RENAULT <£&u£, MET AUTO EN TENT DOOR ZUID-AFRIKA. Litteraire Kantteekeningen. AKELEI, AQUILECIA. ZATERDAG 10 JUNI 1939 HX'AREEM'S DA'GBCAD 7 Opzoek naar den witten neushoorn. Door Dr. w. C. N. VAN DER SIEEN Onder de groote dieren der Afrikaansche wildernis is de neushoorn een der onver draagzaamste en dus een der gevaarlijkste. Daarom moest hij onherroepelijk verdwijnen daar, waar de blanke zijn vaste woonplaats op sloeg. En hij verdween uit de Kaapkolonie en den Vrijstaat en de Transvaal. Alleen in Natal leeft hij nog op een paar uitloopers van het gebergte en in de dalen daartusschen, waar een streng jachtverbod gehandhaafd wordt. En daar vindt men hem zelfs in een alleen daar voorkomende variëteit. Wij gaan naar het do mein van den witten neushoorn. Wit is hij alleen, als hij in kalkrijke, grijze riviermodder heeft liggen rollen, maar hij is een stuk groo- ter dan zijn bruine broeder en dat zegt wat. De plaatsen, waar hij nog voorkomt, staan bekend als de Sjloesjloewe- en Oemfolosi-re- servaten. Mr. Potter zwaait er den scepter en toen ik vroeg, waar deze groote man woonde, zei mijn blanke politievriend, een Afrikaander, dat hij ons wel even een Zoeloe zou meegeven voor de eerste zes mijl, waar veel zijwegen wa ren. Het was zoo tusschen de twintig en veer tig kilometer, precies wist hij het niet. De weg wees zich verder vanzelfde zwarte steeg achter op onze koffers en zat er na zes mijl werkelijk nog op, maar twee meter verder maakte hij vrijwel een salto. „Goede" autowegen. Mijn voorwielen doken weg in een onschuldig uitziend beekje, de voorsneb van mijn chassis boorde zich in de modder van den oeverwal en ontwortelde daar een kleinen boom, maar het opdringen van den aanhangwagen was net sterk genoeg om ons arme Ford je met een sprong weer de tegenoverliggende helling op te jagen en daarboven bleek, dat niets kapot was, behalve de blikken beschermhoes van den radiator en het nummerbordje aan den voor bumper. Na deze waarschuwing reden we kalm door, tien, twintig, dertig kilometer. Rare HIER IS DE BESTELWAGEN WAAROP U GEWACHT HEBT: DE RENAULT CAMIONNETTE. Ongekend lage aanschaffings- en be drijfskosten en toch een uiterst solide en bijzonder keurige en handige wagen. Benzineverbruik 1 L. op 13 K.M. Snel heid 80 K.M. per uur. Minimum wegen belasting. Nuttige last 250 K.G. Laad ruimte 1.50 M3. Door laag laadvlak, zeer gemakkelijk te laden en te lossen. prijs f+1250+- Hoofdagent Haarlem en Omstreken Garage ebr. smedestraat 22 haarlem telefoon 11025 ONDERDEELEN STOCK (Adv. Ingez. Medj het hoogste puntje van het reservaat, met een ongeloofelijk uitzicht en een wind, die je doet klappertanden, daar op een duizend meter hoogte. De baas is thuis. Rhino's zien? Best. Ik zou u raden, beneden te kampeeren bij de ri vier, daar is het warmer dan hier en het kamp hier zit vol dagjesmenschen. Morgenochtend geef ik een jachtopziener mee achter in uw wagen en kunt u er op los. Denk er omu kunt gaan wandelen, maar dat is op eigen risico. Als een van mijn beschermelingen te dicht bij komt, klim dan in een boom. En dan maar schreeuwen en vloeken tot hij wegloopt. Dat is het eenige waar vloeken werkelijk goed voor is! Nog een wilde rit. Zoo, nu weten we wat ons te doen staat. We suizen, slingeren, schuiven en grommen een kleine duizend meter omlaag naar de rivier en vinden een bruikbare kampplaats. Den volgenden morgen begint weer een wil de rit. Een kudde zebra's en gnoes lokt ons van den hoofdweg af. Even verder kruisen rhino- sporen het pad. Mijnheer was langs een der brandcingels gewandeld, zoo'n opengehakte strook om brand tot een bepaald boschgedeelte te beperken, dus het stuur omgegooid en ook de brandcingels in. Probeer dat eens, waarde lezer, in een dennenbosch aan den Veluwezoom of in Montferland. Dan zult ge verbaasd staan over wat een moderne auto kan presteeren. En wij vonden den neushoorn op een veertig tree van ons „pad", maar hij vond het niet zoo leuk als wij en ging er in kalmen draf vandoor, het dichte struikgewas in. Maar hij was op foto afstand geweest! Wij amuseerden ons nog wat met een koppeltje wratvarkens, die dol-nieuws- gierig vlakbij kwamen, met hun staartjes zoo doddig hoog in de lucht! Ik reed maar gauw naar ons kamp terug, waar Captain Potter nog even kwam praten en het nieuwste nieuws ver tellen. Een groote Dodge-wagen had een as ge broken in een kuiltje, dat een wratvarken toe vallig net in het wagenspoor van den hoofdweg had gemaakt. Zal je gebeuren. En dan een Dodge. Alle kans dat dit onderdeeltje uit een ander werelddeel moet komen en dan een mooi klusje om het ter plaatse te monteeren ook. Want een wagen uitsleepen in dergelijk terrein lijkt haast onmogelijk! Het gebeurde een paar mijl ver het bosch in en toen een der reizigers met den Zoeloe-boschwachter op weg was om hulp te halen, werden ze door een neushoorn in een boom gejaagd en een uur lang gevangen gehouden. Toen was het beestje blijkbaar er gens van geschrokken en weggedraafd. In over leg met den baas hebben wij maar besloten, liever naar het Oemfolosi-reservaat te gaan. waar we met een der jachtopzieners te voet een grooten tocht in Neushoornland zouden kunnen maken. Zoo gezegd, zoo gedaan. Mali, de plaatselijke commandant is niet thuis in zijn met een cactushaag omgeven kraal op den uitlooper van een bergrug. Zijn kameraden ver staan weer geen woord Engelsch, maar we slaan onze tenten maar op binnen een cac tushaag in de buurt, waar vroeger ook een kraal is geweest, 's Morgens om zes uur staat de geweldige voor mijn tent en belooft ons een paar Zoeloes als geleide. Gauw in de kleeren, wat fourage klaargemaakt en op weg. Een politieman gaat vooruit met een knots. Daar achter een tweede Zoeloe met mijn rugzak en kerels hier. Die Zoeloes loopen altijd over heu velruggen en heuvelkammen, dat kun je leeuwen en olifanten en neushoorns tenmin ste zien aankomen. Die dieren zijn nu vrijwel verdwenen, maar de Zoeloe loopt nog steeds die randjes af. En als er eens een vrachtwagen met materiaal ergens heen moet, volgt de kaf fer-chauffeur de kafferpaden en zoo loopen deze landwegen over alle hooge heuveltoppen, die in zicht komen, heen. Leuk rijden in een slecht karrespoor met een aanhangwagen, maar een mensch went aan alles. Intusschen wordt het landschap steeds bergachtiger, de hellingen steiler, omlaag zoowel als omhoog. Even rijden we door een dal, natuurlijk schuin langs de helling. Het eene wagenspoor ligt ze ker twintig centimeter hooger dan het andere, daar wen je ook aan. Plotseling stop ik, een bruine vlek heeft mijn aandacht getrokken. Zij beweegt. Gauw de kijker! Waarempel, een neushoorn! En daar vlak bij een tweede! En een paar wratvarkens er vlak bij. Die ellen dige beesten zien altijd alles. Gelukkig staat het heele groepje aan den overkant der vallei. Want ik wil dolgraag neushoorns zien, maar ken te veel verhalen van plotselinge aanvallen. Een flinke kerel van dit soort heeft laatst nog een trein geramd ergens in het Noorden. Mijn hand rust op mijn revolver, ons eenig wapen. Die doodt een muis op drie meter af stand! Als je hem raakt! Maar de beestjes vin den goed dat ik mijn motor weer aanzet en kalm wegrijd. Ineens besef ik dat de avond be gint te vallen. En de weg stijgt nog steeds, het wordt echt bergland. En blijkbaar zitten wij al midden in het reservaat. Zouden we Potters huis gemist hebben en hier midden tusschen zijn 200 neushoorns onze tentjes moeten op slaan? En weer zoemt en gromt de motor, tweede versnelling. Eerst tevreden gebrom, dan „snikkikerekik. Kloppende kleppen, eerste ver snelling, maar dat schiet zoo langzaam op! We zijn al een bord gepasseerd: „Bij scherpe boch ten toeteren!" Zonder s.v.p. erbij dus ernstig °-emeend. Het werd een dolle rit. Zoo'n rutsch- baan heb ik nog nooit gereden. Telkens vijftig meter dalen en dan weer vijf en zeventig om hoog, veertig naar beneden, vijftig omhoog en allemaal hellingen van 15 soms 20 procent, dus goed vaart houden, anders kom je er niet. Ge lukkig is de weg goed en kun je snel rijden. En we komen er! Potter's huis heeft hij blijkbaar zoo dicht mogelijk bij den hemel gebouwd, op (Adv. ingez. Medj een vervaarlijk-uitziend geweer en dan volgen wij. Natuurlijk gaat het eerst naar den hoog- sten top in de buurt, van waar wordt rondge- spied naar grof wild. Een koedoekudde graast op een heuvelhelling, een krokodil slaapt op een zandbank in de rivier. Maar daaren de bruine hand wijst naar een grijs vlekje, een kilometer of tien weg. De kijker geeft geen uitsluitsel, maar we kunnen evengoed dien kant uitgaan als een anderen. Dus omlaag, naar de vlakte, echt boschveld, net als in Kru- gerpark, maar nu loopen we, voelen het hooge gras langs onze knieën ritselen en de doorn struiken onze schenen teisteren. En we voelen de warmte, al gauw de hitte, vooral tusschen het hooge gras en in de lagere gedeelten. Ge kent dit terrein. Het is hetzelfde waar de John sons hun neushoorns flimden en schoten, al werkten zij honderden mijlen noordelijker. Maar het is zoo goed, zulk land eens aan den lijve te voelen. Omlaag en omhoog. Door een beekdalletje met een zandbedding. Daar staan neushoornsporen, maar met de regendroppels van gistermorgen er in, dus te oud om naar te kijken. Een andermaal zijn het versche sporen, die we een eindje kunnen volgen, waar de zware pooten door het ruige gras gesleept hebben. Dan kruist een koedoe- spoor onzen weg en ligt daar plots een groote pofadder van wel een meter lang. De kop is stukgebeten; een groot gat bij den buik, het werk van een mongoose. Voort gaat het, steeds voort door de zengende hitte. Daar, versche mest, kanonskogels van 20 cm. middellijn! Maar verder levert het spoor ook weer niets op. Sporen genoeg, nog een paar keer versche mest, af en toe geluiden. En o ja, ander wild genoeg. Koedoes en zebra's en wilde beesten, een paar hazen, wat wratvarkensmaar geen neushoorn komt ons in het vizier. Als we 's avonds, juist tegen zonsondergang thuis ko men hebben we zoowat negen uur geloopen, een veertigtal kilometers afgelegd, langs on gebaande wegen, helling op en helling af, twee rivieren doorwaad op plekken waar geen kro kodillen waren op dat moment, wel weer lepe laars en ibissen, maar geen neushoorn gezien. De neushoorn gevonden. Wat te doen? Morgenochtend om zes uur weer er op uit! Eerst een half uur weg met de auto, daarna weer door een rivier en dan maar weer het bosch in. Om zeven uur brandde de zon ons al leelijk in den nek. Steeds verder. Er zijn veel sporen, of ze versch zijn is niet te zeggen op zand of rots, maar in het dorre, me- terhooge gras wel. Dat is nog nat van den dauw. En daar heeft er weer een zijn logge, luie pooten door het hooge, natte gras getrok ken. Voorzichtig er achter aan en jawel, daar schemert een grijze massa door de doringstrui- ken heen. Twee stappen verder zie ik den ach terkant van het gevaarte een honderd meter voor mij uit loopen. De gids wenkt en wijst. Een vijftig meter verder is een boschje met een hoogeren boom in het midden. Met een om trekkende beweging gaat het daarop af. De reus merkt nog niets, graast rustig door. Nu staat hij stil, juist als wij het boschje bereiken. Je kunt er van twee kanten in en de boom is er zooeen als wij als jongens van zes jaar zoo graag beklommen en dan moest moeder ko men kijken hoe hoog wij wel zaten. Met andere woorden: in twee stappen kon je hoog genoeg van den grond zijn als mijnheer eens te nieuwsgierig werd en chargeerde. Wij staan naast het paadje. Maar ik moet drie meter vooruit om vrij zicht te krijgen. Voetje voor voetje. Rrrt! gaat de sluiter van de Contax. Heel zacht, maar het wordt gehoord. Met een snelle wending maakt liet reusachtige dier front en buigt den kop omlaag. De filmcamera ruscht en dat schijnt hem te kalmeeren. Hij wendt den kop eens links, dan rechts en komt rustig een pas nader. Ik maak nog een paar opnamen met sterkere lenzen. Dan verontrust hem een geluid. Sneller dan ik het schrijven kan staat hij weer met de flank naar ons toe, loopt in eeen halven cirkel, zooals ik het hem in Johnson's films zoo vaak zag doen, vóór hij attakeerde. Hij is nog veertig pas weg. Dan staat hij weer recht voor ons. Een snelle blik naar den gids. Die staat rustig naast mij. Dan maar weer filmen en meteen draait het groote dier zich weer met de flank naar ons toe en draaft plotseling weg met een. snelheid, die men niet verwacht zou hebben. In een mini mum van tijd was hij uit het gezicht verdwe nen en wij vroegen ons af, hoeveel van die kleine rhino-oogjes ons den vorigen dag, bij die lange wandeling door bosch en veld, wel hadden gade geslagen. Toch zouden we dien ochtend nog een feilen rechtstreekschen aanval moeten verduren. Wel niet van een neushoorn, maar toch We komen cp den terugweg weer bij de rivier. Een diep uitgetreden wildpad voert van den hoogen oever omlaag naar den waterkant. Als ik half weg ben, zie ik vier wratvarkens rustig drinkende op een groote klip bij het water staan. Meteen komt de camera voor den dag, maar bij het eerste geruisch van het filmtoestel keeren ze alle vier met een ruk om, staan even roerloos, de staartjes hoog in de lucht en char geeren dan zoo plotseling, dat ik een hoogen sprong moet maken om de voorste onder mij te laten doorrennen. De Zoeloejager achter mij wordt van de been geloopen, de anderen springen op zij, een gooit nog zijn stok naar het achterste varken, een heerlijke consterna tie. Tusschen twee haakjes, een geluk, dat het alle vier vrouwtjes waren, want de mannetjes hebben slagtanden, waarmee ze je heel leelijk kunnen toetakelen. Nu liep de zaak met een geschaafde knie, een hoop lawaai en veel ge lach af. Maar je staat verbaasd over de snel heid en den moed. die deze kleine dieren kun nen ontwikkelen. en dankt in stilte den hemel, dat we niet méér neushoorns zijn te gengekomen en voor een charge van dat mon ster bewaard zijn gebleven. Alweer veel geleerd vandaag endezen keer wat goeds. En voort gaat het weer, uit de voor het wild En voort gaat het weer. uit de voor het wild gereserveerde gedeelten van Natal naar de plaatsen, waar de blanke de hand op heeft gelegd, waar suiker en katoen groeien en wereldmarktproblemen de gesprek ken van den dag beheerschen. We zijn nog twee dagreizen van Durban af en zullen in dien tijd nog veel moeten zien en leeren. (Nadruk verboden) HARTJES van MIJNHARDT bij hoofdpijn, kiespijn, zenuwpijnen, rheumatische pijnen, periodieke pijnen, migraine, spierpijn, spit, kou en griep Bij apothekers en drogisten, koker 12 st. 50 ct. doosje 6 st 50 ct (Adv. Ingez. Med.) Dichters. Het is waarlijk miraculeus zooveel dichters (en dichteressen) er onder ons nuchtere vader- landsche volk rondloopen. Er schijnt voor wie de pen hanteert een bijzondere aantrekkelijkheid daarin gelegen te zijn, dat men zijn woorden en zinnen net zoolang in elkaar knutselt tot er om de zooveel tijd een rijm, en. bij voortduring, een bepaalde cadans in de woordopvolging te voorschijn komt. Knappe ambachtslieden in het schoone schrijfvak, temidden van wie zoo nu en dan eens een begenadigde verschijnt, die niet noodig heeft te knutselen, maar bij wien het op komt en vloeit zooals inderdaad, het beeld is oud het gezang van een vogel uit zijn keel welt. Dat zijn de dichters, die het niet helpen kunnen dat ze dichters zijn, en het zijn eigen lijk de eenigen, waarnaar we te luisteren heb ben, maar.ze zijn zoo zeldzaam en onder de knutselaars, ambachtslieden en rijmvirtuozen steekt toch ook nog zooveel dat de moeite waard is. Wel zijn ze niet allen zoo bescheiden als wij len Prof. Kalff die, voor een biografie naar zijn eigen dichterlijken arbeid gevraagd, ten ant woord gaf, dat die zich tot de week vóór Sin terklaas beperkte en niet gepubliceerd was. Ook is het voor den gewonen belangstellende in li teratuur ondoenlijk alle dichterlijke uitingen bij te houden en dat verklaart misschien het succes der bloemlezingen, die. naar verschillenden smaak gegaard, op de redactietafels verschijnen. Zoo ligt er hier een keurig gebonden deeltje voor ons: Een vlucht door zeven eeuwen Poëzie. Verzameld en ingeleid door J. P. H. Krijgsman (A'darn. Bigot en Van Rossum) waarvan de pers een tweeden druk ontving om dat de eerste al vóór het verschijnen uitver kocht was. Een aardig succes voor de uitgevers, waarschijnlijk wel te danken aan de zeer groote bruikbaarheid dezer vluchtige blikken in de Hollandsche dichtkust, van Boendale tot Hoor- nik (up to date, en of) voor de letterlievende jeugd der gymnasia en middelbare scholen. De samensteller is liberaal te werk gegaan bij zijn keuze en heeft uit alle groepeeringen der tijd- genooten en hun onmiddellijke voorgangers ge put, wat hem als typeerend staal van ieders werk aanstond en bruikbaar scheen. Een gevolg daarvan is dat men vooral uit het werk dei- oudere dichters nog al eens haast al te goede oude bekenden ontmoet, doch daartegenover van de tijdgenooten dingen opgenomen vindt, die slechts dienstig .kunnen zijn om voor het ove rige werk dier dichters de belangstelling wak ker te maken. En dat is voor die dichters van niet gering belang. Hunkering en Heimwee. Bloem lezing uit de Poezië van Prot.- Christelijke en Katholieke dich ters door Willem de Mérode. (A'dam. Uitg. Mij. Holland). Met den kortelings overleden dichter Willem de Mérode is aan de specifiek Protestantsch- Christelijke litteratuur hier te lande een der be langrijkste figuren ontvallen. De hier aangekon digde bloemlezing ontvingen wij de vorige maand, de samenstelling er van zal dus wel tot de laatste bezigheden van den in zijn kring hoog gescliatten schrijver behoord hebben Ze is, door de beperking van terrein,""natuur] ijk anders ge aard dan de bloemlezing die wij hiervóór be spraken, de saamgebrachte bouquet is minder bont, stemmiger, zooals ook Hunkering en Heim wee minder vluchtige begrippen zijn Van de be langrijkste dichters uit de beide litteraire kam pen, waarin aan het religieus gevoel in de uiting een primaire waarde wordt gehecht, zijn meer dere fragmenten opgenomen. Aan den éénen kant zal men er naast Willem de Mérode zelf, onder anderen Geerten Gossaert, Roel Houwink, Hessels, Jacqueline van der Waals en den wel zeer opmerkelijken Muus Jacobse ontmoeten, terwijl uit het andere kamp de paladijnen En gelman, Van Duinkerken, van Oosten, Schreurs, enz. zich door een aantal minder algemeen be kenden als Willem ten Berge, Chr. de Graaf en anderen, omringd zien Het samenlezen dezer bloemen is kennelijk met zorg en genegenheid geschied, de schikking verraadt zooals te be grijpen is inzicht en de vaas waarin de uit geefster ze plaatste heeft de rustige distinctie eener Leerdamsche. Perspektieven. Gedichten van J. D. Bierens de de Haan, Arnhem, Van Loghum Slaterus' U. M. Men kan voor de veel omvattende activiteit, den blakenden levenslust en energie van den wijsgeerigen mensch een volledige bewondering koesteren, zonder verplicht te zijn de laatste ook op de „Doorzichten" die hier in dichtvorm ge bundeld zijn, over te dragen. Misschien is het de te groote gemakkelijkheid, waarmee de ge leerde schrijver zich van den versvorm bedient die den indruk wekt, als zoude er aan dichten nu eigenlijk niet zoo heel veel vastzitten bij een gegeven copia verborum (woorden rijkdom), ideeënvoorraad en veelzijdig ontwikkelde be langstelling. Over volle voorraadschuren dezer ingrediënten beschikt de schrijver, die den lezer zijn schuurdeuren gastvrij openzet. Of die lezer daarbinnen ook die geheimzinnige muziek hoo- n vuurtje Wanf een kamp zonder vuur is als 'n schip zon der stuur! Maar veegt eerst dennenaalden en dorre bla&ren wegi denkt om t brandgevaar, WEEST ZUINIG stoken ren zal, waarvan ge niet weet vanwaar ze komt, noch hoe ze gemaakt wordt, weet ik niet. Hij kan immers gelukkiger zijn dan wij waren. Voor Jou, door Tony de Ridder. (Zeist, Uitgeverij Ploegsma). Wij maken vandaag schoon schip met allerlei lieve menschen, die het noodzakelijk en ge- wenscht achten ons iets op het hart te druk ken. Tony de Ridder doet dat al direct zoo on bevangen en hartelijk, en van haar portretje met den herdershond tegenover den titel glundert zij ons zoo welgemeen tegen, adt wij dat vlotte tutoyeeren maar subiet slikken en eens verder kijken wat zij te vertellen heeft. Dan blijkt misschien dat zij een ander op het oog heeft gehad, maar dat doet niets af aan de hartelijkheid der begroeting, nietwaar? Inte gendeel, zou men juist zeggen, want dan blijkt pas dat Tony de Ridder de geheele wereld in haar hartelijkheid omvat en tot haar heel fijne dingen zegt op een eenvoudige onopgesmukte manier, en alevel in een vorm, die litterair vol komen verantwoord is en voortdurend aange naam aandoet. De schrijfster behoort tot den vrij-religieusen kring waarvan de auteurs bij Ploegsma plegen te verschijnen en die dus ook alweer een litterair gemeente'tje apart vormen. Haar opmerkingen en raadgevingen ademen geen sectegeest en zijn voor iedere nuance tusschen rood en zwart genietbaar. Al zou ik persoonlijk geneigd zijn het haar euvel te duiden dat zij van haar mooien herdershond een vergetariër ge maakt heeft (pag. 67), blijft een fijn gevoeld stukje proza over „herinneringen" onder an dere in staat aan dit boekske zelf te herin neren op waardeerende wijze. Iemand die ons ook wat te vertellen heeft is M. C. Fallen tin. Onze Onzin. (Nijkerk Callen- bach). Zeven zeer, zéér populaire lessen in geeste lijke en moreele herbewapening Den onzin van oneerlijkheid, onrust, onreinheid, ongeduld, on verstand, ongeloof en ongeluk tracht deze schrij vende spreker op gemakkelijk verstaanbare wijze aan te toonen. Hij vergelijkt zichzelf bij den marktkoopman, die dezelfde goede waar te koop biedt als de heer in toga of gekleede jas, doch bovendien menschen bereikt die bij die anderen nooit verschijnen. Een boekje dat zijn nut_ kan hebben, al zal het gesproken woord méér doen en de heer Fallentin een uitnemend prediker onder de menschen blijken. Want wie naar den man op de markt luistert, koopt mis schien geen boeken. En tenslotte gaat ons vertellen Melis Stoke. Wat men in Tndië moet doen en laten. (Den Haag, Leopold's U. M. En hij kan daarvan meepraten. Na eenige ver blijven, verbonden met uit- en thuisreizen, kan hij de moeilijkheden voor den nieuweling de onrust van den verlofganger, de eigenaardighe den van het Indische leven en het Hollandsche wanbegrip daaromtrent volkomen beoordeelen. Onnoodig te zeggen dat in dit boekje dat alles op geestige manier behandeld wordt. Doeve maakte er aardige teekeningetjes bij en Melis Stoke ïs er prachtig in op dreef, hetgeen voor mij zeggen wil dat hij amusanter is in deze serieuze adviezen dan in zijn laatste verhalen, die speciaal amusant wilden zijn. J. H. DE BOIS. GEVONDEN VOORWERPEN EN DIEREN. Inlichtingen aan het Bureau van Politie, Sme- destraat, uitsluitend tusschen 11 en 13 uur. Armband, Bureau van Politie, Smedestraat; badpak, handdoek en overhemd. Weber, Timor- straat 195; bril, Oldemark, Wijde Geldeloozepad 25 rd.; blouse, v. Zomeren, Brouwersstraat 37; bril, Langelaar, Lange Molenstraat 2; postduif, De Wit, Schepersstraat. 46; hondje, v. Eek, Nieu we Groenmarkt 24; 2 honden, Asyl, Ridderstraat 11; knijptang, Velthuis, Pegasusstraat 57: kana rie, Ten Bosch, Scheldestraat 4; kano. Wolf, Har- menjansweg 102: kano, Jorissen, Oude weg 143; 3 katten, Asyl, Ridderstraat 11; portemonnaie met inhoud. Blanken, Verspronckweg 16; idem, v. Wunnik, Minahassastraat 26, idem, Smit, Vo gelenzangstraat 60 I. Amsterdam: kinderporte- monnaie, Oomen, Bakkerstraat 60 rd.: idem, Boersma, Vosmaerstraat 94: rijwielbelasting- plaatje en rozenkrans, Bureau van Politie, Sme destraat; kïnderschort, Hijs, Kleine Houtstraat 65 zw.: sigarettenkoker, Ladraque, Pres. Steyn- straat 99 zw.: gymnastiekschoen, v. d. Haak, Nagtzaamstraat 48: voetbalshirt, Vermeer, Bas- tiaanstraat 66; damesvest. Snellens, EsschiPier straat 26 zw.; zakje inh. scapulieren, Nielen, Hasselaersplein 35; bril, Tanis, Brouwersstraat zO zw. De akelei is een zeer gemakkelijke tuin plant. Op een niet al te droog, half bescha duwd plaatsje, groeit ze in iederen tuingrond. Het zijn prachtige planten met sierlijke, fijningesneden bladeren, en de bloemen, vooral van de langgespoorde variëteiten, zijn buiten gewoon mooi van vorm en kleur. De oorspronkelijke kleur is blauw of blauw- violet, de meeldraden, die buiten de bloem kroon uitsteken, zijn dan vaak duidelijk goud geel. Onze gewone akelei, Aquilegia vulgaris, is bij uitzondering ook wel wit of rose. Uit Amerika stamt een zeer mooie gele va riëteit met extra lange sporen, Aquilegia chrysantha. Ook bestaan er akelei bloemen, licht rood met geel, met prachtig karmijnroode sporen en de mooie Aquilegia jucunda heeft donker blauwe bloemen met een helderwit midden gedeelte. Akelei. De meeste akelei planten worden ruim een halven meter tot een meter hoog. Voor den rotstuin bestaan er enkele lager blijvende variëteiten, waaronder de reeds genoemde Aquilegia jucunda en ook Aquilegia alpina. We moeten de akelei beschouwen als een vaste plant, die we zelf heel goed, vroeg in het voorjaar kunnen zaaien Het eerste jaar bloeien ze niet zoo vroeg. Door voorzichtig te scheuren zijn ze dan verder te kweeken. Er is slechts één eigenschap van de ake lei, die sommigen misschien minder prettig zullen vinden en dat is, dat al wat er boven den grond uitsteekt van de plant, dus ook het blad en de stengels, kort na den bloei af sterft. De akelei bloeit in Mei en Juni. En van Juni af hebben we dus op de plaats waar de akelei stond een kale plek. Wanneer we dit echter van tevoren weten, kunnen we van deze eigenschap voordeel trek ken. Of we planten de afzonderlijke akelei- planten tusschen, in den herfst bloelende, vaste planten in, zoodat deze laatste uit gaan groeien, de kale plekken door hen worden overdekt. Ofwel we maken een groep van akelei en zetten op de in Juli vrijkomende open plek eenjarige zaadbloemen, die ondertusschen in een bak zijn uitgezaaid en verder voortge- kweekt. Zoo kunnen we dezelfde plaats tweemaal gebruiken, wat voor een kleinen tuin zeker een groot voordeel is. A. J.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 13