OOSTEN
Piano's
Oicussel ontvangt
Jiwwqm 10'MeHmina.
Zegetocht door België's juichende Hoofdstad
Koop eerst een andere tandpasta
Man pleegde
moordaanslag
op zijn vrouw
R.K.Oratoriumvereeniging
Bespeelde
W. ALPHENAAR
WOENSDAG 24 MEI 1939
HAARDE M'S DAGBDAD
'4
en liefst de duurste die er is en probeer daarnalvorol (volgens nieuw recept).Dan neemt U waar
hoe Ivorol in reinigend-, witmakend- en schuimend vermogen alle andere verre overtreft.
(Adv. ingez. Med.)
Qeestdciftigex en sytnpathieAex
had hei niet qekiuid.
(Van onzen specialen correspondent)
BRUSSEL, 23 Mei.
EEDS om twee uur staan de menschen
op de Rogier-Plaats, voor het Noorder
Station, langs de hekken die het plein
omgeven en die straks de afzetting zul
len vormen. Nu is het middengedeelte van het
plein nog vol nieuwsgierigen, die den frontgevel
van het station aanstaren, alsof ze het gebouw
daar voor den eersten keer zien. De groote eere
poort van geurig dennengroen, waarvan ik al
eerder schreef, is hedenochtend gereed gekomen.
Ze is omgeven door tot waaiers gedrapeerde
vlaggen van België en Nederland. In groote
oranje letters prijkt het woord „Welkom" op de
poort, geflankeerd door gouden gekroonde W's.
De Rogier-Plaats biedt trouwens in haar geheel
een fleurigen aanblik. De hotels Albert en Palace
zijn op smaakvolle wijze versierd met enorme
decoraties in rood, wit, blauw en in Nassau-
blauw met oranje. Aan den overkant zijn de ho
tels en café's al even feestelijk. Vooral de Kruis
vaartenstraat, bij aankomst dadelijk rechts van
het station, trekt onmiddellijk de aandacht door
een vroolijken vlaggentooi, met een transparant
„Welkom Koningin Wilhelmina", dwars over de
straat gespannen. En al zal de stoet hier niet eens
passeeren, dat neemt niet weg, dat de bewoners
er goed voor den dag zijn gekomen. lederen
avond tijdens het bezoek zal de Kruisvaarten
straat electrisch geïllumineerd worden met slin
gers veelkleurige lampjes.
Wat echter het meest opvalt, staande op het
Rogier-Plein, is de enorme gevel van Au Bon
Marché aan den Boulevard naar den Botanischen
Tuin. Daar zijn geen versieringen aangebracht.
Alleen maar vlaggen. Wel veertig, onafgebroken
wapperende doeken in alle kleuren, met „klau-
waerts" of andere heraldische dieren en motie
ven; een boeiend en vroolijk schouwspel, waar
men telkens met het grootste genoegen naar
kijkt.
De café's maken goede zaken. Die zitten om
twaalf uur al tjok en tjok vol. Geen tafeltje aan
de ramen is onbezet gebleven. Iedere trein uit
het Noorden brengt een nieuwen stroom Hollan
ders aan. Men herkent ze aan hun overdadige
oranje-strikken en hardnekkig in groepen-sa-
mengaan. Maar zij gaan onmiddellijk verloren in
de nog altijd ordeloos rondwentelende kolk van
menschen op het plein. Auto's rijden aan. Ge
motoriseerde infanterie, de mannen zitten in
rijen naast elkaar, het geweer aan den voet. Tel
kens nieuwe gehelmde rijen in hun bruin-grijze
uniformen.
Van het Vlaamsche land.
Ik krijg sterk den indruk dat er enorm veel
menschen van buiten op de been zijn. Boeren en
boerinnen, wei-kers en arbeiders op het Vlaam
sche land. Zij sjouwen geduldig hun zwaarbela
den, geweldige karbiezen met zich mee. Typische
boerenbevolking, aan alles herkenbaar uit dui
zend stedelingen, evenals de boeren bij ons. Door
hun petten, door hun karaktervolle koppen die
een uitdrukking hebben, die men in de stad nu
eenmaal niet aantreft, kortom in heel hun doen
en laten: lieden van het platteland.
Het is een schouwspel dat mij levendig herin
nert aan Prinsjesdag in Den Haag, als ieder jaar
bij het „sprookje van de gouden koets", de bui
tenbevolking de residentie in drommen binnen
trekt en voor enkele uren totaal in beslag schijnt
te nemen. Zoo ook hier. Het is één onafgebro
ken stroom van menschen met en zonder klap
stoeltjes, gepakt en gezakt, telkens weer aange
vuld, als nieuwe boemeltreinen van het platte
land zijn binnengestroomd. Hier en daar ver
schijnt al een hoogwaardigheidsbekleeder met
steek en degen, in goud of zilver ambtsgewaad,
rhet zwart-geel-rood lint om het midden. Vreemd
en onwennig, temidden der hem aangapende
menigte.
Ook precies als bij ons, als na de opening der
Staten-Generaal de in gala uitgedoste groothe
den die geen geld voor een taxi over hebben zich
onder de massa wagen en daarmede het decorum
van hun eigen gala-gewichtigheid meteen gron
dig en genadeloos vernietigende. Decorum is er
nu eenmaal om „bewaard" te worden, vooral als
het maar eens in het jaar wordt gehouden.
Brussel draagt oranje.
Terwijl ik deze woorden schrijf, uitkijkende
over het Rogier-Plein, word ik bediend door een
oranje-dragenden kellner. Naast mij zit een Bel
gische majoorsfamilïe, de heer des huizes is het
type van een oud-militair, ieder beroep krijgt
physiologisch zijn eigen karakter-uiterlijk. Men
herkent den officier internationaal even gemak
kelijk als den landbouwer. Als wij kennis ma
ken (men doet in België niet anders dan enthou
siast kennismaken) en ik verneem dat hij Bel
gisch majoor „retraite" is, wordt dat eenvoudig
een ceremonieele bevestiging van hetgeen ik
reeds vermoedde. Hij draagt enkele decoratie
lintjes in het knoopsgat. Vandaag gaan ze schuil
onder een cocarde uit rood-wit-blauw, geel-zwart
en oranje, veelkleurig samengesteld. Heel Brus
sel draagt oranje. En uit de straten, van den Bo
tanischen tuin, uit den Boulevard Max, uit de
Kruisvaartenstraat dromt nog voortdurend een
compacte menigte aan. Langzaam wordt het tijd
Het groote oogenblik is aangebroken.
Als ik van de vriendelijke majoorsfamilie af
scheid neem (we zijn dan al de beste vrienden
geworden, zooiets gaat hier allerplezierigst snel.
kom daar in Holland eens om, in vijf minuten
bevriend te worden met een martialen majoor,
zelfs als zou hij als deze. en net als u zelf in zijn
vrijen tijd tooneelstukken schrijven) rijst de
sympathieke krijgsman plotseling overeind. En
wat hij zegt. komt recht uit het hart en jaagt me
even een rilling van ontroering langs den rug.
omdat dit zoo ernstig gemeend is en vertolkt wat
wij allen denken. Hij slaat op zijn rechterbeen,
dat een kunstbeen blijkt te zijn: „Ik kan er van
meepraten, monsieur, vier jaren oorlog, en ik
wil u wel zeggen: wij Belgen zien in het elkaar
bezoeken van onzen Koning en Uw Koningin een
symbool van den vredeswil onzer volkeren. Noch
België, noch Holland willen oorlog. Ik weet dat
oorlog het ergste, het vreeselijkste, het rampza
ligste is wat ons overkomen kan. Moge God ons
daarvoor sparen en mochten de groote naties die
zoo hartstochtelijk praten over bajonetten en
kanonnen iets overnemen van onze bereidheid
tot vrede in het belang van Europa en het geluk
van onze gezinnen."
De aankomst.
En nu hang ik, achter een haag van soldaten,
ap het station, onder de perronkap van de Noor
der-statie. Het station is werkelijk zeer artistiek
versierd, men is laat begonnen (dat is men hier
overal) maar er is werkelijk van gemaakt wat er
van te maken viel.
Als u dezen brief onder oogen krijgt, lezeres
sen en lezers, dan hebben telegrammen over de
aankomst u reeds lang bereikt, ik meen dus over
de versiering in muisgrijs en cerise-rood die in
eindelooze draperieën, weerszijden van de lange
stationswanden, alles afdekken het decoratieve
breede middenpad in grijs en rood, met links en
rechts de gendarmen in groot-tenue verder wel
te kunnen zwijgen.
Vlak onder mijn opgeschoven coupé-raam
(alle journalisten hebben him plaats in coupé's
gevonden, recht tegenover de plaats waar de
Koninklijke wagon tot stilstand zal komen) zie
ik op de grijze soldatenhelmen met de leeuwen
koppen, de ruige kakhikleurige uniformen en de
nog aan rotten staande geweren. De eerewacht.
Een hunner draait zich om en begint een kort
gesprek. Wij wisselen maar enkele woorden.
Maar genoeg om elkaar met een knip-oog te ver
staan. Het middel waarmede reeds de Romeinsche
auguren en waarzegers elkaar vakkundig her
kennen. De soldaat is een onder de wapenen ge
roepen collega-sport-redacteur. En dit doet mij
even denken aan het bezoek van Koning Leopold
aan den Haag. Toen stond een collega van een
Amsterdamsch blad onder de soldaten van de
eerewacht voor het Koninklijk Paleis in het
Noordeinde en presenteerde zijn geweer voor den
Koning der Belgen. Maar praten kunnen wij niet
lang.
Bevelen klinken.
„Geeft acht", commando's in het Nederlandsch.
De troepen worden gericht. Een trompetsignaal
trompettert schel over het perron. Verre muziek
zet de Brabangonne in.
Koning Leopold, omstuwd door Belgische
hoogwaardigheidsbekleeders verschijnt op het
perron. Van links groeit een juichen aan onder
de holle, echoënde perronkap „Vive le roi! Leve
de Koning!"
Doordat de troepen bij het richten naar links
geschoven zijn, is nu het vaandel van het regi
ment waaruit de eerewacht gevormd is, juist
voor mijn coupé-raam gekomen.
Koning Leopold staat voor het vaandel stil',
maakt front voor het nijgende doek en salueert.
De zoon van den Koning die oorlog voeren moest
tegen den overval van een honderdvoudige
macht, en die zelf, als jong officier dien oorlog
meemaakte, groet het vaandel van een Zijner rc-
;imenten. Uit het donker doek, met vele namen
beschreven, vlamt het bloedig woord „IJzer
Nauwelijks is koning Leopold gearriveerd, of
vlaggensignalen worden langs de spoorlijn door
gegeven en bereiken via station en koninklijke
wachtkamer het Rogiersplein. Hoornsignalen.
Kort afgebeten commando's. Tromgeroffel.
En het Wilhelmus zet in. Het eerste van een
lange reeks, die in Brussel klinken zal.
Daar nadert over den rooden 'looper langs de
onbeweeglijke rijen der soldaten die het geweer
presenteeren, een indrukwekkende groep. Gala
uniformen, decoraties, goud en zilver, één felle
schittering. Daartusschen: het altijd ernstige,
jonge gezicht van den Koning der Belgen. En dan
zien we onze Koningin. Merkbaar onder den in
druk van dit moment, dat aan pracht en praal
toch maar een poover beeld geeft, van wat er
aan vreugde en warme sympathie op dit oogen
blik leeft in de eenvoudige harten van millioenen
en millioenen menschen.
Bij het voorbijgaan van het vaandel groet de
Koningin diep. Haar gezicht, dat even tevoren
nog ontroerd glimlachte in de richting van het
luid gejubel der zwarte menschenmassa op het
andere perron, wordt plotseling van denzelfden
ernst als die, welke op het gelaat van Koning
Leopold zichtbaar is. De gouden oorlogsnamen
nijgen nu voor haar. Namen, die herinneren aan
den tijd, dat millioenen eenvoudige menschen
elkaar in waanzinnige haat afslachtten en ver
minkten, zonder dat geloof, rede en beschaving
het konden belemmeren.
Langzaam nadert de stoet de wachtkamer. Een
luid gejubel breekt los van hooge, juichende kin
derstemmen. Zij zwaaien met oranje linten. Hier,
op het station, zijn als eerste welkomstgroet het
Oranje en ons rood, wit, blauw verre in de meer
derheid.
Brussel jubelt en juicht.
En nu rest mij als persoonlijke indruk alleen
een samenvatting van de wijze waarop Koningin
Wilhelmina in de Belgische hoofdstad is begroet.
Die indruk is niet overtroffen door hetgeen ik
zag op het moment, dat Koningin Wilhelmina,
naast Koning Leopold, het station verlatende,
zich voor het eerst vertoonde aan de tienduizen
den die daar als een compacte, donkere lijst rond
het wijde plein, reeds uren in een stralende, al
warme voorjaarszon stonden te wachten.
Op het oogenblik, dat het mij, vrijwel onmid
dellijk na de autoriteiten, gelukte het station te
verlaten, klonk uit die onafzienbare menschen
massa een plotseling gejubel op. Langs al die
hooge gevels, aan alle ramen, op de daken, op
de van menschen overladen balkons, op den
enormen daktuin van Au Bon Marché met zijn
geweldige letters langs den ganschen gevel, „Vive
Sa Majesté La Reine Wilhelmine", was het een
en al juichen en wuiven en dit duurde tot de
stoet van gala-koetsen, met de trappelende es
cortes der bereden gendarmes in hun prachtige
uniformen met zware ruige kolbakken, om den
hoek verdwenen was, omhoog in de richting van
den Botanischen Tuin.
Brussel heeft Koningin Wilhelmina ontvangen
op een wijze, die inderdaad, Burgemeester
Max had gelijk, toen hij mij dit voorspelde
een waardige en verblijdende echo genoemd moet
worden, op het bezoek van Koning Leopold aan
ons land.
Het had niet hartelijker, niet enthousiaster,
niet warmer kunnen zijn.
Het is een overweldigend Welkom geweest.
BEN VAN EYSSELSTEIJN.
In KARPETTEN
wonder-wat.
brengen wij
U zult verbaasd staan over de
veelzijdigheid onzer sorteering,
maar in één punt komt elk karpet
overeen, n.l. een lange levensduur.
Vraagt naar onze bekende Kroon-
Karpetten (eigen dessins) o.a.
225 x 310 76.—
TcceS-é IAxh tUO orvbtMzuA
cJZs glcUHsouA
BARTEL J ORISSTRAAT 13-17
TELEFOON No. 1391S (3 LIJNEN)
HAARLEM
OPGERICHT 1853
Wij verstrekken
(Adv. Ingez. Med.)
Post voor Duitsche vluchtelingen.
Briefgeheim geschonden?
De heer Donker heeft aan de ministers van
Justitie en Binnenlandsche Zaken de volgende
vragen gesteld:
1. Zijn de ministers bereid mede te deelen
in welke mate ten aanzien van Duitsche
vluchtelingen inbreuk is gemaakt op het brief
geheim?
Is het waar, dat met name de post. zoowel
uitgaande als inkomende, van in kampen en
tehuizen verblijf houdende vluchtelingen door
of vanwege de kampleiding pleegt te worden
geopend?
3. Willen de ministers, indien inderdaad op
bovenbedoelde wijze inbreuk is gemaakt op
het briefgeheim, mededeelen op welke wette
lijke voorschriften naar hun oordeel deze in
breuk steunt?
4. Zijn de ministers bereid zoo daartoe
aanleiding bestaat, op gedetailleerde wijze
mede te deelen, welke gedragslijn ten aanzien
van de correspondentie van vluchtelingen in
de toekomst zal worden gevolgd?
Koningin Elisabeth van Engeland in winter-
sche kleederdracht aan boord van de „Eiapress
of Australia" bij het passeeren der ijsbergen
op weg naar Canada.
HET KAMP VOOR PRINCIPIEELE
DIENSTWEIGERAARS.
De heer Van Sleen heeft de volgende vragen
gericht tot den minister van Defensie:
1. Is het waar, dat met den bouw van het
kamp voor de principleele dienstweigeraars
nog steeds geen aanvang is gemaakt?
2. Wanneer vraag 1 in bevestigenden zin
mocht worden beantwoord, wil de minister
dan mededeelen, waaraan dit uitstel te wij
ten is?
3. Is het verder waar, dat tengevolge van de
vertraging in de voorbereiding van den bouw
en de inrichting van bedoeld kamp een zes
tigtal principleele dienstweigeraars reeds 1
a 2 jaar op den oproep tot vervulling van hun
bijzonderen burgerdienstpllcht wachten en
dezen nog niet weten, wanneer zij in staat ge
steld zullen worden zich van dezen plicht te
kwijten?
Is de minister niet van meening, dat be
doelde jongelui hiervan ernstige moeilijkheden
zullen of kunnen ondervinden bij het zoeken
naar een betrekking en bijgevolg in hun be
langen worden geschaad?
5 Is de minister bereid te bevorderen, dat
maatregelen getroffen worden, die aan dezen
voor de betrokkenen ongewenschten en scha
delijken toestand zoo spoedig mogelijk ten
einde maken?
WIKLRIJDSTER LEVENSGEVAARLIJK
GEWOND
In de Oelovenstraat te Brunssum, wilde
Dinsdagmiddag het zestienjarige meisje van
B. een versperring van betonnen buizen pas
seeren, toen een groote vrachtwagen uit de
tegenovergestelde richting naderde. Een aan
rijding was niet te vermijden. De wielrijdster
werd door de auto gegrepen. Zwaar gewond
werd zii een nabijgelegen woning binnenge
dragen "en spoedig was geestelijke en ge
neeskundige hulp ter plaatse. Met een zware
hoofdwonde, een gebroken arm en een ge
broken been is het meisje in zorgwekkenden
toestand naar het ziekenhuis te Heerlen ver
voerd.
Daarna zichzelf gewond
Dinsdagmiddag om ongeveer half twee
is in de Bloemstraat te Amsterdam op
de derde verdieping van perceel 136 een
moordaanslag gepleegd, waarbij een
man zijn vrouw, van wie hij sinds kor
ten tijd gescheiden leeft, met een nijp
tang een slag op het hoofd heeft gege
ven en haar daarna met een scherp
voorwerp een snede in de pols heeft toe
gebracht. Vervolgens heeft de man zich
zelf in de pols gesneden. Beiden zijn
door den geneeskundigen dienst naar
het Binnengasthuis vervoerd.
Omtrent de toedracht van dit drama vernemen
wij, dat de man Dinsdagmiddag zijn eehtgenoote
in de Vijzelstraat ontmoette. Hij stelde haar voor
de oneenigheid bij te leggen en met hem naar
huis te gaan om de kwestie rustig te bespreken.
De vrouw, die hun kinderen, twee meisjes van
zeven en negen jaar, tijdelijk bij haar moeder
had ondergebracht, waar ook zij haar intrek had
genomen, ging met den man mee naar de echte
lijke woning in de Bloemstraat. Nadat de man
op de bovenverdieping de deur voor haar had
opengestoten en zij voor hem het portaal betrad,
gaf hij de vrouw plotseling met een nijptang een
slag op het hoofd, waardoor- een bloedende won
de ontstond. Vervolgens kneep hij haar den keel
dicht. Vóór de vrouw het bewustzijn verloor,
zag zij zoo verklaarde zij later nog v
dat de man een scherp voorwerp, naar zij meen
de een scheermes, te voorschijn haalde. Toen zij
later weer bij kennis kwam. had zij een bloe
dende wonde aan één der polsen. Een buurman,
die het hulpgeroep van de vrouw had gehoord
zij had geschreeuwd: „Help, help. ik houd het
niet meer uit'' en die onmiddellijk begreep,
dat er iets ernstigs aan de hand was, snelde de
straat op en waarschuwde een juist» passeeren-
den politieruiter. Onmiddellijk begaf de Com
missaris van het bureau Marnixstraat, de heer
W. H. Schreuder zich met eenige inspecteurs en
agenten naar het genoemde perceel. Zij vonden
daar de vrouw, die weer tot bewustzijn was ge
komen, bloedend in de gang op den grond lig
gen. terwijl de man eveneens bloedend gewond,
nog in de woning aanwezig was.
Man en vrouw werden beiden, nadat hun
een voorloopïg verhoor was afgenomen, naar het
ziekenhuis vervoerd.
De man zat op een stoel. Beiden verkeerden
in overspannen toestand. De echtgenoot, een der
tigjarige werklooze, verklaarde, tegenover
politie zich niets meer te herinneren van het
geen hij gedaan had. Hij had zich opgewonden
over het feit. dat zijn vrouw met een ander om
gang had. Zijn vrouw, die 28 jaar oud is, ont
kende dit echter. Zij verklaarde, dat haar r
toen zij nog met hem samenwoonde, haar reeds
meermalen naar het leven had gestaan. Daarom
had zij de beide kinderen naar haar moeder ge
bracht. Zelf woonde zij bij haar zuster in de
Utrechtsche dwarsstraat. Toen zij Dinsdagmid
dag met haar echtgenoot naar hun woning ging,
vermoedde zij reeds, dat zijn verzoeningspoging
een voorwendsel was om het haar opnieuw las
tig te maken.
Hoewel de toestand van de vrouw wel ernstig
is, verkeert zij niet in levensgevaar. De dader
zal nog eenige dagen in het Binnengasthuis ter
verpleging moeten verblijven.
Anti-sanceringvereeniging richt
zich tot den Minister.
Contingent invoer van bloembollen In
Duitschland dient vergroot.
..Beducht voor het zeer groote gevaar, dat
het contingent voor den invoer van Bloembol
len in Duitschland voor het 3de kwartaal
1939 in vergelijking tot dat van het 3de kwar
taal 1938, verminderd zal worden, heeft het
bestuur van de Vereeniging tot Behoud van
het Bloembollenvak in Nederland een brief
aan den minister van Economische Zaken
gericht, met het verzoek wèl te willen bevor
deren. dat het contingent liefst gróóter dan
voorheen, althans niet minder dan het be
schikbaar gestelde contingent voor het 3de
kwartaal 1938 zal worden. De vereeniging
richtte eveneens een verzoekschrift van soort
gelijken inhoud tot de Hauptvereinigung für
den Deutschen Gartenbouwirtschaft te Ber-
teurs op Duitschland, ondersteund.
Overwogen wordt tevens een commissie naar
Berlijn te zenden om het verzoekschrift nader
toe te lichten."
HET ONTSLAG VAN JHK. VON
BONNINGFIAUSEN.
Behandeling voor het ambtenarengerecht.
Naar wij vernemen zal het beroep op het
ambtenarengerecht, ingesteld door jhr. E. L.
T. J. von Bönninghausen, oud-burgemeester van
Ootmarsurn in verband met zijn oneervol ont
slag, in een openbare zitting in het gebouw van
de rechtbank te Almelo behandeld worden op
16 Juni a.s. des voormiddags elf uur.
VERZAMELING VAN KUNST EN OUDHEDEN
IN HET FRANS-HALSMUSEUM.
Dinsdagmiddag hield de Vereeniging tot
Uitbreiding der Verzameling van Kunst en
Oudheden in het Gemeentelijk Museum te
Haarlem haar algemeene vergadering.
Het verslag van den secretaris, den heer J.
M. C. Hoog. maakt melding van het feit, dat de
Vereeniging in 1938 heeft aangekocht en
dus tot, eigendom der gemeente gemaakt
het schilderstuk van Vroom, voorstellende
een gezicht op Haarlem met het Noorder
Spaarne op den voorgrond, dat vroeger be
hoord heeft aan de Haarl. Brood- en Meelfa
briek.
De oud-burgemeester, de heer C. Maarschalk
heeft verleden jaar zijn ontslag als voorzit
ter aangeboden en in zijn plaats is gekozen
Dr. J E. baron de Vos van Steenwijk. burge
meester.
Het verslag van den penningmeester werd
goedgekeurd en de heer J. H. als bestuurslid
herkozen.
Voor een wijle had Eduard van Beinum zijn
plaats aan den dirigentenlessenaav afgestaan
aan Albert de Klerk, aan wien de compositie
was opgedragen van een nieuw „Laudetur Jesus
Christus" voor vierstemmig koor. De groote be
weeglijkheid der Palestrina-stemmen werd nog
niet door het groote koor ten volle aangevoeld;
maar omdat in den vervolge elke uitvoering zal
worden^geopend met het zingen van dit „Lau
detur", ter vervanging van 't gelijknamige werk
van Hub. Cuypers, zal men 't nog herhaalde
malen kunnen hooren tot in de puntjes ver
zorgd.
Met Beethoven's Missa in C (in tegenstelling
met de Missa Solemnis noemt men 't werk de
„kleine" Mis) vulde Van Beinum het program-
madeel vóór de pauze. Men mag 't bekend ver
onderstellen, dat ook dit werk geen kerkmuziek
is in den eigenlijken zin van het woord, de
lengte nog buiten beschouwing gelaten. Maar 't
is, zoo goed als Fidelio, Beethoven ten voeten
uit. Wat hier geschiedt met één enkele har
monische uitwijking, of zooals in het „Dona
nobis" met 't aanwenden van een solotrekje
voor hoorn, maakt bij de jongeren een geheel
orkestapparaat noodig, waaraan de uitwerking
echter niet evenredig is. Het is juist deze een
voud die ons in deze uitvoering zoo zeer heeft
overtuigd. En door dien eenvoud ongerept te be
waren. ook in het zingen van het koor, dat zich
verre hield van elke overdadige nuanceering,
kwam als vanzelf de wijding. Men zij herinnerd
aan het zingen van het Benedictus, dat ondanks
het in den breede uitspinnen toch die wijding
geen moment verloren liet gaan. Het was ook
zeer goed gezien, zich bij het „Dominus Deus
Sabaoth" niet aan het stijve metrum te houden.
Hier liet Van Beinum heel terecht vrij recitee-
ren. Wanneer de laatste klank van het Dona
nobis pacem heeft uitgeklonken, zal stellig de
luisteraar, instee van zich met de vraag: kerk
muziek of niet bezig te houden, veeleer in zijn
hart hebben bewaard de wijding dezer echt
Beethovensche muziek.
De goede technische verzorging bij koor en
orkest maakte de taak der solisten lichter.
Helene Ludolph's blij jubelend zingen kreeg
door de expressieve stem van Ans Stroink relief,
en de agiliteit dezer sopraan verleende Beet
hoven's partituur glans. In plaats van den tenor
die op 't programma vermeld stond, zagen en
hoorden we Henk Viskil. Men had die verwis
seling even bekend kunnen maken. Met Lucien
Louman's gemakkelijk zingen hield de tenor een
mooi contact, maar voor Louman ligt de partij
nogal laag.
Dikwijls hadden we gelegenheid, de schoone
werking van het orgel te ondergaan. Maar hoe
geheel anders had het kunnen zijn, wanneer
Albert de Klerk niet nog juist op 't laatste mo
ment was in kennisgesteld van het feit, dat de
opdracht, het orgel te stemmen, onjuist was uit
gevoerd. Inderdaad was er een orgel gestemd,
maar niet dit! Zoo kon Albert de Klerk o.m. de
tongwerken als zelfstandig register niet gebrui
ken. Hij redde zich evenwel. De uit
voering was na de pauze geheel gewijd aan Moes-
sorgsky. Hoe goed was het gezien, om te begin
nen waar de Russische muziek begint: met het
Lied. Hier is de ziel van het Russische volk,
deze ziel die altijd snakt naar uitdrukking. Zij
heeft die liederen gevoeld en gedacht, Moes-
sorgsky was slechts haar instrument. Drie der
„Liederen en Dansen van de Dood", n.l. Trepalc,
Wiegenlied en De Veldheer" werden, in de Rus
sische taal, gezongen (beter: uitgebeeld) door
Ans Stroink. Bij deze muziek zwijgt ook die
criticus, die tegen Moessorgsky's muziek beden
kingen maakte, sprekende van „technische ar
moede". Juist deze armoede is hier, in deze
liederen, een element van het werk zelf. In
.Trepak" is het de droefgeestige somberheid
van de eipdelooze steppen; in „Wiegelied"'-(dat
échter een strijd is tusscheh dé Dood en de Moe
der) het wegstervende licht en het wegstervend
Leven. Maar altijd is het de kunstenaar, die
rechtstreeks tot ons spreekt. Met welke midde
len? In wezen geen andere dan die de kunste
naars van liet Russische tooneel aanwenden:
wat zij doorleefden diep in hun ziel, kunnen zij
ons geven. En zóó ook stond hier Ans Stroink.
Zeker, technisch was het bijzonder knap. Maar
wat zegt dat? Hoe komt het dat wij, de Russi
sche taal niet machtig, de Russische kunst zoo
goed verstonden? Ook aan den algemecnen ju
bel na haar zingen behoefde men niet mee te
doen. Men sloot de oogen, en was dankbaar.
't Was eigenlijk niet juist gezegd, dat men
begon met het Lied. Want reeds waren gespeeld
drie deelen uit de opera „Khowansjtsjiena".
Maar veel indruk heeft op mij, die de opera
Boris Godoenol' lang geleden hoorde, deze tweede
Zeer bijzondere aanbieding
Moderne eiken kast, f
merk HUPFER X *3 é3
Moderne eiken kast, té
merk MAX. ROMBACH £m X W
Op beide instrumenten 5 jaar
garantie.
KRUISWEG 49
(Adv. Ingez. Med.)
operamuziek niet gemaakt. Wie hoorde hier
trouwens niet de stem van Rimsky? die inder
daad zoo véél in Moessorgsky's muziek onwezen
lijk maakt. Rimsky's overrijke techniek en
Moessorgsky's armoede constraleeren te fel, om
samen te gaan.
Maar hoe onvergetelijk zal ons blijven deze
eerste uitvoering die van Beinum in ons land
gaf van „Sanherik" en van „Josua", voor koor
en orkest, het laatste werk met altsolo. Hoe
prachtig werkte in 't eerste opus de afwisseling
an mannenkoor en van vrouwenstemmen, en
aan het slot: hoe machtig werkte daar de ver
eeniging van beiden tot het uitbeelden van het
Bijbelsch Tooneel, dat men evenals in het be
wonderenswaardig „Josua" vergeefs zal zoeken
in de muzieklitteratuur. Zelfs Honeger heeft
in zijn Roi David deze pracht van het oude
Joodsche volk niet treffender geschilderd. Daar
de uitvoering technisch zeer goed was verzorgd
(ook aan de uitspraak was bijzondere zorg be
steed) hebben de Or. vereen, en de dirigent
ons zeer aan zich verplicht.
Dit concert werd bijgewoond door onzen bur
gemeester Dr. J. E. Baron De Vos van Steenwijk
en diens eehtgenoote. Voorts merkten we onder
de vele aanwezigen op Mr. Dr. P. J. Witteman,
wethouder W. J. B. van Liemt en diens eeht
genoote.
Maar geheel gevuld was de zaal niet. Voor een
zoo hoogst belangrijke uitvoering welke daarbij
zoo uitstekend was verzorgd, moet muzikaal
Haarlem niet verzuimen, zich af te vragen, of
het goed deed, het werk dezer vereeniging niet
te steunen met de daad.
G. J. KALH,