3iei nieuwe ka&inet DE NIEUWE MINISTERS MAANDAG 24 JUEI 1939 HAARLEM'S DAGBLAD Dr. Ir. M. H. Damme. Dr. Ir. M. H. Damme is 16 November 1876 te Breda geboren. Na aan de H.B.S. te Arn hem eindexamen te hebben gedaan studeerde hij aan de Polytechnische School te Delft. Het diploma voor werktuigkundig ingenieur be haalde de heer Damme in 1898, waarna hij een aanstelling als ingenieur bij de Staatsspoor wegen op Java kreeg. Na de verschillende ran gen te hebben doorloopen volgde de heer Damme in 1913 Ir. H. F. van Stipriaan Luiscius op als hoofd van de Staatsspoor- en Tram wegen in Ned.-Indië. Na een onderbreking van 2 jaar (1919—1921) toen de heer Damme een particulier bedrijf leidde, de oliefabriek Insu- linde, keerde hij ha gouvernementsdienst te rug en wel als gedelegeerd lid van de Sema- rangsche spoorwegcommissie. Als voorzitter van de salariscommissie voor burgerlijke landsdienaren ontwierp hij een herziening dier bezoldigingen. Na een bespre king in Nederland met den toenmaligen mi nister van Koloniën, den heer S. de Graaff, keerde de heer Damme naar Indië terug om het ontwerp als regeeringsgevolmachtigde in den Volksraad te verdedigen. De raad aan vaardde het ontwerp en de heer Damme ging na 25 tropenjaren met pensioen. Lang heeft de heer Damme van zijn pensi oen niet genoten, want in 1925 werd hij direc teur-generaal der P. T. T., welk staatsbedrijf hij tot heden met groote energie en succes heeft geleid. Sinds 1935 is de heer Damme eere-üd en vice-president van het koninklijk instituut voor ingenieurs en voorzitter van de vereeni- ging Nederlandsch fabrikaat. In 1938 promo veerde hij tot doctor honoris causa in de tech nische wetenschappen aan de Technische Hoogeschool te Delft. Hij is lid van den raad van bestuur van de K.L.M. De heer Damme is ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw. C. W. Bodenhausen. De heer C. W. Bodenhausen is 24 Juni 1869 te Leeuwarden geboren en is dus 70 jaar oud. Na eindexamen H.B.S. te hebben gedaan wijdde hij zich aan de studie van belasting ambtenaar. In 1891 werd hij surnumerair der directe belastingen, invoerrechten en accijn zen: in 1395 ontvanger; in 1896 adjunct- in specteur en in 1399 inspecteur. Van den rijksdienst ging de heer Bodenhau sen in 1914 over naar den gemeentelijken dienst van de hoofdstad, want in dat jaar werd hij benoemd tot directeur der gemeente-be lastingen te Amsterdam. Tot 1921 bekleedde de heer Bodenhausen deze functie, waarna hij directeur van financiën in Nederlandsch-Indië werd. In 1929 benoemd tot lid van den raad van Nederlandsch-Indië was hij van 1931 1933 vice-president van dit hooge college. Na zijn repatrieering vestigde de heer Bodenhau sen zich te Baarn. Bij herhaling deed de re geering een beroep op zijn kennis en ervaring als belastingdeskundige door hem tot voor zitter van verschillende ministerieele commis sies te benoemen, o.a. leidde hij de werkzaam heden van het commissoriaal onderzoek inzake het complex van nieuwe belastingontwerpen, die nog niet door de Staten-Generaal zijn be handeld. Toen nu ongeveer anderhalf jaar geleden in het,Vredespaleis de internationale vereeniging voor financieel en fiscaal recht werd opge richt aanvaardde de heer Bodenhausen het voorzitterschap dier vereeniging. In die hoe danigheid opende hij het congres voor belas tingwetenschap, dat zoojuist te Scheveningen, onder presidium van prof Bruins, is gehouden. De heer Bodenhausen is ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw en comman deur in de orde van Oranje-Nassau. Prof. Ir. I. P. de Vooys. Pi-of. Ir. I. P. de Vooys is 3 Februari 1875 te Gouda geboren. Na de Hoogere Burgerschool in zijn geboorteplaats te hebben doorloopen studeerde hij aan de Polytechnische School te Delft. In 1896 verkreeg hij het diploma van werktuigkundig ingenieur. Van 18961899 was hij eerst adjunct-inspecteur en daarna inspec teur van den arbeid achtereenvolgens te Bre da. Arnhem, Deventer en 's-Gravenhage. Van 19091917 was hij gewoon hoogleeraar en van 19181930 buitengewoon hoogleeraar in de mechanische technologie aan de Tech nische Hoogeschool te Delft. Van 1914—1923 was prof. de Vooys voorzitter van het konink lijk nationaal steuncomité en van 19171930 directeur der Nederlandsche maatschappij tot ontginning van steenkolenvelden, later deN.V. Mijnbouw genaamd. Sinds 1930 is prof. de Vooys directeur van de Algemeene Kunstzijde Unie te Arnhem en sinds 1933 voorzitter van den Economischen Raad. Van zijn publicaties kunnen genoemd wor den: leerboek der mechanische technologie, geschreven in samenwerking met prof. L. A. v. Royen, dat in 1914 verscheen en in 1928 een 5cn druk beleefde; socialisatieproblemen in 1920: techniek en maatschappij 1921; duurte en duurte-bestrijding 1922; technisch econo mische gi'ondslagen der steenkolenmijn-in dustrie 1026; de bloei eener onderneming 1927; het sociaal karakter eener onderneming 1929 en redactioneele bijdragen, tusschen 1905 en 1920, in het tijdschrift ..De Beweging". Verder schreef prof. de Vooys verschillende gedichten: Van de armen 1903: Achter de taak 1928 en tijdschriftartikelen deels onder het pseudonieum van J. Molenmaker of G. Burger. Prof. de Vooys is ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw en commandeur in de orde van Oranje-Nassau. Mr. J. A. de Visser. Mr. J. A. de Visser is een zoon van wijlen den oud-minister van Onderwijs, dr. J. Th. de Visser en is evenals zijn vader dit was. de Chr. Hist, beginselen toegedaan. Hii is te Leusden geboren in 1883. bezocht de gymnasia te Am sterdam en Tiel. studeerde aan de Utrechtsche Universiteit in de rechten en promoveerde in 1909. Zijn ambtelijke loopbaan begon hij als adjunct-commies aan het Departement van Koloniën. Vervolgens trad hij in de rechterlijke loopbaan als ambtenaar van het openbaar mi nisterie te Assen. Na in die functie naar Am sterdam te zijn ovei'geplaatst, kwam hij te Assen terug, thans als substituut officier van justitie. Van 1920 af was hij gedurende tien jaren substituut officier van justitie te Rot terdam. In 1930 werd hij benoemd tot advocaat- generaal bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Van 1935 af treedt hij op als procureur-gene raal bii het gerechtshof te Arnhem. Ook in het politieke leven heeft mr. de Visser een rol gespeeld. Gedurende zeven jaren was hij lid van den raad van Rotterdam, gedurende acht jaren lid van de Provinciale Staten van Zuid- Holland en korten tijd lid van den Haagsrhpn raad Ook was hii voorzitter van den Chr. Hist, kamerkieskring Rotterdam. De heer de Visser is ridder in de orde van ïen Nederlandschen Leeuw. C. van den Bussche. De heer C. van den Bussche, die 2 Maart 1884 te Bergen op Zoom is geboren, heeft een merk waardige en eervolle loopbaan gevolgd. Aan vankelijk voor de houtvesterij bestemd, werd hij daartoe te Wageningen opgeleid. La 1905 ging hij als adspirant-houtvester naar Neder landsch-Indië. Eerst in Semaraiag geplaatst, daarna te Cheribon, kwam hij in Buitenzorg, waar hij in 1918 tijdelijk ter beschikking werd gesteld van den directeur van landbouw, nij verheid en handel. In 1919 kwam hij aan financiën. Na secreta ris van de bezuinigingscommissie en thesau rier te zijn geweest, werd hij in 1926 thesau rier-generaal en nog in hetzelfde jaar direc teur van financiën. In 1933 werd hij lid van den raad van Nederlandsch-Indië en in 1936 vice-presideiat van dien raad. Met ingang van 21 November van het vorige jaar is hem, op zijn verzoek, ontslag uit 's lands dienst ver leend, onder dankbetuiging voor de zeer ge wichtige gedurende vele jaren aan den lande bewezen diensten. Evenals de verdiensten van den heer Boden hausen zijn ook de merites van den heer Van den Bussche, voornamelijk als financier, alom erkend. De heer Vaia den Bussche is ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw en grootofficier in de orde van Oranje-Nassau. Prof. Dr. B. J. O. Schrieke. Prof. Dr. B. J. O. Schrieke is 18 Sept. 1890 te Zandvoort geboren. Hij genoot gymnasiaal onderwijs te Kampen, waarna hij in Leiden m de taal en letterkunde van den Oosterschen Archipel ging studeeren. In 1916 is hij cum laude gepromoveerd tot doctor in de Oostersche letteren op een proef schrift, getiteld: Het boek van Bovang. In hetzelfde jaar werd hij taaiambtenaar aan het kantoor voor inlandsche zaken te Ba tavia, in 1920 adjunct-adviseur voor inland sche zaken. Sixads 1917 was hij lid van de direc tie van het Bataviaasch genootschap, hij was toen reeds belast met het toezicht op de eth- nografische verzameling van het museum van dit genootschap. In 192*4 is Dr. Schrieke benoemd tot hoog leeraar voor de volkeiakunde en de sociologie aan de in dit jaar opgerichte rechtshooge- school. In 1926 vertegenwoordigde hij de re geering op het Panpacific congres te Tokio. In 1927 benoemde de regeering hem in de com missie van onderzoek naar de onrust onder de bevolking van Sumatra's Westkust. In 1928 volgt zijn benoeming tot directeur van het departement van Onderwijs en Eeredienst, als hoedanig hij tot 1935 werkzaam is geweest. Na zijn peiasionneering in 1936 werd prof. Schrieke op 12 November door den Amster- damschen gemeenteraad benoemd tot buiten gewoon hoogleeraar in de koloniale volken kunde als opvolger vaia wijlen prof. J. C. van Eerde. Sinds 1938 is prof. Schrieke tevens di recteur van de afdeeling volkenkunde van het Koloniaal Instituut. Prof. Schrieke is ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw. Jhr. Ir. O. C. A. van Lidth de Jeude. De oud-minister van Waterstaat doet dus thaios weer zijn natrede in het nieuwe kabinet en zal weer aan het hoofd komen van zijn oude departement. Jhr. van Lidth de Jeude werd 7 Juli 1881 te Tiel geboren, doorliep de H.B.S. te Tiel en stu deerde te Delft, waar hij in 1903 het diplo ma van civiel ingenieur verwierf. In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot adj .-ingenieur van den Rijkswaterstaat. La 1909 werd hem een jaar verlof uit den Rijksdienst verleend, ten- eiiade zich naar Curacao te begeven voor het ontwerpen van een havenverbetering. Ook in 1913 kreeg hij verlof voor het ontwerpen en uitvoeren van de haven van Tsifoe (China). In 1918 werd hij benoemd tot technisch-direc teur van de Ned. Mij. voor Havenwerken te Amsterdam. Hij vestigde zich toen in Ned. Indië, vanwaar hij in 1921 terugkeerde. Ver schillende politieke functies werden toen door hem bekleed. Zoo was hij eenigen tijd lid van dn gemeenteraad van Baarn en van de Pro vinciale Staten van Utrecht. Op 15 Maart 1935 werd hij tot Minister van Waterstaat be noemd. Na het aftreden van het kabinet in 1937 is hij lid van de Tweede Kamer. Boven dien bekleedt Jhr. van Lidth de Jeude nog talrijke functies. Hij is o.a. Ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw. UIT DE STAATSCOURANT. Bij KJB. van 21 Juli 1939 is met ingang van 1 Augustus 1939 benoemd tot burgemeester der gemeente Beemster: W. C. Ninaber, met toekenning van gelijktijdig ontslag als burge meester der gemeente Koedijk. Prof. Dr. B. 3. O. Schrieke. Minister van Onderioijs, Kunsten t Wetenschappen. Mr. 3. A. de Visser. Minister van Justitie. Jhr. Ir. O. C. A. van Lidth de Jeude. Minister van Waterstaat. C. van den Bussche. Minister van Koloniën. Dr. 3. 3. C. van Dijk. Minister van Defensie. Dr. H. Colijn. Minister-president en minister van Al- gemeene Zaken. C. W. Bodenhausen. Minister van Financiën. H. van Boeyen. Minister van Binnenlandsche Zaken. Prof. I. P. de Vooys. Minister van Economische Zaken. Dr. Ir. M. h. Damme Minister van Sociale Zaken. Mr. 3. A. N. Patijn. Minister van Buitenlandsche Zaken. (Adv. ingez. Med.j Mouopoliseeriiig van sirenengeloei noodig. Nu allerwege in ons land sirenes worden gebruikt om in tijd van oorlog de burgerbevol king te kunnen waarschuwen tegen dreigend luchtgevaar, zal men ermede rekening moeten houden, dat dit waarschuwhagsgeluid niet door anderen zal mogen worden ten gehoore ge bracht, hetzij door middel van sirenes in fa brieken, voor reclamedoeleinden enz., of uit baldadigheid, met de menschelijke stem. De mogelijkheid bestaat immers, dat een dergelijk misbruik van het luchtalarmsignaal ha tijden vaia spanning verwarring en onrust onder de burgerij kan stichten en afbreuk kan doen aan de doeltreffendheid van dit signaal indien dit noodig mocht zijn. Er dienen dus straf bepalingen in het leven te worden geroepen welke misbruik tegen gaaia en welke moeten maken, dat er geen twijfel kan bestaan over de beteekenis van het geluid, dat de burgerij moet waarschuwen, dat haar leven door een aanval uit de lucht bedreigd wordt. Modemagazijn te Zwolle in de ascli gelegd Zondagmiddag heeft een felle brand ge woed in het damesmodeiaaagazijn van de we duwe J. A. Kuipervan Ditshuizen te Zwolle. Toen omstreeks drie uur de brand werd ontdekt, had het vuur reeds geruimen tijd ge legenheid gehad zich voort te planten. De vlammen sloegen aan de voorzijde van het 50 meter diepe pand met kracht naar buiten terwijl een verstikkende rook zich over de om geving verspreidde. Men waarschuwde on- middellijla de jpolitie en brandweer, welke laatste spoedig met groot materiaal ter plaatse verscheen. De brand had echter inmiddels zoodaiaige afmetingeix aaiogenomen, dat van blusschen geen sprake meer was. Door het vuur van alle kanten aan te tasten, slaagde de brandweer er in den brand tot het mode magazijn te beperken, dat geheel uitbrandde. Ook de boven het winkelhuis gelegen woning brandde uit. De inboedel ging verloren. Omtrent de oorzaak van den brand tast men in het duister, aangezien mevr. K. noch haar zoon thuis waren. De schade in aanzienlijk. Zij wordt door verzekering gedekt. Wijziging overeenkomst M.O. en V. H. O. HEEMSTEDE Maandag. B. en W. schrijven o.a. aan den Raad: De met de gemeente Haarlem gesloten overeenkomst betreffende de toelating van leerlingen uit onze gemeente op de scholen voor Middelbaar en Voorbereidend Hooger Onderwijs te Haarlem, is laatstelijk gewijzigd krachtens machtiging, verleend bij raadsbe sluit d.d. 25 October 1934. no. 91. De bijdrage per leerling en per jaar is toen gebaseerd op 450 of zooveel minder als de bruto-kosten per leerling van alle scholen tezamen (in gul dens afgerond naar boven) over het kalender jaar, waarin eenige nieuwe cursus aanvangt, hebben bedragen. Sedert de totstandkoming van die wijziging is de schoolgeldverordening der gemeente Haarlem voor bedoelde scholen enkele malen herzien. O.m. werd daarin aanvankelijk het schoolgeld, dat verschuldigd is voor leerlin gen van de middelbare scholen en het gymna sium, kamende uit gemeenten, waarmede geen overeenkomst werd aangegaan, bepaald op 300 a 400. afhankelijk van de ge mengde hoofdsom. Dit bedrag was dus lager dan de maximum-bijdrage volgens de over eenkomst en voor een gedeelte ook lager dan de werkelijke bijdrage. Wij vonden daarin aanleiding ons met het gemeentebestuur van Haarlem te verstaan, ten einde die onbillijkheid weg te nemen. Voor den cursus 1937.1938 kon geen wijziging in de overeenkomst worden gebracht. Wel bleek na overleg het gemeentebestuur van Haarlem bereid, te beginnen met den cursus 1938 1939, de maximum-bijdrage voor de leerlingen van het gymnasium terug te brengen van 450 tot 375 per leerling en per jaar. Voor de middelbare scholen was inmiddels de bij drage van de gemeenten, waarmede geen overeenkomst werd gesloten, weder bepaald op 400. zoodat de wijziging van het bedrag der bijdrage zich tot het gymnasium moest be perken. Wij stellen voor, ons te machtigen met de gemeente Haarlem een wijzigingsovereenkomst aan te gaan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 5