Klopveegzuigers
MET AUTO EN TENT DOOR ZUID-AFRIKA.
De fauna van de Amsterdamsche grachten.
Amerikaansche valsche
munters aan het werk.
ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1939
HAAEtEM'S DAGBEAÜ
7
Door de Transkei naar Port Elizabeth.
School in Kaapscli-Hollandschen stijl te Port Elizabeth.
Door
Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN
De Transkei, het land tusschen de Keirivier
en de grens van Natal, is een aaneenschake
ling van reservaten voor inboorlingen, waar
van Griqualand en Pondoland wel de be
kendste zijn. Pondoland werd pas in 1894 bij
de Kaapkolonie ingelijfd. Het is, zooals ik
reeds schreef, een der beste, vruchtbaarste
en regenrijkste gebieden van de Unie en het
millioen inboorlingen, dat er leeft, verzorgt
dan ook een heel behoorlijken wolexport. Toch
zou het land veel meer kunnen opbrengen en
men tracht verbetering te bereiken door land
bouwonderwijs, wat echter ook weer langzaam
gaat, daar slechts een 80.000 tal kinderen de
scholen bezoekt. Maar ook dat wordt elk jaar
beter. Jaarlijks trekt een 50.000-tal jongelui
naar de mijnen in Johannesburg, waar ze
meestal vier a zes maanden werken en dan
natuurlijk met heel andere ideeën en een
koffertje terugkomen. Wat niet wegneemt,
dat de Transkei nog een der minst gecivili
seerde deelen van de Unie is en er dus langs
den weg nog menig leuk kiekje te maken valt
van maisstampende meisjes, waterdragende
vrouwen, mannen in kleurige dracht met een
lange, zelf gesneden houten pijp in den mond
en van schapen en koeien rond de aardige
kralen. Zoo reist het prettig, niettegenstaan
de de ook hier weer enorme afstanden, die
dagen achtereen hetzelfde beeld geven, tot we
de Kei-rivier passeeren en plotseling in een
heel ander land verzeild schijnen. De hel
lingen, die al uit de verte zwaar begroeid le
ken, blijken vol te staan met euphorbia's,
groote vijgencactussen, aloë's en doringstrui-
ken. Het typische beeld dus van een dor en
droog doornlandschap.
En dat blijft zoo weer tientallen mijlen ver,
tot voorbij East London en King Williams-
town, eigenlijk tot Grahamstown voor ons ligt.
Ondertusschen zijn we de Visch-rivier gepas
seerd, die in het midden der vorige eeuw tien
tallen jaren lang de grens van blanke be
moeiing in Zuid-Afrika is geweest. En die
blanke invloed is ook dadelijk merkbaar in
het landschap, aan eucalyptus en vooral ook
aan dennen, sparren en ceders. Dat geeft aan
het terrein rond Grahamstown dadelijk weer
een veel meer Europeesch cachet, waartoe de
aardige bouw van het mooie stadje niet wei
nig bijdraagt. Het fort. dat zoo lang middel
punt is geweest van militaire macht in deze
grensprovincies, is nog steeds als gevangenis
in gebruik. Na Grahamstown volgen dan weer
sinaasappelplantages en veeboerderijen. We
zijn echt weer in de Kaapkolonie gearriveerd,
die al honderden jaren onder onzen invloed
staat, waar geen kafferkraal of rondavel meer
te vinden is, een land, dat er uitziet of het
een blankenland zal willen worden. En zoo
rijden we weer een langen dag, tot asphalt
ons begroet ten teeken dat Port Elizabeth
nadert. Wij komen nog net op tijd om op het
gemeentehuis onze kampeervergunning te
halen en slaan onze tent op in een mooi euca-
lyptusboschje aan zee bij een kraan van de
waterleiding en op korten afstand van toilet
ten en dergelijke luxe dingen meer. Gauw een
net pakje uit de koffers gedoken en 's avonds
naar de bioscoop. Daar speelde Rembrandt.
Er waren in het theater met 400 zitplaatsen
zeventien menschen. Jammer. De film heeft
goede kwaliteiten, maar geen pakkenden
titel!
Rijkdom van kleuren
en vormen.
En na de film kwam het mooiste voor ons!
We hadden 's middags al gezien, dat de eb
mooie rotspartijen deed bloot komen aan het
Johannes kent get., v.ce,, ,uui de gifslangen
van Port Elizabeth,
strand. Nu 's avonds elf uur, stond de volle
maan hoog aan den hemel en dus liep het
tegen springvloed en was een extreem-lage
eb te wachten ook. Even kijkend naar het zil
veren maanlicht op de steeds bewogen water
vlakte van den Indischen Oceaan, zag ik in
eens, dat een breede strook zandstrand was
drooggevallen, zoodat men droogvoets een
paar rotspartijen voor de kust bereiken kon.
Daar vandaan gezien, moest het maanlicht
effect op zee nog veel mooier zijn. Gauw er
op af in het onzekere, koude maanlicht.
Flashlight mee voor de klauterpartij over
de rotsen. En den eersten keer, dat ik het licht
aandoe, valt daar de felle lichtstraal precies
op een prachtig-roode anemoon. Vuurrood,
afstekend tegen donkerbruine rots, oplichtend
als het ware in de duistere diepten. Diepten?
Daar beweegt wat. Een groen met oranje ge
vlekte krab brengt zich in veiligheid met haas
tige, wat rukkerige bewegingen. Als je ook
zulke stijve pooten hebt! Daar kruipt hij
voort, half verborgen achter een plukje rood-
wieren, tot het felle licht op een zijner oogen
valt en hij zich met een sprong in de diepte
stort, een halven meter lager en in den plan
tengroei verdwijnt. Mijn licht speelt weer
omhoog langs den rotswand. Daar. weer ane
monen, drie bij elkaar. Een krab stuift er
langs, trapt in een anemoon, die zich dadelijk
sluit en dan langzaam haar bloemachtige
kroon van dikke tentakels weer opent. Nu even
de lamp stilhouden, daar glijdt een groote
zeeslak voorbij in een donkergroen huis met
oranje vlekken. Daar heb ik de prachtig
kiriseerende schaal vanmiddag, al van gevon
den. Even oppakken.Jawel'het is die aardige
Turbosoort met een kalken huisdeur, die hij
achter zich toetrekt, als hij in zijn huis ver
dwijnt. Daar schuift er nog een langs den
wand en daar zit een patella, zoo'n schaal-
horen als je op de piertjes van Domburg ook
wel eens een keer vindt. Wat een rijkdom van
kleuren en vormen toch, als de zee eens even
toelaat er van te genieten en dat kan het al
lermooist in de kleine waterpoelen, die tus
schen de rc-tsen achter blijven bij lage eb.
En het allerbest bij volle maan, die licht
genoeg geeft om de rotsen te bereiken en
je dan gelegenheid biedt om met een elec-
trische lamp elk hoekje afzonderlijk sterk
te belichten en het moois naar voren te
brengen. Ik heb anemonen nooit zoo mooi
gezien als dien avond in Port Elizabeth. En
de zeeëgels, die een eindje verder in een
rotsspleet zaten en de mooie vischjes die er
rondzwommen en een zeester aan den wandel
en ik weet niet wat al meer.
Toch waren we de eenigen daar op die
rots en ik vrees, dat maar zeer weinig Afri-
kaanders deze bijzondere schoonheid van
hun land weten te waardeeren. Gelukkig, dat
Port Elizabeth, behalve zijn mooie strand
ook nog andere attracties heeft. Het is het
middelpunt van de slangenbestrijding in
Zuid-Afrika. Dat is te zeggen! Ge leert er
allereerst, dat lang niet elke slang gevaarlijk is
en dat er veel meer verhalen dan doodelijke
gevallen van slangenbeet zijn. Dat de meeste
Afrikaanders nog nooit een mamba gezien
hebben. En na deze geruststellende mede-
deelingen volgt een pleidooi om toch alsje
blieft de slangen te sparen, omdat zij zoo ver
bazend nuttig zijn als de natuurlijke verdel
gers van ratten en muizen. En helaas is het
maar al te zeer gewoonte, elke slang, vaak
onze beste vriend, dood te slaan. Dat moet
allereerst veranderen, wil ooit een campagne
tegen de werkelijk gevaarlijke slangen met
succes worden gevoerd. Het slangeninstituut
in Port Elizabeth brengt ook serum in den
handel, dat de werking van den slangenbeet
tegengaat en al menig menschenleven heeft
gered. Een mooie, nuttige instelling dus
Vrcolijk intermezzo.
Port Elizabeth is een flinke stad met een
behoorlijke haven, industriegebied enz. Maai
de middag vindt cns weer op het strand, op
de knieën rondkruipende tusschen sponzen
en schelpen en hoornkoralen enzoovoort. Tot
mijn oor aangenaam getroffen wordt dc.or
een juichend zingen. Ik kijk op. Maar dat is
een Dalcroze klas! Die houding. een lust
om te zien! Hoewel, het figuurtjeom de
waarheid te zeggen was de tonnage een
beetje te groot, ik schat zoc tegen de twee
honderdvijftig pond. Van de voordanseres
dan. er waren er ook nog iets zwaarder, maar
vroolijk juichten ze allen, terwijl ze in reidans
de duinen afkwamen waartegen hun huid no°
donkerder afstak dan hun zwarte badpak
ken. Waarschijnlijk de nationale damesbe
diening van een of andere bar, die hier te
water gelaten werd. Maar een plezier! En wa
hebben we gelachen. En dikte is toch nooit
leelijk, zelfs niet in badcostuum. als ze maar
met opgewekten moed en vol vertrouwen in
eigen aantrekkelijkheid gedragen wordt Zoo
'eer ie overal wat!
Rond onze tenten geurt de eucalyptus er
bloeit de mimosa, beelden van lente en
weelde en overvloed. Aan den grond kun
ie overal duidelijk zien, dat het geregend
heeft en hard ook. Wij hebben er niets van
gekregen; de bui is blijkbaar langs ons
heen getrokken toen wij ergens in het bin
nenland zaten, want Durban heeft een soort
wolkbreuk gehad en kort nadat wij door
Zoeloeland kwamen, heeft het er zóó ge
regend, dat alle wegen een paar dagen
lang onbruikbaar zijn geweest. Maar de
Transkei is droog gebleven en het binnen
land van Port Elizabeth ook. De courant
meldt het eiken dag. Rond Uitenhage voor
al, dat toch maar twintig mijl van de ha
venstad ligt, is de droogte zóó erg, dat het
vee haast geen melk meer geeft en van
den oogst weinig terecht dreigt te komen.
Maar de ergste berichten komen weer uit
de Karroo, de groote vlakte, die ten Noor
den der Zwarte bergen ligt, het noordelijk
deel der Kaapkolonie, grenzende aan den
Oranje-Vrijstaat. Dat is al van ouds be
kend als een zeer droog gebied, maar nu
is het de vijfde winter, dat het zoo goed
als niet geregend heeft en daarmee is het
lot van menigen boer bezegeld.
Een jaar droogte is het niets, zeide mij een
boer. Twee jaar maakt ook nog niet veel
uit. Het derde jaar wordt het merkbaar
aan verminderde levensvatbaarheid dei-
lammeren, het vierde jaar is de wolopbrengst
gering en het vijfde jaar dan barsten
we.
Als we Port Elizaibeth uitrijden, komen
we in een andere wereld. Hier heeft, dank
zij de regens, de lente haar intrede gedaan.
Overal frisch groen en bloemen. Vooral de
heide trekt sterk onze aandacht, eigenlijk
de heiden, want ze bloeien met roode, wit
te, paarse of roze bloemen, soms ook met
rood en oranje, haast in alle tinten van den
regenboog. Overal groeien kleine bolgewas
sen, bloeien lelietjes en druifjeshyacinten
en geurt de mimosa. Maar vooral dat
roen is een weelde voor de oogen, nadat we
drie maanden haast niets dan bruingebrand
veld hebben gezien. En toch, achter
die prachtige bergen, die voortdurend
onzen horizont begrenzen, die ook tot aan
den top in een friscb groen kleed gestoken
zijn, daar vlak achter moet ook alweer de
droogte heerschen en groote schade ver
oorzaken. En als wij langs de prachtige
boschen van George en knyhsna rijden,
komt het plan op om nog even over die
bergreeks heen te wippen, even een kijkje
te gaan nemen op de thans bloeiende pas
sen en dan ook af te dalen in de droge
Karroo, om met eigen oogen te zien hoe
erg het wel is. Twee bergruggen moeten
we over en twee terug ook. We zullen den
aanhangwagen beneden laten staan, alleen
met onze kleine slaaptentjes reizen. En de
waterzakken goed gevuld meenemen. Zoo zij
het.
(Nadruk verboden).
Keuze uit 10 verschillende merken.
De Stofzuiger Centrale H A G E M A N
GED. OUDE GRACHT 52 TELEF. 12762
(Adv. Ingez. Med.)
DE Amsterdamsche grachten hebben
hun fauna en het is een fauna van
groote verscheidenheid ook nog, het
feit in aanmerking genomen, dat het ten
slotte maar grachten zijn, en dat het water
niet alleen tamelijk vuil is, maar dat er zoo
af en toe ook nog wel eens ongerechtigheden
in terecht komen, al laat de gemeente er dan
geregeld een boot in op en neer varen, waarop
met groote letters te lezen staat: „Werpt geen
vuil in de grachten".
Ik zal probeeren een overzicht te geven
van wat er zich op een dag aan dierenleven
langs en in de grachten afspeelt. Eigenlijk zou
ik moeten beginnen met de musschen, die 's
morgens om half vijf wakker worden en dan
in de grachtboomen een lawaai maken, dat
hooren en zien je vergaan en dat het een
wonder is, dat niet alles, wat in Amsterdam
aan de grachten woont, ontijdig en uit zijn
humeur wakker wordt van het oorverdoo-
vende gesjilp. Maar gisteravond heb ik zoowat
een half uur lang uit het raam gehangen en
gekeken naar de dartele capriolen van een
jonge poes, die af en toe eenvoudig het ver
keer stremde, een deftige meneer in ren def
tige auto dwong te wachten tot hij klaar
was met zijn malle sprongen het pleit-te
ten slotte voor den meneer, dat hij geduldig
bleef wachten en geen maling aan het speel-
sc-he beest had. En nu zit er aan den overkant
weer zoo'n beest (een beetje ouder en een
beetje statiger) elegant op zijn twee keurig
naast elkaar geplante voorpooten geleund,
2ioe de wexeld bediagea woedt.
De valsche-munters-affaire te
Apeldoorn heeft een einde geno
men. Valsche munters komen
over de geheele wereld voor; in de
eerste plaats natuurlijk in Ame
rika. Behalve handigheid en intel
ligentie aan de zijde der verval-
schers, is er ook nonchalance aan
de zijde van het publiek noodig,
om het valsch geld in omloop te
kunnen brengen.
Amerika is een groot land; dientengevolge
leven er veel rechtschapen menschen, maar ook
vele misdadigers. Deze laatste worden bestre
den door den Amerikaanschen Amerikaanschen
Geheimen Dienst („Secret Service"), welke
zijn hoofdzetel te Washington heeft. William
Moram, die jarenlang chef van de Secret Ser
vice is geweest en zich tijdens zijn loopbaan
hoofdzakelijk met geldvervalschingen heeft
bezig gehouden, vertelde ons iets over zijn tal-
looze ervaringen.
„In de eerste plaats", zoo begon hij, „is de
lichtzinnigheid en de onoplettendheid van het
publiek er zelf schuld aan dat er zooveel pri
mitief vervalscht geld in omloop is en dat er
ieder jaar zooveel millioenen dollars valsch geld
op deze wijze in omloop gebracht kunnen wor
den. Een koopman in Oklahoma had een dol
larstuk in ontvangst genomen, dat van hout
gemaakt was en waarop aan weerskanten dun
ne blikken plaatjes geplakt waren. Hierop was
in heel ruwe omtrekken de muntstempeling
weergegeven.
Een vrouw in Missouri teekende met een re
productie-machine op gewoon schrijfmachine
papier twintig dollar-biljetten en kleurde ze
dan heel gebrekkig met waterverf. Zij was er
in geslaagd een paar honderd van deze biljetten
uit te geven, alvorens de vervalsching ontdekt
werd. Het is trouwens ook een feit, dat er nau
welijks twee op iedere honderd menschen zijn,
die weten, welke beeltenissen van beroemde
staatslieden op de verschillende bankbiljetten
afgebeeld staan.
Een neger teekende eens op een vuil stukje
papier met een potloodje een dollarbankbiljet
en gaf het toen aan de politie. Hij had zeker
gehoopt, voor zijn „vondst'' een belooning te
krijgen. Ook valsche nikkelen munten met
slechts een stempel aan één kant zijn veel in
omloop. Ook vergulde koperen munten worden
vaak als gouden geldstukken uitgegeven.
Toch komt het dikwijls voor, dat de verval-
schers echte kunstenaars zijn. Een van hen had
zich er op toegelegd, bankbiljetten niet door
drukken te vervaardigen, doch door ze te teeke
nen.
Zijn vervalsching was zoo volmaakt, dat slechts
een nauwkeurig microscopisch onderzoek de
vervalsching kon aantoonen. Wanneer men
evenwel met een natten vinger over de teeke-
jiing streek, vlekte het. Het duurde zeventien
jaar eer de Geheime Dienst er in geslaagd was,
dezen vervalscher te vinden. Onmiddellijk na
dat de politie de eerste valsche biljetten ont
dekt had. waarschuwde zij de menschen eerst
met de biljetten de „waterproef" te nemen.
Toch kon de man niet gevonden worden, waar
schijnlijk omdat hij slechts weinig biljetten
maakte.
Op een dag kwam er in New York een boer
in een bar in Cortlandt Street, die iets te drin
ken bestelde en een sigaar rookte. Hij bleef
ongeveer een half uurtje en praatte wat met
den barhouder. ?oo onder de hand vroeg hij of
deze misschien een honderddollar biljet kon
wisselen, omdat hij wat klein geld noodig had.
De barhouder bekeek het biljet nauwkeurig,
kon er niets bijzonders aan ontdekken en deed,
wat hem gevraagd was. De boer stopte het wis
selgeld in zijn zak en stapte rustig de deur uit.
Nauwelijks was hij evenwel verdwenen, of de
barhouder bekeek het biljet nogmaals. Het pa
pier was vochtig geworden en de kleuren waren
heelemaal door elkaar geloopen. De man be
dacht zich niet lang en rende den boer achterna.
Deze wilde er snel een eind aan maken door het
biljet weer terug te nemen, maar de barhouder
haalde de politie er bij. En zoo kon eindelijk na
17 jaar de geniaalste van alle vervalschers.
Emanuel Ninger uit Flagton in New Jersey,
gearresteerd worden. Hij verdedigde zich op
buitengewone wijze. Hij beweerde namelijk, dat
hij niemand benadeeld had daar zijn verval-
schingen als curiositeit veel meer waarde had
den dan het biljet, dat zij voorstelden. Niette
min werd Ninger veroordeeld.
Vervalschers maken meestal geen bankbiljet
ten van hooge waarde. Gewoonlijk leggen zij
zich toe op het maken van vijf-, tien- of twintig
dollarbiljetten, daar men bij het wisselen van
groote waarden altijd voorzichtiger te werk gaat.
Op een dag verscheen in een dure modezaak
een elegant gekleede dame, die een avondmantel
wenschte te zien. Na lang zoeken vond ze einde
lijk iets, dat haar beviel. De mantel kostte 200
dollar en terwijl hij ingepakt werd, gaf zij den
bediende een bankbiljet van vijfhonderd dollar.
De kassier wilde dit bankbiljet evenwel niet op
zijn eigen verantwoording in ontvangst nemen
en liet het even naar de dichtstbijzijnde bank
brengen, terwijl hij den bediende opdracht gaf
de dame even aan de praat te houden. Deze
bleek evenwel niet op haar mondje gevallen te
zijn, want ze begon een scène te maken, toonde
zich zeer verontwaardigd, dat men er haar van
verdacht, valsch geld uit te geven, wenschte de:i
koop ongedaan te maken en eischte het geld
terug. Een paar minuten later kwam het biljet
van de bank terug met de mededeeling, dat he:
echt was. De dame ging zeer verontwaardigd
den winkel uit met haar bankbiljet, zonder iets
gekocht te hebben.
Den volgenden dag kwam ze evenwel terug en
zei, toch den mantel te willen koopen, daar ze
nergens een mooiere had kunnen vinden. Ze be
greep den voorzorgsmaatregel toch eigenlijk wel,
maar gisteren had ze zich wat te veel er over
geërgerd. Ze kocht nu den mantel en betaalde
met een vijfhonderddollarbiljet dat nu niet
naar de bank gezonden werd en werd niet
meer gezien. Den volgenden dag kwam het biljet
van de bank terug met de mededeeling dat het
valsch was!
Op een dag doken er aan de Westkust van
Amerika valsche tiendollarbankbiljetten op, die
langs foto-chemischen weg vervaardigd waren
Een voormalige gevangene werd gearresteerd
en de man bekende dat hij valsch geld ontvan
gen had van een reiziger van een foto-toestellen-
fabriek. De reiziger, een zekere Lawrence Bush,
werd ondervraagd en deze deelde mee, dat het
pakket, dat hij den gevangene per post gezonden
had uit San Quentin afkomstig was, een van de
bekendste strafgevangenissen van Amerika. Hij
had van een aldaar woonachtigen gevangene
'n gesloten pakket gekregen dat zoogenaamd zijn
mémoires bevatte en dat hij op diens verzoek
naar het aangegeven adres verzonden had. Men
stelde nu een onderzoek in San Quentin in en
daarbij werd geconstateerd, dat de gevangenen
daar een valsche munterswerkplaats hadden. San
Quentin bezit een foto-chemisch laboratorium,
waar de gevangenen mogen werken en leeren,
om, wanneer ze ontslagen zijn, een werkkring
te kunnen krijgen. De gevangenen waren er ech
ter in geslaagd van het laboratorium een
valsche-munterswerkplaats te maken, waar ze
naar hartelust konden werken. Bush had hen,
zonder dat te vermoeden, al het noodige mate
riaal geleverd en reeds herhaalde malen het val
sche geld buiten de muren van de gevangenis
gebracht.
precies aan den rand van het water, en kijkt
eigenwijs de wereld in alsof Amsterdam van
haar was, en zij niet van Amsterdam. Want
de poezen zijn zéér van Amsterdam, om niet
te zeggen typisch Amsterdamsch; bijna elk
huis heeft 'n poes en aangezien de poes of
ficieel een huisdier heet, maar ook wel eens
van een wandelingtje op straat houdt, zie je
hier nogal eens van die ontsnapte huisdieren
op den wallekant in het zonnetje zitten of
op sierlijke trippelvoetjes uit een onderdeur
ontsnappen en de gracht oversteken. Honden
zie je hier natuurlijk veel, vooral 's avonds,
als ze door hun bazen en bazinnen worden
uitgelaten, en zoet aan het lijntje meewan-
delen over de smalle trottoirs, alvorens zich
op te krullen in hun manden en de nachtrust
in te gaan na een vermoeienden hondendag.
En in den prillen morgen zijn het dan weer
de musschen, die de stad wekken uit haar
rust, voorzoover rij ten minste op zoo'n on
zalig uur gewekt wil worden. Het is iets won
derlijks om dat te hooren. Het is dan nog heel
stil, er rijden "nog geen auto's en nog geen
trams, er zoeft een enkele fietser langs, en
dan begint opeens hoog in de boomen al dat
getier en gekwetter, alsof duizenden en
het zijn er natuurlijk ook duizenden mus
schen van dat stille uur in de anders zoo
drukke stad gebruik wilden maken om nu eens
even hun hart uit te storten.
Het is net of hun aantal vermindert naar
mate de dag vordert.
Trekken ze naar een ander stadsgedeelte,
waar ze meer kans hebben om aan het woord
te komen? 's Avonds zit er nog maar een
enkele in de boomen te sjilpen, te zien is er
geen en enkel een verdwaald geluidje toont
aan, dat er nog een paar musschen in de
grachtenboomen overgebleven zijn van het
reusachtige aantal, dat er 's morgens het ont
waken van Amsterdam viert.
Dan zijn er de meeuwen. Prachtige meeu
wen, wit en grijs, met een groote. wreede gele
snavel, en oogen, die donker en fel staan in
den witten kop. Behalve op sommige punten,
waar brood gestrooid wordt, zie je ze nooit
in groote aantallen bij elkaar, zoo af en toe
vliegen er eens een paar met grooten vleu
gelslag tusschen de boomen door, of staat
er één met wijd uiteengesperde zwempooten
op den grachtkant te kijken naar een tweede,
die rustig heen en weer zwemt in het water.
Vervolgens zijn er de eenden, die zich blijk
baar wonderwel thuis voelen te midden van
het stadsgewoel. Bij de bruggen zwemmen
er dikwijls een stuk of wat tegelijk, en zoo af
en toe komt door de grachten een verschrik
kelijk moederlijke bruine eendenmoeder aan
zetten met een paar jongen om zich heen, die
trouw al haar bewegingen volgen en zich
dapper voortroeien door de lange, hen ver
moedelijk eindeloos lijkende gracht.
En de visschen. Er schijnen visschen in het
grachtwater te zitten, zoo vuil als het is. Er
zijn menschen, die beweren, dat ze wel eens
visschen hebben zien zwemmen, en het zal ook
wel zoo zijn, want op sommige dagen wordt er
in de grachten naarstig gevisctot. Dan zitten
de hengelaars op de brugleuningen of op
een vlondertje langs den kant, turen stilzwij
gend en ernstig in het water, en natuurlijk
turen er eenige tientallen Amsterdammers
even stilzwijgend en even gespannen mee. De
visschen men heeft mij verteld dat het
karpers zijn, maar zou het waar zijn? zijn
de zwijgzaamste en misschien ook wel de
vreedzaamste leden van de Amsterdamsche
grachtenfauna, want ze zeggen nooit wat en
ze laten zich zelfs misleiden door een dobber
aan een hengel.
Bijna even zwijgzaam zijn de ratten, die
tevoorschijn komen tegen het vallen van
het donker. Waar er gaten zijn in den walle
kant. daar huizen ze, ze schijnen vaste woon
plaatsen te hebben, die ze tegen den avond
verlaten om uit te gaan op speur- en roof
tocht in de grachten. Dan zie Je donkere ge
daanten het water inglippen, steelsch en zwij
gend: het zijn de ratten, die hun holen ver
laten. Wat vinden ze, wat vangen ze in de
donkere schaduwen, die de gracht bijna aan
het oog onttrekken? De lantaarns glimmen
aan en werpen grillig heen en weer scheme
rende schijnsels op het wiegelend water van
de gracht maar als de ratten terugkomen
is het dikwijls laat in den avond, zoo niet in
den nacht.
Visschen in de gracht.
En den ganschen dag door zitten in de
grachtboomen de donkerparelmoerig getinte
duiven en koeren af en toe stil en zoet. Soms
komt er één naar beneden en tript wat over
de straatsteenen. Eigenlijk hoor je ze maar
zelden, ei: zien doe je ze nog minder, maar ze
zijn er. Verborgen tusschen het groen van de
boomen zijn ze er bijna altijd.
Poezen en honden, duiven en meeuwen, mus
schen en eenden, ratten en visschen wat
leeft er niet al rond en in de grachten en
verleent er zijn aparte bekoring aan!
W. v. d. T.
O VERIJS.-GELD.-DRENTSCHE VER.
„EENSGEZINDHEID".
Het secretariaat van bovengenoemde ver-
eeniging is thans gevestigd bij J. H. C. Sieverts,
Slachthuisstraat 13 zw.