Klopveegzuigers
Herdenking van Willibrordus
De invloed van Neerland's
geloofsapostel
IN ENGELAND.
Litteraire
Kantteekeningen.
Centrale Verwarming
Mstet TEL, 15597
Campanida
ZATERDAG 8 JUEI 1939
HA A" RE EM'S DA'GBEA'D
7
Indrukwekkende tentoonstelling in Utrecht
Dat Nederland dit jaar het twaalf
de eeuwfeest van den dood van Sint
Willibrordus viert, is alom bekend.
Doch van de groote beteekenis dezer
viering krijgt men eerst een volledig
beeld, wanneer men de tentoonstelling-
heeft gezien, welke door de zorgen van
een uitgebreid, na-tionaal comité is
ingericht in de prachtige, oude
kloostergang bij de Domkerk en in de
Aula van de Rijksuniversiteit te
Utrecht.
Het zijn feitelijk twéé tentoonstellingen. De
ééne heeft direct betrekking op het leven en
de beteekenis van den Angelsaksischen mon
nik, die ons land het Christendom bracht. Zij
is ingericht in de statige aula der universiteit
en omvat een rijke schat van voorwerpen,
welke concreet met Willibrord in verband
staan. Daarnaast staat de tentoonstelling in
de kloostergang door een deur met de aula
verbonden welke een waarlijk zeldzaam
beeld geeft der vroeg-Middeleeuwsche kunst
In den meest uitgebreiden zin van het woord.
Sint Willibrordus, naar een gravure uit de
17 de eeuw.
Dit is een zeer fraaie combinatie, want men
komt eerst de kloostergang binnen en wordt
door de aanschouwing der kunstvoorwerpen
reeds langzamerhand verplaatst in de sfeer
van Willibrord's tijd; wanneer men deze heeft
ondergaan, zal men meer kunnen genieten van
de expositie in de aula.
Waar Willibrord zetelde.
Het comité had moeilijk een betere plaats
voor deze beide tentoonstellingen kunnen be
denken. De ongemeen rijke kloostergang met
den poëtischen binnenhof, vrijwel op de plek
waar Sint Willibrord in het eind der zevende
eeuw zijn eersten bisschopszetel vestigde en
ook min of meer uit de door hem gestichte
kerk voortgekomen het is een unieke om
geving, die in alles dringt tot verdieping in
het leven en de beteekenis van den man, die
de grondlegger was van de christelijke be
schaving in onze gewesten.
Hoe prachtig deze beschaving kon uitbloeien,
leert de tentoonstelling der vroeg-Middel
eeuwsche kunst ook zelfs aan ieder, die zich
nimmer met deze dingen bezig hield. Zij om
vat een uiterst zorgvuldig gekozen verzameling
preciosa van allerlei soort, een collectie, die
men wellicht nimmer in zoo fonkelenden rijk
dom en groote verscheidenheid meer bijeen zal
zien. Musea en particulieren uit België,
Duitschland, Engeland. Frankrijk Ierland,
Zwitserland en Nederland gaven voorwerpen
in bruikleen; het beste van het beste werd hier
tezamen gebracht en op zeer smaakvolle en
overzichtelijke wijze in vitrines e.d. gerang
schikt
Oude lersche kunst.
Op deze tentoonstelling zijn allereerst vele
belangrijke voorwerpen van oude lersche kunst
tezamen gebracht. Men weet, dat Sint Willi
brordus vóór zijn vertrek naar ons land ver
toefde in het klooster Rathmelsigi in Ierland;
de lersche monniken uit dien tijd hebben een
zeer aanzienlijken invloed gehad op de
kerstening van geheel West-Europa en hun
kunst stond op buitengewoon hoog peil. In
onze gewesten, in Frankrijk, zelfs in Zwit
serland in Sankt Gallen b.v. stichtten zij
een befaamde nederzetting is de invloed
van hun prediking en van hun kunst door
gedrongen.
Van deze kunst geeft de tentoonstelling een
voortreffelijk beeld: vooral zal men geboeid
én ontroerd worden door de expositie der
lersche voorwerpen. Het is de eerste maal, dat
zij in ons land te zien zijn: handschriften,
miniaturen, kerkelijke gebruiksvoorwerpen,
weefsels beeldhouwkunst en sieraden. Er is
b.v. de Schrijn van Lough Erne, aldus ge
noemd naar het Lower Lough Erne in Ierland,
waar het stuk gevonden werd: het is een
reliekschrijn uit het einde der zevende eeuw,
een rechthoekig kistje met versierde bronzen
platen. Dit kostelijke voorwerp uit den tijd
van Willibrord's leven en uit het land. waar
hij vertoefde, geeft een overtuigenden indruk
van de cultuur, waarin de heilige werd opge
voed en geschoold.
Invloeden in onze gewesten.
De invloed dezer kunst in onze gewesten
blijkt wel duidelijk uit het befaamde Evange-
larium van Egmond: dit zeldzame handschrift,
afkomstig uit de abdij van Egmond en datee
rend van de negende eeuw, vertoont in zijn
wonderlijke versiering zeer groote verwant
schap met lersche kunst. Dezelfde figuratie,
dezelfde zachte kleuren treft men erop aan.
Ook het beroemde Utrechtsche Psalterium,
in het begin der negende eeuw door enkele
Angelsaksische monniken te Reims geteekend,
bewijst den aanzienlijken en zegenrijken invloed
der lersche kloostercultuur.
De meeste der geëxposeerde voorwerpen van
dien tijd zijn echter uit andere landen dan het
onze afkomstig: het Christendom vond in dg
Frankische landen eerder weerklank dan hier,
hoewel een der meest interessante stukken in
dit verband nog van vóór-Christus herkomst
is. Hiermede bedoelen wij de z.g. schat van
Childeric, bestaande uit een zwaard en enkele
kleinere siervoorwerpen, welke alle in 1653
te Doornik werden gevonden in het graf van
den Frankenkoning Childeric, den vader van
Clovis, Hoe rijk de oud-Frankische kunst zich
onder den invloed van het Christendom ont
plooien kon, blijkt vooral uit den ivoren band
van het z.g. Dagulf-psalterium, twee prach
tige tafereelen, in ivoor gesneden en gewijde
voorstellingen uitbeeldend. De kostelijke re-
liefs zijn gesneden in de achtste eeuw; onge
meen fraai beelhouwwerk, gevat in rijk ge
ornamenteerde randen. En uit de school van
Echternach, het door Willibrord gestichte
klooster, zijn verder vele van de kostbaar
heden, welke worden bewaard in de Schat
kamer van St. Servaas te Maastricht; daarvan
ziet men hier o.a. het onvergelijkelijk schoone
borstkruis, goud met kleurig emaille en fon
kelende edelsteenen.
Op deze wijze zou nog veel meer te noemen
zijn; vooral zou nog de aandacht moeten wor
den besteed aan de vele gewaden en weef
sels, Koptische weefsels uit de eerste en de
vierde eeuw, fragmenten van het priesterge
waad van St. Lebuïnus zevende eeuw
en gedeelten van een gewaad van St. Odulphus
(achtste eeuw), terwijl nog in het bizonder
gewezen dient te worden op het wit-en-gouden
kleed van St. Bernulphus een alba uit de
elfde eeuw. Zoo is er méér, veel meer, te veel
om op te noemen.
Het handschrift van
Willibrordus.
In een stemming van bewondering en ont
roering betreedt men dan de hooge, ruime
aula, waar de St. Willibrord-tentoonstelling
is ingericht. Hiervan trekken allereerst de ver
schillende relieken de aandacht, in fraai ge
dreven houders van edelmetaal gevat, relie
ken, die bewijzen hoe diep men in onze lan
den reeds van den eersten tijd na zijn optre
den af den heiligen bisschop heeft vereerd.
Doch onmiddellijk daarna richt men zijn
schreden naar het kleine kastje links van de
relieken, waarin het uit Echternacht afkom
stige handschrift ligt van het Martyrologium
van St. Hieronymus met het Kalendarium, dat
aan Willibrord heeft toebehoord. Het zeer
merkwaardige en kostbare werk ligt open op
fol. 39 v, waarop het eenige schriftuur staat,
dat ons door den heiligen bisschop rechtstreeks
is nagelaten. Het is een eigenhandige aantee-
kening, links terzijde van de bladzijde, kleine
letters, geteekend met vaste hand; een latijn-
sche tekst, waarin de apostel der Nederlanden
van zichzelf verklaart:
„In den naam des Heeren kwam Clemens
Willibrordus in het jaar 690 na de geboorte
van Christus over zee in Francia en in het
jaar 695 na de geboorte des Heeren werd hij
in den naam des Heeren, ofschoon hij on
waardig was, bisschop gewijd door den aposto-
lischen man en heer, Paus Sergius. Nu echter
leeft hij in den naam des Heeren in het jaar
708 na de geboorte van onzen heer Jezus
Christus, gelukkig".
Hierbij zij aangeteekend, dat ons land in
Willibrord's tijd tot het Frankenland (Fran
cia) gerekend werd; in 605 trok Willibrord
naar Rome om aan Paus Sergius den zegen
te vragen over zijn arbeid in deze gewesten;
in Rome werd hij door den Paus tevens tot
bisschop gewijd, waarbij hij den naam Cle
mens ontving.
Wie verder uit deze tentoonstelling een
duidelijk beeld van Willibrord's leven en wer
ken wil krijgen, alsmede van den invloed
daarvan, doet goed zich eerst naar het kleine
zijvertrek rechts te begeven, waar enkele in
zendingen van hedendaagsche kunstenaars
met betrekking tot Willibrord zijn geëxposeerd
teekeningen, schilderijen en kunstig borduur
werk, alsmede de origineele ontwerpen der bi-
zondere Willibrord-zegels, geteekend door den
Maastrichtschen graveur Hub. Levigne. Doch
Keuze uit 10 verschillende merken.
De Stofzuiger Centrale HAGEMAN
GED. OUDE GRACHT 52 TELEF. 12762
(Adv. Ingez. Med.)
het meest wordt misschien de aandacht ge
trokken door twee groote, buitengewoon fraai
uitgevoerde wandkaarten, geschilderd door
Piet Worm: de eene laat alle putten en ker
ken van Sint Willibrordus in onze gewesten
zien, de andere geeft de trajecten van zijn
verschillende reizen weer, zijn tochten naar
Denemarken en Rome, zijn vele tochten door
ons land, door het tegenwoordige, Zuid-Hol
land, door Utrecht, Brabant en Limburg enz.
Oip deze kaarten ziet men in één blik het ge-
heele leven van den heilige, zijn arbeid en
zijn invloed. M enkrijgt een concreet beeld van
de voor dien tijd enorme reizen, die de bis
schop maakte, van zijn grenzenlooze activiteit,
van zijn geestdriftigen ijver in het verkon
digen van Christus' Evangelie, van zijn bis
schoppelijk bestuur en van de vele plekken,
waar hij vertoefde en waar zijn nagedachtenis
in gebouw, beeld of schrift in diepe vereering
bleef
Vereering van den apostel.
De vele afbeeldingen van Willibrordus-
kapellen, Willibrordus-kerken en Willibror-
dus-putten spreken voor zichzelf; zeer interes
sant zijn eveneens de oude stads- en gemeente
zegels en wapens, waarop de bisschop voor
komt. Hoezeer de vereering van dezen apostel
ook onder ons volk geleefd heeft en nog leeft,
kan het best blijken uit verschillende inzen
dingen uit Noord-Brabant. Daar vandaan
komen de rijke zilveren schilden der ver
schillende Willibrordus-schuttersgilden te
Heeswijk, Geysteren, Zundert, Waalre en
Bakel: kettingen met fraai gegraveerde schil
den van ouden en jongeren datum, typische
bewijsstukken eèner levende volksdevotie, die
ook in folkloristisch opzicht een merkwaardige
bekoring hebben.
Tusschen de vele voorwerpen van kostelijke
edelsmeedkunst kerkelijke gebruiksvoor
werpen van allerlei aard en verscheidenheid
vallen deze gildeteekens op door hun on
gekunstelde stoerheid en simpelen volkszin.
Ook beeldhouwkunst treft men op deze
expositie aan: zij begint met de primitieve
vormen van een vijftiende-eeuwsch beeldje,
en gaat tot de geacheveerde relief techniek
der hedendaagsche kunstenaars. Evenzoo is
het met het kunstnaaldenwerk gesteld, dat
prachtige oude borduursels omvat en sierlijk-
verzorgd modern werk.
"Verdere opsomming heeft feitelijk geen
zin en zal nauwelijks kunnen bijdragen tot
completeering van het beeld, dat de lezer
zich van de beide voortreffelijke tentoonstel
lingen in het oude Sticht kan vormen. Het
zij daarom nog eens met nadruk herhaald,
dat in de oude Kloostergang en in de aula
der universiteit te Utrecht een ongemeen be
langrijke collectie is bijeengebracht, waardoor
men een onvergelijkelijk beeld krijgt van de
vroeg-Middeleeuwsche kunst en vooral van
het grootsche leven van den heilige, die deze
Christelijke cultuur in ons land grondvestte.
GABRIëL SMIT.
Londen's uitwegen.
LONDEN, Juli.
AUTORIJDEN in Londen mag geen
vreugde zijn, buiten Londen is het des
te plezieriger. Het wegdek is goed en
zelfs afgelegen buitenweggetjes zijn
bijna zonder uitzondering geasfalteerd en in
ieder geval verhard.
De moeilijkheid blijft echter om veilig en wel
buiten Londen te geraken. Snelle, directe we
gen, die het centrum van de stad met de buiten
wegen verbinden, ontbreken. Dus moet door het
netwerk van drukke straten de weg naar buiten
worden gevonden. Zoodat het niet vreemd is
evenveel tijd te besteden aan de eerste acht kilo
meter, als aan de daarop volgende vijf-en-twin-
tig.
De route naar het Westen, Western Avenue,
die wij wekelijks rijden is een typisch vooi'beeld
van halve maatregelen op het gebied van nieuwe
wegenconstructie. Om bebouwde kominen te
vermijden Londen was naar het westen ge
heel vastgegroeid aan Uxbridge, een dertig ki
lometer buiten het centrum van Londen werd
een nieuwe snelle verkeersweg aangelegd, die
voorbij Uxbridge op den hoofdweg naar Oxford
uit zou komen. Er is geen snelle verbinding
van dezen weg met het centrum van de stad,
zoodat het spottend „de weg zonder begin" wordt
genoemd èn „de weg zonder einde". Want ter
hoogte van Uxbridge loopt hij plotseling dood
en moet men afslaan om toch weer door kleine
straatjes in Uxbridge terecht te komen. Over het
laatste deel van den weg konden de autoriteiten
het namelijk geruimen tijd niet eens worden.
Maar nu is tenslotte besloten om binnen vier
jaar ook deze laatste paar mijl te voltooien,
waarmee dan Uxbridge door het doorgaand ver
keer vermeden kan worden. Inmiddels begon
men echter uitgebreide werkzaamheden voor
het verbreeden van een smalle brug in Ux
bridge, juist op de plaats waar het verkeer van
ouden en nieuwen weg samenkomt in plaats
van eerst het nieuwe gedeelte af te maken,
waardoor het verkeer op dat punt aanmerkelijk
zou zijn verlicht.
Inmiddels is ook deze nieuwe weg op de laat
ste paar mijl na weer volgebouwd met de droef-
geestigste producten van speculatieve bouwon
dernemingen. Wel is men er nu over doende
verdere lintbebouwing te verbieden, maar het
kwaad is helaas grootendeels gedaan. Pogingen
van de bewoners van deze huizen om een maxi
mum snelheid vastgesteld te krijgen zijn tot nu
toe mislukt. Wel zijn een aantal verkeerslichten
geïnstalleerd om voetgangers gelegenheid tot
oversteken te geven en ook zijn verkeerseilan-
den aangelegd, waar deze nieuwe districten uit
wegen op den grooten weg worden gegeven. Deze
eilanden zijn te klein en komen te veelvuldig
voor. Ze zijn met gras begroeid en omgeven
door een wit geschilderd hek en er gaat geen
week-end voorbij of één van die hekken is stuk
gereden. Aan den éénen kant worden nieuwe
wegen aangelegd om de snelheid te bevorderen
en stagnatie te voorkomen en aan den anderen
kant wordt deze snelheid weer op indirecte wijze
beperkt.
Het eerste deel van dezen weg is van fietspa
den voorzien want de fietssport neemt in Enge
land zeer toe. Fietsers zijn echter niet verplicht
van deze fietspaden gebruik te maken de re
geering zegt namelijk niet tot dwang over te wil
len gaan en dientengevolge treft men het
meerendeel der fietsers nog op den grooten weg
aan, liefst bij drieën naast elkander. Er is in
r°°l*r,!S SPUit
ró°' f"7I
«chi"c hondia' "eem'
ZOON VAN PEKEL A, GRONINGEN
(Adv. ingez. Med.)
Maria Kreitner: Ontmoeting
op de weg naar school.
Vertaald door Diet Kramer.
A'dam. Uitg. Mij. Hollandia.
Het laait zich begrijpen dat iemand van
Diet Kramer's talent zich tot het vertalen
van dqzen Weensohen roman heeft aange
trokken gevoeld en er in geslaagd is die fijne
sfeer, dat eigenaardig aroma van beminnelijke
zwoelheid, die op de grenzen tusschen Liebelei
en Liefoe blijft zweven, in ons kalme Holland -
sohe taaleigen te bewaren. Het is geen ge
ringe verdienste van Maria Kreitner's roman
dat de lezer, wat toon en stemming van haar
verhaal aangaat, vaak aan den grootmeester
van dit genre, aan Arthur Schnitzler her
innerd wordt.
Niki, een ouderloos meisje van zoowat ze
ventien jaar dat nog op het gymnasium gaat
en bij een nuchter-strenge tante Arnalia wordt
opgevoed, wordt verliefd op een veel oude
ren man, dien zij geregeld 's morgens, bij het
naar school gaan, aan de tramhalte ontmoet.
Hij heeft haar een paar keer scherp aan
gestaard, geboeid door haar nog kinderlijke
en volmaak t onschuldige schoonheid-in-bloei,
en dat heeft, zonder dat hij dat kon vermoe
den, bij het nieiske iets wakker gemaakt, dat
nog geen naam kon hebben, doch haar naar
genegenheid hunkerend zieltje volslagen uit
het lood wiei-p. Ze wordt droomerig op school,
haar vroeger uitstekende rapporten worden
slecht en tante Amalia wordt ongenietbaar
der dan ooit.
Op een familiefeest waaraan ook Niki voor
het eerst van haar leven mag deelnemen,
blijkt ook de man van de tramhalte tot de
gasten te behooren. Hij is een jeugdvriend
van Niki's oom, voor wien het feest gegeven
wordt omdat hij trouwen gaat. Heel fijntjes
heeft de schrijfster Niki's verwarring bij de
'kennismaking met den man van de tram
halte dien wie nu verder Adrian noemen
ontleed.
Zij is een zuiver, onbedorven kind nog met
een helder verstand en haar Schwarmerei
voor Adrian is instinctief-echt en naar een
motiveering- ervan zoekt ze niet. Het is voor
haai- iets van zelf sprekend. De oudere Adrian
bemerkt dat zijn aanvankelijk slechts simpel
mannelijke belangstelling voor het kind tot
iets veel ernstigers gaat uitgroeien, hij wordt
verliefd op haar en neemt zich voor, haar
over enkele jaren, als zij volwassen zal zijn,
tot zijn vrouw te maken. Intusschen ontwik
kelt zich tusschen hen beiden een alleraar
digste vriendschappelijke omgang, waarbij hij
als oudere broer optreedt en zij haar oude
vroolijkheid terug krijgt en weer schitterende
rapporten voor tante Amalia mee naar huis
brengt. Het is den beiden jongen menschen
heilige ernst en Adrian heeft er dan ook zijn
verhouding met een mooi Weensch atelier
meisje voor uitgemaakt.
Wanneer we het résumé van den inhoud
hier even onderbreken is het om den te
nuchteren Hollandschen lezer te waarschuwen
niet te spoedig met een „ajakkes wat een
zoetigheid met slagroom", zich van de zaak
af te maken. Het gaat bij een goed boek im
mers niet zoozeer om het verhaaltje dat is
gauw genoeg verteld maar om de meer
dere of mindere subtiliteit in het doordringen
in de onbewustheden van het doen en laten
van groote en kleine menschen. Als zoodanig
is Maria Kreitner's werk zeer opvallend goed.
't Is niet zoo rotsvast-raak als Sohnitzler's dia
logen soms waren, maar zij schept een even
doorzichtige sfeer om haar figuren. En even
als vaak bij Schnitzler komt ook bij deze
jongere auteiur, na wat ons soms te veel fondant
mocht schijnen, die tristesse de coeur intfinie
waarmee zooveel Liebelei eindigt.
Adrian is een beste jongen en hij heeft zich
werkelijk niets te verwijten als zijn vroegere-
Ik sterker blijkt dan zijn zelf geconstrueerd
toekomstig-Ik; als het vriendinnetje sterker
blijkt dan Niki en de laatste haar eerste groote
liefde met het eerste groote leed betaalt.
Overigens, nogmaals, het verhaaltje is niet
nieuw. Het geval doet zich in Patagonië zoo
goed als in Weenen voor. Maar van de speciaal
Weensche nuance heeft Maria Kreitner een
klein kunstwerk gemaakt.
Ellen Forest: Senussi. Rrusse
Uitg. Rotterdam.
„Ciet van den Akker was een doodgewone
Hollandsche vrouw, weduwe van een keu-
jn aanzien van
Kooken of vuuR
rigen bankier, die haar net niet te lang ver
veeld had om haar een vriendelijke herin
nering te laten". Deze doodgewone Hollandsche
vrouw gaat op reis en beleeft zeer ongewone
avonturen waaruit Ellen Forest haar jongste
boek distilleerde, een romantisch verhaal van
250 pagina's, op de bekende coulante wijze
geschreven en ondanks de niet bijster aan
gename karaktereigenschappen dezer dood
gewone dame vol spannende momenten en
beschrijving.
Ciet verveelt zich en gaat naar Monte CteJo
met het plan een zeereis naar Afrika te onder
nemen. Aan de speeltafel maakt ze kennis
met den Arabier Sheik Senussi die later met
haar op dezelfde boot zal zijn, waar hij pro
beert haar met geweld te vei'overen, nadat hij
haar hut is binnengedrongen. Wel beant
woordt zij zijn kussen maar verzet zich tegen
verdere veroveringen op deze wijze, en als Se'
nussi weigert heen te gaan belt zij om de
stewardess. Woedend geeft Senussi haar een
feilen slag op haar- wang, wat we hem niet
al te kwalijk kunnen nemen, en verdwijnt
schielijk. Ciet kijkt in den spiegel.
„Een klap van een man en het was
heerlijk, fijn! Wat een kerel, wat een dier, wat
een schat!"
Zoo heel erg doodgewoon lijkt Ciet niet als
Hollandsche vrouw, doch dat is meer een
quaestie van appreciatie van onzen landaard.
De lezer weet nu wel zoo ongeveer wat hij aan
Cièt heeft en behoeft zich door dit kleine
citaat over haar doodgewoonheid niet verder
te verbazen, noch bevreesd te zijn voor meer
dere schokkende gebeurtenissen van dien
aard. Hij zou, het boek daarom terzijde leg
gend, veel aardigs missen. Want Ciet gaat.
heusch trouwen met Senussi tenminste daar
houdt ze de in de woestijn gepleegde plech
tigheden voor. Ze komt inderdaad in den ha
rem van Senussi, die haar na korten tijd be
schouwt en behandelt als de vele andexen,
waarmee hij getrouwd is. Ze wordt ook uit
dien harem ver-lost en na de vlucht met de
Italiaansche officieren, die haar uit Senussi's
handen bevrijden, de zwerftocht terug naar
Holland en het gelukkig einde als Van der
Meersch, die haar al op de boot voor Senussi
gewaarschuwd had, dan in Amsterdam voor
haar neus komt te staan en nog even verliefd op
haar is (ook al zoo iets doodgewoons), wel,
dan heeft de lezer zich kostelijk met dit werk
den tijd verkort en door de bereisdheid van
Ellen Forest nog aardig wat opgestoken over
landen en zeden, waar hij misschien tevoren
geen weet van had Net als bij een film uit
vreemde landen, waar de topographische
plaatjes vaak belangrijker zijn dan de in
trige, die wel eens wat te grof in elkaar gezet
is. De schrijfster van Senussi excelleert in
reportage en causerie en bereikt daarin een
kunstenaarschap dat heelemaal niet doodge-
gewoon, misschien zelfs niet Hollandsch is.
Een genre apart, meer cocktail dan Wiener
mélange.
J. H. DE BOIS.
OLIESTOOKINRICIITING - STOOPLAAN 35.
(VWVCW ESSE- FORNUIZEN.
(Adv. ingez. Med.)
Engeland namelijk een Fietsbond en die Fiets-
bond verzet zich tegen fietspaden en adviseert
haar leden er niet op te rijden, want zeggen zij,
fietsers hebben evenveel recht op den weg als
autorijders (ook al is er in Engeland geen rij
wielbelasting), Hun averechtsche redeneering
culmineert in de conclusie dat als fietsers ver
plicht zijn fietspaden te gebruiken, ze wel eens
verbannen zouden kunnen worden van wegen,
waar geen fietspaden zijn. Zoo ligt de kwestie al
jaren en de regeering voelt er niet voor haar
met een beslissing op te lossen. Het fietspad langs
Western Avenue is dan ook meer een probeer
sel en houdt na de eerste 10 of 15 kilometer al
weer op.
Ook verschilt de wegbreedte van dezen kaars
rechten weg na ieder verkeerseiland. Soms is
het verkeer uit beide richtingen ongescheiden,
hier met ruimte voor drie, elders met ruimte
voor vier vervoermiddelen. Dan weer is de weg
verdeeld door een smalle reep gras met nette
bloemperken, met ruimte voor twee of drie ver
voermiddelen aan beide kanten. Als je den weg
niet kent zijn er dus steeds verrassingen en het
is dan ook geen uitzondering om op een misti-
gen avond een auto aan den verkeerden kant
van de grasreep te zien ploeteren, niet begrij
pend. waarom hij zooveel auto's tegen komt, die
telkens vlak voor zijn neus staan tot hij merkt,
dat hij aan den anderen kant van den grasreep
hoort te rijden.
Een veertig kilometer buiten Londen is alles
aanmerkelijk makkelijker. Het verkeer is dan
wat uitgedund. Wel komen er dorpjes, die zich
mijlen lang uitgerekt langs den weg hebben ge
nesteld, maar van opstopping is geen sprake
meer. Het wegdek is uitstekend en in bochten
van rijen kleine reflex-lichtjes voorzien, die het
verloop van de bocht duidelijk maken.
Naar het noorden is het verkeer minder druk.
Naar het oosten en zuiden oneindig drukker. De
richting Londen-Brighton is bijvoorbeeld bijna
geheel bebouwd en vooral op week-ends be
weegt zich hier een voortdurende stroom van
verkeer, van lieden die de zee willen zien en die
met een beetje geluk op één dag net heen en
weer kunnen rijden.
Zoo deelde de B.B.C. mee dat tijdens de
Paaschdrukte het verkeer naar het zuiden zich
niet sneller dan 9 tot 15 kilometer per uur be
woog en tevens dat zelfs tot na den middag
auto's nog steeds bezig waren de stad te verla
ten.
Zoodat u wel ziet dat het voor een Londenaar
niet zoo eenvoudig is om van z'n vrije dagen te
genieten, als hij er tenminste zijn zinnen op
heeft gezet wat groens en wat zee te zien.
Vr. S.
KLOKJESBLOEM
Campanula is een plant, die op den droog-
sten zandgrond nog uitbundig bloeit; en de
vroolijke klokjes met hun heldere kleuren en
het, ondanks een droge standplaats, sappige
groen geven zoowel aan een border als aan
een rotstuin maandenlang een welkome fleu
righeid.
Voor het goed gedijen van de plant is het
echter noodig. dat de grond niet te zeer be
mest is, en dat de standplaats vooral niet te
vochtig is. Verder houdt de Campanula veel
van zon.
Er zijn zeer veel vai'iaties in de Campanula-
bloemen. Er zijn blauwe, witte en violetkleu
rige, enkele en dubbele bloemen, zittende en
hangende klokjes.
Eén van de Campanula's is in den laatsten
tijd als kamerplant zeer geliefd en bekend, de
Ster van Bethlehem. En ook in de kamer blijft
ze haar reputatie getrouw en prijkt er maan
denlang met een overvloed van bloemen.
Voor den rotstuin hebben we eenige laag-
blijvende soorten, waarvan nogal bekend zijn
de Campanula Poi'teschlagiana. met blauw-
violette bloempjes en Campanula pusilla met
een blauwe en een witte variëteit.
Iets hooger, tot ongeveer vijfentwintig cen
timeter, wordt Campanula carpatica, die even
eens een witte en een lilablauwe variëteit
heeft.
Deze Campanula carpatica kan zoowel in
den rotstuin als in de voorste rij van een bor
der worden geplant.
Campanula persicifolia
Van de forschere. hoogere soorten zijn het
meeste bekend Campanula glomerata en Cam
panula persicifolia. Vooral van deze laatste
komen weer vele variëteiten voor, waarvan
misschien wel de allermooiste ls de Campanula
persicifolia Telham Beauty. Deze heeft zeer
groote lilablauwe bloemen, die den vorm heb
ben van wijdopenstaande, bijna schaalvormige
kelken.
De meeste Campanula's zijn vaste planten.
Enkele zijn tweejarig o.a. Campanula medium,
het tüffl'kiokje.
Deze Campanula medium kunnen we in
April—Mei in den vollen grond zaaien. Later
moeten de plantjes een paar maal worden ver-
speend. Wanneer we ze 's winters buiten laten
staan, wat heel goed kan. zorgen we liefst
we! voor wat bedekking, In het tweede jaar
bloeien ze en sterven na den bloei.
A. J. D,