H.D.-V ertelling
De bond van Nederlandsche onderwijzers.
$be JtleineZeemeermin H.C.ANDERSEN
DONDERDAG 15 JUNI 1939
HA ARE EM'S DAGBCAO
(Adv. Ingez Med.)
Ontmoeting in het Park.
door J. P. Baljé.
EEN herfstige, naargeestige middag in
het park. Bruine bladeren dwarrelen
naar beneden, ritselen langs de stille
paden, nu en dan spant een fijn mot
regentje een wazig gordijn tusschen de hoo
rnen.
Hendrik van Boven slentert doelloos tus
schen de nog groene gazons, de handen in de
zakken, hij schopt tegen een steentje, betrapt
er zichzelf met ergernis op. dat hij alweer het
zelfde deuntje neuriet. In de verte doemt een
rank figuurtje op. Hendrik's oogen zien haar,
zooals ze daar komt aanstappen. Ze ziet er
jong en frisch uit, ze is slank en ze heeft
bruin, krullend haar.
Hij verhaast z'n schreden een weinig en ze
komen beiden tegelijk bij het bankje aan.
waarop zij plaats wil nemen. Er is een lichte
aarzeling en ze kijken elkaar aan. Haar oogen
nemen hem koud op, haar mond is trotsch en
ze maakt een beweging om door te loopen.
„Pardon", zegt hij en licht zijn hoed. Dan
slentert hij één, twee stappen verder.
Haar lachje doet hem zich omwenden.
Haar mond is milder nu, haar oogen hebben
een zachtere uitdrukking, haar glimlachje too-
vert twee lichte kuiltjes in haar wangen. Ze
gaat op de bank zitten. In haar rechterhand
heeft ze een boek.
„De bank is tenslotte voor iedereen" zegt ze,
U AAS' nccAULVV
n NlU
PRIJSVRAAG TOT 1 JULI Fl. 8000.- PRIJZEN
(Adv. Ingez Med.)
EENS PIONIERS
EN NOC STEEDS
Bestaat 1 Juli a.s. 50 jaar.
AAN DE SPITS
Waf de bond in een halve
eeuw deed.
Wanneer iemand 50 jaar geworden is, dan
is het niet meer dan natuurlijk, dat zoo'n
verjaardag met meer dan gewone opgewekt
heid wordt gevierd. En als er dan 's avonds
familieleden, vrienden en bekenden komen
om den jarige te feliciteeren, dan is 't niet te
verwonderen, vooral als daar jeugdvrienden
bij zijn. dat er allerlei voorvallen uit dien
jeugdtijd worden opgehaald en dat het voort
durend is: „Weet je nog wel van toen?" En
als de jubilaris zelf aan 't woord komt en zijn
levensloop nagaat, dan zai hij moeten erken
nen, dat zijn leven niet altijd gegaan is langs
effen paden en dat hij niet geworden is, wat
hij is zonder moeite en strijd. Zooals het is
in het leven der menschen, zoo is het ook in
het vereenigingsleven. Als daar een vereeni-
ging 50 jaar bestaan heeft, dan slaan we ook
den blik eens terug om te zien, wat ze in
al die jaren van haar bestaan wel bereikt
heeft en hoe ze het bereikt heeft. Dit willen
wij thans doen bij de afd. Haarlem van den
Bond van Ned. Onderwijzers, nu die weldra,
1 Juli as. haar 50-jarig bestaan kan herden
ken.
Bij haar oprichting stonden aan haar ge
boortewiegje als peetvaders de heeren Severign
en Tegelaar, resp. voorz. en secr. der afdeeling
Amsterdam van de Ned. Openb. Onderwijzers-
en Hoofdonderwijzers-Vereeniging. In de cir
culaire waarin de Haarlemsche Onderwijzers
werden uitgenoodigd tot 'n vergadering om
tot oprichting van een afd. Haarlem te komen,
heet het: „Het streven der nieuwe vereeniging
zal zijn, het N.O.G. in alles, wat het onderwijs
kon beverderen, krachtigen steun te verleenen.
Uit den aard der zaak echter kan het N.O.G.
slechts algemeene belangen behartigen, het
geen bijv. de hoofden van scholen reeds zeer
goed hebben ingezien: in verscheiden plaat
sen toch, o.a. in Haarlem, is naast de afd. van
het N.O.G. een Vereeniging van hoofden op
gericht.. Evenals de hoofden dienen ook de
onderwijzers zich voor hun eigen belangen
nauwer aan een te sluiten. De circulaire was
onderteekend door de heeren J. B. A. Saeijs,
C. Sorgdrager, G. C. Weeren, O. J. ten Thïje
en H. Kingma. De 3 eerstgenoemden vormden
bij de oprichting het voorloopig bestuur be
nevens de heeren Jenny Weyerman en Mon-
tauban. Het definitieve bestuur dat op een
vergadering van 12 Juli werd gekozen,
bestond ut de heeren Says (voorzitter, Mon-
tauban. Sorgdrager, ten Thije en Weeren.
Helaas hebben geen van deze heeren het
mogen beleven, dat hun met zooveel zorgen
opgekweekte kind den 50-jarigen leeftijd heeft
mogen bereiken. De laatst overgeblevene van
het vijftal, de heer Montauban, werd juist
dezer dagen naar zijn laatste rustplaats ge
bracht. Aanvankelijk heeft dunkt mij, den
heeren nog niet duidelijk voor oogen gestaan,
wat men bedoelde met de „eigen belangen",
die niet in het N.O.G. kondln behartigd wor
den. In den beginne toch lezen we niet an
ders dan dat er lezingen gehouden worden.
Een van de eerste lezingen is er één van den
heer Saeys over de Staatkundige- en maat
schappelijke beteekenis van de half beschaaf
de volken.
Hier zien we al de studierichting, die de
heer Saeys later zal volgen. Al voerde de ver
eeniging het predicaat Openbaar, toch konden
in den beginne ook bijzondere, kerkelijke, on
derwijzers lid zijn. Op de vergadering van 25
Maart 1890 houdt dan ook de heer K. Brants
de latere hoofd-inspecteur een lezing
over Bilderdijks politieke leven en zijn philoso
phic. Uit deze lezing sprak duidelijk de geest
van den christelijken onderwijzer.
Reeds het volgend jaar wordt de naam ver
anderd in dien van Bond van Ned. Onderwij
zers. Een strijdvereeniging is ze echter nog
niet. De lezingen, die nog gehouden worden,
zouden in elke andere vereeniging ook gehou
den kunnen worden. Wel stuurt ze in 1890 een
adres aan den Raad der Gemeente Haarlem
om in 't vervolg Haarlemsche onderwijzers tot
Hoofd te benoemen, doch dit heeft geen ander
gevolg dan dat ze zich het ongenoegen op den
hals haalt van de afd. Amsterdam en Zaan
streek die meenden, dat ze op deze wijze niet
werkten in het belang van den Bond. Eerst in
1891 wordt de eerste salarisactie gevoerd. Men
onderscheidde in dien tijd 3 rangen bij de on
derwijzers. De salarissen waren voor de ver
schillende rangen f 500f 750; f 800f 900
en f 1100. Van alle onderwijzers aan een school
bereikte slechts één een salaris van f 1100 en
1/4 deel dat van f 800f 900 en de rest, dat
was dus bijna Va deel der onderwijzers moest
zich tevreden stellen met f 500f 750. Was het
wonder, dat men om tractementsverhooging
vroeg en hoewel men zeer bescheiden in zijn
eischen was men vroeg voor den 3den rang
f 600f 750, voor den 2en f 1000f 1500 en voor
den len rang f 100 meer dan voor den 2en
dus f 1600 kreeg men nul op 't request. Er
was toen, als nu. geen geld. Van nu af is de
strijd voor een beter salaris niet van de baan
en ze eindigde eerst in 1920 toen bij de wet de
Visser de salarissen der onderwijzers voor het
heeie land door het Rijk bepaald en in de wet
vastgelegd werden. Jammer dat de gunstige
regeling van toen slechts heel kort duurde en
dat nu de Bond in zijn geheel weer den strijd
moet aanbinden voor een betere salarisrege
ling. Deze strijd voor een betere salarisregeling
gaf den tegenstanders aanleiding niet alleen
de afd. maar den heelen Bond den naam van
Salarisbond te geven. Doch ten onrechte. Dit
blijkt het best als we nagaan waar de afd. in
al die jaren van haar bestaan voor gestreden
heeft en ten slotte vaak met succes. Reeds in
1891 komt de kwestie van Kindervoeding en
-kleeding ter sprake en gaan er reeds stem
men op om de voeding op de scholen te ver
strekken. Deze voorstanders zijn blijkbaar hun
tijd ver vooruit geweest, want dit gebeurt
Immers eerst sedert een paar jaren! In 1892
wordt de strijd tegen de conduitestaten aan
gebonden. Eerst vroeg men nog alleen maar
inzage voor den betrokkene van 't rapport van
het hoofd der school indien dit ongunstig was.
later eischte men afschaffing van het heele
stelsel, wat ten slotte bereikt werd.
Het teekent dunkt me de mentaliteit van
den onderwijzer uit dien lang vervlogen tijd,
als we in 1892 lezen van een voorstel om in
't vervolg alle adressen, die uitgaan van de
afd. naar B. en W. of naar de hoofden van
scholen niet alleen te doen onderteekenen
door Voorzitter en Secretaris maar door alle
leden.
Nog vreemder doet het aan, als er in datzelfde
jaar door één der leden een voorstel wordt ge
daan om de afd. maar op te heffen. Dit lid meen
de, dat de belangen die de afd. voorstond, even
goed konden behartigd worden door de afd. van
het N.O.G. De voorzitter, de heer Montauban.
bestreed evenals de meeste aanwezige leden dit
voorstel dan ook heftig, met het gevolg dat het
met zeer, zeer groote meerderheid verworpen
Hooger rees de zon: haar stralen vielen mild en warm op het
koude schuim en de kleine zeemeermin voelde niets van den dood.
25ij zag de zon en zij zag boven zich doorzichtige wezens. Hun
stemmen waren net melodieën, alleen zoo onwezenlijk, dat geen
mensch ze kon hooren, net zoo min als menschenoogen ze zagen
De kleine zeeprinses zag nu ook dat zij zelf net een lichaam had
als deze wezentjes en dat zij uit 't schuim opsteeg. Zij hief haar
armen verlangend omhoog, sloot zich aan bij de luchtkinderen, die
weliswaar geen ziel bezitten, maar die deze kunnen verdienen door
goede daden te verrichten. Nog éénmaal keek zij naar 't schip,
waar de prins en zijn bruid weemoedig op 't dek naar het zee
schuim stonden te staren, alsof zg wisten dat dit de zeemeermin
was geweest. Toen steeg zij voorgoed omhoog, met de lucht
kinderen, die haar waren komen halen, omhoog naar de rozeroode
wolken, waar ook haar een nieuw leven wachtte
EINDE.
(Morgen een andere vertelling).
Als ze het park uit is. loopt ze voorbij de
grijzen wagen. Ze gaat recht op een bioscoop
theater af. Achter de auto blijft hij staan.
Een paar minuten later ziet hij haar in de
kassa zitten
Een melancholieke glimlach ligt om zijn
mond, als hij het portier van de auto opent.
Hij laat zich in de zachte kussens vallen.
„Naar huis, Willem", beveelt hij noncha
lant.
En terwijl de auto voortsnelt, bladert hij in
het boek dat het meisje vergat. Het boek, dat
hij haar morgen terug zal sturen met een
bouquet herfstbloemen erbij. „De groote We
reld" heet het
(Nadruk verboden. Auteursrecht voorbehou
den.)
haar boek openslaand, „als u dus óók zitten
wilt
Langzaam neemt hij plaats op den hoek van
de bank. Ze vermijdt het, hem aan te zien.
Haar oogen zijn op de bladzijde voor haar
gericht.
Hij steekt een sigaret op om zich een hou
ding te geven. Het meisje ziet er aardig uit en
hij zou graag een gesprek met haar beginnen.
Maar ze lijkt hem trotsch en ongenaakbaar.
En een begin is moeilijk.
Hij kucht tweemaal. En zegt dan: „Inte
ressant boek?"
Even kijkt ze op. In de verte passeert een
eenzame wandelaar. Een vogel zendt een
paar trillers in de lucht. Hij ziet haar pro
fiel, het uitdagende neusje, dat een ietsje op
wipt.
„Ik behoor niet tot de meisjes, die zich la
ten aanspreken" wees ze hem terecht.
Een tikje uit het veld geslagen zuigt hij
aan zijn sigaret. Een meisje als dit heeft hij
zelden ontmoet. Er is iets aan haar, dat hij
niet kan verklaren. Iets onduidelijks
„Maar vandaag wil ik een uitzondering ma
ken", gaat ze verder. „Ikikben
nieuwsgierig eens iets naders te hooren van
iemandals uiemand, die tot een an
dere wereld behoort dan ik
Van verbazing laat hij zijn! sigaret uit den
mond vallen.
„Een andere wereld?" herhaalt hij. „Welke
wereld bedoelt u?"
Ze klapt haar boek dicht. Haar mondje staat
peinzend.
„Ach",.zucht ze „ik ben één van die meis
jes, die alleen maar dat kunnen doen,' wat
pa en ma goed voor haar vinden, die alleen
maar kennis maken met diegenen, welke
haar ouders voor haar uitzoeken. Mijn heele
leven bestaat uit étikette Nooit beleef ik iets
romantisch, iets. dat je opwindt. In onze we
reld,'de wereld der rijken, doe je alles volgens
een-j bepaald programma, een bepaald sche
ma. Met u zou ik nooit mogen kennis ma
ken. En toch zou ik graag weten, hoe uw le
ven, het leven van gewone menschen is".
Haar bruine oogen kijken hem aan. Ze heeft
mooie bruine oogen, dat jonge meisje. Hij voelt
zich een beetje verward.
„Wat is uw beroep?" vraagt ze hem.
Hendrik van Boven aarzelt. Dan wijst hij
op een gebouw, dat tusschen de al kalende
boomen juist zichtbaar is. Het is een groote
garage.
„Daar ben ik in betrekking", antwoord hij.
Ze schrikt. „Toch niet.... chauffeur?" Er
klinkt een beetje teleurstelling, misschien zelfs
een tikje verachting in haar stem.
„Nee", stelt hij haar lachend gerust. „Niet
chauffeur. Boekhoudereerste boekhou
der".
..Oh!" zegt ze alleen. Het is duidelijk, dat
ook deze betrekking maar matig indruk op
haar maakt.
„Mijn vader heeft een personeel van vier
honderd man" peinst ze, „daaronder zijn
vele boekhouders. Hij heeft me verboden met
hen om te gaan."
„Boekhouders kunnen heel fatsoenlijke
menschen zijn".
Ze kleurt een beetje en dat staat haar be
koorlijk.
„Ik denk wel, dat u gelijk hebt" geeft ze toe,
„maar ik weet er zoo weinig van. De mannen,
die ik ken, zijn zoo heel anders".
„Hoe graag zou ik ook tot hen behooren!"
Zijn woorden schijnen haar te doen schrik
ken. Ze kijkt op haar polshorloge en schijnt
plotseling gejaagd te zijn.
„Ik moet weg. Ma zal op me wachten".
„Mag ikeen eindje met u oploopen."
„Nee, nee". En om haar weigering te ver
zachten: „Ik zou graag willen, dat u hier bleef
wachten, tot ik het park uit ben. Niemand
kan ik vertrouwen. Iedereen let op me. Ook
mijn chauffeur. Die brengt zooiets over aan
pa en ma. Zag u aan het begin van het park
die groote auto staan?"
„Die grijze wagen? Met, een chauffeur, die
er uitziet als een filmheld?"
Ze knikte. „Dat is mijn auto". Haastig
staat ze op. Dus u blijft hier
Hij ziet haar wegtrippelen. Ze heeft een
schattig figuurtje. Dat meisje, dat vijf minu
ten romantiek zocht. Zijn blik valt op het boek
dat ze op de bank heeft laten liggen. Hij
neemt het op en volgt haar. Ze heeft geen
oogenblik omgekeken.
werd. Vreemd genoeg bleef de voorsteller van
het verworpen voorstel niet alleen lid der afd.
maar werd zelfs een ijverig lid. Hij had zeker
zijn dwaling ingezien.
Misschien is dit voorstel ook wel aanleiding
geweest tot meer activiteit van de afd., want nu
komen verschillende punten aan de orde, waar
van er enkele na jaren van strijd eerst, lot een
overwinning gevoerd hebben. Zoo hoofden voor
de klas, onderwijs Rijkszaak, schoolvergaderin
gen. Vooral de strijd voor het laatste punt nl.
verplichte schoolvergaderingen heeft heel wat
jaren geduurd. Geen wonder, als we weten, dat
na de overwinning op één der scholen op de
volgende manier een schoolvergadering gehou
den werd. Het hoofd zeide: „Dames en heeren,
u weet ik ben tegenstander van schoolvergade
ringen. De schoolvergaderingen zijn echter ver
plichtend gesteld en dus houden we schoolver
gaderingen. Er is geen reglement en dus volg ik
mijn eigen reglement. Hiermee zou ik de verga
dering kunnen sluiten, maar ik maak van de
gelegenheid gebruik om u mede te deelen, dat
ik besloten heb een nieuwe serie leerboeken in
te voeren".
Bij zoo'n opvatting van schoolvergaderingen
kunnen we begrijpen, hoeveel er gestreden
moest worden om af en toe een overwinning te
behalen. Zijn de tegenwoordige jonge onderwij
zers daar wel van overtuigd? Wat is er niet ge
streden moeten worden eer het instituut van
schoolartsen- en tandartsendienst werkelijkheid
was geworden! Helaas is het laatste weer onder
het mes der bezuiniging bezweken. Bij al den
strijd voor eigen materieele belangen en die voor
het kind en de school vergat men toch ook niet
net werken aan eigen verstandelijke ontwikke
ling. getuige lezingen als „De economische be
teekenis van de droogmaking der Zuiderzee" of
„De materialistische beschouwing der geschiede
nis" en andere. De merkwaardigste van deze
lezingen was zeker wel die, welke gehouden
werd door den juist dezer dagen overleden heer
Frank van der Goes, die het had over de plaats
der vakvereeniging in de sociaal-democratie.
Merkwaardig was deze lezing, omdat toen een
kleine politiemacht achter in de zaal stond! Ter
wijl tegenwoordig de verkiezingen buiten de afd.
omgaan, begon men in 't begin dezer eeüw zich
ook daarmee te bemoeien.
Men begreep, dat, wilde men bij den Raad
der Gemeente succes behalen in zijn strijd voor
allerlei zaken den onderwijzer, het kind en de
school betreffende, men dan menschen in den
Raad moest hebben, die wat voor deze eischen
voelden.
Bij de verkiezing voor den Gemeenteraad in
1901 werd dan ook o.a. aanbevolen de verkie
zing van den anti-revolutionnairen heer De
Braai. Daar meedoen aan de Meibetooging in
dertijd heel wat stof heeft doen opwaaien en
wel eens een bestuur tot aftreden heeft doen
besluiten, hoewel zijn voorstel om daaraan mee
te doën, was aangenomen zij het ook met een
kleine meerderheid wekt het eenigszins ver-
wondapng dat aansluiting bij het Haarlemsch
Arbeiderssecretariaat, dat in 't begin dezer eeuw
hier bestond, volstrekt geen strijd veroorzaakte.
Ik zou bij dit relaas van alles, waarvoor de
afd. zoo al gestreden heeft nog veel kunnen voe
gen, maar dan zou dit artikel veel te lang
worden. Alleen wil ik nog noemen den strijd
voor kleiner klassen, die ze ten slotte met succes
bekroond zag, doch 't is al weer de bezuiniging
van de laatste jaren, die haar nu weer dwingt
den strijd hiervoor opnieuw aan te binden,
evenals den strijd voor 't kleuteronderwijs. Ook
waar de persoonlijke belangen van de leden in
't gedrang kwamen stond ze steeds op de bres.
Als daar een onderwijzeres den moed heeft om
te trouwen en daarom door den Raad ontslagen
wordt, is daar de afd. om te werken, tot dat de
onderwijzeres gehandhaafd blijft. En niet alleen
voor eigen belangen, ook voor de belangen van
anderen stond ze steeds klaar. Hoeveel geld aan
steun werd opgebracht voor hen, die volgens de
leden dezen steun noodig hadden, is moeilijk
te schatten. Waar geld gevraagd werd, bleef de
afd. zoo min als het grootste deel harer leden,
nooit achter. Niet alleen waar het den strijd
voor betere arbeidsvoorwaarden, maar ook waar
het de slachtoffers van den wereldoorlog betrof.
Dit laatste zoowel in de eigen stad, als in 't
eigen land en in 't buitenland. Ik wil dit artikel
echter niet eindigen zonder nog te releveeren
het. Sinterklaasfeest, dat het vorige jaar voor
den 30sten keer gevierd is en 't sinds enkele
jaren georganiseerd vacantie-kinderfeest. Dit
laatste in vereeniging met de afd. Haarlem van
het N. O. G. en die van de Vereen, van Leeraren
in Lichamelijke Opvoeding.
Men zegt dat iemand op 50 j. leeftijd zijn
besten tijd al achter den rug heeft. Laten we
hopen, dat dit met de afd. Haarlem van den
Bond niet zoo is; dat ze in de tweede vijftig
jaren even strijdvaardig en strijdlustig als het
moet, moge ingaan als ze geweest is in de ver-
loopen 50 jaar. De strijdwijze is anders wel heel
anders geworden. Was aanvankelijk de verhou
ding tot het gemeentebestuur een min of meer
vijandige, tegenwoordig zouden we kunnen
zeggen is 't meer een vriendschappelijke. Er
worden immers geen voorstellen van gemeente
wege op onderwijsgebied gedaan of de voorstel
len gaan eerst ter beoordeeling naar de onder
wijsorganisaties en dus ook naar den Bond.
Moge de afd. ook in 't vervolg steeds op de bres
blijven staan in haar strijd voor de belangen
van het kind en de school.
R. BLOMBERG.
BOUGIES
N.V. WILLEM VAN RIJN
""AMSTERDAM (C.) KEIZERSGRACHT 171
J.ilEFOON 3 1 3 0 8 [4 LUNEN)
(Adv. Ingez. Med.)
Aarzelend betrad de kleine zeemeermin de purperen tent, waarin
de prins en zijn gemalin sliepen. Daar zag zg beiden. Hem dooden?
Neen, dit kon zg niet. Zg snelde de tent uit, wierp het mes ver in
de golven, die onmiddellijk bloedrood werden. Nog eenmaal keek
ze in de tent naar den prins, toen zag ze den hemel zich rood
kleuren: de eerste zonnestralen braken zich baan. Ze sprong in
zee, 't koude water beroerde haar lichaam, dat langzaam tot
Voordat de zon echter opkwam, zag zij opnieuw haar zusjes boven
water komen. Him haren waaiden niet meer in den wind. „Wij
hebben ons haar aan de zeeheks geschonken om jou te helpen",
zeiden ze. „Je behoeft bij 't opgaan van de zon niet te sterven.
Hier heb je een mes, stoot het den prins in zijn hart, laat zjjn
bloed op je voeten spatten en je krjjgt weer een vischstaart, kunt
weer in zee afdalen en met ons leven tot je 300 jaar oud bent!"