N/é er één leekt. DOUWE EGBERTS tioisiet MET AUTO EN TENT DOOR ZUID-AFRIKA. Deutzia. Centrale Verwarming TEL. 15597 Simplex rijwielen, reeds voor 4650 Litteraire Kantteekeningen. ZATERDA'G 20 MEI 1939 HA'AEEEM'S DAGBEAD 13 Naar het Vogeleiland van St. Lucas. Door Dr. W. C. N. VAN DER SLEEN We verlaten Swasieland bij - Gollel, even be noorden de Pongolarivier, die al spoedig voor ons ligt. De weg leidt er naar de spoorbaan, maar het hek is gesloten en er staat een groot bord, waarop in twee talen vermeld wordt, dat het streng verboden is, met wegvoertuigen over de spoorbrug te gaan. Maar de sporen dei- autobanden staan duidelijk tusschen de dwars liggers in en die liggen zoo dicht bij elkaar, dat het best gaan zou. Even verder is een kaffer in zijn tuintje bezig, die gelukkig Engelsch ver staat en ons verzekert, dat we gerust over de brug kunnen rijden, de volgende trein komt pas over een paar uur. En zoo geschiedde het. Ik heb nog geprobeerd, het bewuste bord omver te rijden, maar kon er net niet bij. Dus ging het over Mzuka naar Hluhluwe, spreek uit Sjloesjloe- we. Je moet het maar weten als je naar den weg vraagt. Dat kun je hier trouwens net zoo goed laten. We zijn nu in Natal en daar is zoowat geen kaffer te vinden, die Engelsch of Afrikaansch verstaat, dat is de typisch-Engelsche zede. Dan kunnen ze vrijuit over alles en nog wat praten, waar de bedienden bij zijn! Hluhluwe is voor deze streken een groote stad. Het bestaat uit een winkel, een station en een politiepost. En in den winkel weten ze soms precies uit te leggen, hoe wij met de auto aan False Bay kunnen komen, zoodat wij maar drie keer verkeerd rijden en net tegen zonsondergang een groote baai diep beneden ons zien liggen. Met het laatste daglicht rijden we langs den oever en vinden een kampeerplek, dicht bij het meer. Vlak bij ons steekt een kleine rotspunt in het meer uit. Daarop zitten twee aalscholvers, een reiger en een paar ganzen, terwijl even verder witte vlekken op het meer deinen, van een af meting, die aan zwanen, hier dus aan pelikanen doet denken. Dus kamp opgeslagen, de kostbare watervoorraad uit de canvaszakken in potten en pannen ovei-gebracht en toen in het felle licht der autolantaarns de boot in elkaar gezet. Dan de bagage klaar gemaakt, want hoewel iedereen van Bird Island spreekt, is haast niemand er ooit geweest en varieeren de schattingen betreffen de den afstand tusschen zeven en zeventien mijlen, dus 12 a 25 kilometer. Dat is een Jieele ruk in een vouwboot heen en terug op open wa ter. Want False Bay. zoo genoemd, omdat het een inham is van de groote St. Luciabaai, welke inham indertijd door een landingsexpeditie op den terugtocht voor de baai zelf werd aange zien, False Bay dan is, zoo op het gezicht, een kilometer of vier breed, dan komen van weers kanten twee voorgebergten, waar we tusschen door moeten en waar een zware golfslag kan staan. Volgens een kadastrale kaart, die ik ge zien heb, liggen de uiterste punten van het Linkerland, die wij ronden moeten, ook zoowat een kilometer of vier uit elkaar en danWel, wanneer u op die uiterste punt aan land gaat, kunt u Bird Island als een lage, zwarte streep aan den horizon zien liggen. Maar u moet peiling nemen op een bergtop in het achterland, want van het water af kunt u het lage, met riet be- denkte eiland niet zien. En het is een geweldig eind weg! Dat waren onze inlichtingen, dus tenten mee, eten mee, water mee. Alles wat je noodig hebt, om twee of drie dagen weg te blij ven. Ik ken dat uit Canada en dus is den vol genden morgen al vroeg alles in de boot ge stouwd, de camera's niet te vergeten! Er waait een zacht morgenwindje, juist aan bakboord in. Als we nuJa, maar ik heb mast en zeil in Holland gelaten. Doch juist op het laatste mo ment schiet mij te binnen, dat wij een instrument bezitten, dat in Denig's catalogus als W.C.- tentje betiteld staat en dat wij in deze bosch- rijke omgeving overbodig achten,. In een mini mum van tijd is uit den middenstok-en het can- vasdoek iets gefabriceerd, dat in de verte be- driegelijk veel op een mast en zeil lijkt en, wat van meer belang is, de boot al spoedig met een gezellig gangetje het water doet klieven. Zoo gaat-ie goed! Binnen een uur hebben we weer vast land aan bakboord. Een mooie hoog afge slagen klip. Op den terugweg eens even kijken straks. Achter de kust luwt de wind heel erg en dus zwaaien al gauw de peddels met rhythmi- schen slag. Een heerlijk geluid en een fijne be weging. Links van ons glijdt de hooge kust voor bij, met euphorbia en wilde bananen en allerlei altijd-groene boomsoorten bedekt. Prachtig witte zilverreigertjes visschen langs den oever en gaan er bij onze nadering met loomen wiekslag van door. Meeuwen zeilen langs en aan hun zeilen zie ik, dat- de wind van richting veranderd is. Hij steelis op uit het Noordoosten, juist de rich-1 ting, waar wij heen moeten. Na een uurtje gaan wij aan land om eens te verkennen, zien nog een landpunt en dan water en water en water. De kijker moet er bij komen. Ja juist, daar in het Noordoosten ligt een lage landstreep, met af en toe een witte glinstering van vogels er boven. En dat moeten heel veel of heel groote zijn,' anders konden we van hieraf niets zien. Het strandje ligt vol boormossels en mesheften, zeeschelpen, zoutwater dus, wat ik allang ge proefd had van overspattende golfjes, toen we zeilden. Maar we zouden er nog meer van proe ven. Het zeil was allang geborgen. Nu stappen we weer in en varen met zorgvuldig dichtge maakte spatdekken weg. Het is al een zware trek naar de laatste landpunt, waar een paar bijenkorfvormige kafferhutten half verscholen liggen tusschen het groen. Maar dan krijgen we de volle kracht van den wind, eigenlijk die van het opgezweepte water, te voelen. Wij houden recht tegen den wind, de punt van de boot snijdt door de golven heen, maar duikt toch onder, zoodat het water over het voordek spoelt en breekt tegen de punt van de kuip. Een enkele golf komt er over heen en spoelt over het spatdek weg. Wel dra zijn wij midden in het woelende water en ploeteren zoo ruim een uur tegen den wind op. Links is weer een hooge, mooi begroeide kust, rechts, waar het eiland moet liggen, niets dan water, water en nog eens water. Wind en gol ven nemen in hevigheid toe. En als we eenmaal op het Vogeleiland zitten, zijn we nog niet klaar. We kunnen er niet overnachten. Er is niets dan modder en riet en stank. Het begint een beetje riskant te worden. En ik houd niet van gevaarlijke dingen. Even overleggen we. Onze gedachten waren al denzelfden kant uit gegaan. Links afzwaaien op de hooge kust aan, daar overnachten en dan den volgenden mor gen in de ochtendkalmte oversteken, het eiland bezien en in den middag, met wat wind ook, naar huis; want dan is het drinkwater op! Toch duurde het nog een half uur eer onze boot haar neus in de weeke modder stak, en wij uitstapten. Gauw eens zien, wie hier zoo nog meer langs stappen. Dat valt erg mee. Al leen een paar varkens en wat antilopen en dat is geen erg gevaarlijk goed rond een paar tentjes. Een veilig hoekje is gauw gevonden, De boot verder uitgepakt en bij de tenten ge legd en toen op verkenning uit. Daar een rnais- veldje, een paadje, dat slingert door het bosch en ons na een half uur loopen bij een kleine i kraal brengt. Drie vrouwen aan het bereiden van den maaltijd, een paar kinderen, die al leraardigst zitten te spelentot ze ons zien en luid gillend in de armen van moeder vluch ten. Waarom is een kafferkind toch zoo doods bang voor een blanke? Zouden wij zoo als boe man worden voorgesteld? Een paar zuurtjes en een stuk chocolade ma ken ons spoedig goede vrienden met de oude ren, waarvan geen enkele anders dan Zoeloe spreekt. Ze malen mais, fijnwrijven is het eigenlijk, tusschen twee steenen, zoo'n hand molen, als je in de terpen ook wel vindt, en koken er pap van. Een ander kookt groentesoeo van in het wild gezochte kruiden en wortels. De hutten zijn van het bekende bijenkorf type met zeer lagen ingang. Het huisraad is weer tot een houten hoofdkussentje beperkt, maar er zijn ook mooie, uit hout gesneden le pels en waterscheppen, zooals de kaffers die graag maken. In de schaduw der hutten staan groote overschuimende kalebassen, kafferbier. Dadelijk wordt ons een dronk aangeboden, maar ik sterf liever mijn natuurlijken dood. Het is weer een prettig, vriendelijk volkje. We hadden intusschen een niet bepaald rus- tigen nacht doorgebracht. Niet omdat de var kens luid knorrend hun verwondering uitdruk ten over zulk vreemd bezoek; ook niet om een uil, die klagend schreeuwde, of om het nach telijk plassen der pelikanen in de baai voor de tenten, maar omdat het hooge gras hier zoo tjokvol boschmuskieten zat, dat ze niet uit de tent waren te houden, en we waren al dat ge beten worden niet meer gewend. Tot nu toe hebben we immers winter gehad, maar hier schijnt de lente ook in dien zin begonnen te zijn, dait ook die plaaggeesten weer wakker zijn geworden. Als ze althans ooit geslapen hebben in den korten wintertijd! De baai was nog wat woelig, maar met even de tanden op elkaar liepen we na een dikke anderhalf uur zwaar trekken een kleine zand baai binnen. Intusschen waren we al wat peli kanen tegengekomen, ik schat een vierhon derd, meest in langgestrekte rij naast elkaar, g over het water vliegend, even opstijgend over ons bootje heen en dan hun plaats in de rij weer innemend. De een vliegt steeds even achter den ander om van de luchtbeweging van zijn wiekslag te kunnen profiteeren. Waar we aanleggen vliegen een tiental meeuwen en vier lepelaars op. Leuk, zulke oude bekenden, al zijn het natuurlijk weer ietwat andere soor ten. Zoo is het ook als we, langs de kust wan delend, in de broedkolonie der sterns komen. Net als bij ons, kuiltjes in het zand met telkens twee eieren, maar eieren en vogels zijn twee maal zoo groot als aan den Hoek van Holland. Maar één ding is anders; hoewel we ook hier op een beschermde broedplaats zijn, liggen er honderden vertrapte nesten, verongelukte eie ren, in de lepelaarskolonie zelfs tientallen doo- de jongen. De misdadiger heeft zijn sporen dui delijk achtergelaten. Dat was het eerste wat ik bij het aan land gaan zag. Nijlpaardsporen bij honderden en honderden. Neen, hier kan geen mensch kampeeren! En of die kolossen nu moedwillig of per ongeluk al die nesten versto ren, doet er weinig toe. Ze vormen een plaag voor de kolonie. Gelukkig komen de ondieren alleen 's nachts aan land en hebben we dus geen malheur, ook niet voor onze boot, te vreezen. Rond een met riet begroeide landtong komen we aan een groote baai. Een rij van eenige honderden vogelfiguren trekt onze aandacht. En wat voor figuren! Heel hooge, dunne poo- ten, een eivormig lijf en dan een kronkelhals van wat ben je me, met dikken, zwaren snavel. Flamingo's! Maar je ziet haast geen rood! Dat komt pas als ze opvliegen! Nauwelijks heb ik het gezegd, of er komt beweging in de massa. Twee vlammen slaan uit. De voorposten wor den ingetrokken. Dan wandelt de heele familie weg, eerst langzaam en statig, met sierlijk ge bogen hals, dan sneller en sneller met mallotig lange, rechte nekken rondziend. Daar vliegen de voorsten op en honderden, neen duizenden lange beenen slaan in het water om meer vaart te krijgen. Dan zeilen ze weg. Een vliegende flamingo is net een lange gaspijp met in het midden een roode lap er om gewonden. Maar als ze dwars van ons neerstrijken met veel vertoon van rood en roze, wordt het weer het mooie, elegante diertje uit Artis. Broeden doen ze hier blijkbaar niet. We zijn trouwens een maand te laat. Bijna alle nestkuilen zijn leeg en overal zwerven halfwas-jongen rond. De sterns hebben nog donsjongen, die verstopper tje spelen in de Hippo-sporen en wegvluchten in zee als je ze stoort. Lepelaars staan er overal, ganzen vliegen al gakkerend over om ons van het nest en de jongen af te lokken. Pelikanen steken hier en daar hun oudachtige koppen boven het riet uit, maar wij kunnen de kolonie niet bereiken. Het is al te modderig. Waar een nijlpaard slechts een halven meter diep inzakt, kunnen wij nog goed loopen, maal ais wijzelf tot over de enkels wegzakken, wordt het ongezellig. Als ik voor den derden keer terug moet, omdat bij het springen over een moddersloot mijn schoen bij den afzet in den wal is blijven steken besluiten we terug te gaan. We vinden zes lepelaars op onze boot passen en als we even een stukje brood van vier dagen oud eten (ik begrijp nu, hoe glaseters aan den kost komen) komen de pelikanen te rug in forsche witte lijnen, die van horizon tot horizon lijken te reiken. Een heerlijk gezicht. Weer vliegen ze over ons heen en strijken dan neer op de groote broedplaats. Bij honderden en nog eens honderden. En die kaffeeklatsch had ge moeten hooren! En ze hebben al zoo'n oude-tantes-gezicht! Een paar hebben waar schijnlijk zitten opsnijden, hoe hoog ze wel gestegen waren, om te zien waar de meeste visch lag, want telkens weer zien we k'eine troepjes omhoog komen uit het dichte riet en al cirkelend, zooals onze ooievaars dat ook kunnen doen, opstijgen, hooger en hooger, tot ze streepjes lijken. Met hun vlucht van twee meter, tegen het lichte blauw van den hemel. En hoog boven die streepjes hangt een punt. De vischarenden amuseeren zich ook, na een fortuinlijke jacht, met een gratis ritje op den hoogen wind. Van wind gesproken: kijk eens even, pal Oost en met een flinke kracht ook. Dat wil zeggen: precies achter voor de eerste kilometer of zes tien. Maar er kan een aardig golfje staan daar tusschen de hoofden! Toch probeeren, dan rijn we vroeg binnen. Onversaagd heschen we de p. .pdoos, zooals het keurige tentje van Denig in de wandeling nu eenmaal heet, en met der tig graden slagzij stormden we huiswaarts. We liepen de hooge golven achterop, gleden er van af en tornden weer van achter tegen de volgen de op tot zijn overkrullende top naast en ach ter ons was. Fijn werk zoo. En in een uur tijd landden we bij het steile rif aan den oostoever van False Bay. (Nadruk verboden) zóó heerlijk van geur is de Echte Friesche Heeren-Baai, welke vanouds door Douwe Egberts te Joure (Friesland) gemaakt wordt. Inderdaad: D. E. tabak geeft „wolken van genot". FRIESCHE HEEREN-BAAI en BAAI-TABAK K 7S (Adv. ingez. Med.) OPMERKINGEN VAN LEZERS. Een lezer zendt ons een klacht over staaltjes van vernielzucht in de Prins Hendi-iklaan te Ovex-veen. Van perceel Prins Hendriklaan no. 108, dat eenige maanden leeg staat, is de voortuin geheel gesloopt en nu zijn vernielers begonnen met de pilasters voor aan den weg. BRIDGECLUB „HAARLEM-NOORD". Onder leiding van den heer Ab. Wiegmink is in het Hotel „Roozendaal" te Overveen de wed strijd gespeeld: „Haarlem West"„Haarlem Noord". Het was een daad van durf van de „Westerlingen", bij het eerste optreden in een open wedstrijd direct één der sterkste clubs uit deze omgeving als tegenstanders te vragen. En hoewel de uitslag reeds bij voorbaat vaststond dit is geworden 85183 voor H. N. zijn 85 MP. op de „Noorderlingen" een niet te onder schatten resultaat. OLIESTOOKINRICHTING - NATUURLIJK van ADR. STOOPLAAN 35 (Adv. ingez. Med.) (Adv. ingez. Med.) Jef Last. De vliegende Hollander. Uitgeverij Contact, Amsterdam. De nieuwe zin. die het leven voor Jef Last. sinds hij in Spanje was, heeft gekregen, (wij citeeren uit zijn naschrift, ter verantwoor ding) was het hoofddoel bij het schrijven van dit boek. Waarschijnlijk wordt hiermee be doeld: het met zichzelf over dien nieuwen zin klaar te worden of dien nieuwen zin den lezer te openbaren. Het kan irxij werkelijk verdrieten voor veel van dien uitleg gesloten te blijven, omdat ik ook ditmaal den vorm van dezen roman, de bewogenheid in de be schrijving, vaak ook de dichterlijkheid van visie en taal hoogelijk waax-deer en De vlie genden Hollander, als roman, mij toeschijnt onder het beste van Jef Last's litteraire pro ductie gerekend te moeten worden. In de verhouding Van der Decken Jonathan en voox-al in de oplossing dier ver houding aan het slot, zal men te zoeken heb ben naar wat de schrijver met zijn nieuwen zin voor het leven bedoelt. Zelfs voor wie die zin min of meer verward mocht blijven resteert het genot van een boeiend verhaal, kleurig en krachtig gedaan. Het spookschip met de zwarte zeilen waarop Van der Decken het bevel voert, zeiltmet Jef Last de wereldhistorie door en bevindt zich telkens in de buurt der opstandigheid tegen onrecht. In den aanvang maken wij met Van der Decken en zijn bemanning kennis, als hun zonderliyng bemande schuit, de Marnix, maar niet over de twintigste meri diaan heen kan komen als ze in de buurt van Kaapstad en de Tafelberg koerste. Is het ai- leen de windstilte die ze tegenhoudt, of is het de bewuste tegenkanting van wie sterker is dan de Duivel? Er is in dit boek veel getheologiseer en evenveel technisch gepx*aat over de navigatie. Ondanks dat boeit reeds die eerste beschrijving van een milieu, waarin naast den trotsóh met God strijdenden Geus van der Decken een door den duivel ge- teekenden Gerbrand en het nog zuivere kind Jonathan staan. Want Last laat hier Van der Decken de eerste Gexis zijn. die de poor ten van Den Briel rameide en hij laat hem verder optreden, als het tijdloos wezen waar toe de legende hem vormde. Hij zal in dit boek met zijn sjofele schaar onvervaarde vrij buiters van de Marnix, de Theems opvaren om de mannen van Cromwell te helpen tegen den trouweloozen koning.hij zal met hen veel later de Seixie binnenvallen en bij Parijs ankeren om aan de revolutie deel te hebben en nog weer later, de operaties van Trotzky tegen Kroonstad gadeslaan en zijn einde vinden als hij weerlooze vluchtelingen in den dood voert. Dat zal dan tevens het moment zijn van de vol-uit menschwording van Jonathan, wien door zijn vriend Iwan het uiteindelijk en alles omvattend doel van het leven wordt geopenbaard en Van der Decken's ondergang verhelderd: .„Het eenige wat werkelijk onsterfelijk is en zonder welk alle dingen ijdel zijnde liefde". En Jonathan ziet in de verte een vrouwen gestalte „en toen ze dichterbij kwaxn, hei-ken de hij de droeve glimlach van Marianne". Is het omdat ook ..de liefde niet steeds be stendig van duur" is en de mooiste en beste gevoelens van den individueelen mensch geen oogenblik buiten gevaar zijn te kreuken, te bersten, te breken? Misschien is Marianne's droeve glimlach het wijst van al. In de Vliegende Hollander van Jef Last. zit. naar de lezer bemerkt zal hebben, een illusie naar hooger leven. Misschien zullen zijn wegen de onze niet zijn, maar de dichter lijke vrijheid waax-mee hij zich op weg begeeft, spreekt tot den lezer. Hij heeft zich voor dit boek ook technisch veel voorbereidenden ar beid opgelegd. Historische bronnen over den Hollander en over de verschillende revoluties onderzocht, over de psychologie van den zee man, als over de kennis der oude scheep vaart bronnen en mensdheh geraadpleegd De eerste vermeldt' hij, de tweede bedankt hij in een nawoord. Hans Wirtz. De groote Ergernis. Christus en de Christenen. Uitgave De Residentiebode Den Haag. Wij kunnen deze vertaling van een goed boek van een leekensohrijver niet beter aan kondigen dan door uit het geleide-woord van den Wij-bisschop van Aken. dr. Strater een paar der eerste zinnen over te nemen: „Uit de vele afzonderlijke voorstellingen van ge beurtenissen, wonderen en uitspraken van de H. H. Evangeliën is hier naar één vast plan een beeld ontworpen van de godmenseheli jke persoonlijkheid van Christus". „Echter niet als een historisch feit, maar als iets, dat nog immer voortduurt en voort- werkt tot in onzen tegenwoordigen tijd. En zoo wordt deze heilige handeling van het verlossingswerk organisch ingebouwd in het hedendaagsche leven: in het persoonlijke en openbare leven". Dan volgen een vijftigtal schetsen waarin Jezus' leven op een hedendaagsch eenvoudig publiek boeiende wijze wordt voorgesteld in omschrijvingen die tot de menschen van van daag beeldend spreken. Reeds in het eerste stuk waarin de volksmenigte beschreven wordt die naar den jongen Rabbi die in stra ten en op pleinen tot het volk spreekt, luistert krijgt de lezer een staal, waaruit hij de be doelingen van den schrijver kan gissen: „Het volk dat in groote menigten naar hem toestroomt: winkeliers en kooplui, tofl- en postbeambten, straatwerkers, stx-aatmeiden marktvrouwen, kantoorbedienden, dienstbo den, chauffeurs en kellners, werkloozenf etc. ik sla een paar over in mijn citaat dat al rijkelijk lang wordt) en verder „tevergeefs zoekt men ind'ustarieelen, bankdirecteuren, dames met schoothondjes aan den band, pro fessoren, referendarissen". Maat houden, vader zou men dezen leekenschrijver bijna willen toeroepen, maar- we doen dat niet, omdat zijn werk door alle kerkelijke superieuren werd goedgekeurd en ons bezwaar van mateloosheid slechts een aesbhetisch bezwaar is. Zooals ook een vol gende pagina een bezwaar van schrijf tech- nischen aard is en slechts een denkslordig- herd betreft: „De Rabbi echter is verdwenen. En niemand heeft gezien, waarheen Hij is gegaan. Sinds dien dag brengen ze alle zieken naar hem toe. enz." In de schilderkunst van het midden der vorige eeuw heeft zich eveneens een neiging vertoond het leven van Christus te beelden in costumen en omgeving van 1860 en daar omtrent. Of die Hooge Figuur daardoor nader tot het volk gebracht is valt moeilijk uit te maken. Maar de bedoelingen dier schilders waren ongetwijfeld even zuiver als die van den leekenschrijver. die zelf .steeds opnieuw aan Christus ergernis neemt"omdat zij hem niet voldoende navolgt. En zoo is dit boekwerk voor zeer velen toch misschien weer een brug tot een korteren weg naar Hem. die voor alles Liefde is. Ver onachtzaamd. naar het schijnt, thans over de geheele wereld, en des te vuriger terugbe- geerd door de weinigen die erkennen dat daar buiten geen duurzaam heil is. De Groote Er gernis is een Katholiek boek, alleen de dooi de Roomsche kerk erkende Teksten zullen den leekenschrijver aan zijn stof geholpen heb ben. Wij kunnen ons er daardoor niet van laten afhouden de intentie te waardeeren. Ook een Jef Last zoekt op zijn manier de liefde voor de menschheid van uit de hypo these tot iets tastbaars te maken en zoo wij dat eens allemaal deden zouden er veile be zwaren, die dat proces in den weg staan, op geruimd kunnen worden. J. H. DE BOES. Bruidsbloem. Van Deutzia. bruidsbloem, bestaan er ver schillende soorten. De meest bekende zijn wel de halfhooge heesters, waarvan Deutzia cre- nata een der sterkste soorten is. Dit is een ge makkelijk te kweeken plant, die in bijna iede- ren tuin wel aarden zal; en die de meesten van u wel zullen kennen, want ze wordt zeer vaak aangeplant. En hoewel deze heester veel bescheidener is dan de sering, de jasmijn, de Geldersche roos en zooveel andere, die ongeveer tegelijk met hem bloeien, toch duidt zijn Hollandsche naam, bruidsbloem, er wel op hoe mooi en fijntjes de tallooze rose-witte bloempjes zijn. Deutzia kalmiaeflora heeft prachtige rose bloemen en behoort met Deutzia magnifica eveneens tot de halfhooge heesters. Al deze soorten verlangen een ruime stand plaats om goed te kunnen groeien. Het verdient aanbeveling om na den bloei de uitgebloeide takken een flink eind terug te snoeien. Ook de bezitters van kleinere tuinen kunnen zich de weelde van een Deutzia permitteeren. Deutzia gracilis is een alleraardigst dwerg heestertje. dat, wanneer het nauwelijks een voet hoog is, al volop kan bloeien. De zuiver witte bloempjes zijn in sierlijke trossen ge rangschikt. Deutzia discolor blijft eveneens klein en heeft, zooals de naam „discolor" al aanduidt, geen effen bloemen. Meestal zijn de bloemen wit met een iets rose tint aan den buitenkant. Juist deze beide laagblijvende Deutziasoor- ten behooren tot de vroegstbloeiende. Deutzia graciles blieit van Mei tot Juli. Beide soorten moeten in tegenstelling met hun grootere soortgenopten liefst niet worden gesnoeid. DEUTZIA. Deutzia gracilis laat zich ook zeer goed als kamerplant behandelen. Daartoe zette men het heestertje vroeg in den herfst in een pot. Het kan dan gemakkelijk in bloei worden ge trokken. Het zal, zooais vanzelf spreekt, in de kamer veel vroeger bloeien dan in Mei Boven dien duurt de bloei vrij lang, zoodat u zich met dezen dwergheester al vroeg, en weken lang, van de vroolijkheid der lente in uw eigen huis kunt verzekeren. A. J. D. NEDERL. NATUURHISTORISCHE VEREENIGING. Een Hemelvaartsdag, die een gelukkige uit zondering vormde op den regel dat het op dien dag steeds regent! Het was prachtig in het duinterrein der A. w. bij de Zilk. Dc esch- doorns prijkten met hun sierlijke bloemtros sen, de blaadjes van de Esch ontplooiden zich, en al waren vlier en Meidoorn door cle koude nog niet tot bloei gekomen, lang zal het niet meer duren. In de duinvallei bloeiden viooltjes, vergeet- mij-nietjes, akkerhoornbloem, eereprijs, hondsdraf, hondstong, ook voorjaarsvroege- ling, kleine veldkers en kandelaartjes. En daar liet het mooie Jacobsvlindertje zich be wonderen. Op wat vochtiger plekken stond moerasspiraea, knoopig helmkruid, bloeide de smeerwortel. We zagen salomonszegel, Deensch lepelblad, het glanzend gele bloempje van de voorjaars ganzerik en het dieppaars van Vicia bithynica. een soort wikke. Langs de duinpa den bloeiden reigersbek en akkerkromhals. Buitengewoon groote exemplaren van de ruitjesbovist werden aangetroffen. De nachtegaal vergastte ons op zijn helde ren zang, en we zagen wulp, reiger, tureluur, scholekster, kievit en tapuit.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 15