Jloetie ïh dtMdlfc
Vaat Jtuxe Vetkmn
GARAGE RABO
VRIJDAG 28 JULI 1939
HAARLEM'S DAGBLAD
4
Het Nederlandsche Paviljoen te
New-York.
Indrukken van Ir. Friedhoff.
Ir. G. Friedhoff. hoofdingenieur bij den
dienst van Openbare Werken te Haarlem,
heeft als vertegenwoordiger van den Bond
van Nederlandsche Architecten de wereldten
toonstelling te New Yerk bezocht om zich per
soonlijk op de hoogte te stellen van den in
druk dien het Nederlandsche Paviljoen maakt.
Men weet dat Nederlandsche kunstenaars
van naam hun medewerking aan de tot
standkoming van dit gebouw weigerden omdat
de adviezen van den tentoonstellingsraad niet
door het departement van Economische Zaken
werden gevolgd.
Ir. Friedhoff publiceerde thans eenige ar
tikelen, die in „Het Volk" van Maandagavond
24 en Dinsdagavond 25 Juli verschenen
daaraan het volgende is ontleend:
Het officieele Nederlandsche paviljoen ligt
vrijwel direct achter de af deeling. die door
ons betrokken is aan het Vredesplein en is
ontworpen door prof. dr. ir. D. F. Slothouwer.
De decoratieve onderdeelen stonden onder
leiding van prof. H. Rosse, hierin ter zijde ge
staan door de heeren Paul Bromberg en H.
C. Pieck.
Het gebouw bestaat uit een gesloten hoofd
massa waarvoor een met hooge zuilen bezette
open voorhof, die gedeeltelijk is overdekt. Een
monumentale trappenaanleg voert van de
twee er langs loopende wegen naar de open
voorruimte, waarvan het overdekte gedeelte
tevens als officiëele receptiehal te gebruiken
is. hetgeen wordt aangeduid door een zeer
groote kleurige wandschildering op glaspanee-
len, ter weerszijden gedeeltelijk afgesloten
door blanke glaswanden, waarin wat bloem
motieven zijn gespoten. Dit alles gevat in
geel metalen lijstwerk.
Deze overdekte voorhof Is door een op de
zelfde hoogte overdekten toegang verbonden
met het hoofdgebouw. Een openruimte is vrij
gelaten waar de toren oprijst, aan den voet
waarvan het door de Amerikaanschef!) beeld
houwster mevr. Payne Whitney vervaardigde
beeld van Pieter Stuyvesant is opgesteld.
Het gebouw heeft een goede hoofdverhou
ding. De open voorhof is evenwel weinig or
ganisch aan het gesloten gedeelte verbonden,
terwijl de plaats van den toren nogal wille
keurig is.
De strenge buitenarchitectuur is in het in
wendige slechts bij de koloniale afdeelingen
terug te vinden. De Nederlandsche afdeeling
is zoogenaamd speelsch onderverdeeld, wat
niet harmonieert met de buitenarchitectuur.
Als laatste element moet nog de tuinaanleg
worden genoemd, die aan de lange zijde naast
het gebouw ligt en tevens aan de achterzijde
daarvan is omgevoerd. Hoewel de aanleg op
zichzelf wel geslaaga genoemd kan worden, is
er geen enkel verband met het gebouw zelf
en is het meer een overgebleven ruimte, die
op smaakvolle wijze met eenige vijvers, bloe
men en planten is aangelegd. Een open klok
kenstoel van zeer slechte schaal en vormge
ving bevat een carillon, evenals de toren van
het paviljoen zelf.
De naamsaanduiding van ons paviljoen is
weinig opvallend. Een hooge vlaggemast staat
achter bij den tuin; het opschrift in metalen
letters: „The Netherlands" zweeft rond het
carillon en komt tegen den bewegelijken ach
tergrond slecht uit. terwijl ook het rondloo-
pen van den naam de duidelijkheid niet ten
goede komt. Midden uit het klokkenspel steekt
dan nog een vlaggemast met onze vaderland-
sche driekleur. Deze is het meest opvallende
kenteeken voor onze natie. De indruk wordt
gewekt dat het opschrift eigenlijk vergeten
was en men er op 't laatst nog een vlag uit
stak en wat letters rondstrooide.
De groote monumentale wandschildering in
den open voorhof is door prof. H. Rosse ver
vaardigd.
Deze bestaat uit een groot achtertafereel,
dat de geheele hoogte en breedte beslaat.
Daarvoor zijn aan weerskanten voor elkaar
twee smalle zijpaneelen en één breeder mid
denpaneel geplaatst, die den achterwand voor
het grootste deel bedekken.
De indeeling van het belangrijkste paneel
in tweeën acht ik, aldus ir. Friedhoff, een
compositorische fout. Hierdoor wordt de
schaal ervan verkleind ten opzichte van de an
dere; inplaats van een hoogtepunt, een cli
max. wordt juist het tegenovergestelde be
reikt. Op grooten afstand doet het als kleur-
plek evenwel niet slecht aan. Dichtbij is er
weinig anders te genieten dan de „vlotte"
wijze, waarop alles er op is gekwast. De kleur
is ordinair, teekening en inhoud zijn opper
vlakkig. De zijpaneelen hebben een zekere
vastheid van lijn. Het middenpaneel is zeer
zwak en van een naïveteit, die alle waardig
heid mist. zelfs belachelijk aandoet en geen
enkele innerlijke waarde heeft.
Alle gezichten zijn demonstratief Joodsch.
Inclusief dat der Koningin, wat voor alle
bezoekers een fantastisch raadsel is. Gelij
kenis met de voorgestelde grooten is niet dan
met de grootste moeite voor enkelen (aan bij
komstigheden te bespeuren. Het vele "werk
dat hier verricht is heeft naar ir. Friedhoff's
meening niet de geringste kunstwaarde; het
is kermiskraam en men behoeft er niet rouwig
om te zijn als deze groote wanddecoratie ver
loren gaat na afbraak van het paviljoen.
De schrijver gaat dan verder:
Het economische levenzelden zag ik een
zoo primitieve wijze van exposeeren, die niet
den minsten indruk of suggestie op het pu
bliek kan maken.
Naar ik vernam was de heer H. C. Pieck als
tentoonstéllingsexpert hiervoor verantwoor
delijk. Een enkel voorbeeld: de afdeeling voed
sel bevat één gerookte ham in blik, één flesch
Jenever, enz.: de precieuze metalen, edelge
steenten en Berlijnsch zilver worden gede
monstreerd door één pyramidevormig stuk
glas ter aanduiding van de belangrijkheid van
onze diamantindustrie, waaronder eenige
bruin aangeslagen Berlijnsche zilveren schaal
tjes staan, dat is alles! De beteekenis onzer
baksteenindustrie wordt weergegeven door
drie kleinformaat geglazuurde baksteenen op
een glazen plaatje! Bij de afdeeling machine-
en scheepsbouw staan fotografietjes van 13 x
18 formaat in b.azaarlijstjes losjes opgesteld,
enz. enz. Daarboven zijn wandschilderingen
aangebracht, die evenals de vele andere in
het gansche paviljoen slecht ten opzichte van
elkaar zijn afgestemd.
De cultureele afdeeling bevat zeer veel, dat
zeer weinig Indruk maakt. Er staan gegevens
over onze vooraanstaande wetenschappelijke
mannen, zooals de professoren Keesom. De
Haas. Kamerlingh Onnes. Joh.a Westerdijk,
Holwerda. v Giffen, Gorter. Ornstein enz.
Naar schrijvers meening is dit soort werk voor
een wereldtentoonstelling uiterst moeilijk
voor het massapubliek toegankelijk te maken
en ware het beter achterwege gelaten of met
enkele kernachtige opschriften aangeduid.
Ook zijn aan die zijde enkele stands betref
fende den veestapel en direct bij het binnen
komen ziet men aan den rechterkant een groo
te horizontale kaart van Nederland, waarop
door mechanische beweging het ontworstelen
van de polders aan de zee heel aardig wordt
gedemonstreerd.
Voor wien er echter niets van weet (en dat
zullen 99.9 pet. der bezoekers zijn) is het heele
geval totaal onbegrijpelijk.
zonder Chauffeur alleen
<i ASTHUIS VES1 11 - HAARLEM TEL. 1726t>
Verzekerde Wagens
(Adv. Ingez. Medj
Nederlandsche demonstratie op
de Wereld-Rover Moot.
Hollanders graag geziene gasten.
Over de Nederlandsche demonstratie op
de Wereld Rover Moot in Schotland schrijft
men ons:
Het wonderlijk-afwisselende weer in Schot
land maakt, dat men ongewis is over het
geen men te wachten is. Zoo regent het en
vijf minuten latei- breekt de zon door.
Met goeden moed was men naar de Arena
gegaan, waar het contingent Nederlanders
demonstraties van krachtsport zou geven.
Helaas, de Hongaren, die het eerst aan de
beurt waren, legden beslag op allen zonne
schijn. Tijdens de Fransche demonstraties
sloeg het weer om en toen de Nederlanders
met hun twee vlaggen voorop het demon-
stratieveld betraden, goot de regen in stralen
neer. Desondanks werd dapper volgehouden
en verliepen de demonstraties uitstekend.
Baas van Kooten uit Bussum leidde de
krachtspelen tot een succes, want het publiek
bleek zeer voldaan over hetgeen de Neder
landers presteerden. De dracht bij de oefe
ningen was uitsluitend een sportbroekje, zoo
dat de regen de Voortrekkers op de huid
kletterde. Het voordeel was echter weer, dat
de uniformen van het contingent droog ge
bleven waren. Terwijl de Zwitsers,, die na
ons hun demonstraties gaven, in door-en-door
natte kleeding het terrein verlieten.
Het is aardig te vernemen, dat Nederlan
dei's herhaaldelijk aangezocht worden, deel te
nemen aan excursies naar kasteelen en thee
partijen. Daartegenover organ iseerende
Nederlanders zelf ook bijeenkomsten, waartoe
leden van andere contingenten worden uit-
genoodigd. Zoo hebben de Nederlanders van
het Makglll-kamp zeer veel eer ingelegd met
hun idee, een internationalen zwerftocht te
organiseeren. Elke Nederlander noodigde een
buitenlander uit en betaalde voor hem de
kosten. Zoo stond er op een morgen een
menigte van de meest uiteenloo,pende typen
in het Nederlandsche kamp, klaar om te ver
trekken.
Een ander Nederlandsch initiatief was de
Thee-partij, georganiseerd door de Nederlan
ders van het Maltland-kamp. Van elk ander
contingent had men twee Voortrekkers en
een leider uitgenoodigd, zoodat er een bonte
menigte om een houtvuurtje verzameld was.
Men liet de buitenlanders kennis maken met
de Nederlandsche kaas, gepresenteerd op be
schuitjes. Enkele leden van de Calandgroep te
Rotterdam voerden een leuke parodie op en
het heele contingent zong enkele liedjes. Het
was een buitengewoon gezellig samenzijn.
WEEK-ABONNEMENTEN
dienen uiterlijk Woensdags avonds
betaald te zijn, daar de bezorgers op
Donderdag moeten afrekenen.
Kidnapping
J. P. BALJé.
ET gefronste wenkbrauwen keek de
schatrijke beui's magnaat Frederick
Mc Intosh van zijn werk op, toen hij
een hevig tumult in de gang hoorde. Het was
een kabaal, zooals hij nog nooit gehoord had
en dat zijn ergernis in hevige mate opwekte,
want op zijn kantoor heerschte een parool,
waar hij ten strengste de hand aan hield:
Stilte! Nijdig legde hij zijn vulpen neer, toen
op hetzelfde moment de deur van zijn kamer
werd opengeworpen en een volkomen onbe
kend persoon binnentrad, gevolgd door Danny
Green, die bleek en geagiteerd gesticuleerde.
De onbekende duwde hem echter resoluut de
deur weer uit en sloot deze vastberaden.
Met een glimlach liep hij toen op Frederick
Mc. Intosh toe, nam onderweg een stoel mee
en ging recht tegenover hem zitten. En nog
altijd was de groote beursmagnaat sprake
loos van verbazing en verontwaardiging, toen
zijn bezoeker al kalm een sigaar uit Mc Intosh'
kistje genomen en opgestoken had.
„Zoo", zei de bezoeker toen, „ik ben Cary
Webster en ik kom eens met je praten".
Mc Intosh kreeg een purperen kleur. De
aderen op zijn voorhoofd zwollen en hij wilde
losbarsten, toen de ander kalmeerend zwaaide
en rustigjes zei: „Nou geen scènes, wat hebben
we daaraan. Zaken, Frederick Mc Intosh,
zaken en geen gezwam!"
Frederick Mc Intosh kon eindelijk geluid
geven.
„Er uit!" schreeuwde hij, „er uit!" En zijn
hand ging al in de richting van het schelle
knopje, maar bleef onderweg besluiteloos han
gen, want er was een revolverloop op zijn
voorhoofd gericht en Cary Webster's glim
lachje was verdwenen en had plaats
gemaakt voor een vastberaden trek om zijn
mond.
„Eerst naar me luisteren, Frederick Mc In
tosh. En als je gehoord hebt, wat ik je wil
zeggen, dan kan je schellen om me er uit te
laten gooienals je dat dan tenminste nog
wilt!
Ik heb op staanden voet vijftigduizend dol
lar noodig. Die laat je me hier direct uitbe
talen. Als Je dat niet doet, zal je oogappel
Marjory sterven. Dat zal ook het geval zijn,
als ik binnen twee uur niet terug ben op de
plaats, die ik daarvoor heb vastgesteld! Zoo,
ga nu je gang!"
Rustig pufte Cary Webster een rookwolk
de lucht in en hij stak de revolver weer in
zijn zak. Mc Intosh keek hem verbijsterd
aan.
..Marjorystamelde hij, „mijn kleine
meisje, die zou jij in je macht hebbenjij
hondsvod
„Netjes blijven, Frederick. Mc Intosh" zei
Webster spottend, „bel je huls op, en vraag
naar Marjory. Dan zal je hooren, of ik ge
lijk heb".
Mc Intosh' hand beefde, toen hij de hoorn
opnam. Toen hij aansluiting had met zijn
woning, trilde zijn stem:
.Dorothy, ben jij het? Ja? Waar is Mar
jorywat zeg jesinds vannacht ver
dwenenniemand weet, waar ze is
watmij niet opgebeld, om me niet on
gerust te maken.oh.vervloekt
De hoorn vieluit zijn bevende hand, toen
hij die weer terug wilde leggen. Starre ont
zetting was op zijn gezicht te lezen.
„Mijn kleine meisje", kreunde hij, „dus jij
hebt haar in je macht. Je bent één van die
verachtelijke kidnappers, het verfoeilijkste
specimen misdadigers, dat ik ken
„Oh, stop met die phrases", viel Cary Web
ster hem in de rede, ..laten we alsjeblieft geen
tijd verknoeien. Vijftigduizend dollar cash,
Mc Intosh! En ik raad je aan een beetje haast
te maken, want de tijd gaat snel, en ik kan
anders niet voor 't leven van je „kleine meisje"
instaan".
Nog even scheen Frederick Mc Intosh te
aarzelen. Maar de man voor hem maakte een
vastberaden indruk en er was geen twijfel
aan, of hij had Marjory inderdaad in zijn
macht. Nijdig beet hij zich op de lip.
„Je zal je bloedgeld hebben", zei hij.
Cary Webster lachte tevreden, „Verstandige
kerel", spotte hij. „Geef telefonisch je orders.
Ennedenk er aanduizend dollar
klein, dat is gemakkelijk voor eerste uit
gaven".
Vijf minuten loiter bracht een bediende het
geld. Op z'n gemak telde Webster het na.
,,0_K.! Wel, dan ga ik maar".
Frederick Mc Intosh sprong op. „En Mar
jory? Je geeft me je woord, dat ze vrij zal
zijn? Er was angst in zijn stem. Kidnappers
zijn gewetenlooze schurken en hoe vaak ver
moorden ze niet tóch hun arme slachtoffers,
als ze het geld te-pakken hebben?
Webster knikte „Beslist!" zei hij. „Maak je
daarover geen zorgen ouwe heer. Jouw doch
tertje zal over enkele uren volkomen vrij
zijn
En met een jovialen handzwaai verdween
hij.
De taxi stopte voor een villa'tje, even buiten
New-York. Cary Webster stapte uit en keek
voorzichtig om zich heen. Nee, hij werd niet
gevolgd. Frederick Mc Intosh had het niet
aangedurfd uit angst voor zijn kleine meisje.
Fluitend liep hij het tuinpad af. Nog voor hii
bij de deur was, werd die al open geworpen.
Een meisje van misschien negentien jaar riep
hem toe:
„En
„Gelullet! De oude heer was eerst wild,
maar even later werd hij als was in mi.in
handen". Hij klopte op den binnenzak van
zijn colbertje. „Vijftigduizend dollar. We zijn
rijk, Marjory Mc Intosh!"
Het meisje greep zijn arm en trok hem
naar binnen.
„Rijkoch, dat is een kwestie van op
vatting. Maar we hebben tenminste een
beetje „cash". Zie je nou wel domoor, dat ik
gelijk had. Jij met aï je moreele bezwaren en
angst. Hoe heb ik niet moeten praten en
pleiten, om je voor mijn plannetje te winnen?
Ja boy, erken het maar, het heeft je heel wat
zweetdroppeltjes gekost, voor je den gangster
durfde te spelen en ik maak me sterk dat
je nog erger in de piepzak zat, dan daddy,
toen je op zijn kantoor was. Als ik er niet
was om voor je te denken.... Maar enfin,
we hebben het geld. Weet je, jongen, ik ken
daddy. Nooit ergens tijd voor. Als ik hem van
jou verteld zou hebben, zou hij - allereerst
hebben gevraagd, hoeveel je verdiende. En als
ik dan zei: twintig dollar in de week op een
drukkerskantoortje, dan had hij me weg
gekeken en hij had zelfs niet meer naar me
geluisterd. Daddy heeft alken respect voor
mannen, die iets beteekenen in 'de wereld en
voor mannen met moed. En daarom moesten
we het zoo wel inpikken".
Marjory Mc Intosh trok Cary Webster aan
een haarlok en ze kuste hem speelsch op
z'n oor.
,En nu verklap ik je mijn verdere plannetje.
Ik heb een vliegtuig gecharterd. Dat brengt
ons hier vèr vandaan. Morgen trouwen we en
we sturen daddy een telegram. Dan zal hij
nog veel woedender zijn. Hij zal een paar
weken niets met ons te maken willen hebben.
Maar danwel, dan komt hij naar ons
(Adv. Ingez. Med.)
toe! O, ik ken hem, die goeien, ouwe paps,
je moet hem voor voldongen feiten plaatsen.
Hij zal hevig tegen ons te keer gaan, en er
niets van meenen. En hij zal er mee ein
digen, jou een flinken kerel te vinden, om
dat jij zoo doortastend bent opgetreden. Zeg
hem alsjeblieft nooit, dat ik dat plannetje
verzon, want dan ben je niet meer in tel. En
schiet nu op, want ik hoor de motoren al
ronken, jongen
(Nadruk verboden.
Auteursrecht voorbehouden)
UIT DE STAATSCOURANT.
Bij K.B. van 26 Juli 1939, is aan jhr. dr. M.
L. van Holthe tot Echten, op zijn verzoek, met
ingang van 1 Augustus 1939, eervol ontslag
verleend als burgemeester der gemeente Zeist,
met benoeming tevens tot officier in de orde
van Oranje-Nassau.
Bij beschikking van den minister van Eco
nomische Zaken is, voor het tijdvak van 1
Augustus 1939 tot 1 Augustus 1940 wederom
benoemd tot assistent aan de Landbouw-
hoogeschool te Wageningen en werkzaam ge
steld aan het daaronder ressorteerende labo
ratorium voor bloembollenonderzoek te Lisse,
dr. L. Algera, aldaar.
PROGRAMMA VAN DE HAARLEMSCHE
RADIO CENTRALE OP ZATERDAG
29 JULI 1939.
Progr. I. Hilversum II.
Progr. II. Jaarsveld en Hilversum I.
Progr. III. Keulen 8.00; Radio P. T. T. Nord
10.20; Ned. Brussel 12.20; Keulen 2.20; Parijs
Radio 3.50; Fransch Brussel 4.20; Ned. Brussel
6.05 Fransch Brussel 7.35; Parijs Radio 7.50;
Keulen 8.20; Ned. Brussel 8.30; Keulen 11.00.
Progr. IV. Ned. Brussel 8.00; Radio P. T. T.
Nord 9.20; Luxemburg 9.50; London Regional
10.35; Droitwich 11.50; London Regional 2.20;
Droitwich 3.20; London Regional 3.50; Ned. Brus
sel 4.20; Droitwich 4.50; London Regional pl.m,
6.50; Droitwich 7.05; London Regional 9.50;
Droitwich 10.05.
Progr. V. 8.007.00 Diversen. 7.008.00 Eigen
gramofoonplatenconcert. Verzoekprogramma.
8.0012.00 Diversen.
7. „Het is me hier een mooie zaak,' begon Dribbel.
Daarboven is het schoorsteengat, maar wat is dat daar
beneden? Het lijkt wel of al het roet hier een gat in den
grond heeft gemaakt," en Roetje, die eerst nog niet goed
wist, wat Dribbeltje eigenlijk allemaal bedoelde, kreeg
nu ook dat gat in den grond in de gaten.
8. „Weet je wat," stelde Roetje voor, „we konden wel
eens kijken, wat hier onder den grond is. Misschien wel
goudmijnen!" En Dribbeltje, die verschrikkelijk veel van
goud hield, was er dadelijk voor te vinden om het ver
keerde gat in te kruipen. Eerst ging Roetje er in en toen
kwam Dribbeltje met zijn vlugge beentjes.
9. Ze kwamen in een donkere ruimte, waar allemaal
van die mooie pilaren stonden, en Roetje, die veel ver
stand van steenen had, zei direct„We zijn hier in een
druipsteengrot beland. Wat zou daar achter die deur
zijn?" Dribbeltje schudde met zijn hoofd en ze probeerden
de deur open te maken. Maar hoe ze ook rammelden, de
deur ging niet open en Dribbeltje stelde voor er eens
flink tegen te schoppen.
10. En nadat ze dat enkele malen gedaan hadden, braken
de planken van de deur middendoor. De schoorsteen
vegertjes staken voorzichtig hun hoofdjes door het deur
gat. „Begrijp je nou waar we zijn gekomen?" vroeg
Roetje aan Dribbeltje. „Zie daar die groote muur
eens!" Maar hun gesprek werd afgebroken, want er stond
eensklaps een heel raar mannetje boven op een hoop zand
en die vroeg met een gek stemmetje, wat de jongens
moesten hebben.
11. „Kijkt U eens, meneer, we moeten niets hebben, maar
we komen hier alles eens bezichtigen," zei Dribbeltje en
het mannetje, dat zoo kwaad niet scheen te zijn als het
=r uitzag, knikte met zijn bolletje en antwoordde „Als
je heel braaf bent, mag je ons kasteel eens -bezichtigen.
Toe, stap hier in dit bootje en roei naar het kasteel."
De jongens zagen, dat er zoo maar ineens een bootje
voor hen lag. Ze gingen er in zitten en toen ze door ver
schillende gangen waren geroeid, die allemaal vol water
stonden, zagen ze in de verte het kasteel, waarover het
mannetje hen gesproken had.
12. Toen ze heel dicht bij het kasteel waren, stond het
zelfde gekke mannetje, dat ze gezien hadden, weer bij hen.
„Er is niemand in het kasteel," zei het mannetje, „sinds
eeuwen wonen daar al geen menschen meer. Als je durft
klim dan maar door een gat naar binnen, want de deuren
zijn heelemaaa) verroest en veel te zwaar om open te
breken Nad£t ze hel mannetje een handje hadden
gegeven, gingen Roetje en Dribbeltje naar den kasteel
muur.