VLIEGONGELUK BIJ KAMPEN.
De Schat in de Woestijn
Het terrein van het Olympisch Stadion te Amsterdam, dat door het Concours
Hippique van de vorige week veel te lijden heeft gehad, wordt weer in orde ge
bracht. Eenige kubieke meters zwarte grond en graszaad doen hierbij wonderen
De Koning en de Koningin van Engeland hebben een officieel bezoek gebracht aan de groote land- Nederlandsche athletiekploeg voor
ia/ i rN i ii "e Engelscne kampioenschappen ver
bouw- en veeteelttentoonstelling te Windsor. De aankomst der hooge gasten trok Donderdag uit Amsterdam. Even
voor het vertrek
Een kinderlijke hulde voor Koningin weduwe Mary van Engeland bij Haar bezoek
aan het tuinfeest op St. James Palace te Londen ten bate van een liefdadig
doel
Een marine-vliegtuig, de „L 6", komende van
het vliegkamp De Mok en bestuurd door
kwartiermeester G. J. Coppens, is Donderdag
tijdens het dalen op den IJsel bij Kampen in
botsing gekomen met een Rijnaak. De machine
op den rug in het water tegen den dijk. Een
drijver is zichtbaar, de ander brak af
Prinses Josephine Charlotte
bracht te Brussel een be
zoek aan de naar Haar
genoemde crèche De
Prinses tijdens den rond
gang door de kamers
Bij de scheepsbouwwerf .De Merwede" te Hardinxveld is Donderdag het casco van het m.s.
.Prins Willem III", in aanbouw voor rekening der Mij. .Zeetransport te Rotterdam, tewater
gelaten. De doopplechtigheid werd verricht door mej. J. van Anrooy
In het Olympisch stadion te Amster
dam zijn Donderdagavond internationals
wielerwedstrijden gehouden. H. Heer-
land won het eerste klassement in den
wedstrijd voor amateurs (3 ritten en
een beslissingsrit) telkens over 8 ronden.
Het .Yeld"
FEUILLETON
Naar het Engelsch van
HECTOR JENNINGS
Nadruk Verboden.
37)
Hij sprong terzijde zoover de smalle weg
het toeliet en laadlde zijn geweer opnieuw. De
Arabieren mikten wild op de plek, waar hij
zoo juist gestaan had. Een van hen brulde 'n
bevel en ze deden een gezamenlijken aanval.
Hij schoot beide loopen onder hen af. greep
zijn geweer als een knots en sprong vooruit
Dit was krijgskunst, van de soort, die zijn
grootvader dierbaar was geweest! Bij den eer
sten geweldigen zwaai van zijn wapen brak
hij de kolf op een Arabier. Dat hinderde hem
niet. De zware loopen waren stevig en ijzer
geeft hardere klappen dan hout. Hij was zoo
lenig als een kat en had de kracht van vier
van zijn tegenstanders samen. Met bliksem
snelle slagen trof hij hen zoo krachtig, dat
toen er vijf ter aarde lagen, de rest zich ver
strooide en vluchtte.
Hij vervolgde hen zelfs en slceg er nog twee
neer voor hij struikelde over het lijk van een
dien hij had neergeschoten.
Toen was het uit. Hij hoorde mannen in
paniek over de steenen krabbelen en leidde
uit het grommen en kreunen af. dat de heele
kafiwa er vandoor was gegaan. Hij doorzocht
den gevallen man aan zijn voeten, vond een
vollen patroongordel en 'n geweer. Hij nam
beide voor alle zekerheid, maar behield het
trouwe wapen, dat een ongelijken strijd in
iijn voordeel beslist had!
Toen ging hij naar zijn kameel. Het ver
schrikte dier was opgestaan en trok wild aan
zijn touw. Het scheen hem te herkennen en
dankbaar te zijn voor zijn aanwezigheid. Hij
gaf het den inhoud van den waterzak leidde
het naar den top van de klip en stond daar
een korte poos te luisteren. Enkele gewonden
riepen luid om hulp en hij had medelijden
met de arme stakkers, maar er klonk geen
antwoord van hun vluchtende makkers. Hij
koos een ster uit om zijn richting te bepalen,
steeg op en reed Zuidwaarts, meer ver
trouwend op het gevoel van richting van zijn
rijdier, dan op zijn eigen pogingen om het
goede spoor te houden.
Toen de dageraad aanbrak, een dageraad,
hem onuitsprekelijk schoon voorkwam, kreeg
hij een steilen heuvel in het oog. dien hij zich
herinnerde op de heenweg voorbij te zijn ge
komen.
Hij reed voort, tevreden knabbelend op een
beschuit uit zijn knapzak, tot zijn blik werd
getrokken door een stofwolk, die in de lucht
hing. Want de onaangenamen wind van den
vorigen avond had plaats gemaakt voor een
zachter en koeler bries. Hij begreep de juiste
be teekenis.
En hij vergiste zich niet. Met Stump kwa
men Atodur Kader, zes matrozen van de
Aphrodite en een aantal goed gewapende Ara
bieren en negers. Nog voor zij elkaar ont
moetten, zag Royson, dat twee Arabieren
terugrenden naar het kamp en na de eerste
hartelijke gelukwenschen verklaarde Stump
de haast van deze boden.
't Is hoofdzakelijk vanwege juffrouw
Fenshawe. zei hij. Ze schrok heel erg, toen
de sheik binnen viel!
HOOFDSTUK XVI.
Hoe drie wegen samenkwamen.
De ontmoeting van Irene en Dick had niets
méér dan het hartelijk karakter, dat onder
deze dramatische omstandigheden voor de
hand lag. In de algemeene opwinding scheen
het tot niemand door te dringen, dat Royson
wel uitgeput moest zijn. Hij had in twee
nachten er. drie dager vrijwel geen oog dicht
gedaan. Hij had tachtig mijlen door de woe
stijn afgelegd met schaarsch voedsel en had
een korten, hevigen, doch dood-vermoeien-
den strijd gestreden tegen een dozijn tegen
standers.
De oude heer vroeg hem te gaan zitten en
zijn avonturen te vertellen, terwijl hij den
maaltijd gebruikte, welke voor hem en Stump
gereed gemaakt was, zoodra hun kameelen in
de verte gezien waren.
Nog steeds omklemde Dick half onbewust
het gebroken, bebioede geweer. Er waren
bloedvlekken op zijn kleeren, die gescheurd
waren door de kogels, welke hem gewond
hadden of zijn huid geschramd. Fenshawe's
scherpe ocgen trokken een snelle conclusie uit
deze onmiskenbare teekenen en hij vergat in
zijn bezorgdheid, dat Irene er bij was.
Goede genade, man! riep hij, je ziet er
uit alsof je in den oorlog geweest ben. Heb
ben die schurken je toch aangevallen! Ben je
gewond?
Neen, zei Dick, in een stoel zinkend, en
moeite doend om op gewonen toen te spre
ken. Ik heb me niet bezeerd alleen een
klein beetje moe dat is alles.
Irene vloog naar hem toe.. Ze nam den be-
bloeden geweerloop uit zijn verslappenden
greep en begon zijn uniformkraag los te
maken.
Ziet u niet dat hij bijna flauw valt?, vroeg
ze verwijtend. Breng wat brandewijn en
koud water, vlug! O, Dick, liefste weet je
zeker dat je niet gewond bent?
Dick glimlachte flauwtjes.
Ik ben heelemaal ongedeerd, fluisterde hij.
—Ik geloof dat ik een hartkwaal heb, Irene
Heb je in twee nachten en een dag niet ge
zien, snap je!
Hij moest wel een beetje ijl in zijn hoofd
zijn, dat hij zco tegen haar sprak, waar haar
grootvader bij stond. Mr. Fenshawe, die zich
de verlegenheid van het meisje den vorigen
dag herinnerde, dacht er waarschijnlijk het
zijne van, maar hij zei niets.
Een tamelijk plotselinge ongesteldheid,
zei Fenshawe tegen Stump, met een plagen-
den glimlach naar Irene.
De verbazing van de beide mannen over de
manier, waarop de beide jongelui elkaar be
handelden, was niets, vergeleken bij de sen
satie, die Royson veroorzaakte, toen hij wat
soep had gegeten en in staat en bereid was
eer te bewijzen aan wat steviger voedsel en
wat meer los te laten.
Ik had een tamelijk levendig verschil
van meening met een aantal Hadendowas,
verklaarde hij, in antwoord op een vraag van
Fenshawe, het was kort maar krachtig en het
is een wonder, dat lk er feitelijk zonder een
schram ben afgekomen. In ieder geval loont
het nu niet de moeite van een uitvoerige be
schrijving, omdat ik u iets van oneindig
grooter belang te vertellen heb. Mag ik
vragen, mijnheer, of u fotografieën van den
papyrus hier hebt?
Ja, Ze zijn in mijn tent. Zal ik ze
halen?
Alstublieft. Ik geloof, dat ik nieuws heb,
dat u zal interesseeren.
Eén vraag voor ik ga. Abdur Kader, zei
dat de Italianen de Bron van Suleiman weer
hebben verlaten. Hebben ze den schat gevon
den, denk je?
Neen, sir. Integendeel. Ik geloof, dat ik
dien zelf gevonden heb en als ik me niet
vergis, zijn mevrouw Haxton en de baron
te oordeelen naar wat kapitein Stump me
verteld heeft, nu al een goed eind op weg
naar de juiste plaats, als ze die niet bereikt
hebben.
Wat heb ik u gezegd, miss Irene? viel
Stump woedend uit. O, hij is slim, die baron.
Ik had hem in de gaten, toen hij zich gisteren
uit de voeten maakte. En mrs. Haxton ook!
Een fijn stel!
De oude heer Fenshawe kwam spoedig
terug. Hij spreidde tien fotografieën voor
Royson op tafel uit. Er was een in tien deelen
verdeeld getypt stuk bij.
Dat is Engelsche vertaling, legde hij uit.
Elk genummerd gedeelte correspondeert met
hetzelfde cijfers op een foto. Het vergemak
kelijkt de vergelijking.
Dick bekeek gretig de vertaling. Het eerste
stukje papyrus luidde:
„In hel zevende jaar van de regcering van
den beroemden Keizer Caius Julius Caesar
Octavianus, heb ik, Demetriades, de zoon van
Pelopidos, koopman te Syracuse, in dien tijd
handelaar in ivoor en huiden te Alexandrië
dwazelijk mijn waren in die stad verlaten,
en mij aangesloten bij het legioen, dat uit
Egypte gezonden werd om het volk van Saba
te onderwerpen".
Hij zag dat de letters van het wcord
„zeven" in den Griekschen tekst niets bij
zonders vertoonden en denzelfden regelmati-
gen afstand tot elkaar hadden als alle let
ters in de schriftuur. Hij las zorgvuldig ver
der, tot hij kwam aan de eerste plaats in den
papyrus, waarin de „Vijf Heuvels" genoemd
werden en hij merkte onmiddellijk dat de
letters van het woord „Pente" (Vijf) dicht
opeengedrongen stonden. Dit telwoord wordt
in het Grieksch met vijf letters geschreven;
het wcord „Hepta" (zeven) echter maar met
vier, daar de „H" wordt aangegeven door een
teekentje boven den eersten klinker.
{Wordt vervolgd).