De Duitscher begrijpt niets
van de Britsche houding.
BOEKEN UIT HET BUITENLAND.
Korenbloem.
De propaganda mist haar uitwerking niet
Litteraire
Kantteekeningen.
ZATERDAG 22 JUtl 1939
HAARLEM'S DAGBLAD
Het laatste boek van Joseph Roth.
Toen Joseph Roth twee maanden geleden
stierf, werd het gilde der schrijvende emigran
ten van een zijner sterkste figuren beroofd.
Roth, van Oostenrijksch-Joodsche afkomst, was
een der auteurs, die zich door de politieke om
wentelingen der laatste jaren van hun vader
land zagen beroofd en sindsdien vertoefde in
Amsterdam of Parijs, een rustelooze, tragische
figuur. Tijdens den oorlog diende hij in het
Oostenrijksche leger en hij hield zeer veel van
zijn land: zijn meesterlijke roman: „Radetzky
Marsch" gaf een prachtige verbeelding van het
vóór-oorlogsche Oostenrijk-Hongarije onder het
bewind der Habsbux-g-monarchie. Niemand kon
er aan twijfelen, of deze auteur was een man,
die lééfde in zijn geboorteland, hij was een be
langrijk kunstenaar en hield zich buiten de
politieke activiteit. Toch was het duidelijk, dat
hij onder de huidige omstandigheden daar niet
langer vertoeven kon: hij kon niet ademen in de
sfeer, die de laatste jaren het leven van zijn
land bepaalt.
Zoo werd hij veroordeeld tot het nomaden
leven, dat velen noodgedwongen met hem dee-
len. Maar Roth, hoe internationaal georiënteerd
hij ook mocht zijn en hoevele malen hij ook
voordien in Parijs had vertoefd, was door zijn
gedwongen ballingschap in zijn natuur toch
zwaar verminkt: zijn werken van de laatste jaren
bewijzen, dat hij nimmer dien slag te boven
kwam. Het sterkst was misschien nog zijn Na
poleon-roman: „Hundert Tage", maar het peil
van zijn beide meesterwerken „Hiob" en „Ra
detzky Marsch" wex-d daarin toch niet ge
ëvenaard. Hij zal dit zelf hebben geweten en hij
leed er onder, hij werd een tragische, eenzelvige
in Amsterdam of Parijs en zijn leven is daar
aan ten gronde gegaan.
Nu ligt zijn afscheid voor ons: „Die Legende
vom heiligen Trinker", een klein boekje, het
laatste dat hij voltooide. Is het een apologie?
Een laatste stem uit de tragische wereld, waarin
hij meer en meer verloren ging? Men neemt het
niet zonder ontroering ter hand, men aanvaardt
het als het wonderlijke testament van een groot
kunstenaar, die in de harde, bittere werkelijkheid
niet leven kon en die daarom vluchtte in een
ander bestaan, eenzelvig en stil.
Van dit andere bestaan de wereld van den
drinker is deze nagelaten legende een merk
waardig getuigenis. Het is niet wanhopig of
hopeloos, niet verbitterd of verbeten, het is een
leven als een droom. De harde realiteit der
dagelijksche dingen heeft er haar verschrikking
veiioren, keer op keer wordt het verloop der-
dingen door een wonderlijk, gelukkig toeval
bepaald. Het is een lichte, zwevende roes, die ons
onverschillig maakt voor het dreigen van den
tijd, een veilig verblijf voor den artist, die uit
zijn eigen vaderland verdreven werd.
Dit geheele prozawerkje is doortrokken van
een lichte, even weemoedige muziek, soms als
CENTAÜREA.
Centaurea Cyanus is onze bekende wilde
korenbloem, die zoo prachtig uitkomt tusschen
de rijpende halmen van een korenveld. De
diepblauwe kleur, het „korenbloemblauw", trekt
steeds onze aandacht. En van onze wandeling
kunnen we wel niets mooiers mee naar huis
brengen, dan een echte veldbouquet van koren
bloemen, klaprozen en margrieten.
Deze zelfde Centaurea Cyanus kunnen we in
onzen tuin gemakkelijk zaaien, maar we zullen
dan zeker de dubbelbloemige variëteiten kiezen,
die in een tuin beter voldoen. De grond moet
liefst wat kalkhoudend en zandig zijn en mag
niet met verschen mest zijn vermengd. In April
—Mei kunnen we ter plaatse zaaien. We duimen
dan later uit.
een sprookje. De „muziek" van zijn boeken heeft
Roth altijd zeer belangrijk gevonden: zijn
Duitsch heeft ook niets van het meer harde
Pruisische taalgebruik, het was eerder verwant
aan de vloeiende, melodieuze taal, die b.v. de
dichter Rilke zoo meesterlijk hanteerde. Het
spreekt daax-om welhaast vanzelf, dat deze wijze
van schrijven zich uitmuntend leent voor een
zoo zwevend, melodieus verhaal als deze legen
de en daarom kon dit afscheid ook een zoo
kostelijk voorbeeld worden van Roth's gaven als
taalkunstenaar.
Centaurea superba.
Van Centaurea Cyanus zijn ook variëteiten
met anders gekleurde bloemen te krijgen: don
ker blauw, zacht roserood, steenx-ood, wit en rose.
Maar daax-naast zal door de meesten zeker ook
de oorspronkelijke blauwe kleur worden gehand
haafd.
Een zeer mooie soort, eveneens een eenjarige
plant, is de Centaurea superba, ook wel ge
noemd: Centaurea moschata imperialis, Keizer-
centaurea. Deze kan tot tachtig centimeter hoog
worden. De bloemen zijn gx-oot en zeer welrie
kend. De lintbloempjes zijn fijngetand en hebben
een buitengewoon mooien zijdeachtigen glans.
Er zijn lilarose, rose, witte en bruinroode varië
teiten van. Al deze variëteiten leveren in Juli
en Augustus een rijken oogst aan mooie en
stevige snijbloemen, terwijl ze ook als groepjes
in den border een mooi effect maken. We moeten
er echter wel steeds aan denken, dat de grond
niet versch bemest moet zijn en zeker niet
zwaar bemest, zooals voor andere borderplanten
soms noodig is. We mogen ons dus niet alleen
door het te verwachten kleureffect laten leiden
bij het uitkiezen van een plaatsje in onzen
border.
Behalve de eenjarige Centaurea's bestaan er
ook vasteplant-korenbloemen, o.a. de Centaurea
montana. Deze wordt veel minder hoog, ongeveer
dertig centimeter.
We kunnen de Centaurea montana het beste
vooraan in den border plaatsen. Ook hiervan
zijn er vele mooi gekleurde variëteiten: zwavel
gele, witte, zachtrose, vleeschkleurige x-ose en
violetblauwe. Bij deze soort behoeft men ook
niet zoo voorzichtig te zijn met het bemesten
van den gron^
L. J. D.
Joseph Roth, naar een teekening van
Roger Wild.
In sobere, doch zeer zuivere taal heeft de
auteur hier het wondex-lijke leven van den
drinker Andreas in Parijs weex-gegeven. Andreas
was een Pool, die als mynwerker naar Frankrijk
kwam en die na een ongelukkigen twist in de
gevangenis raakte. Eenmaal zonder werk zakt hij
steeds dieper weg en aan het begin van het ver
haal hooi-t hij bij het leger der dak- en name-
loozen, dat 's nachts aan de Seinekade te Parijs
onder de bruggen slaapt. Doch plotseling ge
schiedt het eerste wonder: een welgestelde heer,
die tot een godsdienstigen levenswandel is be-
keei-d en die tot de armen wil afdalen, geeft
Andreas tweehonderd francs. Andreas wil ze
niet zonder meer aanvaai-den en hij belooft den
milden gever, op diens vex-zoek, het bedrag in
een kleine kerk te deponeeren, zoodra hij daar
toe in staat is.
Voor Andreas, die vele jaren slechts van
tweehonderd francs droomen kon, begint nu een
onwezenlijke tijd. Zijn arme, totaal verwaar
loosde plunje, zijn volkomen ontwend zijn aan
alle vormen van geregeld maatschappelijk
verdeer, zijn dakloos zwerven, dit alles doet
hem als een volledig vreemde in het leven staan.
De tweehonderd francs zijn echter pas een be
gin: wanneer hij zich op een café-terras ,zit te
verwonderen over zijn rijkdom, knoopt een heer
die naast hem zit, een gesprek met hem aan. Die
heer gaat verhuizen en hij zoekt voor een paar
dagen een goeden knecht: zijn oog is op Andreas
gevallen. Hij moet twee dagen werken en krijgt
daarvoor tweehondex-d francs.
Ook deze, nóg meer geregelde vorm der men-
schelijke samenleving ondex-gaat Andreas met
verwondering en deze verwondex-ing stijgt nog
hooger, wanneer hij toevallig een ouden jeugd
vriend treft. Deze jeugdvriend, ook een Pool, is
een beroemd voetballer geworden en voert een
x-ijk leven: hij geeft Andreas een nieuw pak en
laat hem wonen in een keurig hotel. Andreas
raakt dus steeds verder van zijn oude leven af en
gaat zich tegelijkertijd steeds meer wennen aan
zijn wonderlijken rijkdom, want aan niets is de
mensch zoo spoedig gewend als aan een zekeren
welstand. Hij meent er ook recht op te hebben,
vindt honderd francs weinig als hij vroeger één
franc véél vond. Doch ook in dien staat blijft het
wonder Andreas trouw: in een toevallig gekoch
te, oude portefeuille vindt hij een biljet van dui
zend francs. Hij komt er alleen niet toe zijn eere
schuld in de kapel terug te betalen, want telkens
als hij daarheen gaat, ontmoet hij iets of iemand
en hij belandt weer op een café-terras. Het on
gelukkige en het gelukkige toeval, dit zijn de
polen, waartusschen Andx-eas' vreemde leven
heen en weer slingert.
En als hij eindelijk toch weer berooid is en
naar de Seinekade teruggaat, komt opnieuw de
vreemde rijke heer om hem de tweehonderd
francs te geven welke hij naar de kapel moet
brengen. En opnieuw belandt Andx-eas in de
kroeg, opnieuw wordt hij verhinderd te doen wat
hij beloofde. Hij geeft veel meer uit dan hij fei
telijk heeft, want hij kan niet rekenen. Weer
zweeft hij weg in de nevels van den roes, tot een
bijna hemelsche gestalte hem schijnt te redden.
In het cafétje, waar hij zit te drinken, komt een
jong meisje binnen in een hemelsblauw kleed,
als een kleine heilige, als een gestalte in de ka
pel. Alles vloeit dan voor zijn oogen tot een za
ligen droom ineen en hij valt om als een blok, hij
sterft en men draagt hem naar de kapel, waar
hij zelf niet komen kon.
Het is haast onmogelijk na te vei-tellen, dit
zoete, zwevende verhaal. Het trekt aan den le
zer voorbij in melodieën, gestalten en stemmin
gen, alle in elkaar overstroomend, wezenlijk en
onwezenlijk tegelijk. Het is een verhaal van een
vreemden, eenzelvigen troost, ver buiten deze
harde wereld; het is de illusie van het wondei-,
dat den armen, dakloozen zwei-ver zijn verwor
pen bestaan ontneemt en hem weer terugbrengt
in de veilige ox-de der maatschappij, dat hem
weer een menschelijk doel geeft, menschelijke
belangen en menschelijke eer.
Men zegt vaak, dat kunst veelal wordt geboren
uit hunkering en heimwee en wie ziet dan niet
in de gestalte van den wondex-lijken drinker An
dreas de gestalte van Joseph Roth? Ook hij was
een zwerver, een daklooze, een dx-inker, en hoe-
vele malen zal hij niet gehunkerd hebben naar
de vaste beslotenheid van wat zijn jeugd vorm
de en hem van harte diex-baar was? Vluchtte ook
hij niet in den droom, waarin het wonder ko
men zou om hem weer terug te brengen in het
gewone leven, dat hem door den tijd zoo bitter
was ontnomen? De droom, de roes had dus een
dubbele beteekenis: hij beschermde hem tegen
zijn leed en bi-acht hem tevens de vervulling,
welke hij van de werkelijkheid niet meer ver
zachten kon. En voor het laatst van zijn leven
heeft hij dezen droom gestalte gegeven, hij nam
afscheid met dit veiTe, ontroerende portret van
zichzelf, aanklacht en zelfverdediging beide.
Zoo blijft hij in „Die Legende vom heiligen
Trinker" voor ons bewaard; de uitgestootene on
der aan de Seinekade, die geen ander tehuis
vond dan het leven van den benevelden droom.
GABRIëL SMIT.
•Joseph Roth: „Die Legende vom heiligen
Trinker". Allex-t de Lange Verlag, Amster
dam 1939.
PERSONALIA.
Voor het examen door de Vereeniging Ne-
derlandsch Handels-Instituut te Amsterdam
slaagde voor het diploma Engelsche Handels
correspondentie onze plaatsgenoot de heer
Joh. Troost.
B. en W. van Haarlem stellen den raad voor
te benoemen tot onderwijzex-es aan de school voor
voox-bereidend onderwijs No. 4 (Corn. v. Noor
destraat) mej. G. C. van Riet Paap te Haarlem.
Voorts stellen B. en W. voor mej. D. Geldof
te benoemen tot tijdelijk leerares in de wis- en
natuurkunde aan de H. B. S. A.
Eerst Dantzig en dan een
vredesaanbod.
Onze Berlijnsche correspondent schrijft
ons d.d. 20 dezer:
De biertafel-strateeg, de luidruchtige, met
zichzelf ingenomen chauvinist, die tijdens
den wereldoorlog aan zijn stamtafel alle veld
slagen won en de wereld onder den Duit-
schen adelaar bracht, is nog steeds niet uit
gestorven. Hij leeft ook nu nog. Maar er heeft
tenminste deze groote verandering plaats
gevonden, dat zijn daverende betoogen in
het gunstigste geval in het luchtledige ver
klinken terwijl ze meestal begeleid wordext door
het homerisch gelach van zijn auditorium.
Zou het al tot een oorlog komen, dan rekent
het Duitsche volk ditmaal niet op een
„frischen fröhlichen Krieg".
Heel de wereld staat met het geweer aan
den voet en ziet vol spanning naar Berlijn, of
daar de oorlogsvlag geheschen wordt. Deson
danks is het op 't oogenblik in geen Euro-
peesche hoofdstad zoo volslagen rustig als
juist te Berlijn. Men begint den laatsten tijd
wel meer over den oorlog te spreken en dege
nen, die aan de mogelijkheid van een con
flict zelfs weigerden te gelooven, worden
steeds zeldzamer. Maar dit verhindert niet.
dat men in het algemeen den oorlog nog be
schouwt als iets, dat ver weg is, dat misschien
zou kunnen komen, zooals er ten slotte ook
een aardbeving kan komen, maar dat nog
geenszins dreigend in de lucht hangt.
Het vex-vult den nationaal-socialistischen
machthebbers met trots, dat het Duitsche
volk in dezen ernstigen tijd zoo rustig zijn
gang gaat en geen oogenblik geplaagd wordt
door de zenuwen, welke andere volken parten
spelen. Eerlijk gezegd lijkt het ons echter een
open vraag, of het Duitsche volk in den hui-
digen „oorlog der zenuwen", zooveel meer
weerstandsvermogen toont, als zijn leiders
ons willen verzekeren.
Eenzijdige en onvolledige
voorlichting.
Men moet nooit vergeten, dat het Duitsche
volk slechts zeer eenzijdig en vooral zeer on
volledig op de hoogte wordt gesteld van het
geen er ook in Duitschland zelf aan de hand
is. De gemiddelde Duitscher weet zoo gced als
niets van de kolossale militaire maatregelen
welke zijn land genomen heeft en die be
denkelijk dicht grenzen aan een soort mobili
satie.
Hij wordt dag en nacht bewerkt door een
propaganda, die niet ophoudt te verzekeren,
dat de Duitsche militaire macht onoverwin
nelijk is, dat het Engelsche wereldrijk zijn
doodstrijd strijdt, dat het Fransche oorlogs
apparaat een fictie is, wanneer het tegelijker
tijd door Spanje hetwelk sinds jaar en
dag als een militaire bondgenoot der mogend
heden van de spil wordt afgeschilderd
Italië en Duitschland wordt aangevallen, dat
Amerika er wel heilig voor op zal passen,
zich aan een duel met de autoritaire staten
te wagen, dat Polen reeds nu financieel
materiaal en moreel zoo goed als uitgeput is.
dat ten slotte Rusland een spelletje speelt
van kat en muis met Engeland, dat volgens
Jack London. Zijn Leven en zijn
Werk door Irving Stone. Bewerkt
door A. M. de Jong. Den Haag. Leo
pold's Uitg. Mij.
Rumoerige levens. Irving Stone houdt er
van, er de biograaf van te zijn. Meer dan an
dere menschen leveren kunstenaars er voor
de stof. Hun meestal egocentrisch gevoelsle
ven, hun tegenzin in al wat maatschappelijk
aan banden gelegd en geformuleerd is, een
enkele maal zelfs hun zuiver psysieke afwij
kingen van den gangbaren norm maken hen
voor de boekenlezers prachtobjecten ter be
schrijving. De algemeen-menschelijke nieuws
gierigheid naar eikaars doen en laten, die be
gint met de wetenschap dat de mevrouw van
schuin hierover geen personeel kan houden
omdat ze zoo lastig van humeur is. wordt wel
iets vergefelijker wanneer het over de levens
omstandigheden van kunstenaars gaat, wier
werk men misschien bewonderd heeft en die
men op deze wijze dichter in den kring van
zijn genegenheid kan betrekken.
Er zou lang en onvruchtbaar over te discus
sieeren zijn of het niet gewenschter zou we
zen, minder aandacht aan de levens, en meer
aandacht aan het werk der kunstenaars te
schenken. Daar zou inderdaad veel voor te
zeggen zijn, sinds een soort levensbeschrijving
in zwang kwam, die de juiste verhoudingen
uit het oog verloor, die. zelfzuchtig, die levens
meer gebruikte als kneedbare stof voor min
of meer boeiende lectuur, dan, bescheiden en
ondergeschikt aan de stof, die levens te bena
deren met de omzichtigheid die vereischt
wordt als men werkelijk de kuxost en den ar
tist waarover men spreekt met zijn geschrift
eeren wil.
Irving Stone is in ons land bekend gewor
den door zijn levensbeschrijving van Vincent
van Gogh, die hij in 1935 onder den titel Lust.
for Life in Amerika publiceerde. Al viel niet
te ontkennen dat Stone voor zijn roman
(A novel of Vincents Life noemde hij zijn ar
beid) van de bestaande litteratuur over den
schilder naarstig had kennis genomen en per
soonlijk getracht zich hier en in Frankrijk
over Vincent's bestaan nog bijzondere gege
vens te verschaffen, bleef aan zijn verhaal
toch dat oppervlakkige en op effect bereken
de kleven, waardoor aan zijn wijze van zijn
onderwerp te behandelen veel van de noodza
kelijke beschroomdheid ontnomen werd. De
lezer kan die nuances in de levensbeschrijving
zelf best controleeren, wanneer hij de moei
te neemt Irving Stone's „novels" eens te leg
gen naast de biografie van Madame Curie
door haar dochter Eve (eveneens in het Hol-
landsch bij Leopold's Uitgeverij verschenen).
Hij zal dan opmerken dat daarin juist alle
..gezellig gekeuvel" ontbreekt en de grootheid
van het geschrift alleen door de soberheid cn
den alleen op waarheid ingestelden schrijf
trant ontstaat.
Jack London ook heeft de waarheid boven
alles lief gehad en zijn biograaf zal voor zich
dezelfde verdienste wallen opeischen. Maar
hun waarheid is vol rumoer en tegelijk vol
kleine dingetjes, die misschien wel waar doch
weinig ter zake dienende zijn. En als men
zich daarbij nu maar neerlegt en er zich ver
der geen zorg over maakt, is zulk een biogra
fie best te genieten en zelfs amusant en on
derhoudend.
De roem van Jack London als romancier, als
socialistisch hei-vormer, als wijsgeerig betoog-
schrijver en als journalist is misschien op
eenigszins Amerikaansche wijze ontstaan en
gekoesterd. Het is dan ook niet vreemd wan
neer zijn biografie eveneens een Ameri-
kaansch tintje heeft. „In de lente van 1913
was hij de best-betaalde, meest bekende en
populairste schrijver ter wereld, die de posi
tie innam, door Kipling ingenomen bij het
begin der eeuw. Zijn pox-tret werd zoo vaak
gepubliceerd, dat zijn jeugdig, knap, open ge
zicht bij millioenen menschen bekend en ge
liefd was", (pag. 295). Behalve zijn leven wordt
ook zijn banksaldo in deze biografie nauwkeu
rig nagegaan: wie eens weten wil hoe in het
land van Uncle Sam een schrijver het tot
succes en tot hooge honoraria brengt, vindt
in dit boek alleraardigste gegevens. En de
blik in de cuisine van een geestelijk werker
wordt misschien wel een ietsje te brutaal als
wij. op pag. 300. bij wijze van prijscourant
het lijstje met titels en bedragen vinden van
de ideeën en intriges voor korte novellen, die
Sinclair Lewis hem aanbood, en die Jack Lon
don tegen de gevraagde sommetjes van hem
overnam en gebxniikte. Een openhartigheid in
de publiciteit, die ik niet volmaakt waardee-
ren kan. al is ze in haar gedétailleerdheid wel
amusant. Ook heb ik nog nooit zoo iets elders
aangetroffen of dergelijke kasboekenextrac
ten gevonden van beroemde Fransche auteurs,
die meer publiceerden dan ze zelf schrijven
konden. Al zou het misschien voor de nieuws
gierige juffrouw van den overkant wel be
langrijk geweest zijn te weten wat die „mede
werkers" 'in de litteraire wereld van Parijs
nègres gedoopt) van hun bazen aan schrijf
loon ontvingen. Maar bij alle ondeugende
boosaardigheid van een Brousson bijvoorbeeld,
jegens zijn dooden patron Anatole France
IN bÜbtH EN HEIDE L>.J r Gü GAST
VOOC BRANDGEVAAR DUS OPGEPAST-
over die centenquaesties praat een Fransch-
man niet en babbelt graag de Amerikaan.
Jack London heeft in zijn reëele persoon
lijke leven veel met vrouwen van doen gehad.
Zijn „jeugdig, knap, open gezicht" (zie boven)
„bij millioenen menschen geliefd" doet dat al
eenigszins vermoeden. Dat hij in de twee wet
tige huwelijken die hij sloot niet bijster ge
lukkig is geweest is onder die omstandigheden
niet zoo verbijsterend. Zijn scheiding van Ma-
bel en zijn onmiddellijk daarop volgend hu
welijk met juffrouw Kittredge gaven den
Amerikaanschen kranten de steeds gewensch-
te afleiding en gelegenheid tot opwindende
artikelen met vetgedrukte koppen. Waaraan
de reeds genoemde millioenen vermoedelijk
weer gesmuld hebben. Ja, het was wel een
„rare", die Jack London, maar die histories
laat ik anderen over.
Veel boeiender is Stone's verhaal over Lon
don's jeugd en jongelingsjaren. Oude Indianen
verhalen uit onze jeugd van Fennymore Coo
per en Maine Raid ik hoop die namen cor
rect onthouden te hebben verbleeken er
naast. Jack London „was bang voor niets. Hoe
grooter gevaar, hoe grooter plezier. Was hij
niet een Viking, die de baai van San Fran
cisco was overgestoken in een open roeiboot,
bij een gierenden Zuidwester storm? Hij nam
de ongeloofelijkste risico's, sprong van treinen
in volle vaart en bij zoo'n waagstuk vloog hij
eens tegen een politie-agent aan, die op den
hoek van een straat naar den voorbijrijden
den trein stond te kijken; de man viel neer
en bleef bewusteloos liggen".
Wonderlijke dingen doet de jongeman, die
wereldberoemd moest worden, doordat hij
gouddelver in Klondyke, oesterdief in de baai
van Frisco, landlooper en journalist zou zijn
en nog veel andere dingen meer. die den weg
naar den roem onder gunstig meewerkende
omstandigheden kunnen effenen, maar die
toch het meest door zijn romans in Old Euro
pe bekend zou zijn, waar De gouddelvers van
Alaska, De wolfshond, Als de natuur roept
enz. enz. nog in het geheugen zijn blijvén
hangen, al was in 1913 Jack London's hoogte
punt in roem en scheppingskracht al bereikt.
Of er na vijf en twintig jaar voor die boe
ken nog belangstelling te kweeken is bij de
menschen die ze nog niet lazen in vroeger
dagen? Het boek van Stone bevat weinig dat
daartoe opwekt: hij schijnt die boeken ook
nu nog als dagelijksche spijze der leesgierigen
te beschouwen en laat dus een gelegenheid
voorbijgaan om de waarde van het „werk" in
het licht te stellen, waarmee dan de geeste
lijke en schoonheidswaarde, niet de commer-
cieele, bedoeld wordt. Dit zou de eenige op
merking zijn die men na de lezing van Lon
don's Leven en Werk maken kon dat voor
den lezer van vandaag aan dat leven iets min
der. aan het werk iets meer aandacht gegeven
had kunnen zijn. Aan de bloote titelvermel
dingen heeft men niet veel als men zich voor
dezen eenmaal veel gelezen schrijver zou wil
len gaan interesseeren. Maar zijn oude lezers
zullen van Stone's verhaal dubbel genieten,
daar hun herinnering gewekt en hun weetgie
righeid bevredigd wordt.
J. H. DE BOLS
de Duitsche pers door zijn poovere figuur in
China den lachlust der geheele wereld op
wekt.
Wanneer de menschen eens rustig bij el
kaar zitten, dan hoort men noga! eens de stel
ling verkondigen, dat Frankrijk een geduchte
tegenstander is en dat men met Engeland
nooit moet spotten, omdat het in laatste in
stantie toch altijd nog over de verwante vol
ken in Noord-Amerika, Zuid-Afrika en
Australië beschikt, die het moederland in tijd
van nocd niet ten onder zullen laten gaan.
Maar in het algemeen ls de propaganda
zeer doeltreffend gebleken en kon ze er in
slagen, den man van de straat ervan te over
tuigen. dat al zijn vijanden in een eventueel
conflict geen knip voor den neus waard zijn
en dat de wereld open ligt om door Duitsch
land en Italië veroverd te worden, in het ge
val de spilmcgendheden imperialistische nei
gingen hadden.
Men kan dan ook gerust beweren dat de
brie venschrijverij van den heer King-Hall c.s.
volslagen overbodig is. omdat dergelijke be
toogen alleen maar succes hebben bij een be
paalden kring van menschen. die Engeland
niet meer hoeft te winnen, daar zij Albion's
partij uit afkeer tegen het nationaal-socia-
lisme reeds lang gekozen hebben.
Vrouwen nemen dc plaats van
den man in.
In tusschen blijkt den aandachtigen waar
nemer uit dozijnen kleinigheden dat er wel
iets gaande is. Het getal weerbare mannen
in civiel wordt zienderoog kleiner en meer en
meer ziet men vrouwen vex*schijnen in be
roepen die zij sinds den wereldoorlog niet
meer uitgeoefend hebben. En als men dan of
ficieus verneemt, dat er op het oogenblik
vrouwlijke tramconducteurs, taxi-chauffeurs,
brievenbestellers en ambtenaren op allerlei
bureaux worden opgeleid, als men reeds vrou
wen kleine vrachtaut-os besturen en als glazen-
wasschers optreden ziet, als men leest, dat er
in ae industrie in den uilgebreidsten zin van
het woord tegenover minder dan 15 millioen
mannen reeds xoxim 7 millioen vrouwen wer
ken. dan hoeft men heele*maal geen spion te
zijn om te conslateex-en dat het Duitsche eco
nomische leven op oorlogsvoet gebracht wordt
en misschien zelfs reeds gebracht is.
In het algemeen kan men zeggen dat de ge
middelde Duitscher niets begijpt van Enge-
land's houding. Het spreekt van zelf dat de
kranten en de radio geheel in het kader van
de Duitsche propaganda die er zich altijd
weer op toelegt om ook de meest gecompli
ceerde vraagstukken tot een nietigheid te redu
ceeren er niet aan denken om het Duitsche
publiek te onthullen, dat het op het oogenblik
gaat om een nieuwe orde in Europa. De
Führer heeft uitdrukkelijk verklaard zoo
heet het dat- hij niets anders wilde dan een
formeelen terugkeer van Dantzig binnen de
grenzen van het Derde Rijk cn een autoweg
door den Corridor naar Oost-Pruisen. En om
dit nu te verhinderen zou Engeland
dan begonnen zijn met een omsingelingsactie
te organiseeren, waarbij het er zelfs niet voor
terugschrikt om eventueel den bolsjewisti-
schen wereldvijand los te laten op een ont
redderd Europa. Chauvinistische Poolsche
kranten drukken „historische kaarten af,
welke zooals van zelf spreekt in Duitschland
gretig gereproduceerd worden en waaruit
dan zou moeten blijken dat de Poolsche West
grens eigenlijk over Neurenberg, Hannover en
Lubeck zou moeten loopen.
Het ligt voor de hand, dat iedere Duitscher
den eisch „Dantzig heim ins Reich!" en een
verbinding tusschen het rijk en Oost-Pruisen
door den Corridor volkomen gerechtvaardigd
acht.
Dat het eigenijk een beetje onlogisch is. dat
de heele beschaafde wereld zich practisch op
een oorlog voorbereidt alleen en uitsluitend
om 400.000 Dantzigers te beletten, zich bij
Duitschland aan te sluiten, dringt in den regel
niet tot hem door.
Hij voelt zich bedreigd door de westersche
democratieën en de propaganda heeft mak
kelijk spel, wanneer zij zegt dat in 1914 En
geland eveneens bewust een wereldoorlog
ontketeiTde om de Duitschers, die het zijn
vrienden noemt, maar voor wier ontembare
energie het bevreesd is, neer te slaan.
Als gezegd, zijn er, die hoog van den toren
blazen. Ze eischen niet alleen Dantzig en den
Corridor, maar ook een Poolsch protectoraat
om dezeiT brandhaard evenals den Tsjechi-
schen, voorgoed te blusschen en daardoor den
vrede in Europa te verzekeren. Het is wel
overbodig hieraan toe te voegen dat degenen,
die zoo spreken, een oogenblikkelijke terug
gave der koloniën als vanzelfsprekend be
schouwen.
Er zijn er echter ook en we zouden ons
sterk moeten vergissen, wanneer ze niet de
meerderheid vormden die volkomen tevre
den zouden zijn wanneer 't probleem Dantzig
geregeld werd in den zin der minimum-eischen
die Hitier aan Polen heeft gesteld. Doch ook
dezen laten zich niet van hun standpunt af
brengen. dat Duitschland zijn ontroofde kolo
niën moet terug hebben.
In het buitenland is er sprake van bemid
delingspogingen, die nu eens van Koning Leo
pold van België dan weer van Mussolini zou
den moeten uitgaan. Wij hebben den indruk
dat hier de wensch de vader der gedachte is.
En ook in Duitschland worden de mogelijk
heden van 'n vriendschappelijke oplossing ge
gewikt en gewogen.
Met groote hardnekkigheid doet een gerucht
de ronde, dat Duitschland zich zal voorberei
den om eventueel tegen eiken aanval opge
wassen te zijn, dit tijdstip zou binnenkort
kunnen aanbreken, omdat er vrijwel niets
meer te doen is dan de voltooiing van de
versterkingen aan de Oostgrens en het bin
nenhalen van den oogst, waarna het Dant
zig zal bezetten om vervolgens een vredes aan
bod te doen aan de Westersche mogendheden.
De in dit vredesaanbod vervatte minimum
voorwaarden zouden dan in hoofdzaak zijn:
aansluiting van Dantzig bij het rijk. een vrije
verbinding tusschen hèt rijk en Oost-Prui
sen. teruggave van de koloniën en misschien
ook nog een overeenkomst der groote mogend
heden nopens beperking hunner bewape
ning.
(Nadruk verboden),