N/é er één leekt.
DOUWE EGBERTS
tioisiet
MET AUTO EN TENT DOOR ZUID-AFRIKA.
Deutzia.
Centrale Verwarming
TEL. 15597
Simplex rijwielen, reeds voor 4650
Litteraire
Kantteekeningen.
ZATERDA'G 20 MEI 1939
HA'AEEEM'S DAGBEAD
13
Naar het Vogeleiland van St. Lucas.
Door
Dr. W. C. N. VAN DER SLEEN
We verlaten Swasieland bij - Gollel, even be
noorden de Pongolarivier, die al spoedig voor
ons ligt. De weg leidt er naar de spoorbaan,
maar het hek is gesloten en er staat een groot
bord, waarop in twee talen vermeld wordt, dat
het streng verboden is, met wegvoertuigen over
de spoorbrug te gaan. Maar de sporen dei-
autobanden staan duidelijk tusschen de dwars
liggers in en die liggen zoo dicht bij elkaar, dat
het best gaan zou. Even verder is een kaffer in
zijn tuintje bezig, die gelukkig Engelsch ver
staat en ons verzekert, dat we gerust over de
brug kunnen rijden, de volgende trein komt pas
over een paar uur. En zoo geschiedde het. Ik
heb nog geprobeerd, het bewuste bord omver
te rijden, maar kon er net niet bij. Dus ging het
over Mzuka naar Hluhluwe, spreek uit Sjloesjloe-
we. Je moet het maar weten als je naar den weg
vraagt. Dat kun je hier trouwens net zoo goed
laten. We zijn nu in Natal en daar is zoowat geen
kaffer te vinden, die Engelsch of Afrikaansch
verstaat, dat is de typisch-Engelsche zede. Dan
kunnen ze vrijuit over alles en nog wat praten,
waar de bedienden bij zijn!
Hluhluwe is voor deze streken een groote
stad. Het bestaat uit een winkel, een station en
een politiepost. En in den winkel weten ze soms
precies uit te leggen, hoe wij met de auto aan
False Bay kunnen komen, zoodat wij maar drie
keer verkeerd rijden en net tegen zonsondergang
een groote baai diep beneden ons zien liggen.
Met het laatste daglicht rijden we langs den oever
en vinden een kampeerplek, dicht bij het meer.
Vlak bij ons steekt een kleine rotspunt in het
meer uit. Daarop zitten twee aalscholvers, een
reiger en een paar ganzen, terwijl even verder
witte vlekken op het meer deinen, van een af
meting, die aan zwanen, hier dus aan pelikanen
doet denken. Dus kamp opgeslagen, de kostbare
watervoorraad uit de canvaszakken in potten
en pannen ovei-gebracht en toen in het felle licht
der autolantaarns de boot in elkaar gezet. Dan
de bagage klaar gemaakt, want hoewel iedereen
van Bird Island spreekt, is haast niemand er ooit
geweest en varieeren de schattingen betreffen
de den afstand tusschen zeven en zeventien
mijlen, dus 12 a 25 kilometer. Dat is een Jieele
ruk in een vouwboot heen en terug op open wa
ter. Want False Bay. zoo genoemd, omdat het
een inham is van de groote St. Luciabaai, welke
inham indertijd door een landingsexpeditie op
den terugtocht voor de baai zelf werd aange
zien, False Bay dan is, zoo op het gezicht, een
kilometer of vier breed, dan komen van weers
kanten twee voorgebergten, waar we tusschen
door moeten en waar een zware golfslag kan
staan. Volgens een kadastrale kaart, die ik ge
zien heb, liggen de uiterste punten van het
Linkerland, die wij ronden moeten, ook zoowat
een kilometer of vier uit elkaar en danWel,
wanneer u op die uiterste punt aan land gaat,
kunt u Bird Island als een lage, zwarte streep
aan den horizon zien liggen. Maar u moet peiling
nemen op een bergtop in het achterland, want
van het water af kunt u het lage, met riet be-
denkte eiland niet zien. En het is een geweldig
eind weg! Dat waren onze inlichtingen, dus
tenten mee, eten mee, water mee. Alles wat je
noodig hebt, om twee of drie dagen weg te blij
ven. Ik ken dat uit Canada en dus is den vol
genden morgen al vroeg alles in de boot ge
stouwd, de camera's niet te vergeten! Er waait
een zacht morgenwindje, juist aan bakboord in.
Als we nuJa, maar ik heb mast en zeil in
Holland gelaten. Doch juist op het laatste mo
ment schiet mij te binnen, dat wij een instrument
bezitten, dat in Denig's catalogus als W.C.-
tentje betiteld staat en dat wij in deze bosch-
rijke omgeving overbodig achten,. In een mini
mum van tijd is uit den middenstok-en het can-
vasdoek iets gefabriceerd, dat in de verte be-
driegelijk veel op een mast en zeil lijkt en, wat
van meer belang is, de boot al spoedig met een
gezellig gangetje het water doet klieven. Zoo
gaat-ie goed! Binnen een uur hebben we weer
vast land aan bakboord. Een mooie hoog afge
slagen klip. Op den terugweg eens even kijken
straks. Achter de kust luwt de wind heel erg en
dus zwaaien al gauw de peddels met rhythmi-
schen slag. Een heerlijk geluid en een fijne be
weging. Links van ons glijdt de hooge kust voor
bij, met euphorbia en wilde bananen en allerlei
altijd-groene boomsoorten bedekt. Prachtig witte
zilverreigertjes visschen langs den oever en gaan
er bij onze nadering met loomen wiekslag van
door. Meeuwen zeilen langs en aan hun zeilen
zie ik, dat- de wind van richting veranderd is.
Hij steelis op uit het Noordoosten, juist de rich-1
ting, waar wij heen moeten. Na een uurtje gaan
wij aan land om eens te verkennen, zien nog
een landpunt en dan water en water en water.
De kijker moet er bij komen. Ja juist, daar in
het Noordoosten ligt een lage landstreep, met af
en toe een witte glinstering van vogels er boven.
En dat moeten heel veel of heel groote zijn,'
anders konden we van hieraf niets zien. Het
strandje ligt vol boormossels en mesheften,
zeeschelpen, zoutwater dus, wat ik allang ge
proefd had van overspattende golfjes, toen we
zeilden. Maar we zouden er nog meer van proe
ven. Het zeil was allang geborgen. Nu stappen
we weer in en varen met zorgvuldig dichtge
maakte spatdekken weg. Het is al een zware
trek naar de laatste landpunt, waar een paar
bijenkorfvormige kafferhutten half verscholen
liggen tusschen het groen.
Maar dan krijgen we de volle kracht van den
wind, eigenlijk die van het opgezweepte water,
te voelen. Wij houden recht tegen den wind,
de punt van de boot snijdt door de golven
heen, maar duikt toch onder, zoodat het water
over het voordek spoelt en breekt tegen de
punt van de kuip. Een enkele golf komt er
over heen en spoelt over het spatdek weg. Wel
dra zijn wij midden in het woelende water en
ploeteren zoo ruim een uur tegen den wind op.
Links is weer een hooge, mooi begroeide kust,
rechts, waar het eiland moet liggen, niets dan
water, water en nog eens water. Wind en gol
ven nemen in hevigheid toe. En als we eenmaal
op het Vogeleiland zitten, zijn we nog niet
klaar. We kunnen er niet overnachten. Er is
niets dan modder en riet en stank. Het begint
een beetje riskant te worden. En ik houd niet
van gevaarlijke dingen. Even overleggen we.
Onze gedachten waren al denzelfden kant uit
gegaan. Links afzwaaien op de hooge kust aan,
daar overnachten en dan den volgenden mor
gen in de ochtendkalmte oversteken, het eiland
bezien en in den middag, met wat wind ook,
naar huis; want dan is het drinkwater op!
Toch duurde het nog een half uur eer onze
boot haar neus in de weeke modder stak, en
wij uitstapten. Gauw eens zien, wie hier zoo
nog meer langs stappen. Dat valt erg mee. Al
leen een paar varkens en wat antilopen en dat
is geen erg gevaarlijk goed rond een paar
tentjes. Een veilig hoekje is gauw gevonden,
De boot verder uitgepakt en bij de tenten ge
legd en toen op verkenning uit. Daar een rnais-
veldje, een paadje, dat slingert door het bosch
en ons na een half uur loopen bij een kleine
i kraal brengt. Drie vrouwen aan het bereiden
van den maaltijd, een paar kinderen, die al
leraardigst zitten te spelentot ze ons zien
en luid gillend in de armen van moeder vluch
ten. Waarom is een kafferkind toch zoo doods
bang voor een blanke? Zouden wij zoo als boe
man worden voorgesteld?
Een paar zuurtjes en een stuk chocolade ma
ken ons spoedig goede vrienden met de oude
ren, waarvan geen enkele anders dan Zoeloe
spreekt. Ze malen mais, fijnwrijven is het
eigenlijk, tusschen twee steenen, zoo'n hand
molen, als je in de terpen ook wel vindt, en
koken er pap van. Een ander kookt groentesoeo
van in het wild gezochte kruiden en wortels.
De hutten zijn van het bekende bijenkorf
type met zeer lagen ingang. Het huisraad is
weer tot een houten hoofdkussentje beperkt,
maar er zijn ook mooie, uit hout gesneden le
pels en waterscheppen, zooals de kaffers die
graag maken. In de schaduw der hutten staan
groote overschuimende kalebassen, kafferbier.
Dadelijk wordt ons een dronk aangeboden,
maar ik sterf liever mijn natuurlijken dood.
Het is weer een prettig, vriendelijk volkje.
We hadden intusschen een niet bepaald rus-
tigen nacht doorgebracht. Niet omdat de var
kens luid knorrend hun verwondering uitdruk
ten over zulk vreemd bezoek; ook niet om een
uil, die klagend schreeuwde, of om het nach
telijk plassen der pelikanen in de baai voor de
tenten, maar omdat het hooge gras hier zoo
tjokvol boschmuskieten zat, dat ze niet uit de
tent waren te houden, en we waren al dat ge
beten worden niet meer gewend. Tot nu toe
hebben we immers winter gehad, maar hier
schijnt de lente ook in dien zin begonnen te
zijn, dait ook die plaaggeesten weer wakker
zijn geworden. Als ze althans ooit geslapen
hebben in den korten wintertijd!
De baai was nog wat woelig, maar met even
de tanden op elkaar liepen we na een dikke
anderhalf uur zwaar trekken een kleine zand
baai binnen. Intusschen waren we al wat peli
kanen tegengekomen, ik schat een vierhon
derd, meest in langgestrekte rij naast elkaar,
g over het water vliegend, even opstijgend
over ons bootje heen en dan hun plaats in de
rij weer innemend. De een vliegt steeds even
achter den ander om van de luchtbeweging van
zijn wiekslag te kunnen profiteeren. Waar we
aanleggen vliegen een tiental meeuwen en
vier lepelaars op. Leuk, zulke oude bekenden,
al zijn het natuurlijk weer ietwat andere soor
ten. Zoo is het ook als we, langs de kust wan
delend, in de broedkolonie der sterns komen.
Net als bij ons, kuiltjes in het zand met telkens
twee eieren, maar eieren en vogels zijn twee
maal zoo groot als aan den Hoek van Holland.
Maar één ding is anders; hoewel we ook hier
op een beschermde broedplaats zijn, liggen er
honderden vertrapte nesten, verongelukte eie
ren, in de lepelaarskolonie zelfs tientallen doo-
de jongen. De misdadiger heeft zijn sporen dui
delijk achtergelaten. Dat was het eerste wat ik
bij het aan land gaan zag. Nijlpaardsporen bij
honderden en honderden. Neen, hier kan geen
mensch kampeeren! En of die kolossen nu
moedwillig of per ongeluk al die nesten versto
ren, doet er weinig toe. Ze vormen een plaag
voor de kolonie. Gelukkig komen de ondieren
alleen 's nachts aan land en hebben we dus
geen malheur, ook niet voor onze boot, te
vreezen.
Rond een met riet begroeide landtong komen
we aan een groote baai. Een rij van eenige
honderden vogelfiguren trekt onze aandacht.
En wat voor figuren! Heel hooge, dunne poo-
ten, een eivormig lijf en dan een kronkelhals
van wat ben je me, met dikken, zwaren snavel.
Flamingo's! Maar je ziet haast geen rood! Dat
komt pas als ze opvliegen! Nauwelijks heb ik
het gezegd, of er komt beweging in de massa.
Twee vlammen slaan uit. De voorposten wor
den ingetrokken. Dan wandelt de heele familie
weg, eerst langzaam en statig, met sierlijk ge
bogen hals, dan sneller en sneller met mallotig
lange, rechte nekken rondziend. Daar vliegen
de voorsten op en honderden, neen duizenden
lange beenen slaan in het water om meer vaart
te krijgen. Dan zeilen ze weg. Een vliegende
flamingo is net een lange gaspijp met in het
midden een roode lap er om gewonden. Maar
als ze dwars van ons neerstrijken met veel
vertoon van rood en roze, wordt het weer het
mooie, elegante diertje uit Artis. Broeden doen
ze hier blijkbaar niet. We zijn trouwens een
maand te laat. Bijna alle nestkuilen zijn leeg
en overal zwerven halfwas-jongen rond. De
sterns hebben nog donsjongen, die verstopper
tje spelen in de Hippo-sporen en wegvluchten
in zee als je ze stoort. Lepelaars staan er
overal, ganzen vliegen al gakkerend over om
ons van het nest en de jongen af te lokken.
Pelikanen steken hier en daar hun oudachtige
koppen boven het riet uit, maar wij kunnen de
kolonie niet bereiken. Het is al te modderig.
Waar een nijlpaard slechts een halven meter
diep inzakt, kunnen wij nog goed loopen, maal
ais wijzelf tot over de enkels wegzakken, wordt
het ongezellig. Als ik voor den derden keer
terug moet, omdat bij het springen over een
moddersloot mijn schoen bij den afzet in den
wal is blijven steken besluiten we terug te
gaan. We vinden zes lepelaars op onze boot
passen en als we even een stukje brood van vier
dagen oud eten (ik begrijp nu, hoe glaseters
aan den kost komen) komen de pelikanen te
rug in forsche witte lijnen, die van horizon tot
horizon lijken te reiken. Een heerlijk gezicht.
Weer vliegen ze over ons heen en strijken dan
neer op de groote broedplaats. Bij honderden
en nog eens honderden. En die kaffeeklatsch
had ge moeten hooren! En ze hebben al zoo'n
oude-tantes-gezicht! Een paar hebben waar
schijnlijk zitten opsnijden, hoe hoog ze wel
gestegen waren, om te zien waar de meeste
visch lag, want telkens weer zien we k'eine
troepjes omhoog komen uit het dichte riet en
al cirkelend, zooals onze ooievaars dat ook
kunnen doen, opstijgen, hooger en hooger, tot
ze streepjes lijken. Met hun vlucht van twee
meter, tegen het lichte blauw van den hemel.
En hoog boven die streepjes hangt een punt.
De vischarenden amuseeren zich ook, na een
fortuinlijke jacht, met een gratis ritje op den
hoogen wind.
Van wind gesproken: kijk eens even, pal Oost
en met een flinke kracht ook. Dat wil zeggen:
precies achter voor de eerste kilometer of zes
tien. Maar er kan een aardig golfje staan daar
tusschen de hoofden! Toch probeeren, dan rijn
we vroeg binnen. Onversaagd heschen we de
p. .pdoos, zooals het keurige tentje van Denig
in de wandeling nu eenmaal heet, en met der
tig graden slagzij stormden we huiswaarts. We
liepen de hooge golven achterop, gleden er van
af en tornden weer van achter tegen de volgen
de op tot zijn overkrullende top naast en ach
ter ons was. Fijn werk zoo. En in een uur tijd
landden we bij het steile rif aan den oostoever
van False Bay.
(Nadruk verboden)
zóó heerlijk van geur is de Echte Friesche Heeren-Baai,
welke vanouds door Douwe Egberts te Joure (Friesland)
gemaakt wordt.
Inderdaad: D. E. tabak geeft „wolken van genot".
FRIESCHE HEEREN-BAAI en BAAI-TABAK
K 7S
(Adv. ingez. Med.)
OPMERKINGEN VAN LEZERS.
Een lezer zendt ons een klacht over staaltjes
van vernielzucht in de Prins Hendi-iklaan te
Ovex-veen. Van perceel Prins Hendriklaan no.
108, dat eenige maanden leeg staat, is de
voortuin geheel gesloopt en nu zijn vernielers
begonnen met de pilasters voor aan den weg.
BRIDGECLUB „HAARLEM-NOORD".
Onder leiding van den heer Ab. Wiegmink is
in het Hotel „Roozendaal" te Overveen de wed
strijd gespeeld: „Haarlem West"„Haarlem
Noord". Het was een daad van durf van de
„Westerlingen", bij het eerste optreden in een
open wedstrijd direct één der sterkste clubs uit
deze omgeving als tegenstanders te vragen. En
hoewel de uitslag reeds bij voorbaat vaststond
dit is geworden 85183 voor H. N. zijn 85
MP. op de „Noorderlingen" een niet te onder
schatten resultaat.
OLIESTOOKINRICHTING - NATUURLIJK van
ADR. STOOPLAAN 35
(Adv. ingez. Med.)
(Adv. ingez. Med.)
Jef Last. De vliegende
Hollander. Uitgeverij
Contact, Amsterdam.
De nieuwe zin. die het leven voor Jef Last.
sinds hij in Spanje was, heeft gekregen, (wij
citeeren uit zijn naschrift, ter verantwoor
ding) was het hoofddoel bij het schrijven van
dit boek. Waarschijnlijk wordt hiermee be
doeld: het met zichzelf over dien nieuwen
zin klaar te worden of dien nieuwen zin den
lezer te openbaren. Het kan irxij werkelijk
verdrieten voor veel van dien uitleg gesloten
te blijven, omdat ik ook ditmaal den vorm
van dezen roman, de bewogenheid in de be
schrijving, vaak ook de dichterlijkheid van
visie en taal hoogelijk waax-deer en De vlie
genden Hollander, als roman, mij toeschijnt
onder het beste van Jef Last's litteraire pro
ductie gerekend te moeten worden.
In de verhouding Van der Decken
Jonathan en voox-al in de oplossing dier ver
houding aan het slot, zal men te zoeken heb
ben naar wat de schrijver met zijn nieuwen
zin voor het leven bedoelt. Zelfs voor wie die
zin min of meer verward mocht blijven
resteert het genot van een boeiend verhaal,
kleurig en krachtig gedaan.
Het spookschip met de zwarte zeilen waarop
Van der Decken het bevel voert, zeiltmet Jef
Last de wereldhistorie door en bevindt zich
telkens in de buurt der opstandigheid tegen
onrecht. In den aanvang maken wij met
Van der Decken en zijn bemanning kennis,
als hun zonderliyng bemande schuit, de
Marnix, maar niet over de twintigste meri
diaan heen kan komen als ze in de buurt van
Kaapstad en de Tafelberg koerste. Is het ai-
leen de windstilte die ze tegenhoudt, of is
het de bewuste tegenkanting van wie sterker
is dan de Duivel? Er is in dit boek veel
getheologiseer en evenveel technisch gepx*aat
over de navigatie. Ondanks dat boeit reeds
die eerste beschrijving van een milieu, waarin
naast den trotsóh met God strijdenden Geus
van der Decken een door den duivel ge-
teekenden Gerbrand en het nog zuivere kind
Jonathan staan. Want Last laat hier Van
der Decken de eerste Gexis zijn. die de poor
ten van Den Briel rameide en hij laat hem
verder optreden, als het tijdloos wezen waar
toe de legende hem vormde. Hij zal in dit
boek met zijn sjofele schaar onvervaarde vrij
buiters van de Marnix, de Theems opvaren
om de mannen van Cromwell te helpen
tegen den trouweloozen koning.hij zal met
hen veel later de Seixie binnenvallen en bij
Parijs ankeren om aan de revolutie deel te
hebben en nog weer later, de operaties van
Trotzky tegen Kroonstad gadeslaan en zijn
einde vinden als hij weerlooze vluchtelingen
in den dood voert. Dat zal dan tevens het
moment zijn van de vol-uit menschwording
van Jonathan, wien door zijn vriend Iwan
het uiteindelijk en alles omvattend doel van
het leven wordt geopenbaard en Van der
Decken's ondergang verhelderd: .„Het eenige
wat werkelijk onsterfelijk is en zonder welk
alle dingen ijdel zijnde liefde".
En Jonathan ziet in de verte een vrouwen
gestalte „en toen ze dichterbij kwaxn, hei-ken
de hij de droeve glimlach van Marianne".
Is het omdat ook ..de liefde niet steeds be
stendig van duur" is en de mooiste en beste
gevoelens van den individueelen mensch geen
oogenblik buiten gevaar zijn te kreuken, te
bersten, te breken? Misschien is Marianne's
droeve glimlach het wijst van al.
In de Vliegende Hollander van Jef Last.
zit. naar de lezer bemerkt zal hebben, een
illusie naar hooger leven. Misschien zullen
zijn wegen de onze niet zijn, maar de dichter
lijke vrijheid waax-mee hij zich op weg begeeft,
spreekt tot den lezer. Hij heeft zich voor dit
boek ook technisch veel voorbereidenden ar
beid opgelegd. Historische bronnen over den
Hollander en over de verschillende revoluties
onderzocht, over de psychologie van den zee
man, als over de kennis der oude scheep
vaart bronnen en mensdheh geraadpleegd
De eerste vermeldt' hij, de tweede bedankt
hij in een nawoord.
Hans Wirtz. De groote
Ergernis. Christus en de
Christenen. Uitgave De
Residentiebode Den Haag.
Wij kunnen deze vertaling van een goed
boek van een leekensohrijver niet beter aan
kondigen dan door uit het geleide-woord van
den Wij-bisschop van Aken. dr. Strater een
paar der eerste zinnen over te nemen: „Uit
de vele afzonderlijke voorstellingen van ge
beurtenissen, wonderen en uitspraken van de
H. H. Evangeliën is hier naar één vast plan
een beeld ontworpen van de godmenseheli jke
persoonlijkheid van Christus".
„Echter niet als een historisch feit, maar
als iets, dat nog immer voortduurt en voort-
werkt tot in onzen tegenwoordigen tijd. En
zoo wordt deze heilige handeling van het
verlossingswerk organisch ingebouwd in het
hedendaagsche leven: in het persoonlijke en
openbare leven".
Dan volgen een vijftigtal schetsen waarin
Jezus' leven op een hedendaagsch eenvoudig
publiek boeiende wijze wordt voorgesteld in
omschrijvingen die tot de menschen van van
daag beeldend spreken. Reeds in het eerste
stuk waarin de volksmenigte beschreven
wordt die naar den jongen Rabbi die in stra
ten en op pleinen tot het volk spreekt, luistert
krijgt de lezer een staal, waaruit hij de be
doelingen van den schrijver kan gissen:
„Het volk dat in groote menigten naar
hem toestroomt: winkeliers en kooplui, tofl-
en postbeambten, straatwerkers, stx-aatmeiden
marktvrouwen, kantoorbedienden, dienstbo
den, chauffeurs en kellners, werkloozenf etc.
ik sla een paar over in mijn citaat dat
al rijkelijk lang wordt) en verder „tevergeefs
zoekt men ind'ustarieelen, bankdirecteuren,
dames met schoothondjes aan den band, pro
fessoren, referendarissen".
Maat houden, vader zou men dezen
leekenschrijver bijna willen toeroepen, maar-
we doen dat niet, omdat zijn werk door alle
kerkelijke superieuren werd goedgekeurd en
ons bezwaar van mateloosheid slechts een
aesbhetisch bezwaar is. Zooals ook een vol
gende pagina een bezwaar van schrijf tech-
nischen aard is en slechts een denkslordig-
herd betreft:
„De Rabbi echter is verdwenen. En niemand
heeft gezien, waarheen Hij is gegaan. Sinds
dien dag brengen ze alle zieken naar hem
toe. enz."
In de schilderkunst van het midden der
vorige eeuw heeft zich eveneens een neiging
vertoond het leven van Christus te beelden
in costumen en omgeving van 1860 en daar
omtrent. Of die Hooge Figuur daardoor nader
tot het volk gebracht is valt moeilijk uit te
maken. Maar de bedoelingen dier schilders
waren ongetwijfeld even zuiver als die van
den leekenschrijver. die zelf .steeds opnieuw
aan Christus ergernis neemt"omdat zij
hem niet voldoende navolgt.
En zoo is dit boekwerk voor zeer velen toch
misschien weer een brug tot een korteren
weg naar Hem. die voor alles Liefde is. Ver
onachtzaamd. naar het schijnt, thans over
de geheele wereld, en des te vuriger terugbe-
geerd door de weinigen die erkennen dat daar
buiten geen duurzaam heil is. De Groote Er
gernis is een Katholiek boek, alleen de dooi
de Roomsche kerk erkende Teksten zullen den
leekenschrijver aan zijn stof geholpen heb
ben. Wij kunnen ons er daardoor niet van
laten afhouden de intentie te waardeeren.
Ook een Jef Last zoekt op zijn manier de
liefde voor de menschheid van uit de hypo
these tot iets tastbaars te maken en zoo wij
dat eens allemaal deden zouden er veile be
zwaren, die dat proces in den weg staan, op
geruimd kunnen worden.
J. H. DE BOES.
Bruidsbloem.
Van Deutzia. bruidsbloem, bestaan er ver
schillende soorten. De meest bekende zijn wel
de halfhooge heesters, waarvan Deutzia cre-
nata een der sterkste soorten is. Dit is een ge
makkelijk te kweeken plant, die in bijna iede-
ren tuin wel aarden zal; en die de meesten van
u wel zullen kennen, want ze wordt zeer vaak
aangeplant.
En hoewel deze heester veel bescheidener is
dan de sering, de jasmijn, de Geldersche roos
en zooveel andere, die ongeveer tegelijk met
hem bloeien, toch duidt zijn Hollandsche naam,
bruidsbloem, er wel op hoe mooi en fijntjes de
tallooze rose-witte bloempjes zijn.
Deutzia kalmiaeflora heeft prachtige rose
bloemen en behoort met Deutzia magnifica
eveneens tot de halfhooge heesters.
Al deze soorten verlangen een ruime stand
plaats om goed te kunnen groeien. Het verdient
aanbeveling om na den bloei de uitgebloeide
takken een flink eind terug te snoeien.
Ook de bezitters van kleinere tuinen kunnen
zich de weelde van een Deutzia permitteeren.
Deutzia gracilis is een alleraardigst dwerg
heestertje. dat, wanneer het nauwelijks een
voet hoog is, al volop kan bloeien. De zuiver
witte bloempjes zijn in sierlijke trossen ge
rangschikt.
Deutzia discolor blijft eveneens klein en
heeft, zooals de naam „discolor" al aanduidt,
geen effen bloemen. Meestal zijn de bloemen
wit met een iets rose tint aan den buitenkant.
Juist deze beide laagblijvende Deutziasoor-
ten behooren tot de vroegstbloeiende. Deutzia
graciles blieit van Mei tot Juli. Beide soorten
moeten in tegenstelling met hun grootere
soortgenopten liefst niet worden gesnoeid.
DEUTZIA.
Deutzia gracilis laat zich ook zeer goed als
kamerplant behandelen. Daartoe zette men
het heestertje vroeg in den herfst in een pot.
Het kan dan gemakkelijk in bloei worden ge
trokken. Het zal, zooais vanzelf spreekt, in de
kamer veel vroeger bloeien dan in Mei Boven
dien duurt de bloei vrij lang, zoodat u zich met
dezen dwergheester al vroeg, en weken lang,
van de vroolijkheid der lente in uw eigen huis
kunt verzekeren.
A. J. D.
NEDERL. NATUURHISTORISCHE
VEREENIGING.
Een Hemelvaartsdag, die een gelukkige uit
zondering vormde op den regel dat het op dien
dag steeds regent! Het was prachtig in het
duinterrein der A. w. bij de Zilk. Dc esch-
doorns prijkten met hun sierlijke bloemtros
sen, de blaadjes van de Esch ontplooiden zich,
en al waren vlier en Meidoorn door cle koude
nog niet tot bloei gekomen, lang zal het niet
meer duren.
In de duinvallei bloeiden viooltjes, vergeet-
mij-nietjes, akkerhoornbloem, eereprijs,
hondsdraf, hondstong, ook voorjaarsvroege-
ling, kleine veldkers en kandelaartjes. En
daar liet het mooie Jacobsvlindertje zich be
wonderen. Op wat vochtiger plekken stond
moerasspiraea, knoopig helmkruid, bloeide de
smeerwortel. We zagen salomonszegel, Deensch
lepelblad, het glanzend gele bloempje van de
voorjaars ganzerik en het dieppaars van Vicia
bithynica. een soort wikke. Langs de duinpa
den bloeiden reigersbek en akkerkromhals.
Buitengewoon groote exemplaren van de
ruitjesbovist werden aangetroffen.
De nachtegaal vergastte ons op zijn helde
ren zang, en we zagen wulp, reiger, tureluur,
scholekster, kievit en tapuit.