J. P. VAN VELSEN pmiuu De Eerste Haagsche Vredesconferentie, Simplex rijwielen, loopen lichter. 4650 De ezeltjes van de Amsterdamsche putjesscheppers. CYTISUS LABURNUM Litteraire Kantteekeningen. LEEFLANG IHIebt U iets op te ruimen of te vragen? Een Groentje In Haarlem's Dagblad is er niet alleen goed voor, het is er het best voor. ZATERDAG 13 M E I 1939 HAARDE M'S DAGBtAD De putjesschepper met zijn ezelkarretje. Iedereen heeft wel eens in zijn leven gezegd, als het hem niet zoo voor den wind ging, of als zijn vooruitzichten een tijdje lang eens niet zoo bijzonder fraai waren: „Nu enfin, dan word ik maar putjesschepper!" Het is een steevaste verzuchting. Is putjesscheppen dan zoo'n onaangenaam beroep? In het algemeen is het niet zoo heel prettig om dag in dag uit putjes te moeten leeghalen te ontdoen van het vuil, dat er zich in verzameld heeft, dat vuil te deponeeren op een-karretje en zoo mee te voeren. Maar in Amsterdam is dat niet het geval. In sommige buurten wordt het putjesscheppen nog heelemaal op de ouderwetsche manier ge daan, met behulp van een emmer en een langen haak met een vierkanten schep eraan maar daar zit 'm eigenlijk de romantiek nog niet in. Die zit 'm in de grappige kleine wagentjes, waar mee de putjesscheppers hun dagelijksche ronde doen en last but not least in de kleine, grijze gedweeë ezeltjes, die die wagentjes voort trek ken. Ezeltjes met kittige pootjes, opgeprikte ooren, en niet onverstandige spleetoogen. Het zijn, zonder dat ik op de putjesscheppers ook maar iets zou willen afdoen, voornamelijk die ezeltjes, die in Amsterdam aan het beroep van putjesscheppen een aparte bekoring verleenen. Al was het alleen maar, omdat ezels in ons land nog maar heel weinig gezien worden, en eigen lijk heelemaal niet gebruikt worden voor trek- doeleinden. Het is bij ons zoo heel anders dan in de Zuidelijke landen, waar gewone ezels en muilezels de trek- en lastdieren bij uitnemend heid zijn,, en waar men ze overal ziet, zoowel in de steden als op de buitenwegen. Waar ziet men in ons land ezels? Eigenlijk vrijwel alleen 's zomers op onze stranden, waar kinderen, en ook wel eens groote menschen, hun gewillige ruggen beklimmen en zich een beetje laten rond rijden. En dus is het geen wonder, dat men zich in Amsterdam de oogen uitkijkt als men er voor het eerst de putjesscheppers met hun ezelkar retjes ziet. De Amsterdammers niet, die zijn er over het algemeen aan gewend, al genieten ook bij Amsterdammertjes de ezeltjes een zekere be roemdheid, en al weten ook veel Amsterdammers u precies te vertellen, waar de ezeltjes thuis hooren, dat wil dus zeggen waar ze na volbrach te dagtaak heengaan. Ergens bij de Palmgracht in de Jordaan, om precies te zijn op den hoek van de Driehoekstraat, bevinden zich de propere wit gekalkte stallen, waar de „ezeltjes van Beert- huis" Beerthuis is de man, die voor ze zorgt onderdak zijn. Zoo heel veel zijn het er niet vier of vijf ezeltjes hooren bij de weinige ezel karretjes, die iederen morgen door de Jordaan trekken op weg naar hun werk, en die 's mid dags tegen een uur of vier weer in optocht terug komen. Het is een wonderlijk gezicht om ze te zien komen en gaan. De Palmgracht ligt in het hartje van de Jordaan, en als ge de Driehoeks straat en de stal van Beerthuis niet zoo gauw kunt vinden, dan zijn er altijd wel een paar oude Jordaners te vinden, die met hun handen in de zakken op de hoek van de straat staan te praten, of een paar gemoedelijke dikke buur vrouwen, die achter hun gordijntjes kijken, en die gaarne bereid zijn u wegwijs te maken. Achter de groene deuren zijn de wit gekalkte stallen waar de ezeltjes den nacht doorbrengen op hun hoopen stroo. Het is er tamelijk donker, de grijze lijven zijn maar ternauwernood te onderscheiden, hier en daar teekent zich een ezelskop af met vriendelijk en onderzoekend naar het menschengepraat opgeheven oogen, ginds kauwt er één rustig door en trekt zich niets aan van het bezoek. Ze hebben een lange dagtaak achter den rug, ze volbrachten hun zooveelsten rondetocht door Amsterdam en ze genieten hun welverdiende rust in opperste tevredenheid en zijn niet van plan zich te laten storen. Morgen is er weer een dag, en overmorgen weer één. Hoeveel dagen, hoeveel maanden, hoeveel ja ren misschien den ezeltjes van de Amsterdamsche putjesscheppers nog beschoren zullen zijn, is onbekend. Natuurlijk zullen ze eerlang ook wel van het tooneel moeten verdwijnen en zal het Amsterdamsche stadsbeeld zijn gemoedelijke ezeltjes moeten missen. Maar daarmee zal nog wel eenigen tijd gemoeid zijn, en voorloopig zal men ze nog wel kunnen zien, in hun stallen bij de Palmgracht, op hun weg door de smalle stra ten van de Jordaan. W. v. d. T. 6 I ERSTR.22 LEVERT ALLE Z.FQNpSEN. (Adv. Ingez. Med.) MAKELAARSKANTOOR KLEVERLAAN 174 - HAARLEM - TEL. 12840 (Adv. Ingez. Med.) Mei is wel bij uitstek de mand voor bloeiende heesters. Welke van al die prach tige bloeiende struiken de mooiste is, dat zal wel niemand durven te beslissen. Zoo ergens, dat bestaat hier een overvloed van keus. Maar wanneer we midden in een grasveld gouden regen zien staan, die regelmatig is uitgegroeid en, die daar een meter of twee boven den grond zijn trossen zwavelgele bloe men draagt als een ijle kroon van gouden droppels, dan stokt ons even de adem van vreugde over zoo Iets moois. Zoo is hij mij het liefste, wanneer hij flink ruimte om zich heeft. Maar ook in een klei neren tuin kunnen wevan de prachtige bloem trossen genieten. De vorm van den boom in zijn geheel komt dan wel minder uit, maar de bloemen zijn zoo mooi, dat we ook daarom den gouden regen graag een plaatsje zullen gunnen; en omdat hij zijn trossen zoo hoog draagt, boven de andere heesters uit, kunnen we hem heelemaal achteraan tegen de schut ting plaatsen, zoodat hij op den grond maar weinig ruimte in beslag neemt. Om den bloei zoo regelmatig mogelijk te krijgen is het gewenscht om direct na den bloei de uitgebloeide trossen weg te nemen, zoodat zaadvorming wordt voorkomen. Het voedsel, dat anders voor 't zaad zou worden opgebruikt, komt dan aan de bloemknoppen van het volgend jaar ten goede. Een tweede reden om zaadvorming tegen te gaan is, dat de peulen vergiftigd zijn en dus eventueel een gevaar voor jeugdige bezoekers van uw tuin zouden kunnen opleveren. De gouden regen eischt een vochtigen voed- zamen bodem. Zonder deze voorwaarde zal de bloei slechts armelijk zijn. De gewone gouden regen, Cytisus laburnum, bloeit iets eerder dan Cytisus alpinus of Alpen gouden regen. Deze laatste heeft iets langere bloemtrossen en is misschien nog iets sier lijker van vorm. Is eenmaal aan de voorwaarde van voch tigen voedzamen grond voldaan en denkt u er aan om geregeld de uitgebloeide bloemtros sen te verwijderen, dan vereischt deze heester verder al heel weinig zorg. Gesnoeid behoeft hij niet te worden. Een enkele maal wordt gouden regen als gevelversiering gebruikt. Dat geeft iets meer werk. De jonge scheuten moeten worden aan gebonden aangezien de plant zichzelf niet kan hechten. Ook zal snoeien dan soms wel noodig zijn om den gewenschten vorm te ver krijgen. Dat snoeien gebeurt dan het beste na den bloei. A. J. D Gouden regen. Herinneringen aan veertig jaar geleden. de Het nut der conferentie in practijk gebleken. E 18e Mei is een herdenkingsdag. Im mers dan zijn op den kop af veertig jaar vervloden sinds de opening van de Eerste Haagsche Vredesconferen tie. Er is sedert dien veel gebeurd. En het kan niet anders of menigeen zal, in het licht van de verre van opwekkende verschijnselen, die we heden ten dage op internationaal gebied moeten waarnemen, geneigd wezen zich af te vragen of het op 18 Mei 1899 begonnen „werk van Den Haag" op den duur nu heusch wel iets waard gebleken is. Er is gelukkig wel degelijk reden, om, niettegenstaande de som bere "nedendaagsche aspecten, deze vraag ten slotte bevestigend te beantwoorden. Maar al vorens te schetsen waarom dit zoo is. moge ik eerst eenige herinneringen wakker roepen aan wat er veertig jaren terug voorviel. Alom nam de bewapening en namen daar mee de financieele lasten, welke hieruit voort vloeiden ,in bedenkelijke mate toe. Zoowel de financieele overwegingen als ook. en vermoe delijk in niet mindere mate, politieke overwe gingen, brachten den Tsaar van Rusland, Ni- colaas II, er toe het initiatief te nemen voor het bijeenroepen eener internationale confe rentie, die moest probeeren den weg naar in ternationale beperking van bewapening te banen. Een tweede rondschrijven van wege de Russische regeering bevatte een nader werk programma voor de conferentie en daarop kwam o.a. voor, het onderzoeken van de mo gelijkheid om een internationale regeling tot stand te brengen tot vreedzame beslechting van internationale geschillen. Waar zou de conferentie gehouden worden? Tsaar Nicolaas H (aldus heeft de Beaufort vermeid in zijn „Vijftig jaren uit onze ge schiedenis", waarin hij meer dan eens aan halingen doet uit de papieren van zijn vader, die in 1899 minister van buitenlandsche zaken was) scheen te aarzelen tusschen Brussel en Den Haag. Ook al gaf Koning Leopold II der Belgen zich moeite om in zijn hoofdstad gast vrijheid aan het internationale gezelschap te mogen verleenen en al ondernam de Neder- landsche regeering geen enkelen stap om „het Haagje" met de eer te doen strijken, toch zegevierde Nederland's residentie. Dit schijnt vooral een gevolg te zijn geweest van het feit dat een der rechtsgeleerde raadslieden van ae Tsaristische regeering, de bekende volken rechtsman De Martens, gunstige ervaringen had opgedaan ter gelegenheid van de confe renties voor Internationaal Privaatrecht, waar onze landgenoot Asser een eerste viool speelde. Toen was de geschiktheid van Nederland en de Nederlanders voor het organiseeren en lei den van dergelijke bijeenkomsten gebleken. Den 18en Mei 1899, op den verjaardag van Tsaar Nicolaas II. vond de "opening der con ferentie plaats. Vrij spoedig reeds bleek, dat men het omtrent internationale beperking van bewapening heelemaal niet eens kon worden, vooral niet, tengevolge van den tegenstand vanDuitschland. Hetzelfde land nam aanvankelijk ook sterk stelling tegen het in het leven roepen van een con- WIE REKENT koopt zijn kleeding tegen contant prijzen en toch vanaf ƒ1.per week, bij De Kleeding Verkoop Centrale SCHAGCHELSTRAAT 19 c, naast Slager's VerfhandeL TELEFOON 17273 (Adv. Ingez. Med.) (Adv. Ingez. Med.) Een putjesschepper in de Govert Flinckstraat. David de Jong Jr. Het rijpen van de tijd. Roman van drie geslachten. Amsterdam, De Arbeiderspers. Als wij dit boek ten einde gelezen hebben, is de geschiedenis van de jeugd van Cornelis Andreas Boudewijn verteld. Daar hij in de trits het derde geslacht der families Naghte- gael-Boudewijn vertegenwoordigt kan men veronderstellen dat de schrijver uit de ge schiedenis van dat derde geslacht nog wat in petto heeft en dat het leven van Kees mettertijd nog wel eens een vervolg zal krij gen. Aan Keesje's jeugd en Keesje's moeder zijn twee derden van dezen roman besteed, het resteerende derde bleef voor de groot ouders Naghtegael in hoofdzaak gereserveerd, zoodat terecht gezegd kon worden dat de roman over drie geslachten handelt, al "is de belangstelling niet over alle drie gelijk ver deeld. Met een te bewonderen ernst en arbeids- lust heeft de schrijver zich verdiept in de wel zeer kleinburgerlijke sfeer, waarin zijn figuren op en neer gaan en aan sommige er van misschien wel eens een interessanter kleed omgehangen dan hun. nuchter bezien, toekwam. Uit wat in den roman over Hanna verteld wordt zal men bijvoorbeeld moeilijk de „personificatie van de zich emancipeeren- de vrouw uit het begin dezer eeuw" kunnen distilleeren, zooals het prospectus der uit gevers zich dat veroorlooft. Een ongeoorloofde liefdesverhouding en een dichterlijk smoesje over de zon, die door de gele ramen over de groote pasgeboende tegels van de binnen plaats valtnet als op dat schilderij van Vermeer, weet jezijn niet de gunstigste symptomen van wat men onder vrouwen emancipatie pleegt te verstaan. En terloops maar dat Is meer een technische quaestie vraag ik me af hoe die binnenplaats in elkaar zit, waar de zon de vloer moet be reiken via gele ramenof is misschien een serre bedoeld? Gaf Vermeer ergens een met gele ramen overdekte binnenplaats? Men zal dit muggenzifterij vinden en ver geten dat critisch lezen iets anders is dan een boek alleen om het „verhaaltje" door- loopen. Het plaatsen van vraagteekens hier en daar is geen aardigheid, maar dient om te overdenken of een arbist-schrijver een beelding zuiver voor oogen gezien heeft toen hij schreef, dan wel slechts welluidende woorden en zinnen aan elkaar reeg. Een on nadenkendheid van soortgelijken aard is deze zin in dit boek :De tram reed vorbij en in de lege wagen zat een eenzame aanspre ker". De wagen was dus niet leeg en de zin was met een kleinigheid te corrigeeren ge weest. Nu weten we wel dat de meeste romans wemelen van vaak allermalste slordigheden, maar Het Rijpen van de Tijd heeft juist alle kenmerken van met groote zorg geschreven te zijn, vertoont een bewuste genegenheid voor het schrijversambacht en vergt daarom terecht van den lezer een meer dan opper vlakkige belangstelling voor den vorm. Dichterlijk gevonden is de titel van het eerste hoofdstuk: Litanie der Breinaalden. We komen in het gezin van Andreas Naghte gael doodkistenmaker van professie en in zijn vrijen tijd iets dat men in mijn jeugd „blik ken dominéé" placht te noemen; een leider eener ietwat afgescheiden gemeente, en bo vendien bestuurslid van verschillende ver- eenigingen uit den muffen, zeer kleinen bur gerstand der Hollandsche tachtiger jaren. Hij heeft een strenge puriteinsche vrouw gehuwd en van haar vijf dochters gekregen, waarvan er nog twee in huis zijn als ons verhaal aan vangt. De vrouw des huizes is dan al jaren lang ziek. Half verlamd zit zij dag in. dag uit in den leunstoel bij het venster en breit, en breit stilzwijgend en norsch een verdriet verkroppend en tevens cultiveerend dat Andreas haar vijftien jaar geleden heeft aangedaan. Dat is de historie geweest met Hanna. van wie hier boven sprake was. Een relatie, in Andreas' afgescheiden gemeente opgedaan, tot een ongeoorloofde verhoudin? uitgegroeid en op bijna bloeddorstige wijze door de bedrogen echtgenoote tot ontdek king gebracht. Hanna verdwijnt, Andreas blijft en vijftien jaar en nog langer, zullen de breinaalden tikken in de zwijgende kamer. Het geval Hanna-Andreas is noch grootsch. noch dramatisch, slechts muf en kleinburger lijk als de geheele sfeer van den ondeugenden doodkistenmaker. Zoo de emancipatie dei- vrouw daar iets mee te maken zou hebben gehad, moest ze zoo oud als de weg naar kralingen geweest zijn. tijdens haar opkomst» En de schrijver laat het geval even plat- vloersch en gewoon als het overal en altijd geweest is en doet geen poging zelfs, het buiten dat alledaagsche omhoog te halen. Wat met dien doodkistenfabrikant ook wel een heksentoer zou zijn geweest. In die sfeer leeft Coba. de oudste der twee ongetrouwde dochters, vader's vertrouwde en moeders vervangster. In haar murmelt de begeerte naar een hoo- ger geestelijk levensniveau, met meer liefs en hartelijks en die begeerte vecht met de on uitgesproken angst voor het oude-vrijster- worden. Door een toeval wordt ze voor het laatste gespaard, maar ze wordt er niet beter op. Vader Andreas brengt op een keer uit zijn vereeniging een jongen groenteman mee naar huis. Die jongeman helpt hem vaak bij zijn bestuursbezigheden en Andreas waar deert hem als factotum doch minder als ad- spirant-schoonzcon, in welke hoedanigheid hij bij den ouden heer de kous op den kop krijgt. Maar dan is het al te laat, want Coba mag den jongen Nars Boudewijn wel en wordt opstandig tegen haar vader. Een aardig mo ment in het verhaal ligt hier in het optreden van de moeder van Nars, die den ouden An dreas eens even komt vertellen hoe laat het is en in de vrij-onwillige toestemming die deze tenslotte voor het huwelijk geeft. Plus een paar centjes, waarvoor het echtpaar Nars Boudewijn een groentennerinkje mag opzet ten. En uit dat huwelijk zal spoedig de knaap Kees geboren worden wiens jeugd dan verder uitvoerig verhaald wordt. Welk verhaal wij nu niet verder volgen zullen. David de Jong geeft ook daarin, evenals in het voorafgaande, blijk van een allergrondig- ste kennis van denken en doen der kleine bourgeoisie. Er zal wel wat autobiographisch materiaal in de schildering van Keesje en zijn omgeving verwerkt zijn en opborrelende her innering aan eigen zielebelevenis, in een lit terair bruikbaren vorm gegoten, doch dat maakt dezen roman slechts meer reëel aan vaardbaar en de beelden des te levender. „Het rijpen van de Tijd" is een stuk werk om res pect voor te hebben, al valt het moeilijk te ontkennen dat de saaiheid van het milieu, waarin de historie zich afspeelt, in de uitbeel ding slechts sporadisch door een lichten toets wordt verlevendigd. De schrijver blijft zóó doodernstig met zijn tenslotte onbelang rijke menschjes bezig, dat er haast een te veel aan ernst ontstaat, een ernst die mis schien eer zwaarwichtig dan ernstig is. Ook van het goede kan men te veel geven. David de Jong schreef reeds een roman „De steenen Doolhof" en een paar bundels pessi mistische verzen. Hij is thans veertig jaar oud en als litterator geheel autodidact. Zonder be hoorlijk jeugdonderwüjs. afwisselend werkzaam als boekhandelaarsbediende, bibliotheek assistent en boekhandelaar, moest hij zich alles van den grond af toeëigenen. Men zou hem geen beter compliment kunnen maken dan door te constateeren dat van dit alles in zijn jongsten roman niets te bemerken valt. J. H. DE BOIS. ventie, welke in belangrijke mate de arbi trage-gedachte en haar verwezenlijking zou bevorderen. Ik denk hier aan het ter confe rentie tot stand gekomen verdrag betx-effende vx-eedzame beslechting van internationale ge schillen, waarbij het Permanente Hof van In- tei'nationale Arbitrage in het leven is geroe pen. Intusschen, die conventie liep niet alleen over arbitrage. Zij gaf ook andere middelen aan, welke vreedzame oplossing van interna tionale geschillen mogelijk maken: zoo bijv. de goede diensten en bemiddeling en voorts het doen onderzoeken van feiten, waarover twee staten juist ruzie hebben. Zijn immers eenmaal de feiten door een internationale onpartijdige commissie vastgesteld, dan is daarmee dikwerf gevaarlijke internationaal- politieke brandstof verwijderd. Dat kwam heel duidelijk reeds enkele jaren na de Eerste Haagsche Vredesconferentie aan het licht. Tijdens den Russisch-Japanschen oorlog poogde Rusland's Oostzee-vloot de vloot in het Verre Oosten nog te helpen. Het es kader, dat den Kaap zou omvaren, was op 11 September 1904 vertrokken. Ruim een maand later deed zich een hoogst ernstig incident voor. toen deze vloot in den nacht van 21 op 22 October bij de Doggersbank begon te schie ten op vermeende Japansche onderzeeërs, die in werkelijkheid volkomen onschuldige Engel- sche trawlers waren. Admiraal Rodjesvensky zette zijn reis door, maar onderwijl nam de spanning tusschen Rusland en Engeland, dat in dien tijd nauw bevriend was met Japan, enorm toe. De Engelsche openbare meening toonde zich hoogelijk verontwaardigd over het gebeurde en over de houding der Russen, kortom de onderlinge betrekkingen namen een steeds spannender karakter aan. Het zag er tenslotte heel gevaarlijk uit: de oorlog scheen nauwelijks meer afwendbaar. Toen be sloot Frankrijk gebruik te maken van de ver schillende bepalingen in zake vreedzame be slechting van iixternationale conflicten. Het bood namelijk tusschen Londen en Petersburg zijn bemiddeling aan en stelde voor ce in de Haagsche conventie van 1899 vastgelegde be palingen over het (doen) iixsteüen van een onderzoek naar de feiten in toepassing te brengen. Aldus geschiedde, met het gevolg, dat een internationale onpartijdige commissie van onderzoek tot de conclusie kwam, dat er van Japansche onderzeeërs in de omgeving van de Doggersbank geen sprake was geweest en dat derhalve Rusland moest „dokken" wat hierop ook geschied is. Zoo was, doordat men van de beti'effende procedures, welke de conventie in kwestie kende, gebruik had gemaakt, het uitbreken van een grooten oorlog nog net bij tijds voor komen. tt ATER is men, binnen en bulten den Vol- kenbond op verschillende wijzen gaan voortbouwen op hetgeen de eerste Haagsche conventie bevatte aan vreedzame beslech tingsmiddelen. Wat het Hof van Arbitrage be treft, dit is gehandhaafd ook nadat de Vol kenbond met het Internationaal Gerechtshof tot stand was gekomen. Meer dan eens is het denkbaar dat een staat een kwestie liever aan eerstgenoemd Hof onderwerpt, dat feitelijk niets andei's is dan een lijst van scheidslieden, waaruit dan, in geval partijen de arbitrage procedure van den Haag wenschen toe te pas sen, een tribunaal van vijf wordt samenge steld, welk tribunaal de zaak moet be slechten. In den loop der jaren en hieruit blijkt het nut van wat in 1899 werd opgezet is het in een niet zoo gering aantal gevallen tot- dergelijke arbitrage-zaken gekomen, al dient erkend, dat na den wereldoorlog het nieuwe Hof meer de klandizie genoot dan de oude in stelling. Op het oogenblik maakt onze samenleving een dusdanige crisis door, dat velen zich af vragen wat daarvan en ook wat er van alles wat met internationaal recht te maken heeft, terecht kan komen. Tot opgewekte her denking van hetgeen op 18 Mei 1899 een aan vang nam, staan de hoofden dus niet. Doch dit mag nooit een reden wezen om nu maar met een te concludeex-en, dat „het werk van den Haag" heelemaal geen waarde meer heeft. Wanneer eenmaal weer betere tijden zullen aanbreken, zal men ongetwijfeld juist op dat werk, op hetgeen veertig jaar geleden onder nomen is, voortbouwen. Vandaar dat er alles zins ï-eden bestaat om, ondanks het sombere heden, even stil te staan bij dit mooiere ver leden, waarin de nuttige grondslagen zijn ge legd voor een betei'e toekomst. Dr. E. VAN RAALTE. Ook wij hebben keurige LAMPEN voor huls- en zitkamer, ln prijzen van 8 A 9 gulden, maar dan met het stempel van ons huls. IANGE VEERSTRAAT HAARLEM. Fraaiste, tevens oudste Lampenzaak ln Nederland. (Adv. Ingez. Med.) GEERT HOOGEVEEN Alléén Mr. CORNEL!SSTRAAT 54 - TELEF. 16270. (Adv. Ingez. Med.) GEMEENTELIJKE KWEEKERIJEN VOOR HET PUBLIEK GEOPEND. Van 13 tot en met 21 Mei zijn de Gemeente lijke kweekerijen aan de Kleverlaan weder voor het publiek geopend. De bezoekuren zijn: 's morgens van 10.30—12 uur, 's middags van 3—4.30 uur en 's avonds van 6.30—8 uur. PERSONALIA. Bij Koninklijk besluit van 8 Mei 1939 is ver gunning verleend tot het aannemen van de versierselen van commandeur der orde van St. Sava van Zuid Slavic aan den heer G. D. Gratama. directeur van het Frans Hals Mu seum te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 13