Vcucht&wie lolsen" pMitiat 'IZOU DOMZ'JN... BOEKEN UIT HET BUITENLAND. Litteraire Kantteekeningen. ZATERD A" G 24 J J N I 1939 HXXREEM'S DÏGBCAD 11 Van den duivel, een herder en een vroegen vacantieganger WIE DE ARDENNEN NIET EERT IS DE BERGEN NIET WEERD... Eens werd op een rots aan de rivier de Ourthe een burcht opgetrokken en gedeeltelijk in den wand gehouwen. Het kasteel kreeg den naam van La Roche. Ook nu nog rijst de ruïne van dit vroegere bolwerk omhoog uit het plaatsje, dat zich aan den voet heeft genesteld, en dat denzélfden naam draagtLa Roche. r E komt er langs een kapelletje in, je gaat voorbij een paar arme boerderijen met een koe, een varken en een hond, die op je onder de korte toeristenbroek blooten- de kuiten loert, een grauwe kerk, die de blauwe lucht in spitst, een huis dat anders is dan de boerderijen omdat er een bord aan hangt met „Bières Pied Boeuf" erop en een lachende teeke- ning van „den goeden drinker", en je loopt er weer langs een kapelletje uit. Zóó zie jc de dorpjes, die als goede gaven gestrooid liggen langs de zoet glooiende heuvels van de Ardennen. Welvarend is dit stuk van België niet. Je kunt geen veeren van een kikker plukken. Evenmin lukt het je gulden aren te maaien van een rotsgrond. En rotsig zijn de Ardennen. Er is een plaatsje, dat naar den aard van den grond, den naam van „De Rots", of zooals het onvertaald op de kaart staat: La Roche, heeft gekregen. En de rotsen van La Roche zijn wèl vruchtbaar. Er groeien legenden op in overvloed, en een toerist kan op den gril- ligen bodem naar hartelust zijn fantasie uit zaaien, want die groeit er als kool, en hij mag een beste oogst mee huistoe nemen. In de vallei van Pierreux is een rotsgroep, die „Het Duivelsslot" heet. De legende vertelt dat vroe ger dc duivel op deze plek zijn intrek had genomen. Hij danste er eiken avond een sara bande met andere demonen op de helsche maten van een orkest; uilen bespeelden con trabassen, weervolven de guitaar, raven rof felden op trommels, en dwaallichten zorgden voor de illuminatie. Wanneer je er nu komt zie je van deze ver tooning natuurlijk niets. Daarvoor ben je trouwens ook niet met vacantie! Maar laat de picnic nog even in het boterhampapier, knijp je oogen half toe en laat je gedachten heele- maal gaandesnoods zet je een hotjazzplaat ervoor op de portableguitaristen als weer wolven, uilen als contrabassisten, trommelaars als raven. De tegenwoordige techniek staat voor niets! Edoch, de duivel zul je er niet door oproepen, want die is ook volgens de legende allang ver huisd. Zijn kasteel werd door den bliksem ge troffen, en hij toog elders heen, misschien wel naar daar. waar de menschen niet met vacantie zijn. En de omgeving van het dui velsslot is nu een en al rust. De boomen spie gelden zich er wiegend in een meer met glas helder water, en een beekje murmelt voor zich uit. De begraven jachtstoet. Mooier is de legende van de „Vallée des Tombes". Daar kun je in alle gemoedsrust over mijmeren wanneer je door die prachtige vallei loopt, en een poosje niet door het cijfer 8, op een boom, een steen of een bank gekalkt, eraan wordt herinnerd dat je reglementair het tiental door den Bond van Hotelhouders uit gekiende promenades aan het afwerken bent en al aardig door de koek heen raakt. Tus- schen de boomen door zie je hier en daar rotssteenen. De meesten ontwaar je niet want die liggen achter het loover. Die rotssteenen zijn volgens de legende graven. Hier werd in de fantasie van onze voorouders een heele jachtstoet onder den grond gestopt. Eens trok door de „Vallei der graven" een groep pel grims. De weg zal in dien tijd even smal zijn geweest als nu, want een wereldlijke heer met zijn jachtstoet wilde voorbij en dreigde de pelgrims zonder pardon onder den voet te loopen. Alle leden van den jachtstoet werden op dat moment door den bliksem getroffen, en zij werden in de vallei tegen de hellingen begraven onder de rotsstukken, en zijn nu opgeteekend in de „Guide officiel" voor toe risten in korte broeken en zonder das om. De witte keien van Mousny. Zooals er zwarte schapen zijn onder de witte kudde, bestaan er witte keien in het zwarte rotsgebergte. Maar het is niet door deze vergelijking dat de witte keien op het plateau van Mousny eens schapen geweest moeten zijn, Althans volgende de legende. En de groote kei, die er bij staat, was vroeger een herder. Deze herder liet bij zijn legende-leven de schapen eens weiden op het plateau van Mousny. Er kwam een arme man, die hem om een stuk brood vroeg. Inpla'ats van barmhartig te zijn stuurde de herder zijn hond op den arme af. Voor straf werden hij en zijn kudde bij tooverslag versteend. En tegenwoordig heeten ze „De witte keien van Mousny" en doen mee met het trekken van vreemdelingen. Er groeien nog veel meer legenden op de rotsen van La Roche. Het verhaal van „Le chemin des morts" is een beetje griezelig maar zeker niet moeilijker te verteren dan het de tectiveromannetje dat je voor de ontspanning op je vacantie meeneemt, en een legende ook een griezelige is nu enmaal in de lite ratuur meer een „meneer" dan een detective roman. Zoodat er toch eer aan te behalen is. En dan is er nog de weg. dien de duivel vroeger in één nacht tijds gemaakt heeft. Maar in een auto rondom La Roche rijdend heb je zoo nu en dan 't vermoeden dat ie meer wegen op zijn geweten heeft! Dat, is echter gelukkig alleen maar zoo nu en dan. In 't algemertn zijn de wegen er goed be rijdbaar. De voetpaden zijn heel prettig, je kunt er op je gemak langs stijgen en dalen. Je kunt er niet wat je noemt langs klauteren. En wie in zijn vacantie iets groots wil verrich ten gaat natuurlijk naar de groote menschen onder de bergen, de Alpen e.aen bemoeit zich niet met de kleuters, die Ardennen heeten. Edoch, wie het kleine niet eert. of om dul- duidelijker te zijn, wie de Ardennen niet eert is de bergen niet weerd. Klein Duimpje is stout. Er is veel schoons in de Ardennen te be leven. Aardig is het bijvoorbeeld om op je eigen houtje te gaan fantaseeren. Vooral 's avonds lukt dat goed. Zoo heb ik op een avond de reus van klein duimpje midden in het Ardennenland zien liggen; de beenen van een helling, de buik van een heuvel, de kin en de mond van rotsen, de neus van opgeschoten boomen, borstelige wenkbrauwen van gewas, en het onheilspellend oog van een verlicht raampje in een donker huis. En stel je voor, daar had me de stoute Klein Duimpje met een tondeuze een baan uit het haar van den reus weggeknipt, en doordat de maan erop scheen lag ie zoo groot als hij was voor gek! Die streek van Klein Duimpje staat nog niet in het boek, dat we over hem lezen. Zooiets verzin je dwalend in de Ardennen. En wanneer je maar genoeg dwaalt moet je ergens, zooals 't mij overkwam een krokodil op den berg zien liggen, met een open ges pa Ik ten bek van rotsen. Dan moet je je fantasie een beetje opwarmen en van dien krokodil een draak maken en van het avondrood erachter vlam men, en van de rots aan. den overkant Sieg fried. Maar dan moet niet gebeuren wat zich aan mij voltrok dat je op hetzelfde moment op een afstand in vol bloeiend Hol- landsch hoort „Een draak vind ik je Jan. een draak". Want dan is die draak uit je fantasie vlug verdwenen. Neen, dat is niet de manier om je vacantie door te brengen. Ruzie moet je thuis laten. Wat niet in de koffer mee moet. Er is meer, dat je niet in je koffer moet pakken. In de eerste plaats je economischen GEERT HOOGEVEEIN Alléén Mr. CORNELISSTRAAT 54 - TELEF. 16270 (Adv. Ingez. Med.) knobbel niet, want die laat je dit en dat zoo goedkoop vinden en iets anders weer duurder dan bij ons, en zulke zakelijke overwegingen vertroebelen je poëtische vacantiegenot, in de tweede plaats moet je je vooringenomenheid om 't eten in Holland beter, de springplank van het zwembasin bij je hotel veel lager dan in 't Sportfondsenbad, en je scheerwater lauwer dan thuis te vinden, opzij zetten. In de derde plaats moet je niet alleen detective romannetjes voor de ontspanning meenemen, maar ook eenige ernstige boeken. Want dan heb je kans dat. je „De dans van jonge voe ten" van C. J. Kelk leest, en daarin staat op een bladzij: „Men vindt in Holland nog altijd ver bluffende idealisten, die meenen, dat Augustus d e zomermaand is, en in den vacantietijd, als men op de kantoren de daartoe beschikbare weken verdeelen gaat, zoodat ieder zich keurig zijn verlof ziet toegemeten, wordt er om die Augustus bijna gevochten. En toch is het meestal de plasmaand bij uitnemendheid. Of. ais zij mooi uitvalt, is ze drukkend warm met als opfrisschers eiken avond een zwaar on weer'.' En wanneer je die regels leest in Augustus, en je zit noodgedwongen in je hotel omdat het buiten inderdaad onweert vind je dat Kelk niet schrijven kan. Maar tref je in de maand Juni in de Ardennen twee weken warm zonnig weer zonder één regendroppel, zooais dat dit jaar 't geval was, dan vind je Kelk een reuze kerel. Zoo ben ik ook van meening dat hij den Nobelprijs voor de literatuur verdient! v. H. als inen thans geen hcand&toflen zou in- slaan tegen de lage Voorjaarsprijzen LEVERT ANTUR/LCIET MET DE HOOQSTE CALORISCHE WAARDE (Adv. Ingez. Med.) De groote roman „Rebecca" van Daphne du Maurier. E Du Mauriers zijn een toonaangeven de familie uit het Engelsche kunst leven dezer eeuw. Zij is van Fransche afkomst en daaraan heeft zij wellicht haar spiritueele verfijning te danken, die, ge mengd met den koeleren Britschen geest, een zeer merkwaardig, begaafd geslacht deed ont staan. De jongste van dit geslacht is de schrijfster Daphne du Maurier. Zij schreef reeds enkele romans, die op meer dan middelmatig peil stonden en waarvan bijv. „Jamaica Inn" eeni ge bekendheid verwierf, maar eerst het en kele jaren geleden verschenen boek over haar vader, den bekenden tooneelspeler, bracht haar een grootere populariteit. Het was een zeer opmerkelijke biografie: de scherpe eer lijkheid ervan heeft velen verrast, doch kon de stem van bewondering en liefde niet ver dringen. Het boek, dat ook in een Nederland- sche vertaling verscheen, trok ongemeene be langstelling en werd veelvuldig geprezen; sindsdien hoorde men niets meer van de schrijfster. De nieuwe, lijvige roman „Rebecca", welke in deze beschouwing wordt aangekondigd, verklaart dit stilzwijgen van enkele jaren af doende. Het is een groot werk en het beves tigt te verwachtingen, welke men van de schrijfster had, ook al kan men zeker beden kingen tegen het verhaal inbrengen. Daphne du Maurier bewijst hier overtuigend een der belangrijkste hedendaagsche Engelsche schrijfsters te zijn. Het is, zooals gezegd, een omvangrijk boek, maar het getuigt op vrijwel iedere bladzijde van die volledige beheer- sching van stof en stijl, welke het kenmerk der ware romankunst is. Het is uitvoerig ge schreven en de intrige schijnt soms wat traag afgewikkeld, maar de stijl is rijk en verfijnd: voortdurend blijft de wonderlijke sfeer van het verhaal zeer zuiver getroffen, de psycho logische typeering is gevoelig en scherp, Daphne du Maurier heeft een ongemeen ge voel voor karakteristieke details en voor de suggestieve macht eener atmosfeer, dit maakt haar uitvoerige verhaal voortdurend boeiend. En de diepe menschelijkheid ervan zal. gecombineerd met de voortreffelijke lite raire eigenschappen, wel de reden zijn van het feit. dat het in Engeland binnen zeer kor ten tijd een der opzienbarendste best-sellers werd. ]LJ5T begin van dezen roman is dadelijk reeds zeer bizonder: in een verhelder en den droom ziet de jonge vrouw, die de hoofd figuur is van het boek, het huis Manderiey, dat zij na zooveel leed verlaten heeft. Het is een groot en rijk landgoed, een paradijs ge lijk: achter de bloeiende tuinen ruischt de zee. Maar de herinnering aan dit paradijs is gru welijk, een booze droom, een schaduw van leed en vertwijfeling, die na zwaren strijd overwonnen werd. De jonge vrouw zij vertelt zelf het ver haal was vroeger dame van gezelschap bij een rijke Amerikaansche. Toen zij zich eens met haar meesteresse aan de kust der Fran sche RIviêra bevond, ontmoette zij daar een ouderen Engelschman, Maximilian de Winter; hij is veel ouder dan zij en zij merkt weJ, dat haar argeloosheid scherp afsteekt bij zijn vele levenservaring, maar toch krijgt#zij hem lief. Haar gevoel is nog eenigszins aarzelend, want Maximilian schijnt door een voor haar onbe grijpelijk verleden melancholiek gekweld, doch wanneer hij haar ten huwelijk vraagt stemt zij toe. Zijn strenge keuze: óf met de Amerikaansche dame terug in haar geestdoo- dend bestaan, óf met hem als zijn vrouw naar zijn landgoed in Engeland doet haar niet aar zelen. Zoo komt zij, jong en onervaren, op Man deriey Het prachtige landgoed verrukt haar, doch maakt haar tevens onzeker, want een zoo grootsche praal is zij niet gewend. Daar enboven hangt over alles nog de schaduw van Dirk Cqster: Het tweede boek der Marginalia. Amsterdam, Querido. Het moet juist twintig jaar geleden zijn dat de eerste Marginalia in boekvorm ver sohenen. Een ongewoon formaat boekje was het, minder hoog dan breed, iets als een keu rig gebonden album amicorum of een bijbel tje op z'n kant. Met een vriendelijk, bescheiden voorwoord, waarin de schrijver zijn spijt be tuigde aan die koopers van zijn boekske, wien de inhoud mocht tegenvallen. Dat behoeft nu alles niet meer. Men weet nu al wel wat men aan Dirk Coster heeft, weet dat in hem in zekeren zin het leider schap gelegd is der groep schrijvers essayis ten en kunstenaars, wier arbeid tegen een ethischen achtergrond wordt opgetrokken en die in zijn tijdschrift De Stufn een gastvrij onthaal kunnen vinden, zoo ook de kwaliteit van den arbeid aan zijn critische eischen be antwoordt. Coster werd in den loop der jaren een soms wel eens besprongen, maar toch nimmer omvergeworpen autoriteit in den grooten, immers wel typisch-Hollandschen kring van intellectueelen, wier denken zich niet dan met tegenzin door een geestesproduct waaraan alle „leering" ontbreekt laat be koren Coster's Marginalia zijn in de Hollandsche letteren een op zich zelf staand verschijnsel gebleven zooals hij, naar het mij voorkomt, zelf evenzeer- een unicum is, in die zeldzame combinatie van kunstenaarschap en moralis tische didactiek. Zonder zijn kunstenaarschap waardoor zijn taal beheerscht wordt en zijn stijl doorgloeid is, zou zoo nu en dan het een of ander uit de eerste Marginalia op dien aardigen ouderwetschen scheurkalender „De Vriend van den Huize" hebben kunnen staan, maar het is de vorm, die in die enkele geval len toch altijd weer den inhoud gewicht ver schaft In dit tweede boek der Marginalia zijn de beschouwingen veel doordringender en veel uitvoeriger ook geworden dan in het eerste bundeltje Het zijn veelal haast geen margi nalia (kantteekeningen) meer, maar door wrochte overpeinzingen, waarbij de schrijver nu en dan teruggrijpt op onderwerpen, die hij twintig jaar geleden reeds aanroerde. Daar zijn er bij waarop hij gaarne terugkomt en die hij nu eerst recht het volle pond geeft zooals daar zijn: de verliefdheid, de liefde en het huwelijk Hier valt waarlijk te bewonderen de wijze waarop die zoo ingewikkelde en veel kantige materie doordacht werd en er is geen regel bij die voor mijn „Vriend des Huizes'" bruikbaar is. Eer zou daarvoor te putten zijn uit het hoofdstuk over den Laster, waaruit ik een paar capita citeer omdat ze van Cos ter's ideeënbouw een goed staal vertoonen en ons allen misschien een lantaarntje ontsteken: „Laster is de gestadige sluipmoord der men schen onderling, die in alle levenskringen zonder ophouden wordt bedreven. Bijna allen doen aan dezen sluipmoord gedachteloos mede. De minsste irritatie, de geringste be dreiging van het Ik van den mensch doet dit geestelijk wapen opflitsen", En iets later: „De meesterlijke lasteraar, de mensch dus, die het verdelgingswapen van den laster het best hanteert, is hij die het 't minst opval lend hanteert, die met nauwelijks méér dan een woord of handgebaar het beeld van een mensch weet te ontdoen van zijn sieraden van verdienste of deugd". De lectuur van Dirk Coster's Marginalia II. zal niemand minder maken: integendeel. Wat hij zoo neerschreef leent zich niet voor tegen spraak: men meent het immers reeds lang zoo te weten, en toch is het nieuw. Zijn for muleering van wat voor hem zekerheden zijn is zoo correct-dwingend dat de lezer iederen twijfel achterhoudt en in de meening ver keert dat zijn eigen ideeën hier voor het eerst aan hem zelf zijn bloot gelegd. Het is volstrekt niet buitengesloten dat een ander denker hem vergezichten opent, die van de zoo juist verworvene in afmeting, kleur en lijn aan merkelijk verschillen. Maar dan nog zal de eerste bergbestijging met een bekwamen gids haar waarde behouden. Zeker slaat wat Pascal eens schreef in een zijner „Gedachten" niet op een zelfverzekerd denker als Coster, noch op verschillende zijner wijsgeerige voorgangers, bouwers van syste men. Pascal, door Voltaire een subliem mi- santhroop genoemd, koesterde blijkbaar wan trouwen tegen den denkenden mensch in zijn veelsoortigheid, want hij uitte zich aldus: „Welk een fabelachtig gedrocht is de mensch, wel een monster, welk een chaos, welk een vat vol tegenstrijdigheden, welk een wonder! Rechter over alle dingen en onnoozele aard- IS EEN VONKTE NOG ZOO KLEIN INT BOSCH KAN 'TZEERS 1 worm; behoeder der waarheid en poel van onzekerheid en dwaling; glorie èn uitschot van het heelal. Wie zal die verwarring in orde brengen?" Inderdaad zit in die beschouwing van het menschelijk denken wel iets zwartgalligs en heeft Voltaire tegenover Pascal misschien ge lijk als hij in die opgesomde tegenstrijdigheden juist een bewijs van 's menschen rijkdom en veelzijdigheid ziet. Dat niets gehéél waar is, en zelfs dat nietis een moderner sofisme waar we ook al niet verder mee komen. Intusschen willen wij even registreeren dat wij die aanhalingen van Pascal en zijn tegen stander zoo juist uit een ander zeer belang rijk beek haalden, dat pas verscheen en zeer de moeite waard is er kennis van te nemen en wel: Europeesche Geest. Inhouden en vormen van het Cultuurleven der Europeesche wereld, onder redactie van dr. W. Banning dr. J. D. Bierens de Haan. Amsterdam, Van Loghem Sla- terus' U. M. Door een reeks van zeer competente mannen is in een aantal hoofdstukken een overzicht samengesteld van wat in kunst en geestes leven in Europa gepresteerd is, van de Griek - sche beschaving tot heden. We kunnen daar hier slechts een opsomming van geven die echter voldoende is om te toonen dat men hier met een waardevol verzamelwerk te doen heeft. De Grieksche kunst en cultuur wordt door dr. Bierens de Haan behandeld, die voor zijn rekening nam: twee gebieden waarop deze geleerde als autoriteit mag gelden. De Romeinsche Cultuur wordt door prof. H. Wa gen voort belicht. Daarop volgen uitvoerige referaten over het „Christendom tot Augusti- nus" (prof. Bakhuizen van den Brink) „De geest der Middeleeuwen" (prof. F. Sassen) „Reformatie en Contrareformatie", door prof. Lindeboom besproken, waarna de mo derne philosophise he stroomingen door dr. W, Banning (Van Descartes tot Kant) en prof. H. J. Pos, (a. Kant en het wijsgeerig idealis me en b Van Comte tot Bergson) op voor den belangstellenden leek zeer toegankelijke wijs worden voorgesteld. De namen der medewerkers waarborgen een zekere over eenstemming in de beschouwingswijze, waar door het fraai verzorgde boek een éénheid verkreeg en een overzichtelijk begrip van de behandelde stof verschaft. Nu men soms wel eens geneigd zou zijn te vergeten, dat de wereld per slot van rekening door ideeën bestuurd wordt, is een boek als dit een aanwinst omdat het ons ideeën nader- brengt, die eens waren en er misschien mor gen gewijzigd weer zullen zijn. J. H. DE BOIS. Maximilian's eerste vrouw, Rebecca, de don kere schim, die het geheele verhaal be heerscht en naar wie deze roman terecht ge noemd werd. Rebecca is een jaar geleden plot seling ln zee verdronken, maar haar invloed is op Manderiey tastbaar blijven leven; het dienstpersoneel in het huls handhaaft haar voorschriften en laat de jonge vrouw duidelijk voelen dat zij verre van welkom is. Vooral de door Daphne du Maurier zeer sterk geka rakteriseerde huishoudster is bezeten door dezen tegenstand, een geheimzinnig verzet, dat aansluit bij Maximilian's melancholie, doch waarvan zijn tweede vrouw de reden niet begrijpen of achterhalen kan. Daphne tlu Maurier. Toch houdt de jonge vrouw haar strijd te gen den spookachtigen invloed van Rebecca's nagedachtenis heldhaftig vol. Deze strijd vormt wel het aangrijpendste fragment van dezen roman, juist ook door het ontastbare element der onwezenlijkheid. De beklemmen de atmosfeer is door Daphne du Maurier meesterlijk getroffen; zij toont zich hier een waarlijk groote romancière. Bijna wordt het geheele leven, het geheele huwelijksgeluk der bedreigde vrouw verpletterd. maar een merkwaardige samenloop van omstandighe den geeft onverwacht een geheel andere wen ding aan haar bestaan Op de kust, dicht bij Manderiey, is een schip gestrand. Een duiker daalt af tot op den zeebodem om aanwijzingen te geven voor de berging; daarbij vindt hij hei gezonken zeiljacht van Maximilian dc Winter met aan boord het lijk van Rebecca. Dc kajuit, waarin hij dit vindt, is echter gesloten, zoodat on middellijk aan een misdrijf wordt gedacht. Een uitvoerig gerechtelijk onderzoek is het gevolg en Maximilian de Winter wordt dan verdacht zijn eerste vrouw te hebben ver moord. Dit is inderdaad geschied: Rebecca had hem bedrogen, hetgeen hij ontdekte en na een hevigen twist heeft hij haar in een vlaag van felle woede gedood. Hij bekent de ze schuld echter alleen aan zijn tweede vrouw en geeft haar daardoor tevens de verklaring voor dc melancholieke stemming, die hem zoo vaak beheerschen kon. Tegenover de jury van de rechtbank weet hij zich evenwel van de ernstige verdenkingen te zuiveren, waarbij een verdere uitkomst van het gerechtelijk on derzoek hem gunstig is: er komt n.l. aan het licht, dat een dokter bij Rebecca op den dag van haar overlijden een doodelijkc ziekte heeft ontdekt. Deze ontdekking geeft orde- ren grond aan de uitspraak van de jury, die zelfmoord heeft geconstateerd: tevens vrij waart zij De Winter van verdere vervolging. Maximilian kan dan met zijn jonge vrouw een nieuw leven beginnen: zijn bekentenis heeft zijn leven en zijn liefde voor haar ge zuiverd. Zij verlaten het landgoed Manderiey en trekken samen de wereld in. Wanneer de jonge vrouw dan later Manderiey in den droom nog terugziet, dan weet zij dat zij in haar liefde heeft gezegevierd en dat de ang stige jaren, welke zij op hc; groote landgoed heeft doorgebracht, gewerkt hebben als oen louteringsvuur: Maximilian en zij zijn van de pijnlijke beklemming van het verleden ver lost en zij kunnen samen bouwen aan de nieu we werkelijkheid van hun zwaar bevochten geluk. TH) IT is, zeer in het kort, de inhoud van het groote en op vele plaatsen aangrijpende verhaal, dat Daphne du Maurier in haar ro man „Rebecca" heeft verwerkt Het is een sterk bewogen huwelijksdrama waarvan voor al het eerste deel met aanzienlijk psycholo gisch meesterschap is uitgebeeld. Het tweede deel van het boek hoe fraai en boeiend het ongetwijfeld ook geschreven mag zijn staat m.i, niet op hetzelfde hooge peil: de geschie denis der rechtszaak en de vrij Ingewikkelde intriges er omheen, lijken wat opzettelijk be dacht en hooren voor het gevoel van den aan- dachtigen lezer misschien eerder thuis in een detective-verhaal. Er ls iets te veel aan het toeval overgelaten; er wordt te veel ontdekt buiten de menschen om, te weinig in het le ven van de menschen zelf. Niettemin doet dit bezwaar aan de bewon dering voor dezen grooten roman als geheel betrekkelijk weinig afbreuk. Met „Rebecca" heeft Daphne du Maurier zich overtuigend geschaard in de rij van de sterkste Engelsche romankunstenaars van dezen tijd en men kan belangrijke verwachtingen koesteren cmtrent hetgeen zij verder van zich zal laten hooren. GABRIEL SMIT „Rebecca" bv Dahpe du Maurier. Ed. Vic tor Gollancz, London 1939. PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE RADIO CENTRALE OP ZONDAG 25 JUNI. Progr. I; Jaarsveld en Hilversum I. Progr. II: Hilversum II. In verband met plaatselijk slechte ontvangst noodzakelijke wijzigingen voorbehouden Progr. III: Diversen 8.30, Parijs Radio 8.50, Fransch Brussel 9.20, Keulen 10.20, Fransch Brussel 11.20, Ned. Brussel 12.20, Keulen 130 Radio P.T.T. Nord 6.20, Droitwich 6.50, Parijs Radio 7.40. Keulen 8.20, Ned. Brussel 8.30, Fransch Brussel 10.30, Boedapest of diversen ■*l 11.20. Progr. IV: N*d Brussel 8.30. Parijs Radio 10 05. Ned. Brussel 10.25, Droitwich 1105 Radio P T T. Nord 12.20 Parijs Radio 2.25. Ned Brussel 2.35. Droitwich 2,50. London Regional 4.20. Droitwich 4 40, London Regional 5.20, Droitwich 8 15. London Regional 9.25. Droit wich 9 40, Keulen 11.00. Progr. V: 8.30 v.m.—12.00 n.m. Diversen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 11