J. P. VAN VELSEN
pmiuu
De Eerste Haagsche Vredesconferentie,
Simplex rijwielen, loopen lichter. 4650
De ezeltjes van de Amsterdamsche
putjesscheppers.
CYTISUS LABURNUM
Litteraire
Kantteekeningen.
LEEFLANG
IHIebt U iets op te ruimen of te
vragen? Een Groentje In Haarlem's
Dagblad is er niet alleen goed voor,
het is er het best voor.
ZATERDAG 13 M E I 1939
HAARDE M'S DAGBtAD
De putjesschepper met zijn ezelkarretje.
Iedereen heeft wel eens in zijn leven gezegd,
als het hem niet zoo voor den wind ging, of als
zijn vooruitzichten een tijdje lang eens niet zoo
bijzonder fraai waren: „Nu enfin, dan word ik
maar putjesschepper!" Het is een steevaste
verzuchting.
Is putjesscheppen dan zoo'n onaangenaam
beroep?
In het algemeen is het niet zoo heel prettig
om dag in dag uit putjes te moeten leeghalen
te ontdoen van het vuil, dat er zich in verzameld
heeft, dat vuil te deponeeren op een-karretje en
zoo mee te voeren.
Maar in Amsterdam is dat niet het geval.
In sommige buurten wordt het putjesscheppen
nog heelemaal op de ouderwetsche manier ge
daan, met behulp van een emmer en een langen
haak met een vierkanten schep eraan maar
daar zit 'm eigenlijk de romantiek nog niet in.
Die zit 'm in de grappige kleine wagentjes, waar
mee de putjesscheppers hun dagelijksche ronde
doen en last but not least in de kleine, grijze
gedweeë ezeltjes, die die wagentjes voort trek
ken. Ezeltjes met kittige pootjes, opgeprikte
ooren, en niet onverstandige spleetoogen. Het
zijn, zonder dat ik op de putjesscheppers ook
maar iets zou willen afdoen, voornamelijk die
ezeltjes, die in Amsterdam aan het beroep van
putjesscheppen een aparte bekoring verleenen.
Al was het alleen maar, omdat ezels in ons land
nog maar heel weinig gezien worden, en eigen
lijk heelemaal niet gebruikt worden voor trek-
doeleinden. Het is bij ons zoo heel anders dan
in de Zuidelijke landen, waar gewone ezels en
muilezels de trek- en lastdieren bij uitnemend
heid zijn,, en waar men ze overal ziet, zoowel in
de steden als op de buitenwegen. Waar ziet
men in ons land ezels? Eigenlijk vrijwel alleen
's zomers op onze stranden, waar kinderen, en
ook wel eens groote menschen, hun gewillige
ruggen beklimmen en zich een beetje laten rond
rijden.
En dus is het geen wonder, dat men zich in
Amsterdam de oogen uitkijkt als men er voor
het eerst de putjesscheppers met hun ezelkar
retjes ziet. De Amsterdammers niet, die zijn er
over het algemeen aan gewend, al genieten ook
bij Amsterdammertjes de ezeltjes een zekere be
roemdheid, en al weten ook veel Amsterdammers
u precies te vertellen, waar de ezeltjes thuis
hooren, dat wil dus zeggen waar ze na volbrach
te dagtaak heengaan. Ergens bij de Palmgracht
in de Jordaan, om precies te zijn op den hoek van
de Driehoekstraat, bevinden zich de propere wit
gekalkte stallen, waar de „ezeltjes van Beert-
huis" Beerthuis is de man, die voor ze zorgt
onderdak zijn. Zoo heel veel zijn het er niet
vier of vijf ezeltjes hooren bij de weinige ezel
karretjes, die iederen morgen door de Jordaan
trekken op weg naar hun werk, en die 's mid
dags tegen een uur of vier weer in optocht terug
komen. Het is een wonderlijk gezicht om ze te
zien komen en gaan. De Palmgracht ligt in het
hartje van de Jordaan, en als ge de Driehoeks
straat en de stal van Beerthuis niet zoo gauw
kunt vinden, dan zijn er altijd wel een paar
oude Jordaners te vinden, die met hun handen in
de zakken op de hoek van de straat staan te
praten, of een paar gemoedelijke dikke buur
vrouwen, die achter hun gordijntjes kijken, en
die gaarne bereid zijn u wegwijs te maken.
Achter de groene deuren zijn de wit gekalkte
stallen waar de ezeltjes den nacht doorbrengen
op hun hoopen stroo. Het is er tamelijk donker,
de grijze lijven zijn maar ternauwernood te
onderscheiden, hier en daar teekent zich een
ezelskop af met vriendelijk en onderzoekend naar
het menschengepraat opgeheven oogen, ginds
kauwt er één rustig door en trekt zich niets aan
van het bezoek. Ze hebben een lange dagtaak
achter den rug, ze volbrachten hun zooveelsten
rondetocht door Amsterdam en ze genieten hun
welverdiende rust in opperste tevredenheid en
zijn niet van plan zich te laten storen. Morgen
is er weer een dag, en overmorgen weer één.
Hoeveel dagen, hoeveel maanden, hoeveel ja
ren misschien den ezeltjes van de Amsterdamsche
putjesscheppers nog beschoren zullen zijn, is
onbekend. Natuurlijk zullen ze eerlang ook wel
van het tooneel moeten verdwijnen en zal het
Amsterdamsche stadsbeeld zijn gemoedelijke
ezeltjes moeten missen. Maar daarmee zal nog
wel eenigen tijd gemoeid zijn, en voorloopig zal
men ze nog wel kunnen zien, in hun stallen bij
de Palmgracht, op hun weg door de smalle stra
ten van de Jordaan.
W. v. d. T.
6 I ERSTR.22
LEVERT ALLE Z.FQNpSEN.
(Adv. Ingez. Med.)
MAKELAARSKANTOOR
KLEVERLAAN 174 - HAARLEM - TEL. 12840
(Adv. Ingez. Med.)
Mei is wel bij uitstek de mand voor
bloeiende heesters. Welke van al die prach
tige bloeiende struiken de mooiste is, dat zal
wel niemand durven te beslissen. Zoo ergens,
dat bestaat hier een overvloed van keus.
Maar wanneer we midden in een grasveld
gouden regen zien staan, die regelmatig is
uitgegroeid en, die daar een meter of twee
boven den grond zijn trossen zwavelgele bloe
men draagt als een ijle kroon van gouden
droppels, dan stokt ons even de adem van
vreugde over zoo Iets moois.
Zoo is hij mij het liefste, wanneer hij flink
ruimte om zich heeft. Maar ook in een klei
neren tuin kunnen wevan de prachtige bloem
trossen genieten. De vorm van den boom in zijn
geheel komt dan wel minder uit, maar de
bloemen zijn zoo mooi, dat we ook daarom
den gouden regen graag een plaatsje zullen
gunnen; en omdat hij zijn trossen zoo hoog
draagt, boven de andere heesters uit, kunnen
we hem heelemaal achteraan tegen de schut
ting plaatsen, zoodat hij op den grond maar
weinig ruimte in beslag neemt.
Om den bloei zoo regelmatig mogelijk te
krijgen is het gewenscht om direct na den
bloei de uitgebloeide trossen weg te nemen,
zoodat zaadvorming wordt voorkomen. Het
voedsel, dat anders voor 't zaad zou worden
opgebruikt, komt dan aan de bloemknoppen
van het volgend jaar ten goede.
Een tweede reden om zaadvorming tegen te
gaan is, dat de peulen vergiftigd zijn en dus
eventueel een gevaar voor jeugdige bezoekers
van uw tuin zouden kunnen opleveren.
De gouden regen eischt een vochtigen voed-
zamen bodem. Zonder deze voorwaarde zal
de bloei slechts armelijk zijn.
De gewone gouden regen, Cytisus laburnum,
bloeit iets eerder dan Cytisus alpinus of Alpen
gouden regen. Deze laatste heeft iets langere
bloemtrossen en is misschien nog iets sier
lijker van vorm.
Is eenmaal aan de voorwaarde van voch
tigen voedzamen grond voldaan en denkt u
er aan om geregeld de uitgebloeide bloemtros
sen te verwijderen, dan vereischt deze heester
verder al heel weinig zorg. Gesnoeid behoeft
hij niet te worden.
Een enkele maal wordt gouden regen als
gevelversiering gebruikt. Dat geeft iets meer
werk. De jonge scheuten moeten worden aan
gebonden aangezien de plant zichzelf niet
kan hechten. Ook zal snoeien dan soms wel
noodig zijn om den gewenschten vorm te ver
krijgen. Dat snoeien gebeurt dan het beste na
den bloei. A. J. D
Gouden regen.
Herinneringen aan veertig jaar geleden.
de
Het nut der conferentie in
practijk gebleken.
E 18e Mei is een herdenkingsdag. Im
mers dan zijn op den kop af veertig
jaar vervloden sinds de opening van
de Eerste Haagsche Vredesconferen
tie. Er is sedert dien veel gebeurd. En het kan
niet anders of menigeen zal, in het licht van
de verre van opwekkende verschijnselen, die
we heden ten dage op internationaal gebied
moeten waarnemen, geneigd wezen zich af te
vragen of het op 18 Mei 1899 begonnen „werk
van Den Haag" op den duur nu heusch wel
iets waard gebleken is. Er is gelukkig wel
degelijk reden, om, niettegenstaande de som
bere "nedendaagsche aspecten, deze vraag ten
slotte bevestigend te beantwoorden. Maar al
vorens te schetsen waarom dit zoo is. moge
ik eerst eenige herinneringen wakker roepen
aan wat er veertig jaren terug voorviel.
Alom nam de bewapening en namen daar
mee de financieele lasten, welke hieruit voort
vloeiden ,in bedenkelijke mate toe. Zoowel de
financieele overwegingen als ook. en vermoe
delijk in niet mindere mate, politieke overwe
gingen, brachten den Tsaar van Rusland, Ni-
colaas II, er toe het initiatief te nemen voor
het bijeenroepen eener internationale confe
rentie, die moest probeeren den weg naar in
ternationale beperking van bewapening te
banen. Een tweede rondschrijven van wege de
Russische regeering bevatte een nader werk
programma voor de conferentie en daarop
kwam o.a. voor, het onderzoeken van de mo
gelijkheid om een internationale regeling tot
stand te brengen tot vreedzame beslechting
van internationale geschillen.
Waar zou de conferentie gehouden worden?
Tsaar Nicolaas H (aldus heeft de Beaufort
vermeid in zijn „Vijftig jaren uit onze ge
schiedenis", waarin hij meer dan eens aan
halingen doet uit de papieren van zijn vader,
die in 1899 minister van buitenlandsche zaken
was) scheen te aarzelen tusschen Brussel en
Den Haag. Ook al gaf Koning Leopold II der
Belgen zich moeite om in zijn hoofdstad gast
vrijheid aan het internationale gezelschap te
mogen verleenen en al ondernam de Neder-
landsche regeering geen enkelen stap om
„het Haagje" met de eer te doen strijken, toch
zegevierde Nederland's residentie. Dit schijnt
vooral een gevolg te zijn geweest van het feit
dat een der rechtsgeleerde raadslieden van
ae Tsaristische regeering, de bekende volken
rechtsman De Martens, gunstige ervaringen
had opgedaan ter gelegenheid van de confe
renties voor Internationaal Privaatrecht, waar
onze landgenoot Asser een eerste viool speelde.
Toen was de geschiktheid van Nederland en
de Nederlanders voor het organiseeren en lei
den van dergelijke bijeenkomsten gebleken.
Den 18en Mei 1899, op den verjaardag van
Tsaar Nicolaas II. vond de "opening der con
ferentie plaats. Vrij spoedig reeds bleek, dat
men het omtrent internationale beperking
van bewapening heelemaal niet eens kon
worden, vooral niet, tengevolge van den
tegenstand vanDuitschland. Hetzelfde
land nam aanvankelijk ook sterk stelling
tegen het in het leven roepen van een con-
WIE REKENT
koopt zijn kleeding tegen contant
prijzen en toch vanaf ƒ1.per week, bij
De Kleeding Verkoop Centrale
SCHAGCHELSTRAAT 19 c, naast Slager's
VerfhandeL TELEFOON 17273
(Adv. Ingez. Med.)
(Adv. Ingez. Med.)
Een putjesschepper in de Govert Flinckstraat.
David de Jong Jr. Het rijpen
van de tijd. Roman van drie
geslachten. Amsterdam, De
Arbeiderspers.
Als wij dit boek ten einde gelezen hebben,
is de geschiedenis van de jeugd van Cornelis
Andreas Boudewijn verteld. Daar hij in de
trits het derde geslacht der families Naghte-
gael-Boudewijn vertegenwoordigt kan men
veronderstellen dat de schrijver uit de ge
schiedenis van dat derde geslacht nog wat
in petto heeft en dat het leven van Kees
mettertijd nog wel eens een vervolg zal krij
gen. Aan Keesje's jeugd en Keesje's moeder
zijn twee derden van dezen roman besteed,
het resteerende derde bleef voor de groot
ouders Naghtegael in hoofdzaak gereserveerd,
zoodat terecht gezegd kon worden dat de
roman over drie geslachten handelt, al "is de
belangstelling niet over alle drie gelijk ver
deeld.
Met een te bewonderen ernst en arbeids-
lust heeft de schrijver zich verdiept in de
wel zeer kleinburgerlijke sfeer, waarin zijn
figuren op en neer gaan en aan sommige
er van misschien wel eens een interessanter
kleed omgehangen dan hun. nuchter bezien,
toekwam. Uit wat in den roman over Hanna
verteld wordt zal men bijvoorbeeld moeilijk
de „personificatie van de zich emancipeeren-
de vrouw uit het begin dezer eeuw" kunnen
distilleeren, zooals het prospectus der uit
gevers zich dat veroorlooft. Een ongeoorloofde
liefdesverhouding en een dichterlijk smoesje
over de zon, die door de gele ramen over
de groote pasgeboende tegels van de binnen
plaats valtnet als op dat schilderij van
Vermeer, weet jezijn niet de gunstigste
symptomen van wat men onder vrouwen
emancipatie pleegt te verstaan. En terloops
maar dat Is meer een technische quaestie
vraag ik me af hoe die binnenplaats in
elkaar zit, waar de zon de vloer moet be
reiken via gele ramenof is misschien een
serre bedoeld? Gaf Vermeer ergens een met
gele ramen overdekte binnenplaats?
Men zal dit muggenzifterij vinden en ver
geten dat critisch lezen iets anders is dan
een boek alleen om het „verhaaltje" door-
loopen. Het plaatsen van vraagteekens hier
en daar is geen aardigheid, maar dient om
te overdenken of een arbist-schrijver een
beelding zuiver voor oogen gezien heeft toen
hij schreef, dan wel slechts welluidende
woorden en zinnen aan elkaar reeg. Een on
nadenkendheid van soortgelijken aard is deze
zin in dit boek :De tram reed vorbij en
in de lege wagen zat een eenzame aanspre
ker". De wagen was dus niet leeg en de zin
was met een kleinigheid te corrigeeren ge
weest.
Nu weten we wel dat de meeste romans
wemelen van vaak allermalste slordigheden,
maar Het Rijpen van de Tijd heeft juist alle
kenmerken van met groote zorg geschreven
te zijn, vertoont een bewuste genegenheid
voor het schrijversambacht en vergt daarom
terecht van den lezer een meer dan opper
vlakkige belangstelling voor den vorm.
Dichterlijk gevonden is de titel van het
eerste hoofdstuk: Litanie der Breinaalden.
We komen in het gezin van Andreas Naghte
gael doodkistenmaker van professie en in zijn
vrijen tijd iets dat men in mijn jeugd „blik
ken dominéé" placht te noemen; een leider
eener ietwat afgescheiden gemeente, en bo
vendien bestuurslid van verschillende ver-
eenigingen uit den muffen, zeer kleinen bur
gerstand der Hollandsche tachtiger jaren. Hij
heeft een strenge puriteinsche vrouw gehuwd
en van haar vijf dochters gekregen, waarvan
er nog twee in huis zijn als ons verhaal aan
vangt. De vrouw des huizes is dan al jaren
lang ziek. Half verlamd zit zij dag in. dag
uit in den leunstoel bij het venster en breit,
en breit stilzwijgend en norsch een verdriet
verkroppend en tevens cultiveerend dat
Andreas haar vijftien jaar geleden heeft
aangedaan. Dat is de historie geweest met
Hanna. van wie hier boven sprake was. Een
relatie, in Andreas' afgescheiden gemeente
opgedaan, tot een ongeoorloofde verhoudin?
uitgegroeid en op bijna bloeddorstige wijze
door de bedrogen echtgenoote tot ontdek
king gebracht. Hanna verdwijnt, Andreas
blijft en vijftien jaar en nog langer, zullen
de breinaalden tikken in de zwijgende kamer.
Het geval Hanna-Andreas is noch grootsch.
noch dramatisch, slechts muf en kleinburger
lijk als de geheele sfeer van den ondeugenden
doodkistenmaker. Zoo de emancipatie dei-
vrouw daar iets mee te maken zou hebben
gehad, moest ze zoo oud als de weg naar
kralingen geweest zijn. tijdens haar opkomst»
En de schrijver laat het geval even plat-
vloersch en gewoon als het overal en altijd
geweest is en doet geen poging zelfs, het
buiten dat alledaagsche omhoog te halen.
Wat met dien doodkistenfabrikant ook wel
een heksentoer zou zijn geweest.
In die sfeer leeft Coba. de oudste der twee
ongetrouwde dochters, vader's vertrouwde en
moeders vervangster.
In haar murmelt de begeerte naar een hoo-
ger geestelijk levensniveau, met meer liefs en
hartelijks en die begeerte vecht met de on
uitgesproken angst voor het oude-vrijster-
worden. Door een toeval wordt ze voor het
laatste gespaard, maar ze wordt er niet beter
op.
Vader Andreas brengt op een keer uit zijn
vereeniging een jongen groenteman mee
naar huis. Die jongeman helpt hem vaak bij
zijn bestuursbezigheden en Andreas waar
deert hem als factotum doch minder als ad-
spirant-schoonzcon, in welke hoedanigheid
hij bij den ouden heer de kous op den kop
krijgt. Maar dan is het al te laat, want Coba
mag den jongen Nars Boudewijn wel en wordt
opstandig tegen haar vader. Een aardig mo
ment in het verhaal ligt hier in het optreden
van de moeder van Nars, die den ouden An
dreas eens even komt vertellen hoe laat het is
en in de vrij-onwillige toestemming die deze
tenslotte voor het huwelijk geeft. Plus een
paar centjes, waarvoor het echtpaar Nars
Boudewijn een groentennerinkje mag opzet
ten. En uit dat huwelijk zal spoedig de knaap
Kees geboren worden wiens jeugd dan verder
uitvoerig verhaald wordt. Welk verhaal wij
nu niet verder volgen zullen.
David de Jong geeft ook daarin, evenals in
het voorafgaande, blijk van een allergrondig-
ste kennis van denken en doen der kleine
bourgeoisie. Er zal wel wat autobiographisch
materiaal in de schildering van Keesje en zijn
omgeving verwerkt zijn en opborrelende her
innering aan eigen zielebelevenis, in een lit
terair bruikbaren vorm gegoten, doch dat
maakt dezen roman slechts meer reëel aan
vaardbaar en de beelden des te levender. „Het
rijpen van de Tijd" is een stuk werk om res
pect voor te hebben, al valt het moeilijk te
ontkennen dat de saaiheid van het milieu,
waarin de historie zich afspeelt, in de uitbeel
ding slechts sporadisch door een lichten toets
wordt verlevendigd. De schrijver blijft zóó
doodernstig met zijn tenslotte onbelang
rijke menschjes bezig, dat er haast een te
veel aan ernst ontstaat, een ernst die mis
schien eer zwaarwichtig dan ernstig is. Ook
van het goede kan men te veel geven.
David de Jong schreef reeds een roman „De
steenen Doolhof" en een paar bundels pessi
mistische verzen. Hij is thans veertig jaar oud
en als litterator geheel autodidact. Zonder be
hoorlijk jeugdonderwüjs. afwisselend werkzaam
als boekhandelaarsbediende, bibliotheek
assistent en boekhandelaar, moest hij zich
alles van den grond af toeëigenen. Men zou
hem geen beter compliment kunnen maken
dan door te constateeren dat van dit alles in
zijn jongsten roman niets te bemerken valt.
J. H. DE BOIS.
ventie, welke in belangrijke mate de arbi
trage-gedachte en haar verwezenlijking zou
bevorderen. Ik denk hier aan het ter confe
rentie tot stand gekomen verdrag betx-effende
vx-eedzame beslechting van internationale ge
schillen, waarbij het Permanente Hof van In-
tei'nationale Arbitrage in het leven is geroe
pen. Intusschen, die conventie liep niet alleen
over arbitrage. Zij gaf ook andere middelen
aan, welke vreedzame oplossing van interna
tionale geschillen mogelijk maken: zoo bijv.
de goede diensten en bemiddeling en voorts
het doen onderzoeken van feiten, waarover
twee staten juist ruzie hebben. Zijn immers
eenmaal de feiten door een internationale
onpartijdige commissie vastgesteld, dan is
daarmee dikwerf gevaarlijke internationaal-
politieke brandstof verwijderd.
Dat kwam heel duidelijk reeds enkele jaren
na de Eerste Haagsche Vredesconferentie aan
het licht. Tijdens den Russisch-Japanschen
oorlog poogde Rusland's Oostzee-vloot de vloot
in het Verre Oosten nog te helpen. Het es
kader, dat den Kaap zou omvaren, was op 11
September 1904 vertrokken. Ruim een maand
later deed zich een hoogst ernstig incident
voor. toen deze vloot in den nacht van 21 op
22 October bij de Doggersbank begon te schie
ten op vermeende Japansche onderzeeërs, die
in werkelijkheid volkomen onschuldige Engel-
sche trawlers waren. Admiraal Rodjesvensky
zette zijn reis door, maar onderwijl nam de
spanning tusschen Rusland en Engeland, dat
in dien tijd nauw bevriend was met Japan,
enorm toe. De Engelsche openbare meening
toonde zich hoogelijk verontwaardigd over het
gebeurde en over de houding der Russen,
kortom de onderlinge betrekkingen namen
een steeds spannender karakter aan. Het zag
er tenslotte heel gevaarlijk uit: de oorlog
scheen nauwelijks meer afwendbaar. Toen be
sloot Frankrijk gebruik te maken van de ver
schillende bepalingen in zake vreedzame be
slechting van iixternationale conflicten. Het
bood namelijk tusschen Londen en Petersburg
zijn bemiddeling aan en stelde voor ce in de
Haagsche conventie van 1899 vastgelegde be
palingen over het (doen) iixsteüen van een
onderzoek naar de feiten in toepassing te
brengen. Aldus geschiedde, met het gevolg,
dat een internationale onpartijdige commissie
van onderzoek tot de conclusie kwam, dat er
van Japansche onderzeeërs in de omgeving
van de Doggersbank geen sprake was geweest
en dat derhalve Rusland moest „dokken" wat
hierop ook geschied is.
Zoo was, doordat men van de beti'effende
procedures, welke de conventie in kwestie
kende, gebruik had gemaakt, het uitbreken
van een grooten oorlog nog net bij tijds voor
komen.
tt ATER is men, binnen en bulten den Vol-
kenbond op verschillende wijzen gaan
voortbouwen op hetgeen de eerste Haagsche
conventie bevatte aan vreedzame beslech
tingsmiddelen. Wat het Hof van Arbitrage be
treft, dit is gehandhaafd ook nadat de Vol
kenbond met het Internationaal Gerechtshof
tot stand was gekomen. Meer dan eens is het
denkbaar dat een staat een kwestie liever aan
eerstgenoemd Hof onderwerpt, dat feitelijk
niets andei's is dan een lijst van scheidslieden,
waaruit dan, in geval partijen de arbitrage
procedure van den Haag wenschen toe te pas
sen, een tribunaal van vijf wordt samenge
steld, welk tribunaal de zaak moet be
slechten.
In den loop der jaren en hieruit blijkt
het nut van wat in 1899 werd opgezet is het
in een niet zoo gering aantal gevallen tot-
dergelijke arbitrage-zaken gekomen, al dient
erkend, dat na den wereldoorlog het nieuwe
Hof meer de klandizie genoot dan de oude in
stelling.
Op het oogenblik maakt onze samenleving
een dusdanige crisis door, dat velen zich af
vragen wat daarvan en ook wat er van alles
wat met internationaal recht te maken
heeft, terecht kan komen. Tot opgewekte her
denking van hetgeen op 18 Mei 1899 een aan
vang nam, staan de hoofden dus niet. Doch dit
mag nooit een reden wezen om nu maar met
een te concludeex-en, dat „het werk van den
Haag" heelemaal geen waarde meer heeft.
Wanneer eenmaal weer betere tijden zullen
aanbreken, zal men ongetwijfeld juist op dat
werk, op hetgeen veertig jaar geleden onder
nomen is, voortbouwen. Vandaar dat er alles
zins ï-eden bestaat om, ondanks het sombere
heden, even stil te staan bij dit mooiere ver
leden, waarin de nuttige grondslagen zijn ge
legd voor een betei'e toekomst.
Dr. E. VAN RAALTE.
Ook wij hebben keurige LAMPEN voor huls-
en zitkamer, ln prijzen van 8 A 9 gulden,
maar dan met het stempel van ons huls.
IANGE VEERSTRAAT HAARLEM.
Fraaiste, tevens oudste Lampenzaak ln
Nederland.
(Adv. Ingez. Med.)
GEERT HOOGEVEEN
Alléén
Mr. CORNEL!SSTRAAT 54 - TELEF. 16270.
(Adv. Ingez. Med.)
GEMEENTELIJKE KWEEKERIJEN VOOR
HET PUBLIEK GEOPEND.
Van 13 tot en met 21 Mei zijn de Gemeente
lijke kweekerijen aan de Kleverlaan weder
voor het publiek geopend. De bezoekuren zijn:
's morgens van 10.30—12 uur, 's middags van
3—4.30 uur en 's avonds van 6.30—8 uur.
PERSONALIA.
Bij Koninklijk besluit van 8 Mei 1939 is ver
gunning verleend tot het aannemen van de
versierselen van commandeur der orde van
St. Sava van Zuid Slavic aan den heer G. D.
Gratama. directeur van het Frans Hals Mu
seum te Haarlem.