Klopveegzuigers Herdenking van Willibrordus De invloed van Neerland's geloofsapostel IN ENGELAND. Litteraire Kantteekeningen. Centrale Verwarming Mstet TEL, 15597 Campanida ZATERDAG 8 JUEI 1939 HA A" RE EM'S DA'GBEA'D 7 Indrukwekkende tentoonstelling in Utrecht Dat Nederland dit jaar het twaalf de eeuwfeest van den dood van Sint Willibrordus viert, is alom bekend. Doch van de groote beteekenis dezer viering krijgt men eerst een volledig beeld, wanneer men de tentoonstelling- heeft gezien, welke door de zorgen van een uitgebreid, na-tionaal comité is ingericht in de prachtige, oude kloostergang bij de Domkerk en in de Aula van de Rijksuniversiteit te Utrecht. Het zijn feitelijk twéé tentoonstellingen. De ééne heeft direct betrekking op het leven en de beteekenis van den Angelsaksischen mon nik, die ons land het Christendom bracht. Zij is ingericht in de statige aula der universiteit en omvat een rijke schat van voorwerpen, welke concreet met Willibrord in verband staan. Daarnaast staat de tentoonstelling in de kloostergang door een deur met de aula verbonden welke een waarlijk zeldzaam beeld geeft der vroeg-Middeleeuwsche kunst In den meest uitgebreiden zin van het woord. Sint Willibrordus, naar een gravure uit de 17 de eeuw. Dit is een zeer fraaie combinatie, want men komt eerst de kloostergang binnen en wordt door de aanschouwing der kunstvoorwerpen reeds langzamerhand verplaatst in de sfeer van Willibrord's tijd; wanneer men deze heeft ondergaan, zal men meer kunnen genieten van de expositie in de aula. Waar Willibrord zetelde. Het comité had moeilijk een betere plaats voor deze beide tentoonstellingen kunnen be denken. De ongemeen rijke kloostergang met den poëtischen binnenhof, vrijwel op de plek waar Sint Willibrord in het eind der zevende eeuw zijn eersten bisschopszetel vestigde en ook min of meer uit de door hem gestichte kerk voortgekomen het is een unieke om geving, die in alles dringt tot verdieping in het leven en de beteekenis van den man, die de grondlegger was van de christelijke be schaving in onze gewesten. Hoe prachtig deze beschaving kon uitbloeien, leert de tentoonstelling der vroeg-Middel eeuwsche kunst ook zelfs aan ieder, die zich nimmer met deze dingen bezig hield. Zij om vat een uiterst zorgvuldig gekozen verzameling preciosa van allerlei soort, een collectie, die men wellicht nimmer in zoo fonkelenden rijk dom en groote verscheidenheid meer bijeen zal zien. Musea en particulieren uit België, Duitschland, Engeland. Frankrijk Ierland, Zwitserland en Nederland gaven voorwerpen in bruikleen; het beste van het beste werd hier tezamen gebracht en op zeer smaakvolle en overzichtelijke wijze in vitrines e.d. gerang schikt Oude lersche kunst. Op deze tentoonstelling zijn allereerst vele belangrijke voorwerpen van oude lersche kunst tezamen gebracht. Men weet, dat Sint Willi brordus vóór zijn vertrek naar ons land ver toefde in het klooster Rathmelsigi in Ierland; de lersche monniken uit dien tijd hebben een zeer aanzienlijken invloed gehad op de kerstening van geheel West-Europa en hun kunst stond op buitengewoon hoog peil. In onze gewesten, in Frankrijk, zelfs in Zwit serland in Sankt Gallen b.v. stichtten zij een befaamde nederzetting is de invloed van hun prediking en van hun kunst door gedrongen. Van deze kunst geeft de tentoonstelling een voortreffelijk beeld: vooral zal men geboeid én ontroerd worden door de expositie der lersche voorwerpen. Het is de eerste maal, dat zij in ons land te zien zijn: handschriften, miniaturen, kerkelijke gebruiksvoorwerpen, weefsels beeldhouwkunst en sieraden. Er is b.v. de Schrijn van Lough Erne, aldus ge noemd naar het Lower Lough Erne in Ierland, waar het stuk gevonden werd: het is een reliekschrijn uit het einde der zevende eeuw, een rechthoekig kistje met versierde bronzen platen. Dit kostelijke voorwerp uit den tijd van Willibrord's leven en uit het land. waar hij vertoefde, geeft een overtuigenden indruk van de cultuur, waarin de heilige werd opge voed en geschoold. Invloeden in onze gewesten. De invloed dezer kunst in onze gewesten blijkt wel duidelijk uit het befaamde Evange- larium van Egmond: dit zeldzame handschrift, afkomstig uit de abdij van Egmond en datee rend van de negende eeuw, vertoont in zijn wonderlijke versiering zeer groote verwant schap met lersche kunst. Dezelfde figuratie, dezelfde zachte kleuren treft men erop aan. Ook het beroemde Utrechtsche Psalterium, in het begin der negende eeuw door enkele Angelsaksische monniken te Reims geteekend, bewijst den aanzienlijken en zegenrijken invloed der lersche kloostercultuur. De meeste der geëxposeerde voorwerpen van dien tijd zijn echter uit andere landen dan het onze afkomstig: het Christendom vond in dg Frankische landen eerder weerklank dan hier, hoewel een der meest interessante stukken in dit verband nog van vóór-Christus herkomst is. Hiermede bedoelen wij de z.g. schat van Childeric, bestaande uit een zwaard en enkele kleinere siervoorwerpen, welke alle in 1653 te Doornik werden gevonden in het graf van den Frankenkoning Childeric, den vader van Clovis, Hoe rijk de oud-Frankische kunst zich onder den invloed van het Christendom ont plooien kon, blijkt vooral uit den ivoren band van het z.g. Dagulf-psalterium, twee prach tige tafereelen, in ivoor gesneden en gewijde voorstellingen uitbeeldend. De kostelijke re- liefs zijn gesneden in de achtste eeuw; onge meen fraai beelhouwwerk, gevat in rijk ge ornamenteerde randen. En uit de school van Echternach, het door Willibrord gestichte klooster, zijn verder vele van de kostbaar heden, welke worden bewaard in de Schat kamer van St. Servaas te Maastricht; daarvan ziet men hier o.a. het onvergelijkelijk schoone borstkruis, goud met kleurig emaille en fon kelende edelsteenen. Op deze wijze zou nog veel meer te noemen zijn; vooral zou nog de aandacht moeten wor den besteed aan de vele gewaden en weef sels, Koptische weefsels uit de eerste en de vierde eeuw, fragmenten van het priesterge waad van St. Lebuïnus zevende eeuw en gedeelten van een gewaad van St. Odulphus (achtste eeuw), terwijl nog in het bizonder gewezen dient te worden op het wit-en-gouden kleed van St. Bernulphus een alba uit de elfde eeuw. Zoo is er méér, veel meer, te veel om op te noemen. Het handschrift van Willibrordus. In een stemming van bewondering en ont roering betreedt men dan de hooge, ruime aula, waar de St. Willibrord-tentoonstelling is ingericht. Hiervan trekken allereerst de ver schillende relieken de aandacht, in fraai ge dreven houders van edelmetaal gevat, relie ken, die bewijzen hoe diep men in onze lan den reeds van den eersten tijd na zijn optre den af den heiligen bisschop heeft vereerd. Doch onmiddellijk daarna richt men zijn schreden naar het kleine kastje links van de relieken, waarin het uit Echternacht afkom stige handschrift ligt van het Martyrologium van St. Hieronymus met het Kalendarium, dat aan Willibrord heeft toebehoord. Het zeer merkwaardige en kostbare werk ligt open op fol. 39 v, waarop het eenige schriftuur staat, dat ons door den heiligen bisschop rechtstreeks is nagelaten. Het is een eigenhandige aantee- kening, links terzijde van de bladzijde, kleine letters, geteekend met vaste hand; een latijn- sche tekst, waarin de apostel der Nederlanden van zichzelf verklaart: „In den naam des Heeren kwam Clemens Willibrordus in het jaar 690 na de geboorte van Christus over zee in Francia en in het jaar 695 na de geboorte des Heeren werd hij in den naam des Heeren, ofschoon hij on waardig was, bisschop gewijd door den aposto- lischen man en heer, Paus Sergius. Nu echter leeft hij in den naam des Heeren in het jaar 708 na de geboorte van onzen heer Jezus Christus, gelukkig". Hierbij zij aangeteekend, dat ons land in Willibrord's tijd tot het Frankenland (Fran cia) gerekend werd; in 605 trok Willibrord naar Rome om aan Paus Sergius den zegen te vragen over zijn arbeid in deze gewesten; in Rome werd hij door den Paus tevens tot bisschop gewijd, waarbij hij den naam Cle mens ontving. Wie verder uit deze tentoonstelling een duidelijk beeld van Willibrord's leven en wer ken wil krijgen, alsmede van den invloed daarvan, doet goed zich eerst naar het kleine zijvertrek rechts te begeven, waar enkele in zendingen van hedendaagsche kunstenaars met betrekking tot Willibrord zijn geëxposeerd teekeningen, schilderijen en kunstig borduur werk, alsmede de origineele ontwerpen der bi- zondere Willibrord-zegels, geteekend door den Maastrichtschen graveur Hub. Levigne. Doch Keuze uit 10 verschillende merken. De Stofzuiger Centrale HAGEMAN GED. OUDE GRACHT 52 TELEF. 12762 (Adv. Ingez. Med.) het meest wordt misschien de aandacht ge trokken door twee groote, buitengewoon fraai uitgevoerde wandkaarten, geschilderd door Piet Worm: de eene laat alle putten en ker ken van Sint Willibrordus in onze gewesten zien, de andere geeft de trajecten van zijn verschillende reizen weer, zijn tochten naar Denemarken en Rome, zijn vele tochten door ons land, door het tegenwoordige, Zuid-Hol land, door Utrecht, Brabant en Limburg enz. Oip deze kaarten ziet men in één blik het ge- heele leven van den heilige, zijn arbeid en zijn invloed. M enkrijgt een concreet beeld van de voor dien tijd enorme reizen, die de bis schop maakte, van zijn grenzenlooze activiteit, van zijn geestdriftigen ijver in het verkon digen van Christus' Evangelie, van zijn bis schoppelijk bestuur en van de vele plekken, waar hij vertoefde en waar zijn nagedachtenis in gebouw, beeld of schrift in diepe vereering bleef Vereering van den apostel. De vele afbeeldingen van Willibrordus- kapellen, Willibrordus-kerken en Willibror- dus-putten spreken voor zichzelf; zeer interes sant zijn eveneens de oude stads- en gemeente zegels en wapens, waarop de bisschop voor komt. Hoezeer de vereering van dezen apostel ook onder ons volk geleefd heeft en nog leeft, kan het best blijken uit verschillende inzen dingen uit Noord-Brabant. Daar vandaan komen de rijke zilveren schilden der ver schillende Willibrordus-schuttersgilden te Heeswijk, Geysteren, Zundert, Waalre en Bakel: kettingen met fraai gegraveerde schil den van ouden en jongeren datum, typische bewijsstukken eèner levende volksdevotie, die ook in folkloristisch opzicht een merkwaardige bekoring hebben. Tusschen de vele voorwerpen van kostelijke edelsmeedkunst kerkelijke gebruiksvoor werpen van allerlei aard en verscheidenheid vallen deze gildeteekens op door hun on gekunstelde stoerheid en simpelen volkszin. Ook beeldhouwkunst treft men op deze expositie aan: zij begint met de primitieve vormen van een vijftiende-eeuwsch beeldje, en gaat tot de geacheveerde relief techniek der hedendaagsche kunstenaars. Evenzoo is het met het kunstnaaldenwerk gesteld, dat prachtige oude borduursels omvat en sierlijk- verzorgd modern werk. "Verdere opsomming heeft feitelijk geen zin en zal nauwelijks kunnen bijdragen tot completeering van het beeld, dat de lezer zich van de beide voortreffelijke tentoonstel lingen in het oude Sticht kan vormen. Het zij daarom nog eens met nadruk herhaald, dat in de oude Kloostergang en in de aula der universiteit te Utrecht een ongemeen be langrijke collectie is bijeengebracht, waardoor men een onvergelijkelijk beeld krijgt van de vroeg-Middeleeuwsche kunst en vooral van het grootsche leven van den heilige, die deze Christelijke cultuur in ons land grondvestte. GABRIëL SMIT. Londen's uitwegen. LONDEN, Juli. AUTORIJDEN in Londen mag geen vreugde zijn, buiten Londen is het des te plezieriger. Het wegdek is goed en zelfs afgelegen buitenweggetjes zijn bijna zonder uitzondering geasfalteerd en in ieder geval verhard. De moeilijkheid blijft echter om veilig en wel buiten Londen te geraken. Snelle, directe we gen, die het centrum van de stad met de buiten wegen verbinden, ontbreken. Dus moet door het netwerk van drukke straten de weg naar buiten worden gevonden. Zoodat het niet vreemd is evenveel tijd te besteden aan de eerste acht kilo meter, als aan de daarop volgende vijf-en-twin- tig. De route naar het Westen, Western Avenue, die wij wekelijks rijden is een typisch vooi'beeld van halve maatregelen op het gebied van nieuwe wegenconstructie. Om bebouwde kominen te vermijden Londen was naar het westen ge heel vastgegroeid aan Uxbridge, een dertig ki lometer buiten het centrum van Londen werd een nieuwe snelle verkeersweg aangelegd, die voorbij Uxbridge op den hoofdweg naar Oxford uit zou komen. Er is geen snelle verbinding van dezen weg met het centrum van de stad, zoodat het spottend „de weg zonder begin" wordt genoemd èn „de weg zonder einde". Want ter hoogte van Uxbridge loopt hij plotseling dood en moet men afslaan om toch weer door kleine straatjes in Uxbridge terecht te komen. Over het laatste deel van den weg konden de autoriteiten het namelijk geruimen tijd niet eens worden. Maar nu is tenslotte besloten om binnen vier jaar ook deze laatste paar mijl te voltooien, waarmee dan Uxbridge door het doorgaand ver keer vermeden kan worden. Inmiddels begon men echter uitgebreide werkzaamheden voor het verbreeden van een smalle brug in Ux bridge, juist op de plaats waar het verkeer van ouden en nieuwen weg samenkomt in plaats van eerst het nieuwe gedeelte af te maken, waardoor het verkeer op dat punt aanmerkelijk zou zijn verlicht. Inmiddels is ook deze nieuwe weg op de laat ste paar mijl na weer volgebouwd met de droef- geestigste producten van speculatieve bouwon dernemingen. Wel is men er nu over doende verdere lintbebouwing te verbieden, maar het kwaad is helaas grootendeels gedaan. Pogingen van de bewoners van deze huizen om een maxi mum snelheid vastgesteld te krijgen zijn tot nu toe mislukt. Wel zijn een aantal verkeerslichten geïnstalleerd om voetgangers gelegenheid tot oversteken te geven en ook zijn verkeerseilan- den aangelegd, waar deze nieuwe districten uit wegen op den grooten weg worden gegeven. Deze eilanden zijn te klein en komen te veelvuldig voor. Ze zijn met gras begroeid en omgeven door een wit geschilderd hek en er gaat geen week-end voorbij of één van die hekken is stuk gereden. Aan den éénen kant worden nieuwe wegen aangelegd om de snelheid te bevorderen en stagnatie te voorkomen en aan den anderen kant wordt deze snelheid weer op indirecte wijze beperkt. Het eerste deel van dezen weg is van fietspa den voorzien want de fietssport neemt in Enge land zeer toe. Fietsers zijn echter niet verplicht van deze fietspaden gebruik te maken de re geering zegt namelijk niet tot dwang over te wil len gaan en dientengevolge treft men het meerendeel der fietsers nog op den grooten weg aan, liefst bij drieën naast elkander. Er is in r°°l*r,!S SPUit ró°' f"7I «chi"c hondia' "eem' ZOON VAN PEKEL A, GRONINGEN (Adv. ingez. Med.) Maria Kreitner: Ontmoeting op de weg naar school. Vertaald door Diet Kramer. A'dam. Uitg. Mij. Hollandia. Het laait zich begrijpen dat iemand van Diet Kramer's talent zich tot het vertalen van dqzen Weensohen roman heeft aange trokken gevoeld en er in geslaagd is die fijne sfeer, dat eigenaardig aroma van beminnelijke zwoelheid, die op de grenzen tusschen Liebelei en Liefoe blijft zweven, in ons kalme Holland - sohe taaleigen te bewaren. Het is geen ge ringe verdienste van Maria Kreitner's roman dat de lezer, wat toon en stemming van haar verhaal aangaat, vaak aan den grootmeester van dit genre, aan Arthur Schnitzler her innerd wordt. Niki, een ouderloos meisje van zoowat ze ventien jaar dat nog op het gymnasium gaat en bij een nuchter-strenge tante Arnalia wordt opgevoed, wordt verliefd op een veel oude ren man, dien zij geregeld 's morgens, bij het naar school gaan, aan de tramhalte ontmoet. Hij heeft haar een paar keer scherp aan gestaard, geboeid door haar nog kinderlijke en volmaak t onschuldige schoonheid-in-bloei, en dat heeft, zonder dat hij dat kon vermoe den, bij het nieiske iets wakker gemaakt, dat nog geen naam kon hebben, doch haar naar genegenheid hunkerend zieltje volslagen uit het lood wiei-p. Ze wordt droomerig op school, haar vroeger uitstekende rapporten worden slecht en tante Amalia wordt ongenietbaar der dan ooit. Op een familiefeest waaraan ook Niki voor het eerst van haar leven mag deelnemen, blijkt ook de man van de tramhalte tot de gasten te behooren. Hij is een jeugdvriend van Niki's oom, voor wien het feest gegeven wordt omdat hij trouwen gaat. Heel fijntjes heeft de schrijfster Niki's verwarring bij de 'kennismaking met den man van de tram halte dien wie nu verder Adrian noemen ontleed. Zij is een zuiver, onbedorven kind nog met een helder verstand en haar Schwarmerei voor Adrian is instinctief-echt en naar een motiveering- ervan zoekt ze niet. Het is voor haai- iets van zelf sprekend. De oudere Adrian bemerkt dat zijn aanvankelijk slechts simpel mannelijke belangstelling voor het kind tot iets veel ernstigers gaat uitgroeien, hij wordt verliefd op haar en neemt zich voor, haar over enkele jaren, als zij volwassen zal zijn, tot zijn vrouw te maken. Intusschen ontwik kelt zich tusschen hen beiden een alleraar digste vriendschappelijke omgang, waarbij hij als oudere broer optreedt en zij haar oude vroolijkheid terug krijgt en weer schitterende rapporten voor tante Amalia mee naar huis brengt. Het is den beiden jongen menschen heilige ernst en Adrian heeft er dan ook zijn verhouding met een mooi Weensch atelier meisje voor uitgemaakt. Wanneer we het résumé van den inhoud hier even onderbreken is het om den te nuchteren Hollandschen lezer te waarschuwen niet te spoedig met een „ajakkes wat een zoetigheid met slagroom", zich van de zaak af te maken. Het gaat bij een goed boek im mers niet zoozeer om het verhaaltje dat is gauw genoeg verteld maar om de meer dere of mindere subtiliteit in het doordringen in de onbewustheden van het doen en laten van groote en kleine menschen. Als zoodanig is Maria Kreitner's werk zeer opvallend goed. 't Is niet zoo rotsvast-raak als Sohnitzler's dia logen soms waren, maar zij schept een even doorzichtige sfeer om haar figuren. En even als vaak bij Schnitzler komt ook bij deze jongere auteiur, na wat ons soms te veel fondant mocht schijnen, die tristesse de coeur intfinie waarmee zooveel Liebelei eindigt. Adrian is een beste jongen en hij heeft zich werkelijk niets te verwijten als zijn vroegere- Ik sterker blijkt dan zijn zelf geconstrueerd toekomstig-Ik; als het vriendinnetje sterker blijkt dan Niki en de laatste haar eerste groote liefde met het eerste groote leed betaalt. Overigens, nogmaals, het verhaaltje is niet nieuw. Het geval doet zich in Patagonië zoo goed als in Weenen voor. Maar van de speciaal Weensche nuance heeft Maria Kreitner een klein kunstwerk gemaakt. Ellen Forest: Senussi. Rrusse Uitg. Rotterdam. „Ciet van den Akker was een doodgewone Hollandsche vrouw, weduwe van een keu- jn aanzien van Kooken of vuuR rigen bankier, die haar net niet te lang ver veeld had om haar een vriendelijke herin nering te laten". Deze doodgewone Hollandsche vrouw gaat op reis en beleeft zeer ongewone avonturen waaruit Ellen Forest haar jongste boek distilleerde, een romantisch verhaal van 250 pagina's, op de bekende coulante wijze geschreven en ondanks de niet bijster aan gename karaktereigenschappen dezer dood gewone dame vol spannende momenten en beschrijving. Ciet verveelt zich en gaat naar Monte CteJo met het plan een zeereis naar Afrika te onder nemen. Aan de speeltafel maakt ze kennis met den Arabier Sheik Senussi die later met haar op dezelfde boot zal zijn, waar hij pro beert haar met geweld te vei'overen, nadat hij haar hut is binnengedrongen. Wel beant woordt zij zijn kussen maar verzet zich tegen verdere veroveringen op deze wijze, en als Se' nussi weigert heen te gaan belt zij om de stewardess. Woedend geeft Senussi haar een feilen slag op haar- wang, wat we hem niet al te kwalijk kunnen nemen, en verdwijnt schielijk. Ciet kijkt in den spiegel. „Een klap van een man en het was heerlijk, fijn! Wat een kerel, wat een dier, wat een schat!" Zoo heel erg doodgewoon lijkt Ciet niet als Hollandsche vrouw, doch dat is meer een quaestie van appreciatie van onzen landaard. De lezer weet nu wel zoo ongeveer wat hij aan Cièt heeft en behoeft zich door dit kleine citaat over haar doodgewoonheid niet verder te verbazen, noch bevreesd te zijn voor meer dere schokkende gebeurtenissen van dien aard. Hij zou, het boek daarom terzijde leg gend, veel aardigs missen. Want Ciet gaat. heusch trouwen met Senussi tenminste daar houdt ze de in de woestijn gepleegde plech tigheden voor. Ze komt inderdaad in den ha rem van Senussi, die haar na korten tijd be schouwt en behandelt als de vele andexen, waarmee hij getrouwd is. Ze wordt ook uit dien harem ver-lost en na de vlucht met de Italiaansche officieren, die haar uit Senussi's handen bevrijden, de zwerftocht terug naar Holland en het gelukkig einde als Van der Meersch, die haar al op de boot voor Senussi gewaarschuwd had, dan in Amsterdam voor haar neus komt te staan en nog even verliefd op haar is (ook al zoo iets doodgewoons), wel, dan heeft de lezer zich kostelijk met dit werk den tijd verkort en door de bereisdheid van Ellen Forest nog aardig wat opgestoken over landen en zeden, waar hij misschien tevoren geen weet van had Net als bij een film uit vreemde landen, waar de topographische plaatjes vaak belangrijker zijn dan de in trige, die wel eens wat te grof in elkaar gezet is. De schrijfster van Senussi excelleert in reportage en causerie en bereikt daarin een kunstenaarschap dat heelemaal niet doodge- gewoon, misschien zelfs niet Hollandsch is. Een genre apart, meer cocktail dan Wiener mélange. J. H. DE BOIS. OLIESTOOKINRICIITING - STOOPLAAN 35. (VWVCW ESSE- FORNUIZEN. (Adv. ingez. Med.) Engeland namelijk een Fietsbond en die Fiets- bond verzet zich tegen fietspaden en adviseert haar leden er niet op te rijden, want zeggen zij, fietsers hebben evenveel recht op den weg als autorijders (ook al is er in Engeland geen rij wielbelasting), Hun averechtsche redeneering culmineert in de conclusie dat als fietsers ver plicht zijn fietspaden te gebruiken, ze wel eens verbannen zouden kunnen worden van wegen, waar geen fietspaden zijn. Zoo ligt de kwestie al jaren en de regeering voelt er niet voor haar met een beslissing op te lossen. Het fietspad langs Western Avenue is dan ook meer een probeer sel en houdt na de eerste 10 of 15 kilometer al weer op. Ook verschilt de wegbreedte van dezen kaars rechten weg na ieder verkeerseiland. Soms is het verkeer uit beide richtingen ongescheiden, hier met ruimte voor drie, elders met ruimte voor vier vervoermiddelen. Dan weer is de weg verdeeld door een smalle reep gras met nette bloemperken, met ruimte voor twee of drie ver voermiddelen aan beide kanten. Als je den weg niet kent zijn er dus steeds verrassingen en het is dan ook geen uitzondering om op een misti- gen avond een auto aan den verkeerden kant van de grasreep te zien ploeteren, niet begrij pend. waarom hij zooveel auto's tegen komt, die telkens vlak voor zijn neus staan tot hij merkt, dat hij aan den anderen kant van den grasreep hoort te rijden. Een veertig kilometer buiten Londen is alles aanmerkelijk makkelijker. Het verkeer is dan wat uitgedund. Wel komen er dorpjes, die zich mijlen lang uitgerekt langs den weg hebben ge nesteld, maar van opstopping is geen sprake meer. Het wegdek is uitstekend en in bochten van rijen kleine reflex-lichtjes voorzien, die het verloop van de bocht duidelijk maken. Naar het noorden is het verkeer minder druk. Naar het oosten en zuiden oneindig drukker. De richting Londen-Brighton is bijvoorbeeld bijna geheel bebouwd en vooral op week-ends be weegt zich hier een voortdurende stroom van verkeer, van lieden die de zee willen zien en die met een beetje geluk op één dag net heen en weer kunnen rijden. Zoo deelde de B.B.C. mee dat tijdens de Paaschdrukte het verkeer naar het zuiden zich niet sneller dan 9 tot 15 kilometer per uur be woog en tevens dat zelfs tot na den middag auto's nog steeds bezig waren de stad te verla ten. Zoodat u wel ziet dat het voor een Londenaar niet zoo eenvoudig is om van z'n vrije dagen te genieten, als hij er tenminste zijn zinnen op heeft gezet wat groens en wat zee te zien. Vr. S. KLOKJESBLOEM Campanula is een plant, die op den droog- sten zandgrond nog uitbundig bloeit; en de vroolijke klokjes met hun heldere kleuren en het, ondanks een droge standplaats, sappige groen geven zoowel aan een border als aan een rotstuin maandenlang een welkome fleu righeid. Voor het goed gedijen van de plant is het echter noodig. dat de grond niet te zeer be mest is, en dat de standplaats vooral niet te vochtig is. Verder houdt de Campanula veel van zon. Er zijn zeer veel vai'iaties in de Campanula- bloemen. Er zijn blauwe, witte en violetkleu rige, enkele en dubbele bloemen, zittende en hangende klokjes. Eén van de Campanula's is in den laatsten tijd als kamerplant zeer geliefd en bekend, de Ster van Bethlehem. En ook in de kamer blijft ze haar reputatie getrouw en prijkt er maan denlang met een overvloed van bloemen. Voor den rotstuin hebben we eenige laag- blijvende soorten, waarvan nogal bekend zijn de Campanula Poi'teschlagiana. met blauw- violette bloempjes en Campanula pusilla met een blauwe en een witte variëteit. Iets hooger, tot ongeveer vijfentwintig cen timeter, wordt Campanula carpatica, die even eens een witte en een lilablauwe variëteit heeft. Deze Campanula carpatica kan zoowel in den rotstuin als in de voorste rij van een bor der worden geplant. Campanula persicifolia Van de forschere. hoogere soorten zijn het meeste bekend Campanula glomerata en Cam panula persicifolia. Vooral van deze laatste komen weer vele variëteiten voor, waarvan misschien wel de allermooiste ls de Campanula persicifolia Telham Beauty. Deze heeft zeer groote lilablauwe bloemen, die den vorm heb ben van wijdopenstaande, bijna schaalvormige kelken. De meeste Campanula's zijn vaste planten. Enkele zijn tweejarig o.a. Campanula medium, het tüffl'kiokje. Deze Campanula medium kunnen we in April—Mei in den vollen grond zaaien. Later moeten de plantjes een paar maal worden ver- speend. Wanneer we ze 's winters buiten laten staan, wat heel goed kan. zorgen we liefst we! voor wat bedekking, In het tweede jaar bloeien ze en sterven na den bloei. A. J. D,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 13