BOEKEN UIT HET BUITENLAND.
D
Op den vooravond van
Carel van Hees'
Jubileum.
DINSDAG 25 APRIL) 1939
HAARLEM'S D A G B I) A D
8
Pearl Buck over de verhouding
tusschen China en Japan.
E kunst en de filosofie van het won
derbaarlijke Chineesche Rijk mogen
in het Westen talrijke geniale com
mentatoren hebben gevonden, het
gewone leven van het Chineesche volk vond,
bij mijn weten, nergens een sterker weerspie
geling dan in de boeken van de Amerikaan-
sche schrijfster Pearl Buck.
Men heeft verleden jaar, toen zij onder
scheiden werd met den Nobelprijs, vele be
schouwingen over haar en haar boeken kun
nen lezen. Daaruit zal men onthouden heb
ben dat zij in China werd opgevoed als doch
ter van een Amerikaanschen zendeling men
vindt de gestalte van den vader rijk getec-
kend in „Fighting Angel" en hoe zij er later
ook vele jaren zelf als zendelinge verbleef. In
dien tijd heeft zij de Chineezen in hun dage-
lijksch leven en in hun karakters zeer diep
leeren peilen: zij wist de geslotenheid dezer
merkwaardige maskergezichten in velerlei
opzicht te ontraadselen, zij leerde verkla
ringen vinden voor veel, dat voor talloozen
nog steeds een mysterie bleef.
Pearl Buck.
En behalve dat zij de Chineezen leerde
zien, moet zij in de zeer ontvankelijke jaren
der jeugd ook veel van hun levensvisie hebben
overgenomen. De rustige, stille ernst, die
ons van de Chineesche cultuur immers een
zoo typisch kenmerk lijkt, vindt men in Pearl
Buck's boeken telkens terug: het is een voor
name rust. die gelegenheid biedt tot bespiege
ling en tot beoefening van de schoone dingen
des levens. Deze gesteldheid sluit allerminst
heftigheid en nog minder hartstocht uit. Zij
manifesteert zich echter vooral in een zekere
beheerschte evenwichtigheid, een breede com
positie en in een gedragen tempo, eigen
schappen. welke men in al haar romans kan
opmerken.
Deze kwaliteiten geven deze boeken een
aangenamen en geriefelijken verschijnings-
vorm, welke aanzienlijk tot de leesbaarheid
ervan bijdraagt. Een boek van Pearl Buck
leest prettig; het is helder en eenvoudig van
stijl, het heeft geen haast. Een wonderlijke
wereld ontplooit zich in een klare atmosfeer,
zelfs al lijkt het onderwerp van het verhaal
daartoe weinig of geen gelegenheid te bieden.
Men kan dit laatste bijzonder goed consta-
teeren tijdens het lezen van Pearl Buck's
nieuwsten roman „The patriot". Velen heb
ben de meening uitgesproken, dat de schrijf
ster na haar vorige boeken waarvan „The
good earth", mede door de film, wel het be
kendst werd niets nieuws meer over China
te zeggen zou hebben, en dat haar voorlaat
ste roman „This proud heart" 'de eerste, die
niet in het Hemelsche Rijk speelde een ge
heel andere reeks zou inluiden, maar dan
heeft men zich toch vergist. „The patriot"
leert wel degelijk zeer bijzondere dingen over
China. Wanneer ik daaraan toevoeg, dat het
verhaal deels in China, deels in Japan speelt
en den huidigen oorlog tot dramatisch actie
ven achtergrond heeft, dan zal de karakteris
tieke en actueele beteekenis van het boek
nauwelijks verderen commentaar behoeven.
Pearl Buck heeft het Japansch-Chineesche
probleem in „The Patriot" op zeer boeiende
en menschelijke wijze gesteld. De hoofdper
soon van dezen roman is I-wan, de zoon van
een invloedrijken, Chineeschen bankier te
Sjanghai. Zijn leven verloopt aanvankelijk als
dat van alle jongelui uit zijn stand, maar
door een toeval komt hij met geheel andere
idealen in aanraking. Als student leest hij
Marx' „Das Kapital", hij wordt als revolu-
tionnair gearresteerd en in de gevangenis ge
zet. Daar leert hij een werkelijken revolution-
nair kennen en wat eerst een uiting van stu
dentikoze nieuwsgierigheid was. wordt felle
ernst: op de universiteit sluit hij zich aan bij
een groep jonge, vurige communisten.
Wanneer Tsjang Kai Sjek in Sjanghai
komt. wordt hij eerst door deze studenten als
bevrijder begroet, Zij werken echter al spoe-
beyrijder begroet. Zij merken echter al spoe-
bankiers op goeden voet te komen het com
munisme juist streng onderdrukken wil en
ook I-wan komt op Tsjang's doodenlijst. Het
vonnis wordt evenwel niet ten uitvoer ge
bracht, want Tsjang waarschuwt I-wan's
vader en wanneer deze belooft zijn zoon het
land uit te sturen, wordt zijn leven gespaard.
Zoo belandt de jonge I-wan bij een Japan-
schen handelsvriend van zijn vader, Muraki.
Een geheel nieuwe omgeving ontvangt hem:
ordelijkheid en netheid vallen hem onmiddel
lijk als bijzondere kenmerken op en hij voelt
zich hier prettig. Japan bevalt hem, zelfs al
meent hij af en toe reeds teekenen te bespeu
ren van een harde, kille meedoogenloosheid.
die hem later verbijsteren zal. Dat hij zich
de belangrijke rasverschillen aanvankelijk
niet realiseert, vindt inmiddels ook zijn oor
zaak in het feit. dat hij een diepe liefde
heeft opgevat voor Tama, de dochter van zijn
gastheer, een liefde, welke even sterk beant
woord wordt. Hoewel Muraki zich eerst ern
stig tegen een verbintenis verzet, trouwen zij
en zij zijn zeer gelukkig. In de eerste jaren
van hun huwelijk worden twee zoons gebo
ren en alle sombere voorspellingen van Mura
ki schijnen voorgoed door hun geluk te wor
den gelogenstraft.
In de verhouding tusschen I-wan en Tama
heeft Pearl Buck een meesterlijke beschrij
ving gegeven van de verhouding der Japan-
sche en Chineesche volkskarakters. I-wan is
het gevoelige, poëtische element. Tama het
nuchtere en zakelijke Het starre staatsbegrip
der Japanners kan I-wan, zoon van een on
metelijk, chaotisch Rijk. in geen enkel opzicht
aanvaarden. Hij leert door zijn vrouw vele
dingen der Japanners waardeeren, maar an
dere stooten hem toch ook weer af; het har
de. maatschappelijke leven stuit hem tegen
de borst. De liefde voor zijn gezin doet hem
dit alles echter telkens vergeten en hij is ge
lukkig.
Doch dan breekt de oorlog uit. Aanvanke
lijk wordt de militaire actie van Tokio uit nog
als een incident gezien, dat spoedig een ein
de zal nemen, doch langzamerhand blijkt het
een ernstige, groote oorlog te zijn en naar-
jnate deze verandering plaats heeft, groeien
natuurlijk I-wan's moeilijkheden. Steeds
meer voelt hij zich in een werkelijk vijandige,
harde wereld geplaatst, hoezeer de dingen
ook een oppervlakkige gelijkenis kunnen
vertoonen. Hij poogt eerst in zijn gezin en de
liefde van zijn rustige vrouw den strijd in zijn
eigen land nog te vergeten, maar op een ge
geven oogenblik lukt dit niet meer. Wanneer
hij aan de kade te Yokohama ziet hoe daar
kisten met kostbaarheden uit een ander schip
worden geladen, die in China niet anders dan
door plundering kunnen zijn buitgemaakt
dan wordt het hem te veel. Hij verlaat vrouw
en kinderen en scheept zich in naar zijn va
derland. Het afscheid is dramatisch, doch zijn
vrouw zal hem trouw blijven en op hem wach
ten: kan zij als Japansche niet zeer goed be
grijpen, dat hij voor zijn land strijden wil?
Zoo vertrekt hij en komt dan weer in contact
met den jongen revolutionnair, dien hij vroe
ger in de gevangenis leerde kennen en die nu
in het Chineesche binnenland leider is van
guerilla-gevechten tegen de Japansche ver
overaars. I-wan neemt een dergelijke positie
echter niet in: hoewel hij actief in den strijd
betrokken wordt blijft hij toch meer de toe
schouwer. waarin Pearl Buck haar eigen
waarnemingen over den oorlog heeft vastge
legd.
Daarmede eindigt dit boeiende boek Men
kan misschien zeggen, dat dit feitelijk geen
einde is en inderdaad sluit dit slot de com
positie van den roman niet logisch af het
boek eindigt ook in een vraag, een schouder
ophalen: „Who knew? But who knew any
thing?" wie weet iets van de toekomst van
dit wonderlijke rijk. dat Pearl Buck wijdt
daaraan ook nog eenige aandacht niette
genstaande den oorlog, toch met velerlei op
bouwend werk doorgaat? Hoe zal dit alles
eindigen?
De schrijfster laat het in het midden en
geeft zich, verstandig, niet aan politieke toe
komstbespiegelingen over. Haar doel was
waarschijnlijk alleen de diepe wezensverschil
len tusschen de Japanners en de Chineezen
aan te toonen en daarbij te laten zien hoe
in een onafhankelijk Chinees het nieuwe be
sef van zijn vaderland groeit. Al kan dan het
slot van haar hoek. den lezer niet geheel vol
doen, in de hier geschetste opgave is zij voor
treffelijk geslaagd. „The patriot" is eenvoudig
en ongemeen boeiend geschreven, de sfeer is
delicaat getroffen en al zou men soms ook
een scherper, psychologische verdieping wen-
schen, de karakters zijn met vaste hand ge-
teekend. In I-wan ziet men inderdaad den
representant van het ontwakende China; in
zijn moeilijke leven voltrekt zich de strijd van
dit Oostersch millioenenvolk om nieuwe idea
len. om een nieuwe, herwonnen geestdrift, die
toch de kostbare waarden der eeuwenoude
tradities niet verloochenen wil „The patriot"
is een belangrijk werk. dat in dezen tijd voor
velen van bijzondere beteekenis kan zijn.
GABRIëL SMIT.
„The patriot", roman van Pearl Buck.
Uitg. Methuen, Londen 1939.
HET TOONEEL
Toen de oud-directeur van onzen Stads
schouwburg bij de teraardebestelling van den
heer Haazevoet gesproken had, zei iemand in
de aula naast mij met warmte in zijn stem:
„Van Hees is 'n goed mensch!" Een ieder, die
het voorrecht- heeft Carel van Hees meer aan
oppervlakkig te kennen, zal het met die uit
spraak volkomen eens zijn.
,,'n Goed mensch" te zijn beteekent meer
dan ,,'n goed acteur" of ,.'n goed schouwburg
directeur" te zijn geweest, want ten slotte is
'n goed mensch het hoogste. Het is dan ook
niet te verwonderen, dat zoo velen de gelegen
heid van het jubileum van Van 'Hees, waarop
hij het feit herdenkt, dat hij 40 jaar geleden
bij het tooneel kwam, aangrijpen om van hun
sympathie voor hem te doen blijken. Het is,
geloof ik geen geheim, dat ik verklap, als ik
hier meedeel, dat de deelneming voor dit ju
bileum van alle kanten zeer groot is.
Verleden jaar heb ik in ons blad van 13 Juli
bij gelegenheid van Van Hees' 65sten verjaar
dag een artikel aan hem gewijd, waarin ik ge
tracht heb zijn verdiensten als tooneelspeler
en schouwburgdirecteur in het licht te stellen.
Ik zou in herhalingen moeten vervallen, wan
neer ik thans weer over hem schreef en het
leek mij daarom aardiger Van Hees op den
vooravond van zijn jubileum, dat hij Woensdag
in den Stadsschouwburg bij Cremer zal vieren,
zelf eens het woord te geven. Het is alleen
jammer, dat, wanneer ik hem hier sprekend
invoer, mijn lezers hem ook niet kunnen
hooren. Want Van Hees is een alleraange
naamst causeur en dank zij zijn ongewoon
talent van imiteeren een voortreffelijk ver
teller. Een interview met Van Hees is voor den
interviewer een aparte vreugde, omdat Van
Hees zeldzame kleur aan zijn verhalen weet te
geven. Men ziet en hoort Royaards, Louis de
Vries. Van Lier, Jan C. de Vos en zoo vele
anderen voor zich, wanneer hij hen sprekend
en gebarend den houder als het ware voor
oogen toovert.
Dat imitatievermogen bezat Van Hees
heel jong. De directeur van de H.B.S. te Delft
de heer Brals. die vroeger leeraar aan de
tooneelschool was geweest was er eens ge
tuige van. zonder dat Van Hees daar iets van
wist dat zijn leerling hem imiteerde in de
gymnastiekzaal, zoo treffend en juist, dat
alle jongens slap van lachen waren. Maar de
heer Brals had genoeg gevoel voor humor om
dat niet kwalijk te nemen. Toen Van Hees bij
hem kwam, zei de „baas": ,.Je hebt 'n aller
belabberdst rapport, maar je hebt gelukkig
talent voor tooneel' Dat heb ik in de gym
nastiekzaal gehoord!"
Toch duurde het nog lang. voordat Van Hees
de stap naar het tooneel waagde. Hij was
al 25, toen hij op voorstel van Jan C. de Vos
de proef aflegde.
„Stel je voor, en nu geef ik Van Hees zelf
het woord den Schouwburg in de Aert van
Nesstraat te Rotterdam en ik op m'n dooie
eentje op dat groote tooneel voor een leege,
donkere zaal, waar als verdwaalde krenten "in
'n brood grootheden zaten als Derk Haspels,
Jan C. de Vos, Rosier Faassen en Catharine
Beermans. Als ik er nog aan denk, ga ik weer
bibberen. Toen klonk de stem van De Vos uit
het donker: „Nou begin maar! Draag maar
iets voor!"
Ik begin met 'n monoloog. Ik had nog
geen 20 regels gedaan, of daar was het „Ge
noeg! Stop.' Zeg nou maar eens 'n vers!" Ik
droeg 'n rey van Vondel voor! Al hee; gauw
was het weer: „Stop, genoeg! Wat heb je
meerl" Ik speelde op m'n eentje 'n stuk uit
,De Viool van Cremona" van Frangois Coppée.
Even later was ik geëngageerd tegen het reu-
zensalaris van 30 gulden in de maand! Maar
het salaris was bijzaak voor mij. Hoofdzaak
was dat ik lid was van het beste gezelschap
uit dien tijd.
„Heb je wel eens bij een dilettanten-ver-
eeniging gespeeld?" vroeg Derk Haspels mij.
„Alleen als H.B.S.'er bij de schoolvereeni-
ging Moliere!" antwoordde ik. „Gelukkig, dan
heb je niks af te leeren!" was het verrassend
antwoord van Haspels. Vergeet niet. dat het
amateur-tooneel in dien tijd op een heel an
der peil stond dan tegenwoordig.
Mijn debuut was in „Het Koningssprookje",
een kermisstuk. zooals er in dien tijd altijd in
de kermis werd gespeeld, met veel montee
ring, balletten en wat er zoo bijhoorde. Ik
moest met Nico de Jong als dokter op het
tooneel verschijnen en tot Alexander Faassen
zeggen: „Er is 'n prinsje geboren!", maar ver
beeld je mijn verrassing, toen Faassen zacht
jes tot mij zei: „Wat kan mij dat vertikken,
snotjongen?" En dadelijk daarop klonk het
plechtig uit den mond van Faassen: „Dames
en heeren, de hofdoktoren brengen mij het
heugelijk nieuws, dat er 'n prinsje gebo
ren is!"
Het is gelukkig, dat het publiek van zulke
terzijdes nooit iets merkt. Ik herinner mij nog
dat eenige weken later Alida Tartaud mij in
een zeer dramatische scène toefluisterde:
„Heb je m'n kwast in m'n kleedkamer ge
bracht?" iets. dat zij mij even te voren had
gevraagd te doen. En toch speelde Alida die
scène heel mooi en was zij er zoo in, dat ik
even later tranen in haar oogen zag.
Dat was wel m'n mooiste tijd. bij die oude
Rotterdammers! Wat 'n gezelschap! Ik stond
daar tusschen acteurs als Derk Haspels. Ro
sier en Alexander Faassen. Willem van Zuy-
len. Jan C. de Vos, Catharine Beersmans, Ma
rie van Evsden. Alida en Frits Tartaud. me
vrouw Burlage-Vervoert en anderen! Wat 'n
liefde hadden die menschen voor hun kunst.
Een uur voor de voorstelling zaten ze al in
hun kleedkamer zich te schminken! Kom
daar tegenwoordig eens om! En prachtige
koppen maakten die oude acteurs. Ik zie nog
Derk Haspels als Seiglière! Wat 'n aristo
craat!
Zoo'n Seiglière hebben wij nooit meer gehad.
De oude Van Kerckhoven de vader van
Stan was beroemd om zijn mooie „kop
pen". De neuzen-acteur" noemden wij hem,
omdat hij altijd weer andere neuzen zich
maakte. Met Derk Haspels heb ik ook nog in
Vorstenschool gespeeld, eerst in de rol van Al-
bert je weet wel, de man, die het vers zegt
van „Er is 'n kracht uit hooger kracht gespro
ten" en later als von Schutenscheuer
Schiefschalheim. Vier jaar ben ik bij de
Rotterdammers gebleven. Toen vroeg Brond-
geest mij met zijn gezelschap mee naar In-
dië te gaan. Nou. je begrijpt, dat lokte mij als
jong acteur aan. Het was het eerste groote ge
zelschap dat naar Indië ging en wij hadden
een heèl mooi en voor dieri tijd ook modern
repertoire, o.a. Salome van Oscar Wilde, Ro-
senmontag, van Hartleben. Madame Sans
Géne, Flachsmann als opvoeder. De grootste
zonde en daartusschen door blijspelen als De
Dame van Maxim, Mamselle Tourbillon en
anderen.
Ik ben niet met Brondgeest naar Holland
teruggegaan, maar bleef in Indië met Louis
de Vriendt 'n zeer goed Vlaamsch acteur.
Carst en Aleida Roelof sen. En ook mijn la
tere vrouw toen nog Sara KammererAm-
se] speelde mee. Wij werkten nu en dan samen
met dillettanten en hebben toen o.a.
het Indische blijspel Gedeballoteerd eeni
ge malen in Batavia gespeeld. Daar herinner
ik mij nog iets heel grappigs van. Wij hadden
een echten Javaanschen politïe-agent je
weet wel zoo'n geelvink als figurant en die
vent had zoo'n groot respect voor Carst, die de
resident speelde, dat hij ook gehurkt voor de
deur van de kleedkamer bleef zitten zoolang
Carst daar binnen zat.
Na mijn tournee door Oost-Indlë heb ik da
delijk daarna met Daan van Ollefen, Gerard
Arbous. Stien Staas en Truus Post een reis
naar de West gemaakt, waar wij o.a. Spoken
van Ibsen speelden. Zoo ben ik jaren lang de
eenige acteur geweest, die èn in de Oost en in
de West had komedie gespeeld."
Na zijn Indische reizen kwam Van Hees
weer bij de Rotterdammers terug, bij welk
gezelschap hij met zijn vrouw 9 jaar
bleef. Mijn artikel zou te lang worden, wan
neer ik ook daarvan Carel van Hees nog
liet vertellen.
„Ik heb eigenlijk", zoo zei Van Hees, „van
alle gezelschappen en al mijn oud-kameraden
prettige herinneringen. Ook van den tijd, toen
ik bij Royaards speelde, al was ik maar zelden
in de zoogenoemde „Royaairds-afdeeling". Ik
herinner mij nog altijd, dat ik eens na een
voorstelling van „De Vrouw in 't Spel", waar
in ik Klausky had gespeeld, bij Royaards
moest komen en Royaards mij zei: „Van Hees,
je bent de beste Klausky. die ik na Musch
gehad heb!" Maar toen ik den volgenden mor
gen onder hem moest repeteeren, was er
zooals bij allen niets goed en riep hij om
den anderen zin: „Adem! Adem! Adem!" Je
weet, dat ademhalen, dat was een hobby van
Rooyaards. Ik werd er wanhoopig onder, maar
Royaards meende het goed. „Van Hees", zei
hij. „je bent 'n uitstekend acteur. Jammer,
dat je niet beter kan ademhalen!" Ik zou
het mij misschien hebben aangetrokken, als
ik niet wist, dat ik dit met allen gemeen had,
want volgens Royaards kon geen enkele ac
teur van een ander gezelschap goed adem
halen of goed spreken!"
Zoo vertelde Carel van Hees mij van zijn
tooneelloopbaan en ik voelde, toen hij zoo
sprak, hoe zeer hij van het tooneel steeds had
gehouden en welk een liefde hij nog altijd
had voor de tooneelspeeikunst.
Woensdagavond zal hij dan weer eens op
de planken staan na de opvoering van „Men
schen in 't Plantsoen", waarvan hij de regie
heeft gevoerd en hij zal opnieuw het applaus
van de zaal hooren, zooals hij zoo vele malen
in den tijd, toen hij nog actief acteur was.
Dat het een mooie avond voor hem moge
worden, zullen velen met mij Van Hees zeker
toewenschen bij de viering van dit 40-jarig
jubileum.
J. B. SCHUIL.
THALIA.
De Familie-Dictator.
De heer Pieter van der Valk, de schrijver van
De Familie-Dictator, het blijspel, waarvan de
R.K. Tooneelvereeniging' Thalia in onzen Stads
schouwburg Zondag en gisteren de première
voor Nederland heeft gegeven, is nog een begin
neling in het vak. Zijn artistieke aspiraties zijn
nog al bescheiden. Het was blijkbaar zijn bedoe
ling enkel een stuk te schrijven voor dilettanten
en dan nog speciaal voor het Katholiek liefheb
berij tooneel. Het succes van zijn stuk bij deze
eerste voorstellingen mag hem de hoop doen
koesteren, dat De Familie-Dictator in de krin
gen, waarvoor het stuk bestemd is, nog dikwijls
;espeeld zal worden en de auteur kan dus te
vreden zijn over de ontvangst.
Er zijn zeker elementen in dit blijspel, die door
een niet veel eischend publiek gewaardeerd zul
len worden. De titel is een vondst en ook de op
zet de mechanisatie en rationalisatie van het
huishouden in een al te luxueus levend gezin
door een beroepseconoom, die door den vader
dictatoriale volmachten heeft meegekregen is
origineel en niet onaardig. Maar veel verder dan
lot een opzet is de auteur niet gekomen. Een fout
is het reeds, dat hij ons deze familie niet heeft
leeren kennen voor de komst van den „dictator".
Wij zouden dan de noodzakelijkheid van zijn op
treden hebben gevoeld en het komisch effect zou
grooter zijn geweest. Maar erger is het, dat de
econoom feitelijk niets doet. Hij vermindert het
zakgeld van den al te weelderig levenden zoon
en wij hooren ook, dat hij eenige bezuinigingen
aanbrengt in het huishouden, maar daar blijft
het vrijwel bij. Het gegeven is heel slap en. lou
ter als klucht uitgewerkt. Nu zouden wij tegen
het laatste geen bezwaar hebben, wanneer de
schrijver niet zijn stuk zooals in het gesprek
tusschen den industrieel en den econonoom te
gen het slot blijkt geen tendens naar voren
had willen brengen. Wil een schrijver zooals
in het programma staat een ernstigen achter
mond achter de vroolijke handeling plaatsen,
dan moet hij toch andere pijlen op zijn boo<
hebben. Door zijn al te kluchtige en oppervlak
kige behandeling, nemen wij de ernstige bedoe
ling niet au sérieux, ja, vinden die zelfs min of
meer misplaatst.
De schrijver draait in zijn stuk telkens in een
kringetje rond en herhaalt zich te veel. De be
roepseconoom is er een van den kouden grond
en ondanks zijn pretentie en autoritaire houding
een stumper in zijn vak. Met wat meer ernst en
routine zou er een aardig stuk, ja misschien zelfs
een echt blijspel uit dit gegeven hebben kunnen
groeien. Nu is het een vrij onbeholpen kluchtje
geworden, dat alleen in sommige dilettanten
kringen waardeering zal vinden.
Het is jammer, dat de auteur zoo vluchtig te
werk is gegaan, want een enkele aardige vondst
zooals de verhouding tusschen den dictator
en Gerda, de oudste dochter des huizes, die zich
aan het slot met den econoom verlooft be
wijst, dat hij met wat meer ernst wel iets zou
hebben kunnen bereiken;
In tusschen heeft Thalia wel plezier van het
stuk gehad. Het publiek was heel den avond in
vroolijke stemming, wat voor een deel ook aan
de opvoering te danken was. Thalia heeft eenige
goede krachten, zooals Rie Koning, Coby Din-
gerdis, Piet Loerakker, Jan Mascini en Piet van
den Nouwland, die ook nu weer aardig spel te
zien gaven. Zoo waren Peter, de huisknecht en
Marie, de huishoudster een vermakelijk stel. Zij
zochten het succes niet in goedkoope grappig
heid en speelden hun vrij kluchtige rollen
werkelijk komisch. Vooral de heer Loerakker
had een gelukkigen avond.
Rie Koning was van de jongelui verreweg de
beste. Zij speelde los en natuurlijk en wist relief
aan haar rol te geven. Vooral in haar veront
waardiging was zij heel goed en zij liet duide
lijk voelen, dat zij bij al haar handelingen feite
lijk door de liefde gedreven werd.
Louis Hopstaken was als Paul ook niet slecht,
al was zijn spel nog al ongelijk. Het best was
hij in zijn scène, waarin hij met den dictator wil
afrekenen. De Van Voorsten wonnen het ver
van de Deeninks, van wie vooral Tom een nog
al schutterig heerschap was. De heer van den
Nouwland had als de industrieel niet veel te
doen, maar dit weinige deed hij naar genoegen.
De rol van den dictator werd door Jan Mascini
lang niet onverdienstelijk gespeeld. Vooral in
het eerste bedrijf wist hij het autoritaire van
dezen econoom heel aardig te geven. De rol zou
er bij gewonnen hebben, wanneer zijn spel in
het laatste bedrijf wat soepeler was geweest.
Hij bleef zich zelf te veel gelijk, ook toen de
omstandigheden voor hem geheel veranderd wa
ren. Maar over het geheel kwam deze hoofdrol
toch wel tot haar recht.
Zoo kan Thalia over deze voorstelling tevre
den zijn, vooral omdat de vereeniging den heer
Van der Valk met de opvoering van zijn stuk
een aardige kans heeft geboden.
J. B. SCHUIL.
DL AANKOMST VAN LINDBERGH TE WASHINGTON. Politie-agenten
brengen hem naar zijn auto.
brengt hulp in gezinnen, waar
door geboorte, onvolwaardig
heid of ziekte van kinderen bij
zondere nooden zijn ontstaan.
Zendt Uw bijdrage op Postgiro
75000 Den Haag.
güHSlSgM
(Adv. Ingez. Med.)
Muziekschool van „Toonkunst"
Uitvoering van Leeraren.
Het concert, dat dc celloleeraar de heer Cor
de Wilde gaf in het schoolgebouw, met aan
den vleugel den heer A. de Vogel, directeur dei-
muziekschool, vond ruime belangstelling'.
Van de drie sonates voor violoncel en piano
waren er twee, die voor 't meerendeel der
hoorders wel nieuw geweest zullen zijn. Bij de
Sellubertsonate mag dat vreemd klinken, maar
deze cellosonate vindt men inderdaad nergens
vermeld. De cellosonate van Hendrik Andries-
sen is uit den aard der zaak nog niet dikwijls
uitgevoerd.
De studie van dit werk zal niet den door
snee-musicus aantrekken: en zoo hij tot deze
muziek al dc affiniteiten bezit, wellicht wordt
hij weerhouden door de onzekerheid, of de uit
voering een dankbaar onthaal zal vinden bij
den hoorder.
Want de sonate van Hendrik Andnessen
gaat niet den weg der gangbare vormen. Dit
werd ons te duidelijker, toen na Andriessen
werden gespeeld Beethoven en Schubert. De
hoorder zal dan trachten, zich van dien niet
gangbaren vorm een voorstelling te vormen
in de herinnering. Bij twee der vier onderdee-
len was dit niet gemakkelijk, en wel bij de
beide allegro's. Men is zoo gewoon, hier den
geijkten Sonatenvorm aan te treffen. Maar
daarbij geraakt ook nog de aandacht op zij
wegen, doordat zooals in 't eerste allegro
in hoofdzaak de heeletoon-schaal werd ge
bruikt, die weer een geheel eigen harmoni
seering met zich brengt, welke op haar beurt
weer met 't traditioneele begrip der tonaliteit
op voet van oorlog leeft. De toehoorder staat
in dit opzicht ver ten achter bij den uitvoe
rende, die zich van 't vormprincipe een klare
voorstelling kon maken, 't Is wel noodzakelijk
dat men deze muziek meermalen heeft ge
hoord. Men mag hiervan uitzonderen het
Adagio, een heerb'kc muziek met prachtige
vergezichten en wijde horizonten; een klank-
stuk dat onmiddellijk aanspreekt en dat ons
beelden voor den geest toovert in wonderlijke
opeenvolging zooals alleen dé kunst der tonen
die vermag te geven. De beide uitvoerenden
boden inzonderheid in dit Adagio een opmer
kelijk homogeen samenspel: en de accoustiek
der zaal, die te voren niet wel wilde meewer
ken om den klank van cello en van vleugel te
doen samensmelten, gaf zich hier gewonnen
en ontnam ons niets van den klank en de
kleur, die in het notenbeeld waren neerge
legd.
De taak die in deze sonate is opgedragen
aan den cellist, is zeer beduidend. Cor de
Wilde was haar volkomen meester, en gaf in
zijn spel dus méér dan de techniek alleen.
Voor den pianist zijn de modulatorische wen
dingen evenzoovele verrassingen, die een snel
concentreeren vereischen. Beide uitvoerenden
overtuigden ons dat zij met veel toewijding
de studie dezer sonate ondernamen.
De Schubertsonate draagt tot neventitel
„Arpeggione". Die naam is natuurlijk niet van
Schubert en is daarbij tamelijk overdreven.
Arpeggietto of arpeggiolino ware ruimschoots
voldoende geweest om het werk te typeeren.
Overigens een muziek, vol van prachtige vond
sten, die echter alweer toonden, hoe Schubert
de slaaf was van zijn muzikale ideeën, nooit
echter de meester. Overduidelijk toont dit 't
slotrondo, waar de beide alternatieven (de
couplets) wel lang uitgesponnen, maar weinig
logisch zijn ten opzichte der refrains. Het Ada
gio? een echte, heerlijke Schubert!
In de Beet-hovensonate heeft de piano het
leeuwenaandeel. Twee deelen, met een in
leidend Adagio. Maar welk een architectuur!
Niet zonder opzet is in het Rondo het alterna
tief kort. gehouden: het tegenwicht ligt in het
breed uitgesponnen Adagio. Bij Beethoven be
hoeft men niet te gaan tot zijn latere werken,
om er te vinden den adel der zuivere schep
ping van den grooten bouwmeester. Zelfs bij
een uitvoering, die niet geheel uit de grond
verf komt, heeft deze muziek nog haar volle
waarde.
G. J. KALT.
„Haarlem's Tooneel" herdenkt
20-jarig bestaan.
Opvoering van een viertal één-acters.
.vHaarlem's Tooneel" herdenkt zijn 20-jarig
bestaan met de opvoering van een viertal één-
acters in de tooneelzaal van hotel „De Leeu
werik". Deze opvoering zal Donderdagavond
27 April plaats vinden,
Opgevoerd zullen worden: „Als de aarde
straalt" van Tjebbo Franken. „Een boot
tochtje" van Ita Kreunen Mees. „Doodenrit"
door J. B'. Schuil, ..Standing en Misunder
standing" door Nono.
DE HULDIGING
VAN „MEESTER" KOOPMANS.
In het bericht over de huldiging van „mees
ter" Koopmans in ons nummér van Maandag
staat vermeld, dat mevr. M. BeijnemaZeil
maker een toespraak heeft gehouden. Deze
toespraak is echter gehouden door mej. Marie
Zeilmaker. Verder zijn geen teekeningen doch
foto's vertoond.
WEEK-ABONNEMENTEN
dienen uiterlijk Woensdags avonds
betaald te zijn, daar de bezorgers op
Donderdag moeten afrekenen.
DE ADMINISTRATIE.