Pc froac Uei eiland
MET DE KRALJICA MARYA
H.D.* Vertelling
naar de Adriatische Zee
en hef oude Griekenland
VRIJDAG 18 AUGUSTUS 1939
HAARLEM'S DAGBLAD
4
deel bij de geweldige uitbarstingen in de 18de
eeuw zijn ontstaan.
Maar het leven heeft op Santorini zijn loop
weer hernomen en een lang uitgestrekte, witte
stad is boven op den hoogen kraterwand ge
bouwd.
Het is het plaatsje Thera, dat in zijn grilligen
vorm geheel één lijkt met den krater en den
hoogen kraterwand als het ware omlijst. Een
wel sterk Oosterschen indruk maakt dit stadje
met zijn witte huizen met platte daken, zijn
kerken met koepels en opengewerkte torens,
waarin groote bronzen klokken de nissen geheel
vullen. Muilezels droegen ons over den zigzag
weg naar boven, naar het stadje met zijn
nauwe straatjes, welke plots gevuld waren met
Hollandsche toeristen, die hier rondwandelden
als Amerikanen op Marken.
Wij dronken er, omdat dit nu eenmaal zoo
bij het bezoek behoort, den vrij koppigen, zoe-
tigen Santorini-wijn en bij onze afdaling langs
het boomen-looze rotspad in de blakerende zon,
dankten, wij den Hemel, dat wij in Haarlem
en niet op Santorini woonden, hoe interessant
dit eiland dan ook voor één dag mocht zijn.
Mijn overhemd kon ik uitwringen, toen ik ein
delijk beneden was en het was één algemeene
vei'zuchtihg onder de passagiers: „Hoe warm
het was en hoe ver!" Het zwembad van de
Kraljica Marya heeft mij nooit meer verkwik-
Toen wij in onze motorboot naar het schip
terug voeren, klonk van een ons passeerende
boot over het water de juichkreet: ,,'n Prinses!
'n Prinses!" en het enthousiasme ontlaadde
zich in een geestdriftig: „hoera!"
Op dat oogenblik passeerden wij een arm
zalige vrachtboot, vol met Joodsche vluchtelin
gen, die zich bij de verschansing verdrongen en
ons toewuifden. Het „hoera" bestierf mij op de
lippen. Het contrast was te schrijnend en het
leek mij bijna wreed om onze nationale vreug
de te uiten tegenover deze van huis en haard
verdreven menschen, die vergeefs zochten naar
een land, dat hen wilde opnemen.
In een volgend artikel wil ik nog iets over
Athene en Dalmatische steden Split en Du-
brownik schrijven.
J. B. SCHUIL.
BEIJNES' GEBOUW WORDT VERSIERD.
In overleg met de commissie, die zich ter
viering van de spoorwegfeesten uit het Haar-
lemsche stationspersoneel heeft gevormd, zal
ook de firma J. J. Beijnes het oude gedeelte
van het gebouw aam het Stationsplein met
gekleurde latten en vlaggedoeken versieren.
Het is een der groote verdiensten van de Ne-
derlandsche Reisvereeniging, dat zij telkens
weer nieuwe landen voor haar leden „ontdekt".
Dit jaar is het Dalmatië en Griekenland geweest,
waarheen zij ongeveer 400 Nederlanders heeft
gevoerd en alleen reeds om deze van durf en
initiatief getuigende daad verdient de N. R. V.
den dank van allen, die deze reis onvergetelijk
zoowel om de indrukwekkende schoonheid als
de historische beteekenis der bezochte landen
hebben meegemaakt.
Men moet niet gering denken over alle voor
bereidingen, die zulk een reis met bijna 400
menschen eerst met extra treinen over Bazel
naar Venetië en dan per boot naar de kust van
Dalmatië, Athene en de Grieksche eilanden, tot
Rhodes toe vergt. Welk een correspondentie zal
het alleen reeds niet gevraagd hebben om de re
geeringen der verschillende bezochte landen er
toe te bewegen de passagiers op een gemeen
schappelijk visum en enkel op „bewijzen van
Nodetlanderschap" waar anders paspoorten
vcreischt worden te laten reizen. Zij, die we
ten, hoe moeilijk men in den tegenwoordigen
tijd in landen als Italië en Griekenland met het
toelaten var. vreemdelingen is, zullen begrijpen,
dat een de-gelijke afwijking van de bestaande
bepalingen niet gemakkelijk moet gegaan zijn.
Het bestuur der N.R.V. is wel bijzonder geluk
kig geweest met de boot de „Kraljica Marya"
die het voor deze reis had gecharterd. De
Kraljica Marya is een schip van 17500 ton van
den Yoego-Slavischen Lloyd, dat speciaal is be
stemd voor kruistochten in de Adriatische en
"de Middellandsche Zee. Eerst ben ik wat hui
verig geweest mij voor deze reis op te geven.
Wij Hollanders, zijn nu eenmaal met onze
schepen verwend en hoe zou het zijn op een
schip, dat onder de vlag van één der Balkan-
Staten, die in West-Europa nu niet bepaald om
hun zindelijkheid en reinheid beroemd zijn,
voer. Maar laat ik hier dadelijk mogen zeggen,
dat de service op de Kraljica Marya weinig of
lliet onderdoet voor die op een Hollandsche
boot. Zoowel over de verpleging als het eten
was bij de passagiers zonder uitzondering
slechts één roep en zij, die nu en dan klaagden
over de warmte vergaten al te zeer, dat je in
de maand Augustus ten zuiden van Grieken
land moeilijk alles tegelijk zon, blauwe, he
mel, kalme zee en koel weer kunt verwach
ten. Wat niet belette, dat er nog mopperaars
waren, die de reisleiding er wel verantwoor
delijk voor hadden willen stellen, dat er van
deze vier factoren één het koele weer
ontbrak.
Wanneer ik nu terugblik op mijn bootreis naar
Dalmatië en Griekenland, dan zie ik als hoogte
punt het bezoek aan Carfoe, het eiland, waar kei
zerin Elisabeth van Oostenrijk op haar villa
Achilleon bij voorkeur verblijf hield. Deze villa,
die na den tragischen dood van de ongelukkige
vorstin door Wilhelm II werd aangekocht en
thans bezitting is van den Griekschen Staat, is
qua bouw en inrichting een voorbeeld van wan
smaak, maar de ligging op de helling van een
heuvel bij het dorp Gastoeri is zoo riant, dat men
onmiddellijk de voorliefde van de keizerin voor
dit buitenverblijf begrijpt Het is, of de natuur
in het sub-tropische park, dat om deze villa is
aangelegd, al haar weelde heeft uitgestort en het
uitzicht van de terrassen, met telkens tusschen
het groen der eeuwen-oude olijfboomen de diep
blauwe zee, is waarlijk betooverend en feeëriek
schoon.
Corfoe ligt daar als een gezegend klein para
dijs voor de wel mooie, maar kale, onherberg
zame kust van Albanië en Griekenland. Het is,
of dit eiland van de natuur in overvloed heeft
verkregen, wat het daarachter liggend land te
kort komt. In zijn weelderige vruchtbaarheid is
dit sub-tropische land met zijn oude olijfboomen
zijn hooge palmen, cactussen en oleanders van
een vooral voor ons, Westerlingen, wel zeldzame
pracht.
Het is, of ook de bevolking van Corfoe hiervan
den invloed heeft ondergaan. Er was leven en
beweging op de wegen en in de velden en er was
iets stralend gezonds en gelukkigs in de mannen,
vrouwen en kinderen, die wij op onzen autotocht
passeerden. Hoe mooi stoffeerden zij de wegen,
de donkere vrouwen in hun kleurige kleeding,
recht en fier loopend met hun vrachten op het
hoofd, de mannen op hun ezels, de kinderen,
bruin en bijna niet gekleed, bij de waterputten
onder de olijfboomen.
„Het Heilige Land!" zei een jong meisje tegen
mij en ik werd getroffen door deze juiste verge
lijking.
Ja, deze autotocht was wel 't hoogtepunt van
mijn reis. Hoe indrukwekkend mooi is ook de
baai van Paleokastritsa! Het uitzicht van het uit
de 13de eeuw stammende klooster van de H.
Maria op de transparant blauwe zee, waaruit de
rotsen zich grillig verheffen herinnerde mij sterk
aan Capri, dat andere sprookjes-eiland in de
Middellandsche Zee. Het was van een bijna on
wezenlijke schoonheid, een droomenland, fel en
sterk van kleur en toch liefelijk in zijn kalme
rust.
Santorini was een der andere Grieksche
eilanden, die wij bezochten. Grooter contrast dan
tusschen Corfoe en Santorini is moeilijk denk
baar. Deed Corfoe denken aan het Paradijs,
Santorini wekt herinneringen op aan vuur,
gloeiend lava, dood en verderf. Santorini is na
melijk één groote krater om een binnenzee en
het is in den loop der eeuwen herhaaldelijk een
plaats van verschrikking geweest. De eilandjes
om Santorini zijn alle vulkanen, die voor een
De Negerinnehanden
door TRUIDA KRAMER.
DOOR de stille avondlucht dreint een
volksdeun. Een als vrouw gekleed we
zen, met een zwarte, ongelooflijk ver
warde haardos, een kindje in haar
armen, staat op eenigen afstand van ons huis,
midden op den weg, en vervult de stille laan
we hebben het voorrecht in een tuinstads
gedeelte te wonen met onharmonieus ge
luid.
Geld uitleenen of weggeven, al gaat
het ook maar om een kleinigheid, is absoluut
uit den pooze, verkondigt Paul, en stuit mijn
gebaar in de richting van het tafeltje, waarop
mijn tasch onder mijn bereik ligt, ofschoon
hij, achter zijn krant weggedoken, dit alleen
maar kan hebben bevroed.
Natuurlijk, beaam ik haastig ik ken de
principes van mijn echtvriend over dit punt,
want hij heeft zich ontelbare keeren de moei
te gegeven zijn theorieën over deze kwestie
voor mij te ontwikkelen, waarbij ik de onder
vinding heb opgedaan, dat hij haast van geen
ophouden weet, als hij eenmaal goed op dreef
is. Hoewel het natuurlijk buitengewoon inte
ressant is voor een vrouw om het standpunt
te kennen dat haar heer en meester in deze
en dergelijke aangelegenheden inneemt, vind
ik het niettemin overbodig hem dit nogmaals
te laten uiteenzetten ik begin zoetjes aan
zijn verschillende argumenten een voor een
uit mijn hoofd te kennen en de charme van
het nieuwe is er voor mij af.
Mijn snoode poging om hem te verhinderen
zijn zienswijze uitvoerig toe te lichten, is ech
ter tot jammerlijke mislukking gedoemd, want
hij vouwt zijn krant op, laat die naast zich op
den vloer vallen, zet zijn bril af, wat ik terecht
als even zooveel teekenen opvat, dat hij voor-
loopig van zijn lectuur afziet, en steekt van
wal:
Vanzelfsprekend ken ik hoopen men
schen, die het hieromtrent niet met mij eens
zijn, maar
Er zit niet anders voor mij op dan mij in het
onvermijdelijke te schikken. Ik vouw dan ook
mijn handen in mijn schoot en onderga ge
laten zijn woordenvloed
Door de serredeuren, die wijd op den voor
tuin geopend zijn, komt de geur van jasmijn
en versch gemaaid gras naar binnen drijven;
de populieren ruischen en tusschen hun spit
se silhoutetten blinkt zilverig de eerste ster aan
het snel verbleekende uitspansel. Af en toe
vang ik een brokstuk van een zin op. terstond,
naar het schijnt, door de straatzangeres vol
ironie op langgerekte huilerige noten gezet.
Ik heb niets anders te doen dan met tus-
schenpoozen ten teeken van instemming het
hoofd te neigen, terwijl Paul zielsvergenoegd
zijn discours afratelt; op zijn aantrekkelijke,
naïeve manier heeft hij me eens toevertrouwd,
dat de eigenschap, die hij misschien het
meeste in me waardeert, is, dat ik de kunst
versta om met onverdeelde aandacht te luiste
ren als hij me wat vertelt. Onverdeelde aan
dacht het mocht wat! Op het oogenblik heb
ik maar één gedachte: hoe kan ik onder een
geschikt voorwendsel even wegglippen om het
meisje dat in haar kamertje zit te naaien, op
dracht te geven het arme schepsel dat daar
buiten staat te jammeren, ongemerkt een
kleinigheidje te reiken
De vrouw sukkelt langzaam dichter bij;
vlak voor het hek van onzen tuin staat ze
stil en Paul' dempt'zijn'stem.
Natuurlijk zou je in de verzoeking' komen,
om voor een dergelijke stakker een uitzonde
ring te maken, zegt hij, maar dat staat gelijk
met een schuldige zwakheid, die met geweld
moet worden onderdrukt. Het zou trouwens
heel verkeerd zijn want je moedigt er de men
schen alleen mee aan om je geregeld te ko
men lastig vallen als je ze één keer wat ge
geven hebt, dan kom je er nooit meer van af.
Dat is juist mijn grootste bezwaar tegen dezen
vorm van liefdadigheidmaar er schijnen
altijd weer individuen voor te komen, die niet
willen inzien dat ze door hun handelwijze
bedelarij langs de straat bevorderen!
Neem nu bijvoorbeeld deze vrouw: verleden
week op een avond, toen jij bij Mama was
gaan bridgen, is ze ook al hier in de buurt
geweest.Als ze toen van niemand wat ge
kregen had, vervolgde hij op strengeren toon,
dan ik gewoon was hem te hooren aanslaan,
dan zou ze natuurlijk ook niet meer zijn te
ruggekomen
De vrouw is inmiddèls weer een eindje op
geschoven; ze heeft thans juist tegenover de
geopende serredeuren post gevatals ze nu
maar doorliep, dan zou dat voor mij het sein
zijn om naar de keuken te gaan en versch
theewater op te zetten, of naar boven te wip
pen, zoogenaamd om een zakdoek te halen
want ik wil Paul niet voor zijn hoofd stooten
door zijn met zooveel nadruk geuit betoog te
negeeren en in zijn bijzijn tegen zijn wensch
te handelen.
De zangeres peinst er echter blijkbaar niet
over om uit onzen gezichtskring te verdwij
nen; ze hijscht het slapende kind, dat als een
zoutzak in elkaar zit, tegen haar schouder op
en tuurt vol verwachting naar binnen. Na
tuurlijk kan ze ons zien zitten, in ons be
haaglijk interieur: misschien maakt ze wel
vergelijkingen tusschen het lot. dat voor haar
is weggelegd en het onze. de stumper.
Het scheelt maar een haar of ik kom open
lijk in opstand tegen Paulhet gaat bij
hem natuurlijk alleen maar om zijn principes,
die hij met alle geweld getrouw wil blijven,
want hij is eer edelmoedig dan schriel, en ik
heb hem tot nu toe niet in staat geacht om
een arme ziel een aalmoes te weigeren.
De vrouw schijnt trouwens ook betere ver
wachtingen te koesteren; het lijkt wel of ze
op de plaats wortel heeft geschoten. Ze leunt
tegen het tuinhek en vervolgt haar klaagzang,
die op zulk een korten afstand niet alleen
mijn hart maar ook mijn trommelvliezen pijn
lijk aandoet
Onwillekeurig neem ik haar uiterlijk in me
op; ze is nog niet oud, maar ziet er vervallen
en verwaarloosd uit. Ze heeft een gerimpeld,
tanig gezicht, met levendige, donkere kraaien-
oogjes; haar armen zijn mager en gespierd en
bijna zwart-verbrand
Wat haar gebreken ook mogen zijn, over
peins ik hardop, ze beschikt in ieder geval over
één deugd: ze is volhardend!
Even van de wijs gebracht, omdat ik zijn
discours, dat inmiddels weer voortvloeit, met
deze opmerking heb onderbroken, knikt Paul
instemmend, en ik vervolg, in de hoop hem
geheel van zijn onderwerp af te brengen:
Het is trouwens een eigenaardig type, met
haar zwarte haar en haar donkere huid; ze
lijkt wel een Zigeunerin!
Ja, zegt Paul, zonder erbij na te denken, en
ze heeft ook echte,negerinnehanden, boven
op zoo bruin als een koffieboon en van bin
nen blank
Hij klemt plotseling zijn lippen op elkaar
en wordt vuurrood, en ik ga met een ruk
rechtop In mijn stoel zitten en kijk hem met
groote oogen aan. Ik voel, dat mijn kin strijd
lustig naar voren schiet, maar ik weet mij te
beheerschen en bied weerstand aan mijn vu
rig verlangen om me te buiten te gaan aan
een min of meer schampere opmerking. Ik
zeg dus niet arrogant: hoe is het mensch er
toe gekomen om je de binnenzijde van haar
hand te laten zien? Of wel: Ja, je had toch
wel gelijk: als je dergelijke menschen eenmaal
hebt aangehaald dan komen ze geregeld terug
en je raakt ze nooit meer kwijt!
In plaats daarvan reik ik alleen naar mijn
tasch, neem er een geldstuk uit en houd met
een triomfantelijken glimlach mijn hand op
om ook; zijn gift te incasseeren, waarop hij,
de situatie niet langer' meester, verlegen 'in
zijn broekzak grabbelt en een handvol koper
geld te voorschijn' brengt.
En natuurlijk als de vrouw, die onmid-
dellijk haar lied heeft gestaakt, uit het ge
zicht is verdwenen buig ik over hem heen
en geef hem een zoen, dien goeierd van een
man van mij!
(Nadruk verboden. Auteurs
recht voorbehouden).
(Adv. ingez. Med.)
king geschonken dan na dezen tocht naar het
witte stadje Thera op Santorini's kraterwand.
Van de meest Oostelijke eilanden deden wij
Patmos en Rhodos aan, de twee eilanden, die
onder de kust van Klein-Azië liggen en beide
onder Italiaansch bewind staan. Patmos is
eigenlijk alleen belangrijk, omdat daar de
„Openbaring van Johannes'' werd geschreven
en de grot, waar de Apocalypsis ontstond, is
dan ook een pelgrimsoord, dat geen toerist op
Patmos overslaat.
Rhodos daarentegen is een eiland, waar je
evenals Corfoe graag voor je genoegen een
paar weken zoudt willen vertoeven, maar dan
in April of Mei en niet in Augustus. De Italia
nen mogen er weinig geliefd zijn..en hoe is
het anders mogelijk op een eiland, waar zij als
indringers worden beschouwd? zij hebben
toch aan de hoofdstad van Rhodos bij de haven
een modern, mooi cachet gegeven, zonder aan
het karakteristieke van de binnenstad te raken.
Ons verblijf op Rhodos was feitelijk te kort om
veel van de stad en het eiland te zien. Ik zou
er gaarne tegen den avond nog wat hebben
rondgedwaald in de nauwe, schilderachtige
straatjes van de Turksche wijk met haar mos
keeën en minarets en in de Jodenwijk met haar
zoo heel ander karakter. Nu moesten wij ons
beperken tot een bezoek aan het archeologisch
museum, dat eens in de middeleeuwen
het hospitaal van de Johanniter ridders is ge
weest en een tocht naar het klooster op den
Philermo-berg, waarvan het uitzicht over het
eiland en op de kust van Klein-Azië
waarlijk indrukwekkend was. Het is een
nadeel van kudde-reizen, dateen pro
gramma altijd a la minute moet worden afge
daan en men de schoonheid van een land
slechts zelden rustig op zich kan laten inwer
ken Maar dit is zoo bij elke ..cruise" en je hebt
de nadeelen van deze manier van reizen nu
eenmaal te aanvaarden zoo goed als de voor-
deelen.
58) De heele stad zat vol papegaaien. Men kon de auto's
niet meer hooren, zoo'n lawaai was het. Enkele dieren
hadden intusschen praten geleerd, en ze schreeuwden te
gen de voorbijgangers de gekste dingen. Vreemdelingen,
die pas in de stad waren, meenden, dat de menschen hen
achterna riepen en zoo ontstond er overal ruzie en twist.
De ramen werden stijf dicht gehouden, want meer dan
één keer was het al voorgekomen, dat iemand zoo'n beest
in zijn bed had gevonden.
59) Toen het weer vacantie werd, gingen Henkie en Robje
er opnieuw op uit. In de dagen, dat Henkie op school zat,
werkte Robje vol ijver aan zijn schip. Hij schilderde het
mooi op, zette er een nieuwen naam op en na zijn school
tijd leerde hij Henkiè sturen en in den mast klimmen. Ze
spraken onder elkaar af, dat Robje een kapiteinspakje zou
aanschaffen en Henkie was daar heelemaal niet jaloersch
om.
60) Toen Henkie oud genoeg was om te zeggen wat hij
wiide worden, was zijn vader erg verwonderd van hem te
hooren, dat hij naar zee wilde, maar daar hij zag dat er al
niets aan te doen was, liet hij de jongens er samen maar
op uit gaan. Ze hadden al menigeen gered en werden
onder de zeevaarders bekend als twee vroolijke snaken, die
wel oud waren en lange baarden hadden, maar die nog
altijd even leuk konden vertellen van hun tocht naar het
onbekende eiland. (Morgen een andere vertelling.)
Santorina en het stadje Thera.
55) Toen Henkie bij zijn vader thuis kwam, was deze grijs
van verdriet geworden over het wegblijven van zijn zoon
tje. Er lagen wel drie brieven van den hoofdonderwijzer,
dat de vacantie al lang weer om was en waar hij nu toch
bleef. De vader gaf Robje een uitbrander. „Hoe kwam je
er toe, ondeugende jongen, om mijn zoontje zoo lang mee
te nemen?". En eerst toen de jongens hun heele reis ver
teld hadden was de vader weer een beetje gekalmeerd en
ging Henkie den volgenden morgen naar school.
56) Hoe bracht Robje zijn tijd door, toen Henkie op
school was? Hij haalde al de eierenkisten uit de boot en
de manden met visch en ging er mee naar de markt-, waar
hij ze al heel gauw kwijt was. „Het zijn allemaal broed-
eieren", vertelde hij de menschen „en omdat ze uit een
ver land komen zijn ze zoo goedkoop!" De menschen voch
ten er gewoonweg om en toen Henkie uit school kwam
stond Robje hem al op te wachten met een volle zak geld.
57) Enkele weken daarna, toen iedereen Henkie en Robje
al kende, begon de pret er voor de jongens af te gaan.
lederen dag opnieuw kwamen er bij de apotheek men
schen aan de deur met papegaaien. „We hebben niets
dan papegaaien voor ons geld gehad", schreeuwden ze en
hoe de vader van Henkie ook trachtte de menschen aan
hun verstand te brengen dat hij er niets van afwist, ze
bleven komen en hij had geen minuut rust. want telkens
lieten ze de krijschende beesten bij hem achter.