OOSTEN Piano's Oicussel ontvangt Jiwwqm 10'MeHmina. Zegetocht door België's juichende Hoofdstad Koop eerst een andere tandpasta Man pleegde moordaanslag op zijn vrouw R.K.Oratoriumvereeniging Bespeelde W. ALPHENAAR WOENSDAG 24 MEI 1939 HAARDE M'S DAGBDAD '4 en liefst de duurste die er is en probeer daarnalvorol (volgens nieuw recept).Dan neemt U waar hoe Ivorol in reinigend-, witmakend- en schuimend vermogen alle andere verre overtreft. (Adv. ingez. Med.) Qeestdciftigex en sytnpathieAex had hei niet qekiuid. (Van onzen specialen correspondent) BRUSSEL, 23 Mei. EEDS om twee uur staan de menschen op de Rogier-Plaats, voor het Noorder Station, langs de hekken die het plein omgeven en die straks de afzetting zul len vormen. Nu is het middengedeelte van het plein nog vol nieuwsgierigen, die den frontgevel van het station aanstaren, alsof ze het gebouw daar voor den eersten keer zien. De groote eere poort van geurig dennengroen, waarvan ik al eerder schreef, is hedenochtend gereed gekomen. Ze is omgeven door tot waaiers gedrapeerde vlaggen van België en Nederland. In groote oranje letters prijkt het woord „Welkom" op de poort, geflankeerd door gouden gekroonde W's. De Rogier-Plaats biedt trouwens in haar geheel een fleurigen aanblik. De hotels Albert en Palace zijn op smaakvolle wijze versierd met enorme decoraties in rood, wit, blauw en in Nassau- blauw met oranje. Aan den overkant zijn de ho tels en café's al even feestelijk. Vooral de Kruis vaartenstraat, bij aankomst dadelijk rechts van het station, trekt onmiddellijk de aandacht door een vroolijken vlaggentooi, met een transparant „Welkom Koningin Wilhelmina", dwars over de straat gespannen. En al zal de stoet hier niet eens passeeren, dat neemt niet weg, dat de bewoners er goed voor den dag zijn gekomen. lederen avond tijdens het bezoek zal de Kruisvaarten straat electrisch geïllumineerd worden met slin gers veelkleurige lampjes. Wat echter het meest opvalt, staande op het Rogier-Plein, is de enorme gevel van Au Bon Marché aan den Boulevard naar den Botanischen Tuin. Daar zijn geen versieringen aangebracht. Alleen maar vlaggen. Wel veertig, onafgebroken wapperende doeken in alle kleuren, met „klau- waerts" of andere heraldische dieren en motie ven; een boeiend en vroolijk schouwspel, waar men telkens met het grootste genoegen naar kijkt. De café's maken goede zaken. Die zitten om twaalf uur al tjok en tjok vol. Geen tafeltje aan de ramen is onbezet gebleven. Iedere trein uit het Noorden brengt een nieuwen stroom Hollan ders aan. Men herkent ze aan hun overdadige oranje-strikken en hardnekkig in groepen-sa- mengaan. Maar zij gaan onmiddellijk verloren in de nog altijd ordeloos rondwentelende kolk van menschen op het plein. Auto's rijden aan. Ge motoriseerde infanterie, de mannen zitten in rijen naast elkaar, het geweer aan den voet. Tel kens nieuwe gehelmde rijen in hun bruin-grijze uniformen. Van het Vlaamsche land. Ik krijg sterk den indruk dat er enorm veel menschen van buiten op de been zijn. Boeren en boerinnen, wei-kers en arbeiders op het Vlaam sche land. Zij sjouwen geduldig hun zwaarbela den, geweldige karbiezen met zich mee. Typische boerenbevolking, aan alles herkenbaar uit dui zend stedelingen, evenals de boeren bij ons. Door hun petten, door hun karaktervolle koppen die een uitdrukking hebben, die men in de stad nu eenmaal niet aantreft, kortom in heel hun doen en laten: lieden van het platteland. Het is een schouwspel dat mij levendig herin nert aan Prinsjesdag in Den Haag, als ieder jaar bij het „sprookje van de gouden koets", de bui tenbevolking de residentie in drommen binnen trekt en voor enkele uren totaal in beslag schijnt te nemen. Zoo ook hier. Het is één onafgebro ken stroom van menschen met en zonder klap stoeltjes, gepakt en gezakt, telkens weer aange vuld, als nieuwe boemeltreinen van het platte land zijn binnengestroomd. Hier en daar ver schijnt al een hoogwaardigheidsbekleeder met steek en degen, in goud of zilver ambtsgewaad, rhet zwart-geel-rood lint om het midden. Vreemd en onwennig, temidden der hem aangapende menigte. Ook precies als bij ons, als na de opening der Staten-Generaal de in gala uitgedoste groothe den die geen geld voor een taxi over hebben zich onder de massa wagen en daarmede het decorum van hun eigen gala-gewichtigheid meteen gron dig en genadeloos vernietigende. Decorum is er nu eenmaal om „bewaard" te worden, vooral als het maar eens in het jaar wordt gehouden. Brussel draagt oranje. Terwijl ik deze woorden schrijf, uitkijkende over het Rogier-Plein, word ik bediend door een oranje-dragenden kellner. Naast mij zit een Bel gische majoorsfamilïe, de heer des huizes is het type van een oud-militair, ieder beroep krijgt physiologisch zijn eigen karakter-uiterlijk. Men herkent den officier internationaal even gemak kelijk als den landbouwer. Als wij kennis ma ken (men doet in België niet anders dan enthou siast kennismaken) en ik verneem dat hij Bel gisch majoor „retraite" is, wordt dat eenvoudig een ceremonieele bevestiging van hetgeen ik reeds vermoedde. Hij draagt enkele decoratie lintjes in het knoopsgat. Vandaag gaan ze schuil onder een cocarde uit rood-wit-blauw, geel-zwart en oranje, veelkleurig samengesteld. Heel Brus sel draagt oranje. En uit de straten, van den Bo tanischen tuin, uit den Boulevard Max, uit de Kruisvaartenstraat dromt nog voortdurend een compacte menigte aan. Langzaam wordt het tijd Het groote oogenblik is aangebroken. Als ik van de vriendelijke majoorsfamilie af scheid neem (we zijn dan al de beste vrienden geworden, zooiets gaat hier allerplezierigst snel. kom daar in Holland eens om, in vijf minuten bevriend te worden met een martialen majoor, zelfs als zou hij als deze. en net als u zelf in zijn vrijen tijd tooneelstukken schrijven) rijst de sympathieke krijgsman plotseling overeind. En wat hij zegt. komt recht uit het hart en jaagt me even een rilling van ontroering langs den rug. omdat dit zoo ernstig gemeend is en vertolkt wat wij allen denken. Hij slaat op zijn rechterbeen, dat een kunstbeen blijkt te zijn: „Ik kan er van meepraten, monsieur, vier jaren oorlog, en ik wil u wel zeggen: wij Belgen zien in het elkaar bezoeken van onzen Koning en Uw Koningin een symbool van den vredeswil onzer volkeren. Noch België, noch Holland willen oorlog. Ik weet dat oorlog het ergste, het vreeselijkste, het rampza ligste is wat ons overkomen kan. Moge God ons daarvoor sparen en mochten de groote naties die zoo hartstochtelijk praten over bajonetten en kanonnen iets overnemen van onze bereidheid tot vrede in het belang van Europa en het geluk van onze gezinnen." De aankomst. En nu hang ik, achter een haag van soldaten, ap het station, onder de perronkap van de Noor der-statie. Het station is werkelijk zeer artistiek versierd, men is laat begonnen (dat is men hier overal) maar er is werkelijk van gemaakt wat er van te maken viel. Als u dezen brief onder oogen krijgt, lezeres sen en lezers, dan hebben telegrammen over de aankomst u reeds lang bereikt, ik meen dus over de versiering in muisgrijs en cerise-rood die in eindelooze draperieën, weerszijden van de lange stationswanden, alles afdekken het decoratieve breede middenpad in grijs en rood, met links en rechts de gendarmen in groot-tenue verder wel te kunnen zwijgen. Vlak onder mijn opgeschoven coupé-raam (alle journalisten hebben him plaats in coupé's gevonden, recht tegenover de plaats waar de Koninklijke wagon tot stilstand zal komen) zie ik op de grijze soldatenhelmen met de leeuwen koppen, de ruige kakhikleurige uniformen en de nog aan rotten staande geweren. De eerewacht. Een hunner draait zich om en begint een kort gesprek. Wij wisselen maar enkele woorden. Maar genoeg om elkaar met een knip-oog te ver staan. Het middel waarmede reeds de Romeinsche auguren en waarzegers elkaar vakkundig her kennen. De soldaat is een onder de wapenen ge roepen collega-sport-redacteur. En dit doet mij even denken aan het bezoek van Koning Leopold aan den Haag. Toen stond een collega van een Amsterdamsch blad onder de soldaten van de eerewacht voor het Koninklijk Paleis in het Noordeinde en presenteerde zijn geweer voor den Koning der Belgen. Maar praten kunnen wij niet lang. Bevelen klinken. „Geeft acht", commando's in het Nederlandsch. De troepen worden gericht. Een trompetsignaal trompettert schel over het perron. Verre muziek zet de Brabangonne in. Koning Leopold, omstuwd door Belgische hoogwaardigheidsbekleeders verschijnt op het perron. Van links groeit een juichen aan onder de holle, echoënde perronkap „Vive le roi! Leve de Koning!" Doordat de troepen bij het richten naar links geschoven zijn, is nu het vaandel van het regi ment waaruit de eerewacht gevormd is, juist voor mijn coupé-raam gekomen. Koning Leopold staat voor het vaandel stil', maakt front voor het nijgende doek en salueert. De zoon van den Koning die oorlog voeren moest tegen den overval van een honderdvoudige macht, en die zelf, als jong officier dien oorlog meemaakte, groet het vaandel van een Zijner rc- ;imenten. Uit het donker doek, met vele namen beschreven, vlamt het bloedig woord „IJzer Nauwelijks is koning Leopold gearriveerd, of vlaggensignalen worden langs de spoorlijn door gegeven en bereiken via station en koninklijke wachtkamer het Rogiersplein. Hoornsignalen. Kort afgebeten commando's. Tromgeroffel. En het Wilhelmus zet in. Het eerste van een lange reeks, die in Brussel klinken zal. Daar nadert over den rooden 'looper langs de onbeweeglijke rijen der soldaten die het geweer presenteeren, een indrukwekkende groep. Gala uniformen, decoraties, goud en zilver, één felle schittering. Daartusschen: het altijd ernstige, jonge gezicht van den Koning der Belgen. En dan zien we onze Koningin. Merkbaar onder den in druk van dit moment, dat aan pracht en praal toch maar een poover beeld geeft, van wat er aan vreugde en warme sympathie op dit oogen blik leeft in de eenvoudige harten van millioenen en millioenen menschen. Bij het voorbijgaan van het vaandel groet de Koningin diep. Haar gezicht, dat even tevoren nog ontroerd glimlachte in de richting van het luid gejubel der zwarte menschenmassa op het andere perron, wordt plotseling van denzelfden ernst als die, welke op het gelaat van Koning Leopold zichtbaar is. De gouden oorlogsnamen nijgen nu voor haar. Namen, die herinneren aan den tijd, dat millioenen eenvoudige menschen elkaar in waanzinnige haat afslachtten en ver minkten, zonder dat geloof, rede en beschaving het konden belemmeren. Langzaam nadert de stoet de wachtkamer. Een luid gejubel breekt los van hooge, juichende kin derstemmen. Zij zwaaien met oranje linten. Hier, op het station, zijn als eerste welkomstgroet het Oranje en ons rood, wit, blauw verre in de meer derheid. Brussel jubelt en juicht. En nu rest mij als persoonlijke indruk alleen een samenvatting van de wijze waarop Koningin Wilhelmina in de Belgische hoofdstad is begroet. Die indruk is niet overtroffen door hetgeen ik zag op het moment, dat Koningin Wilhelmina, naast Koning Leopold, het station verlatende, zich voor het eerst vertoonde aan de tienduizen den die daar als een compacte, donkere lijst rond het wijde plein, reeds uren in een stralende, al warme voorjaarszon stonden te wachten. Op het oogenblik, dat het mij, vrijwel onmid dellijk na de autoriteiten, gelukte het station te verlaten, klonk uit die onafzienbare menschen massa een plotseling gejubel op. Langs al die hooge gevels, aan alle ramen, op de daken, op de van menschen overladen balkons, op den enormen daktuin van Au Bon Marché met zijn geweldige letters langs den ganschen gevel, „Vive Sa Majesté La Reine Wilhelmine", was het een en al juichen en wuiven en dit duurde tot de stoet van gala-koetsen, met de trappelende es cortes der bereden gendarmes in hun prachtige uniformen met zware ruige kolbakken, om den hoek verdwenen was, omhoog in de richting van den Botanischen Tuin. Brussel heeft Koningin Wilhelmina ontvangen op een wijze, die inderdaad, Burgemeester Max had gelijk, toen hij mij dit voorspelde een waardige en verblijdende echo genoemd moet worden, op het bezoek van Koning Leopold aan ons land. Het had niet hartelijker, niet enthousiaster, niet warmer kunnen zijn. Het is een overweldigend Welkom geweest. BEN VAN EYSSELSTEIJN. In KARPETTEN wonder-wat. brengen wij U zult verbaasd staan over de veelzijdigheid onzer sorteering, maar in één punt komt elk karpet overeen, n.l. een lange levensduur. Vraagt naar onze bekende Kroon- Karpetten (eigen dessins) o.a. 225 x 310 76.— TcceS-é IAxh tUO orvbtMzuA cJZs glcUHsouA BARTEL J ORISSTRAAT 13-17 TELEFOON No. 1391S (3 LIJNEN) HAARLEM OPGERICHT 1853 Wij verstrekken (Adv. Ingez. Med.) Post voor Duitsche vluchtelingen. Briefgeheim geschonden? De heer Donker heeft aan de ministers van Justitie en Binnenlandsche Zaken de volgende vragen gesteld: 1. Zijn de ministers bereid mede te deelen in welke mate ten aanzien van Duitsche vluchtelingen inbreuk is gemaakt op het brief geheim? Is het waar, dat met name de post. zoowel uitgaande als inkomende, van in kampen en tehuizen verblijf houdende vluchtelingen door of vanwege de kampleiding pleegt te worden geopend? 3. Willen de ministers, indien inderdaad op bovenbedoelde wijze inbreuk is gemaakt op het briefgeheim, mededeelen op welke wette lijke voorschriften naar hun oordeel deze in breuk steunt? 4. Zijn de ministers bereid zoo daartoe aanleiding bestaat, op gedetailleerde wijze mede te deelen, welke gedragslijn ten aanzien van de correspondentie van vluchtelingen in de toekomst zal worden gevolgd? Koningin Elisabeth van Engeland in winter- sche kleederdracht aan boord van de „Eiapress of Australia" bij het passeeren der ijsbergen op weg naar Canada. HET KAMP VOOR PRINCIPIEELE DIENSTWEIGERAARS. De heer Van Sleen heeft de volgende vragen gericht tot den minister van Defensie: 1. Is het waar, dat met den bouw van het kamp voor de principleele dienstweigeraars nog steeds geen aanvang is gemaakt? 2. Wanneer vraag 1 in bevestigenden zin mocht worden beantwoord, wil de minister dan mededeelen, waaraan dit uitstel te wij ten is? 3. Is het verder waar, dat tengevolge van de vertraging in de voorbereiding van den bouw en de inrichting van bedoeld kamp een zes tigtal principleele dienstweigeraars reeds 1 a 2 jaar op den oproep tot vervulling van hun bijzonderen burgerdienstpllcht wachten en dezen nog niet weten, wanneer zij in staat ge steld zullen worden zich van dezen plicht te kwijten? Is de minister niet van meening, dat be doelde jongelui hiervan ernstige moeilijkheden zullen of kunnen ondervinden bij het zoeken naar een betrekking en bijgevolg in hun be langen worden geschaad? 5 Is de minister bereid te bevorderen, dat maatregelen getroffen worden, die aan dezen voor de betrokkenen ongewenschten en scha delijken toestand zoo spoedig mogelijk ten einde maken? WIKLRIJDSTER LEVENSGEVAARLIJK GEWOND In de Oelovenstraat te Brunssum, wilde Dinsdagmiddag het zestienjarige meisje van B. een versperring van betonnen buizen pas seeren, toen een groote vrachtwagen uit de tegenovergestelde richting naderde. Een aan rijding was niet te vermijden. De wielrijdster werd door de auto gegrepen. Zwaar gewond werd zii een nabijgelegen woning binnenge dragen "en spoedig was geestelijke en ge neeskundige hulp ter plaatse. Met een zware hoofdwonde, een gebroken arm en een ge broken been is het meisje in zorgwekkenden toestand naar het ziekenhuis te Heerlen ver voerd. Daarna zichzelf gewond Dinsdagmiddag om ongeveer half twee is in de Bloemstraat te Amsterdam op de derde verdieping van perceel 136 een moordaanslag gepleegd, waarbij een man zijn vrouw, van wie hij sinds kor ten tijd gescheiden leeft, met een nijp tang een slag op het hoofd heeft gege ven en haar daarna met een scherp voorwerp een snede in de pols heeft toe gebracht. Vervolgens heeft de man zich zelf in de pols gesneden. Beiden zijn door den geneeskundigen dienst naar het Binnengasthuis vervoerd. Omtrent de toedracht van dit drama vernemen wij, dat de man Dinsdagmiddag zijn eehtgenoote in de Vijzelstraat ontmoette. Hij stelde haar voor de oneenigheid bij te leggen en met hem naar huis te gaan om de kwestie rustig te bespreken. De vrouw, die hun kinderen, twee meisjes van zeven en negen jaar, tijdelijk bij haar moeder had ondergebracht, waar ook zij haar intrek had genomen, ging met den man mee naar de echte lijke woning in de Bloemstraat. Nadat de man op de bovenverdieping de deur voor haar had opengestoten en zij voor hem het portaal betrad, gaf hij de vrouw plotseling met een nijptang een slag op het hoofd, waardoor- een bloedende won de ontstond. Vervolgens kneep hij haar den keel dicht. Vóór de vrouw het bewustzijn verloor, zag zij zoo verklaarde zij later nog v dat de man een scherp voorwerp, naar zij meen de een scheermes, te voorschijn haalde. Toen zij later weer bij kennis kwam. had zij een bloe dende wonde aan één der polsen. Een buurman, die het hulpgeroep van de vrouw had gehoord zij had geschreeuwd: „Help, help. ik houd het niet meer uit'' en die onmiddellijk begreep, dat er iets ernstigs aan de hand was, snelde de straat op en waarschuwde een juist» passeeren- den politieruiter. Onmiddellijk begaf de Com missaris van het bureau Marnixstraat, de heer W. H. Schreuder zich met eenige inspecteurs en agenten naar het genoemde perceel. Zij vonden daar de vrouw, die weer tot bewustzijn was ge komen, bloedend in de gang op den grond lig gen. terwijl de man eveneens bloedend gewond, nog in de woning aanwezig was. Man en vrouw werden beiden, nadat hun een voorloopïg verhoor was afgenomen, naar het ziekenhuis vervoerd. De man zat op een stoel. Beiden verkeerden in overspannen toestand. De echtgenoot, een der tigjarige werklooze, verklaarde, tegenover politie zich niets meer te herinneren van het geen hij gedaan had. Hij had zich opgewonden over het feit. dat zijn vrouw met een ander om gang had. Zijn vrouw, die 28 jaar oud is, ont kende dit echter. Zij verklaarde, dat haar r toen zij nog met hem samenwoonde, haar reeds meermalen naar het leven had gestaan. Daarom had zij de beide kinderen naar haar moeder ge bracht. Zelf woonde zij bij haar zuster in de Utrechtsche dwarsstraat. Toen zij Dinsdagmid dag met haar echtgenoot naar hun woning ging, vermoedde zij reeds, dat zijn verzoeningspoging een voorwendsel was om het haar opnieuw las tig te maken. Hoewel de toestand van de vrouw wel ernstig is, verkeert zij niet in levensgevaar. De dader zal nog eenige dagen in het Binnengasthuis ter verpleging moeten verblijven. Anti-sanceringvereeniging richt zich tot den Minister. Contingent invoer van bloembollen In Duitschland dient vergroot. ..Beducht voor het zeer groote gevaar, dat het contingent voor den invoer van Bloembol len in Duitschland voor het 3de kwartaal 1939 in vergelijking tot dat van het 3de kwar taal 1938, verminderd zal worden, heeft het bestuur van de Vereeniging tot Behoud van het Bloembollenvak in Nederland een brief aan den minister van Economische Zaken gericht, met het verzoek wèl te willen bevor deren. dat het contingent liefst gróóter dan voorheen, althans niet minder dan het be schikbaar gestelde contingent voor het 3de kwartaal 1938 zal worden. De vereeniging richtte eveneens een verzoekschrift van soort gelijken inhoud tot de Hauptvereinigung für den Deutschen Gartenbouwirtschaft te Ber- teurs op Duitschland, ondersteund. Overwogen wordt tevens een commissie naar Berlijn te zenden om het verzoekschrift nader toe te lichten." HET ONTSLAG VAN JHK. VON BONNINGFIAUSEN. Behandeling voor het ambtenarengerecht. Naar wij vernemen zal het beroep op het ambtenarengerecht, ingesteld door jhr. E. L. T. J. von Bönninghausen, oud-burgemeester van Ootmarsurn in verband met zijn oneervol ont slag, in een openbare zitting in het gebouw van de rechtbank te Almelo behandeld worden op 16 Juni a.s. des voormiddags elf uur. VERZAMELING VAN KUNST EN OUDHEDEN IN HET FRANS-HALSMUSEUM. Dinsdagmiddag hield de Vereeniging tot Uitbreiding der Verzameling van Kunst en Oudheden in het Gemeentelijk Museum te Haarlem haar algemeene vergadering. Het verslag van den secretaris, den heer J. M. C. Hoog. maakt melding van het feit, dat de Vereeniging in 1938 heeft aangekocht en dus tot, eigendom der gemeente gemaakt het schilderstuk van Vroom, voorstellende een gezicht op Haarlem met het Noorder Spaarne op den voorgrond, dat vroeger be hoord heeft aan de Haarl. Brood- en Meelfa briek. De oud-burgemeester, de heer C. Maarschalk heeft verleden jaar zijn ontslag als voorzit ter aangeboden en in zijn plaats is gekozen Dr. J E. baron de Vos van Steenwijk. burge meester. Het verslag van den penningmeester werd goedgekeurd en de heer J. H. als bestuurslid herkozen. Voor een wijle had Eduard van Beinum zijn plaats aan den dirigentenlessenaav afgestaan aan Albert de Klerk, aan wien de compositie was opgedragen van een nieuw „Laudetur Jesus Christus" voor vierstemmig koor. De groote be weeglijkheid der Palestrina-stemmen werd nog niet door het groote koor ten volle aangevoeld; maar omdat in den vervolge elke uitvoering zal worden^geopend met het zingen van dit „Lau detur", ter vervanging van 't gelijknamige werk van Hub. Cuypers, zal men 't nog herhaalde malen kunnen hooren tot in de puntjes ver zorgd. Met Beethoven's Missa in C (in tegenstelling met de Missa Solemnis noemt men 't werk de „kleine" Mis) vulde Van Beinum het program- madeel vóór de pauze. Men mag 't bekend ver onderstellen, dat ook dit werk geen kerkmuziek is in den eigenlijken zin van het woord, de lengte nog buiten beschouwing gelaten. Maar 't is, zoo goed als Fidelio, Beethoven ten voeten uit. Wat hier geschiedt met één enkele har monische uitwijking, of zooals in het „Dona nobis" met 't aanwenden van een solotrekje voor hoorn, maakt bij de jongeren een geheel orkestapparaat noodig, waaraan de uitwerking echter niet evenredig is. Het is juist deze een voud die ons in deze uitvoering zoo zeer heeft overtuigd. En door dien eenvoud ongerept te be waren. ook in het zingen van het koor, dat zich verre hield van elke overdadige nuanceering, kwam als vanzelf de wijding. Men zij herinnerd aan het zingen van het Benedictus, dat ondanks het in den breede uitspinnen toch die wijding geen moment verloren liet gaan. Het was ook zeer goed gezien, zich bij het „Dominus Deus Sabaoth" niet aan het stijve metrum te houden. Hier liet Van Beinum heel terecht vrij recitee- ren. Wanneer de laatste klank van het Dona nobis pacem heeft uitgeklonken, zal stellig de luisteraar, instee van zich met de vraag: kerk muziek of niet bezig te houden, veeleer in zijn hart hebben bewaard de wijding dezer echt Beethovensche muziek. De goede technische verzorging bij koor en orkest maakte de taak der solisten lichter. Helene Ludolph's blij jubelend zingen kreeg door de expressieve stem van Ans Stroink relief, en de agiliteit dezer sopraan verleende Beet hoven's partituur glans. In plaats van den tenor die op 't programma vermeld stond, zagen en hoorden we Henk Viskil. Men had die verwis seling even bekend kunnen maken. Met Lucien Louman's gemakkelijk zingen hield de tenor een mooi contact, maar voor Louman ligt de partij nogal laag. Dikwijls hadden we gelegenheid, de schoone werking van het orgel te ondergaan. Maar hoe geheel anders had het kunnen zijn, wanneer Albert de Klerk niet nog juist op 't laatste mo ment was in kennisgesteld van het feit, dat de opdracht, het orgel te stemmen, onjuist was uit gevoerd. Inderdaad was er een orgel gestemd, maar niet dit! Zoo kon Albert de Klerk o.m. de tongwerken als zelfstandig register niet gebrui ken. Hij redde zich evenwel. De uit voering was na de pauze geheel gewijd aan Moes- sorgsky. Hoe goed was het gezien, om te begin nen waar de Russische muziek begint: met het Lied. Hier is de ziel van het Russische volk, deze ziel die altijd snakt naar uitdrukking. Zij heeft die liederen gevoeld en gedacht, Moes- sorgsky was slechts haar instrument. Drie der „Liederen en Dansen van de Dood", n.l. Trepalc, Wiegenlied en De Veldheer" werden, in de Rus sische taal, gezongen (beter: uitgebeeld) door Ans Stroink. Bij deze muziek zwijgt ook die criticus, die tegen Moessorgsky's muziek beden kingen maakte, sprekende van „technische ar moede". Juist deze armoede is hier, in deze liederen, een element van het werk zelf. In .Trepak" is het de droefgeestige somberheid van de eipdelooze steppen; in „Wiegelied"'-(dat échter een strijd is tusscheh dé Dood en de Moe der) het wegstervende licht en het wegstervend Leven. Maar altijd is het de kunstenaar, die rechtstreeks tot ons spreekt. Met welke midde len? In wezen geen andere dan die de kunste naars van liet Russische tooneel aanwenden: wat zij doorleefden diep in hun ziel, kunnen zij ons geven. En zóó ook stond hier Ans Stroink. Zeker, technisch was het bijzonder knap. Maar wat zegt dat? Hoe komt het dat wij, de Russi sche taal niet machtig, de Russische kunst zoo goed verstonden? Ook aan den algemecnen ju bel na haar zingen behoefde men niet mee te doen. Men sloot de oogen, en was dankbaar. 't Was eigenlijk niet juist gezegd, dat men begon met het Lied. Want reeds waren gespeeld drie deelen uit de opera „Khowansjtsjiena". Maar veel indruk heeft op mij, die de opera Boris Godoenol' lang geleden hoorde, deze tweede Zeer bijzondere aanbieding Moderne eiken kast, f merk HUPFER X *3 é3 Moderne eiken kast, té merk MAX. ROMBACH £m X W Op beide instrumenten 5 jaar garantie. KRUISWEG 49 (Adv. Ingez. Med.) operamuziek niet gemaakt. Wie hoorde hier trouwens niet de stem van Rimsky? die inder daad zoo véél in Moessorgsky's muziek onwezen lijk maakt. Rimsky's overrijke techniek en Moessorgsky's armoede constraleeren te fel, om samen te gaan. Maar hoe onvergetelijk zal ons blijven deze eerste uitvoering die van Beinum in ons land gaf van „Sanherik" en van „Josua", voor koor en orkest, het laatste werk met altsolo. Hoe prachtig werkte in 't eerste opus de afwisseling an mannenkoor en van vrouwenstemmen, en aan het slot: hoe machtig werkte daar de ver eeniging van beiden tot het uitbeelden van het Bijbelsch Tooneel, dat men evenals in het be wonderenswaardig „Josua" vergeefs zal zoeken in de muzieklitteratuur. Zelfs Honeger heeft in zijn Roi David deze pracht van het oude Joodsche volk niet treffender geschilderd. Daar de uitvoering technisch zeer goed was verzorgd (ook aan de uitspraak was bijzondere zorg be steed) hebben de Or. vereen, en de dirigent ons zeer aan zich verplicht. Dit concert werd bijgewoond door onzen bur gemeester Dr. J. E. Baron De Vos van Steenwijk en diens eehtgenoote. Voorts merkten we onder de vele aanwezigen op Mr. Dr. P. J. Witteman, wethouder W. J. B. van Liemt en diens eeht genoote. Maar geheel gevuld was de zaal niet. Voor een zoo hoogst belangrijke uitvoering welke daarbij zoo uitstekend was verzorgd, moet muzikaal Haarlem niet verzuimen, zich af te vragen, of het goed deed, het werk dezer vereeniging niet te steunen met de daad. G. J. KALH,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 6