RENAULT
<£&u£,
MET AUTO EN TENT DOOR ZUID-AFRIKA.
Litteraire
Kantteekeningen.
AKELEI, AQUILECIA.
ZATERDAG 10 JUNI 1939
HX'AREEM'S DA'GBCAD
7
Opzoek naar den witten neushoorn.
Door
Dr. w. C. N. VAN DER SIEEN
Onder de groote dieren der Afrikaansche
wildernis is de neushoorn een der onver
draagzaamste en dus een der gevaarlijkste.
Daarom moest hij onherroepelijk verdwijnen
daar, waar de blanke zijn vaste woonplaats op
sloeg. En hij verdween uit de Kaapkolonie en
den Vrijstaat en de Transvaal. Alleen in Natal
leeft hij nog op een paar uitloopers van het
gebergte en in de dalen daartusschen, waar
een streng jachtverbod gehandhaafd wordt. En
daar vindt men hem zelfs in een alleen daar
voorkomende variëteit. Wij gaan naar het do
mein van den witten neushoorn. Wit is hij
alleen, als hij in kalkrijke, grijze riviermodder
heeft liggen rollen, maar hij is een stuk groo-
ter dan zijn bruine broeder en dat zegt wat.
De plaatsen, waar hij nog voorkomt, staan
bekend als de Sjloesjloewe- en Oemfolosi-re-
servaten. Mr. Potter zwaait er den scepter en
toen ik vroeg, waar deze groote man woonde,
zei mijn blanke politievriend, een Afrikaander,
dat hij ons wel even een Zoeloe zou meegeven
voor de eerste zes mijl, waar veel zijwegen wa
ren. Het was zoo tusschen de twintig en veer
tig kilometer, precies wist hij het niet. De weg
wees zich verder vanzelfde zwarte steeg
achter op onze koffers en zat er na zes mijl
werkelijk nog op, maar twee meter verder
maakte hij vrijwel een salto.
„Goede" autowegen.
Mijn voorwielen doken weg in een onschuldig
uitziend beekje, de voorsneb van mijn chassis
boorde zich in de modder van den oeverwal en
ontwortelde daar een kleinen boom, maar het
opdringen van den aanhangwagen was net
sterk genoeg om ons arme Ford je met een
sprong weer de tegenoverliggende helling op
te jagen en daarboven bleek, dat niets kapot
was, behalve de blikken beschermhoes van den
radiator en het nummerbordje aan den voor
bumper. Na deze waarschuwing reden we
kalm door, tien, twintig, dertig kilometer. Rare
HIER IS DE
BESTELWAGEN WAAROP
U GEWACHT HEBT:
DE RENAULT CAMIONNETTE.
Ongekend lage aanschaffings- en be
drijfskosten en toch een uiterst solide
en bijzonder keurige en handige wagen.
Benzineverbruik 1 L. op 13 K.M. Snel
heid 80 K.M. per uur. Minimum wegen
belasting. Nuttige last 250 K.G. Laad
ruimte 1.50 M3. Door laag laadvlak,
zeer gemakkelijk te laden en te lossen.
prijs f+1250+-
Hoofdagent Haarlem en Omstreken
Garage
ebr.
smedestraat 22 haarlem
telefoon 11025
ONDERDEELEN STOCK
(Adv. Ingez. Medj
het hoogste puntje van het reservaat, met een
ongeloofelijk uitzicht en een wind, die je
doet klappertanden, daar op een duizend meter
hoogte. De baas is thuis. Rhino's zien? Best. Ik
zou u raden, beneden te kampeeren bij de ri
vier, daar is het warmer dan hier en het kamp
hier zit vol dagjesmenschen. Morgenochtend
geef ik een jachtopziener mee achter in uw
wagen en kunt u er op los. Denk er omu kunt
gaan wandelen, maar dat is op eigen risico. Als
een van mijn beschermelingen te dicht bij
komt, klim dan in een boom. En dan maar
schreeuwen en vloeken tot hij wegloopt. Dat
is het eenige waar vloeken werkelijk goed
voor is!
Nog een wilde rit.
Zoo, nu weten we wat ons te doen staat. We
suizen, slingeren, schuiven en grommen een
kleine duizend meter omlaag naar de rivier en
vinden een bruikbare kampplaats.
Den volgenden morgen begint weer een wil
de rit. Een kudde zebra's en gnoes lokt ons van
den hoofdweg af. Even verder kruisen rhino-
sporen het pad. Mijnheer was langs een der
brandcingels gewandeld, zoo'n opengehakte
strook om brand tot een bepaald boschgedeelte
te beperken, dus het stuur omgegooid en ook de
brandcingels in. Probeer dat eens, waarde lezer,
in een dennenbosch aan den Veluwezoom of
in Montferland. Dan zult ge verbaasd staan
over wat een moderne auto kan presteeren. En
wij vonden den neushoorn op een veertig tree
van ons „pad", maar hij vond het niet zoo leuk
als wij en ging er in kalmen draf vandoor, het
dichte struikgewas in. Maar hij was op foto
afstand geweest! Wij amuseerden ons nog wat
met een koppeltje wratvarkens, die dol-nieuws-
gierig vlakbij kwamen, met hun staartjes zoo
doddig hoog in de lucht! Ik reed maar gauw
naar ons kamp terug, waar Captain Potter nog
even kwam praten en het nieuwste nieuws ver
tellen. Een groote Dodge-wagen had een as ge
broken in een kuiltje, dat een wratvarken toe
vallig net in het wagenspoor van den hoofdweg
had gemaakt. Zal je gebeuren. En dan een
Dodge. Alle kans dat dit onderdeeltje uit een
ander werelddeel moet komen en dan een mooi
klusje om het ter plaatse te monteeren ook.
Want een wagen uitsleepen in dergelijk terrein
lijkt haast onmogelijk! Het gebeurde een paar
mijl ver het bosch in en toen een der reizigers
met den Zoeloe-boschwachter op weg was om
hulp te halen, werden ze door een neushoorn
in een boom gejaagd en een uur lang gevangen
gehouden. Toen was het beestje blijkbaar er
gens van geschrokken en weggedraafd. In over
leg met den baas hebben wij maar besloten,
liever naar het Oemfolosi-reservaat te gaan.
waar we met een der jachtopzieners te voet
een grooten tocht in Neushoornland zouden
kunnen maken. Zoo gezegd, zoo gedaan. Mali,
de plaatselijke commandant is niet thuis in
zijn met een cactushaag omgeven kraal op den
uitlooper van een bergrug. Zijn kameraden ver
staan weer geen woord Engelsch, maar we
slaan onze tenten maar op binnen een cac
tushaag in de buurt, waar vroeger ook een
kraal is geweest, 's Morgens om zes uur staat
de geweldige voor mijn tent en belooft ons een
paar Zoeloes als geleide. Gauw in de kleeren,
wat fourage klaargemaakt en op weg. Een
politieman gaat vooruit met een knots. Daar
achter een tweede Zoeloe met mijn rugzak en
kerels hier. Die Zoeloes loopen altijd over heu
velruggen en heuvelkammen, dat kun je
leeuwen en olifanten en neushoorns tenmin
ste zien aankomen. Die dieren zijn nu vrijwel
verdwenen, maar de Zoeloe loopt nog steeds
die randjes af. En als er eens een vrachtwagen
met materiaal ergens heen moet, volgt de kaf
fer-chauffeur de kafferpaden en zoo loopen
deze landwegen over alle hooge heuveltoppen,
die in zicht komen, heen. Leuk rijden in een
slecht karrespoor met een aanhangwagen,
maar een mensch went aan alles. Intusschen
wordt het landschap steeds bergachtiger, de
hellingen steiler, omlaag zoowel als omhoog.
Even rijden we door een dal, natuurlijk schuin
langs de helling. Het eene wagenspoor ligt ze
ker twintig centimeter hooger dan het andere,
daar wen je ook aan. Plotseling stop ik, een
bruine vlek heeft mijn aandacht getrokken. Zij
beweegt. Gauw de kijker! Waarempel, een
neushoorn! En daar vlak bij een tweede!
En een paar wratvarkens er vlak bij. Die ellen
dige beesten zien altijd alles. Gelukkig staat
het heele groepje aan den overkant der vallei.
Want ik wil dolgraag neushoorns zien, maar
ken te veel verhalen van plotselinge aanvallen.
Een flinke kerel van dit soort heeft laatst
nog een trein geramd ergens in het Noorden.
Mijn hand rust op mijn revolver, ons eenig
wapen. Die doodt een muis op drie meter af
stand! Als je hem raakt! Maar de beestjes vin
den goed dat ik mijn motor weer aanzet en
kalm wegrijd. Ineens besef ik dat de avond be
gint te vallen. En de weg stijgt nog steeds, het
wordt echt bergland. En blijkbaar zitten wij al
midden in het reservaat. Zouden we Potters
huis gemist hebben en hier midden tusschen
zijn 200 neushoorns onze tentjes moeten op
slaan? En weer zoemt en gromt de motor,
tweede versnelling. Eerst tevreden gebrom, dan
„snikkikerekik. Kloppende kleppen, eerste ver
snelling, maar dat schiet zoo langzaam op! We
zijn al een bord gepasseerd: „Bij scherpe boch
ten toeteren!" Zonder s.v.p. erbij dus ernstig
°-emeend. Het werd een dolle rit. Zoo'n rutsch-
baan heb ik nog nooit gereden. Telkens vijftig
meter dalen en dan weer vijf en zeventig om
hoog, veertig naar beneden, vijftig omhoog en
allemaal hellingen van 15 soms 20 procent, dus
goed vaart houden, anders kom je er niet. Ge
lukkig is de weg goed en kun je snel rijden. En
we komen er! Potter's huis heeft hij blijkbaar
zoo dicht mogelijk bij den hemel gebouwd, op
(Adv. ingez. Medj
een vervaarlijk-uitziend geweer en dan volgen
wij. Natuurlijk gaat het eerst naar den hoog-
sten top in de buurt, van waar wordt rondge-
spied naar grof wild. Een koedoekudde graast
op een heuvelhelling, een krokodil slaapt op
een zandbank in de rivier. Maar daaren
de bruine hand wijst naar een grijs vlekje, een
kilometer of tien weg. De kijker geeft geen
uitsluitsel, maar we kunnen evengoed dien
kant uitgaan als een anderen. Dus omlaag,
naar de vlakte, echt boschveld, net als in Kru-
gerpark, maar nu loopen we, voelen het hooge
gras langs onze knieën ritselen en de doorn
struiken onze schenen teisteren. En we voelen
de warmte, al gauw de hitte, vooral tusschen
het hooge gras en in de lagere gedeelten. Ge
kent dit terrein. Het is hetzelfde waar de John
sons hun neushoorns flimden en schoten, al
werkten zij honderden mijlen noordelijker.
Maar het is zoo goed, zulk land eens aan den
lijve te voelen. Omlaag en omhoog. Door een
beekdalletje met een zandbedding.
Daar staan neushoornsporen, maar met de
regendroppels van gistermorgen er in, dus te
oud om naar te kijken. Een andermaal zijn
het versche sporen, die we een eindje kunnen
volgen, waar de zware pooten door het ruige
gras gesleept hebben. Dan kruist een koedoe-
spoor onzen weg en ligt daar plots een groote
pofadder van wel een meter lang. De kop is
stukgebeten; een groot gat bij den buik, het
werk van een mongoose. Voort gaat het, steeds
voort door de zengende hitte. Daar, versche
mest, kanonskogels van 20 cm. middellijn!
Maar verder levert het spoor ook weer niets
op. Sporen genoeg, nog een paar keer versche
mest, af en toe geluiden. En o ja, ander wild
genoeg. Koedoes en zebra's en wilde beesten,
een paar hazen, wat wratvarkensmaar geen
neushoorn komt ons in het vizier. Als we
's avonds, juist tegen zonsondergang thuis ko
men hebben we zoowat negen uur geloopen,
een veertigtal kilometers afgelegd, langs on
gebaande wegen, helling op en helling af, twee
rivieren doorwaad op plekken waar geen kro
kodillen waren op dat moment, wel weer lepe
laars en ibissen, maar geen neushoorn gezien.
De neushoorn gevonden.
Wat te doen? Morgenochtend om zes uur
weer er op uit! Eerst een half uur weg met de
auto, daarna weer door een rivier en dan maar
weer het bosch in. Om zeven uur brandde de
zon ons al leelijk in den nek. Steeds verder. Er
zijn veel sporen, of ze versch zijn is niet te
zeggen op zand of rots, maar in het dorre, me-
terhooge gras wel. Dat is nog nat van den
dauw. En daar heeft er weer een zijn logge,
luie pooten door het hooge, natte gras getrok
ken. Voorzichtig er achter aan en jawel, daar
schemert een grijze massa door de doringstrui-
ken heen. Twee stappen verder zie ik den ach
terkant van het gevaarte een honderd meter
voor mij uit loopen. De gids wenkt en wijst. Een
vijftig meter verder is een boschje met een
hoogeren boom in het midden. Met een om
trekkende beweging gaat het daarop af. De
reus merkt nog niets, graast rustig door. Nu
staat hij stil, juist als wij het boschje bereiken.
Je kunt er van twee kanten in en de boom is
er zooeen als wij als jongens van zes jaar zoo
graag beklommen en dan moest moeder ko
men kijken hoe hoog wij wel zaten. Met andere
woorden: in twee stappen kon je hoog genoeg
van den grond zijn als mijnheer eens te
nieuwsgierig werd en chargeerde. Wij staan
naast het paadje. Maar ik moet drie meter
vooruit om vrij zicht te krijgen. Voetje voor
voetje. Rrrt! gaat de sluiter van de Contax.
Heel zacht, maar het wordt gehoord. Met een
snelle wending maakt liet reusachtige dier
front en buigt den kop omlaag. De filmcamera
ruscht en dat schijnt hem te kalmeeren. Hij
wendt den kop eens links, dan rechts en komt
rustig een pas nader. Ik maak nog een paar
opnamen met sterkere lenzen. Dan verontrust
hem een geluid. Sneller dan ik het schrijven
kan staat hij weer met de flank naar ons toe,
loopt in eeen halven cirkel, zooals ik het hem
in Johnson's films zoo vaak zag doen, vóór hij
attakeerde. Hij is nog veertig pas weg. Dan
staat hij weer recht voor ons. Een snelle blik
naar den gids. Die staat rustig naast mij. Dan
maar weer filmen en meteen draait het groote
dier zich weer met de flank naar ons toe en
draaft plotseling weg met een. snelheid, die
men niet verwacht zou hebben. In een mini
mum van tijd was hij uit het gezicht verdwe
nen en wij vroegen ons af, hoeveel van die
kleine rhino-oogjes ons den vorigen dag, bij
die lange wandeling door bosch en veld, wel
hadden gade geslagen.
Toch zouden we dien ochtend nog een feilen
rechtstreekschen aanval moeten verduren. Wel
niet van een neushoorn, maar toch
We komen cp den terugweg weer bij de rivier.
Een diep uitgetreden wildpad voert van den
hoogen oever omlaag naar den waterkant. Als
ik half weg ben, zie ik vier wratvarkens rustig
drinkende op een groote klip bij het water
staan. Meteen komt de camera voor den dag,
maar bij het eerste geruisch van het filmtoestel
keeren ze alle vier met een ruk om, staan even
roerloos, de staartjes hoog in de lucht en char
geeren dan zoo plotseling, dat ik een hoogen
sprong moet maken om de voorste onder mij te
laten doorrennen. De Zoeloejager achter mij
wordt van de been geloopen, de anderen
springen op zij, een gooit nog zijn stok naar
het achterste varken, een heerlijke consterna
tie. Tusschen twee haakjes, een geluk, dat het
alle vier vrouwtjes waren, want de mannetjes
hebben slagtanden, waarmee ze je heel leelijk
kunnen toetakelen. Nu liep de zaak met een
geschaafde knie, een hoop lawaai en veel ge
lach af. Maar je staat verbaasd over de snel
heid en den moed. die deze kleine dieren kun
nen ontwikkelen. en dankt in stilte den
hemel, dat we niet méér neushoorns zijn te
gengekomen en voor een charge van dat mon
ster bewaard zijn gebleven. Alweer veel geleerd
vandaag endezen keer wat goeds.
En voort gaat het weer, uit de voor het wild
En voort gaat het weer. uit de voor
het wild gereserveerde gedeelten van Natal
naar de plaatsen, waar de blanke de
hand op heeft gelegd, waar suiker en katoen
groeien en wereldmarktproblemen de gesprek
ken van den dag beheerschen. We zijn nog
twee dagreizen van Durban af en zullen in dien
tijd nog veel moeten zien en leeren.
(Nadruk verboden)
HARTJES van MIJNHARDT
bij hoofdpijn, kiespijn, zenuwpijnen,
rheumatische pijnen, periodieke pijnen,
migraine, spierpijn, spit, kou en griep
Bij apothekers en drogisten,
koker 12 st. 50 ct. doosje 6 st 50 ct
(Adv. Ingez. Med.)
Dichters.
Het is waarlijk miraculeus zooveel dichters
(en dichteressen) er onder ons nuchtere vader-
landsche volk rondloopen. Er schijnt voor wie
de pen hanteert een bijzondere aantrekkelijkheid
daarin gelegen te zijn, dat men zijn woorden en
zinnen net zoolang in elkaar knutselt tot er om
de zooveel tijd een rijm, en. bij voortduring,
een bepaalde cadans in de woordopvolging te
voorschijn komt. Knappe ambachtslieden in het
schoone schrijfvak, temidden van wie zoo nu en
dan eens een begenadigde verschijnt, die niet
noodig heeft te knutselen, maar bij wien het op
komt en vloeit zooals inderdaad, het beeld is
oud het gezang van een vogel uit zijn keel
welt. Dat zijn de dichters, die het niet helpen
kunnen dat ze dichters zijn, en het zijn eigen
lijk de eenigen, waarnaar we te luisteren heb
ben, maar.ze zijn zoo zeldzaam en onder de
knutselaars, ambachtslieden en rijmvirtuozen
steekt toch ook nog zooveel dat de moeite waard
is. Wel zijn ze niet allen zoo bescheiden als wij
len Prof. Kalff die, voor een biografie naar zijn
eigen dichterlijken arbeid gevraagd, ten ant
woord gaf, dat die zich tot de week vóór Sin
terklaas beperkte en niet gepubliceerd was. Ook
is het voor den gewonen belangstellende in li
teratuur ondoenlijk alle dichterlijke uitingen bij
te houden en dat verklaart misschien het succes
der bloemlezingen, die. naar verschillenden
smaak gegaard, op de redactietafels verschijnen.
Zoo ligt er hier een keurig gebonden deeltje voor
ons:
Een vlucht door zeven eeuwen
Poëzie. Verzameld en ingeleid
door J. P. H. Krijgsman (A'darn.
Bigot en Van Rossum)
waarvan de pers een tweeden druk ontving om
dat de eerste al vóór het verschijnen uitver
kocht was. Een aardig succes voor de uitgevers,
waarschijnlijk wel te danken aan de zeer groote
bruikbaarheid dezer vluchtige blikken in de
Hollandsche dichtkust, van Boendale tot Hoor-
nik (up to date, en of) voor de letterlievende
jeugd der gymnasia en middelbare scholen. De
samensteller is liberaal te werk gegaan bij zijn
keuze en heeft uit alle groepeeringen der tijd-
genooten en hun onmiddellijke voorgangers ge
put, wat hem als typeerend staal van ieders
werk aanstond en bruikbaar scheen. Een gevolg
daarvan is dat men vooral uit het werk dei-
oudere dichters nog al eens haast al te goede
oude bekenden ontmoet, doch daartegenover van
de tijdgenooten dingen opgenomen vindt, die
slechts dienstig .kunnen zijn om voor het ove
rige werk dier dichters de belangstelling wak
ker te maken. En dat is voor die dichters van
niet gering belang.
Hunkering en Heimwee. Bloem
lezing uit de Poezië van Prot.-
Christelijke en Katholieke dich
ters door Willem de Mérode.
(A'dam. Uitg. Mij. Holland).
Met den kortelings overleden dichter Willem
de Mérode is aan de specifiek Protestantsch-
Christelijke litteratuur hier te lande een der be
langrijkste figuren ontvallen. De hier aangekon
digde bloemlezing ontvingen wij de vorige
maand, de samenstelling er van zal dus wel tot
de laatste bezigheden van den in zijn kring hoog
gescliatten schrijver behoord hebben Ze is, door
de beperking van terrein,""natuur] ijk anders ge
aard dan de bloemlezing die wij hiervóór be
spraken, de saamgebrachte bouquet is minder
bont, stemmiger, zooals ook Hunkering en Heim
wee minder vluchtige begrippen zijn Van de be
langrijkste dichters uit de beide litteraire kam
pen, waarin aan het religieus gevoel in de uiting
een primaire waarde wordt gehecht, zijn meer
dere fragmenten opgenomen. Aan den éénen
kant zal men er naast Willem de Mérode zelf,
onder anderen Geerten Gossaert, Roel Houwink,
Hessels, Jacqueline van der Waals en den wel
zeer opmerkelijken Muus Jacobse ontmoeten,
terwijl uit het andere kamp de paladijnen En
gelman, Van Duinkerken, van Oosten, Schreurs,
enz. zich door een aantal minder algemeen be
kenden als Willem ten Berge, Chr. de Graaf en
anderen, omringd zien Het samenlezen dezer
bloemen is kennelijk met zorg en genegenheid
geschied, de schikking verraadt zooals te be
grijpen is inzicht en de vaas waarin de uit
geefster ze plaatste heeft de rustige distinctie
eener Leerdamsche.
Perspektieven.
Gedichten van J. D. Bierens de
de Haan, Arnhem, Van Loghum
Slaterus' U. M.
Men kan voor de veel omvattende activiteit,
den blakenden levenslust en energie van den
wijsgeerigen mensch een volledige bewondering
koesteren, zonder verplicht te zijn de laatste ook
op de „Doorzichten" die hier in dichtvorm ge
bundeld zijn, over te dragen. Misschien is het
de te groote gemakkelijkheid, waarmee de ge
leerde schrijver zich van den versvorm bedient
die den indruk wekt, als zoude er aan dichten
nu eigenlijk niet zoo heel veel vastzitten bij een
gegeven copia verborum (woorden rijkdom),
ideeënvoorraad en veelzijdig ontwikkelde be
langstelling. Over volle voorraadschuren dezer
ingrediënten beschikt de schrijver, die den lezer
zijn schuurdeuren gastvrij openzet. Of die lezer
daarbinnen ook die geheimzinnige muziek hoo-
n vuurtje
Wanf een kamp zonder
vuur is als 'n schip zon
der stuur! Maar veegt
eerst dennenaalden
en dorre bla&ren wegi
denkt om t brandgevaar,
WEEST ZUINIG
stoken
ren zal, waarvan ge niet weet vanwaar ze komt,
noch hoe ze gemaakt wordt, weet ik niet. Hij
kan immers gelukkiger zijn dan wij waren.
Voor Jou, door Tony de Ridder.
(Zeist, Uitgeverij Ploegsma).
Wij maken vandaag schoon schip met allerlei
lieve menschen, die het noodzakelijk en ge-
wenscht achten ons iets op het hart te druk
ken. Tony de Ridder doet dat al direct zoo on
bevangen en hartelijk, en van haar portretje
met den herdershond tegenover den titel
glundert zij ons zoo welgemeen tegen, adt wij
dat vlotte tutoyeeren maar subiet slikken en
eens verder kijken wat zij te vertellen heeft.
Dan blijkt misschien dat zij een ander op het
oog heeft gehad, maar dat doet niets af aan
de hartelijkheid der begroeting, nietwaar? Inte
gendeel, zou men juist zeggen, want dan blijkt
pas dat Tony de Ridder de geheele wereld in
haar hartelijkheid omvat en tot haar heel fijne
dingen zegt op een eenvoudige onopgesmukte
manier, en alevel in een vorm, die litterair vol
komen verantwoord is en voortdurend aange
naam aandoet. De schrijfster behoort tot den
vrij-religieusen kring waarvan de auteurs bij
Ploegsma plegen te verschijnen en die dus ook
alweer een litterair gemeente'tje apart vormen.
Haar opmerkingen en raadgevingen ademen geen
sectegeest en zijn voor iedere nuance tusschen
rood en zwart genietbaar. Al zou ik persoonlijk
geneigd zijn het haar euvel te duiden dat zij van
haar mooien herdershond een vergetariër ge
maakt heeft (pag. 67), blijft een fijn gevoeld
stukje proza over „herinneringen" onder an
dere in staat aan dit boekske zelf te herin
neren op waardeerende wijze.
Iemand die ons ook wat te vertellen heeft is
M. C. Fallen tin.
Onze Onzin. (Nijkerk Callen-
bach).
Zeven zeer, zéér populaire lessen in geeste
lijke en moreele herbewapening Den onzin van
oneerlijkheid, onrust, onreinheid, ongeduld, on
verstand, ongeloof en ongeluk tracht deze schrij
vende spreker op gemakkelijk verstaanbare
wijze aan te toonen. Hij vergelijkt zichzelf bij
den marktkoopman, die dezelfde goede waar te
koop biedt als de heer in toga of gekleede jas,
doch bovendien menschen bereikt die bij die
anderen nooit verschijnen. Een boekje dat zijn
nut_ kan hebben, al zal het gesproken woord
méér doen en de heer Fallentin een uitnemend
prediker onder de menschen blijken. Want wie
naar den man op de markt luistert, koopt mis
schien geen boeken.
En tenslotte gaat ons vertellen
Melis Stoke. Wat men in Tndië
moet doen en laten. (Den Haag,
Leopold's U. M.
En hij kan daarvan meepraten. Na eenige ver
blijven, verbonden met uit- en thuisreizen, kan
hij de moeilijkheden voor den nieuweling de
onrust van den verlofganger, de eigenaardighe
den van het Indische leven en het Hollandsche
wanbegrip daaromtrent volkomen beoordeelen.
Onnoodig te zeggen dat in dit boekje dat alles
op geestige manier behandeld wordt. Doeve
maakte er aardige teekeningetjes bij en Melis
Stoke ïs er prachtig in op dreef, hetgeen voor
mij zeggen wil dat hij amusanter is in deze
serieuze adviezen dan in zijn laatste verhalen,
die speciaal amusant wilden zijn.
J. H. DE BOIS.
GEVONDEN VOORWERPEN EN DIEREN.
Inlichtingen aan het Bureau van Politie, Sme-
destraat, uitsluitend tusschen 11 en 13 uur.
Armband, Bureau van Politie, Smedestraat;
badpak, handdoek en overhemd. Weber, Timor-
straat 195; bril, Oldemark, Wijde Geldeloozepad
25 rd.; blouse, v. Zomeren, Brouwersstraat 37;
bril, Langelaar, Lange Molenstraat 2; postduif,
De Wit, Schepersstraat. 46; hondje, v. Eek, Nieu
we Groenmarkt 24; 2 honden, Asyl, Ridderstraat
11; knijptang, Velthuis, Pegasusstraat 57: kana
rie, Ten Bosch, Scheldestraat 4; kano. Wolf, Har-
menjansweg 102: kano, Jorissen, Oude weg 143;
3 katten, Asyl, Ridderstraat 11; portemonnaie
met inhoud. Blanken, Verspronckweg 16; idem,
v. Wunnik, Minahassastraat 26, idem, Smit, Vo
gelenzangstraat 60 I. Amsterdam: kinderporte-
monnaie, Oomen, Bakkerstraat 60 rd.: idem,
Boersma, Vosmaerstraat 94: rijwielbelasting-
plaatje en rozenkrans, Bureau van Politie, Sme
destraat; kïnderschort, Hijs, Kleine Houtstraat
65 zw.: sigarettenkoker, Ladraque, Pres. Steyn-
straat 99 zw.: gymnastiekschoen, v. d. Haak,
Nagtzaamstraat 48: voetbalshirt, Vermeer, Bas-
tiaanstraat 66; damesvest. Snellens, EsschiPier
straat 26 zw.; zakje inh. scapulieren, Nielen,
Hasselaersplein 35; bril, Tanis, Brouwersstraat
zO zw.
De akelei is een zeer gemakkelijke tuin
plant. Op een niet al te droog, half bescha
duwd plaatsje, groeit ze in iederen tuingrond.
Het zijn prachtige planten met sierlijke,
fijningesneden bladeren, en de bloemen, vooral
van de langgespoorde variëteiten, zijn buiten
gewoon mooi van vorm en kleur.
De oorspronkelijke kleur is blauw of blauw-
violet, de meeldraden, die buiten de bloem
kroon uitsteken, zijn dan vaak duidelijk goud
geel. Onze gewone akelei, Aquilegia vulgaris,
is bij uitzondering ook wel wit of rose.
Uit Amerika stamt een zeer mooie gele va
riëteit met extra lange sporen, Aquilegia
chrysantha.
Ook bestaan er akelei bloemen, licht rood
met geel, met prachtig karmijnroode sporen
en de mooie Aquilegia jucunda heeft donker
blauwe bloemen met een helderwit midden
gedeelte.
Akelei.
De meeste akelei planten worden ruim een
halven meter tot een meter hoog. Voor den
rotstuin bestaan er enkele lager blijvende
variëteiten, waaronder de reeds genoemde
Aquilegia jucunda en ook Aquilegia alpina.
We moeten de akelei beschouwen als een
vaste plant, die we zelf heel goed, vroeg in het
voorjaar kunnen zaaien Het eerste jaar
bloeien ze niet zoo vroeg. Door voorzichtig te
scheuren zijn ze dan verder te kweeken.
Er is slechts één eigenschap van de ake
lei, die sommigen misschien minder prettig
zullen vinden en dat is, dat al wat er boven
den grond uitsteekt van de plant, dus ook het
blad en de stengels, kort na den bloei af
sterft.
De akelei bloeit in Mei en Juni. En van Juni
af hebben we dus op de plaats waar de
akelei stond een kale plek.
Wanneer we dit echter van tevoren weten,
kunnen we van deze eigenschap voordeel trek
ken. Of we planten de afzonderlijke akelei-
planten tusschen, in den herfst bloelende,
vaste planten in, zoodat deze laatste uit gaan
groeien, de kale plekken door hen worden
overdekt.
Ofwel we maken een groep van akelei en
zetten op de in Juli vrijkomende open plek
eenjarige zaadbloemen, die ondertusschen in
een bak zijn uitgezaaid en verder voortge-
kweekt.
Zoo kunnen we dezelfde plaats tweemaal
gebruiken, wat voor een kleinen tuin zeker
een groot voordeel is.
A. J.