architectuur! Niet zonder opzet is in het Rondo het alterna tief kort. gehouden: het tegenwicht ligt in het breed uitgesponnen Adagio. Bij Beethoven be hoeft men niet te gaan tot zijn latere werken, om er te vinden den adel der zuivere schep ping van den grooten bouwmeester. Zelfs bij een uitvoering, die niet geheel uit de grond verf komt, heeft deze muziek nog haar volle waarde. G. J. KALT. „Haarlem's Tooneel" herdenkt 20-jarig bestaan. Opvoering van een viertal één-acters. .vHaarlem's Tooneel" herdenkt zijn 20-jarig bestaan met de opvoering van een viertal één- acters in de tooneelzaal van hotel „De Leeu werik". Deze opvoering zal Donderdagavond 27 April plaats vinden, Opgevoerd zullen worden: „Als de aarde straalt" van Tjebbo Franken. „Een boot tochtje" van Ita Kreunen Mees. „Doodenrit" door J. B'. Schuil, ..Standing en Misunder standing" door Nono. DE HULDIGING VAN „MEESTER" KOOPMANS. In het bericht over de huldiging van „mees ter" Koopmans in ons nummér van Maandag staat vermeld, dat mevr. M. BeijnemaZeil maker een toespraak heeft gehouden. Deze toespraak is echter gehouden door mej. Marie Zeilmaker. Verder zijn geen teekeningen doch foto's vertoond. WEEK-ABONNEMENTEN dienen uiterlijk Woensdags avonds betaald te zijn, daar de bezorgers op Donderdag moeten afrekenen. DE ADMINISTRATIE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 10