Ik hèb gekozen, Arkadi.... FEUILLETON Een roman uit het booge Noorden door AGVTHE POGNER. (Nadruk verboden) 2) Maria glimlachte en keek me Ietwat mede lijdend aan. Zij bezat de zeldzame gave ook mijn onuitgesproken gedachten te doorgron den. Daarom zei ze nu. bijna plechtig van ernst: „Mij gaat alles aan. wat de kinderen aangaat, want de jeugd is onze eigen toe komst en die van de wereld Wat wij den kin deren in him prille jaren aan goeds schenken, dat bezitten zij voor hun geheele verdere leven en niemand kan hun dat meer afnemen. Wat wij hun echter onthouden, dat is eeuwig voor hen verloren; nooit zullen zij dat meer verwerven". ..Maar wat kan Jij daar nu mee bereiken? Jij, als enkeling?" „Wij zijn allen enkelingen. Maar als elk van ons zijn steentje bijdraagt, kan er zeer veel tot stand worden gebracht. Meer dan jij wellicht vermoedt". Ik schudde ongeloovlg het hoofd Daarop vervolgde zij: ,,'t Spreekt vanzelf, dat ik mij niet uitsluitend met kinderverzorging zal bezig houden. Ik hoop ook verschillende mu sea en andere tempels der kunst te bezoeken. Zooals Je weet. heb ik er steeds naar ge streefd het nuttige aan het aangename te paren. Of omgekeerd. Net, als Je wilt". Daarna was zij vertrokken. De heb haar yoor het eerst in mijn leven werkelijk ge mist. Ik heb haar dagelijks een brief willen schrijven om haar daarin te kunnen mede- deelen, hoe zeer ik naar haar verlangde. Maar ik heb van ouds een geweldigen hekel aan brieven schrijven en mijn aangeboren traag heid werkte dat nog in de hand. In ieder geval verschoof ik het schrijven van dezen brief, dat me toch na aan het hart lag, van den eenen dag op den anderen Tot het tenslotte niet meer noodig was Ik had kennis gemaakt met Taja die bij familie in onze stad op bezoek was. Haar blauwe oogen en haar goudblond haar hadden iets betooverends. Zij beviel mij. Ik haar even eens. Tien dagen later of waren het er twaalf? werd onze verloving publiek. Nog dienzelfde dag deelde ik Maria dit belangrijke besluit mee Toen ontving ik voor het eerst een brief van haar. Daarvóór had ze zich steeds bepaald tot een paar regels op een prentbriefkaart. „Beste Arkadi", schreef ze. „Je onverwachte verloving heeft me weliswaar verrast, maar daarom niet minder verheugd. Hopenlijk is je keus een goede en krijg je de vrouw, die bij Je past. In je hart en in je ziel liggen nog vele groote schatten braak, die productief moeten worden gemaakt. Ik hoop. dat je huwelijk dit wonder volbrengt. Tal van mannen trouwen als zij innerlijk gerijpt en volwassen zijn. Bij anderen komen de In hen sluimerende krach ten en talenten eerst In het huwelijk tot volle ontwikkeling. Jij behoort tot de laatste categorie. Dit is nu eens niet een van die ver velende aanmerkingen, die je nooit hebt kun nen verdragen en waarnaar je toch steeds maar met een half oor hebt geluisterd Het beoogt slechts mijn blijdschap uit te drukken en je de verzekering te geven, dat ik je geluk volkomen deel en je voor je verder leven slechts het allerbeste toewensch. Groet je verloofde hartelijk van mij. Afgaande op de miniatuurfoto, die je mij zond moet zij heel knap zijn. Daarmee is dan je llevelingswensch in vervulling gegaan. Je hebt immers altijd verteld, dat je slechts een knap meisje wilde trouwen, omdat je er van overtuigd was, dat een knappe vrouw noodzakelijkerwijze ook alle andere goede physieke en psychische eigenschappen moest bezitten. Daarom wensch ik je nog eens alles goeds en het geluk, waar naar je zoo innig hebt verlangt. Zeer tot mijn spijt zal ik je huwelijksvoltrekking niet kun nen bijwonen, omdat ik mijn studiereis niet ontijdig wil afbreken maar op je trouwdag zal ik in gedachten by jullie zijn en in je vreugde deeien. In de vriendschap. Je Maria". Ik moet, toen ik dezen brief ontving, niet geheel bij mijn verstand zijn geweest, want nauwelijks had ik hem ten einde gelezen, of ik bracht hem naar mijn lippen en drukte er een kus op. Daarop zond ik Maria een tele gram, waarin ik haar mijn hartelijken dank betuigde. Van deze gelegenheid maakte ik gebruik haar nogmaals dringend te verzoeken mijn bruiloft bij te wonen, omdat ik haar anders op dezen, voor mij zoo gewichtigen dag. zeer zou missen Ik ontving echter op nieuw een bericht van verhindering. Toen kwam de dag van Aijn huwelijk De lente was dit jaar veel later gekomen dan gewoonlijk, maar daarvoor strooide zij dan ook op dezen dag al haar milde gaven over de aarde uit. Het was een dag, zooals we dien maar zelden te genieten krijgen. Alles in de natuur ontlook en bloeide op, alles werd door gouden zonnestralen overgoten. Van horizon tot horizon echter weefde de eeuwig heid haar ondoorgrondelijke, diep blauwe sluiers. De kerk was meer dan vol. De heeren schit terden üi hun keurige uniformen of in hun onberispelijke rokcostuums, de vrouwen wed ijverden met elkaar in kostbare toiletten. Het was alles minstens zoo rijk en mooi als ik mij dat vroeger in mijn droomen heb voorge steld. Taja, een plaatje in zijde en kant, stond naast me als een lichte wolk en glim lachte mij toe. Het was een indrukwekkende plechtigheid. Toen kwa n het groote oogenblik, waarop de ringen aan onze vingers werden geschoven. Wij waren getrouwd. Onmiddellijk daarop ge beurde het ontzettende en onbegrijpelijke: Taja nam de gelukwenschen van den geeste lijke in ontvangst en ik boog mij voorover om haar, zooals het gebruik dat eischt, op den mond te kussen. Mijn lippen bereikten haar echter niet meer. Zij was, zonder eenig ge luid te geven, naast mij op het tapijt ineen gezakt. Een ernstige hartkwaal, waarvan haar ouders, die hiervan toch op de hoogte waren geweest, mij onkundig hadden gelaten, maakte een even onverwacht als tragisch einde aan dit jonge leven. Ik echter stond daarbij, ver stard van schrik en ik wilde niet begrijpen, dat ik in het zelfde uur echtgenoot en tege lijk ook weduwnaar was geworden. Taja's begrafenis was even plechtig en indrukwekkend als onze huwelijksinzegening. Dezelfde gasten, die toen in de kerk vertoef den, gaven ook nu van hun belangstelling blijk De gansche stad trok naar het kerkhof. Aller medelijden ging uit naar den jongen echtge noot, die op zoo tragische wijze zijn juist met hem in het huwelijk verbonden vrouw had verloren. Na den gebruikelijken rouwdienst op de begraafplaats, werd in het beste hotel van de stad een groote maaltijd gehouden. Ik ging er niet heen en verzocht Tit mij bij de aanzit- tenden te excuseeren. Urenlang dwaalde ik als een krankzinnige rond. Ik zou later nooit met zekerheid hebben kunnen zeggen, waar ik al dien tijd geweest ben. Twee maal bracht het toeval mij daarbij langs mijn woning, die ik, sinds ik voor de huwelijksvoltrekking naar het stadhuis reed, niet meer had betreden. Ik had bij Tit, die nog bij zijn ouders Inwoonde, een gastvrij onderdak gevonden. Ik zou ook op den begra fenisdag weer bij hem overnachten, maar ik ging ook zijn woning voorbij en rende op nieuw naai de begraafplaats. Daar stond Ik langen tijd roerloos voor het pas gedolven graf, dat mijn geheele geluk omsloot De dag was bijna heet geweest; nu koelde de aarde des te sneller af. Van alle zijden witte nevelsluiers op, die langzaam naderbij slopen en mij en het graf als in een tooverkring omhulden. De wereld om mij heen was weggevaagd, verzonken in den mij omringenden nevel. Ik was alleen en voelde mij eenzaam. In deze verlatenheid trok mijn geheele vroegere leven plotseling aan mijn geestesoog voorbij. Het moest mij steun en sterkte geven. Maar het stiet mij slechts nog dieper in mijn wanhoop, want in dit heele leven van mijn achten twintig jaren was niet het geringste, waar aan ik mij kon oprichten en vasthouden. Het schitterende scherm, dat het tot dusver had verborgen, was omver gevallen. Een verbijs terende leegte strekte zich voor mij uit. Het was, of een hoonend gelach de doodsche stilte verscheurde. Toen verborg ik mijn ge zicht in mijn handen en kreunend kwam het over mijn lippen: „Maria! Maria! Jij had gelijk!Alles is laf en dor!" Plotseling herinnerde ik my de woorden van myn reeds lang overleden vader. „Arkadi", had deze eens tot me gezegd, „droom wat minder en leer wat meer. Het geleerde Is de eenige rijkdom, die Iemand nooit ontnomen kan worden. Maar ontwikkel niet slechts je, geest, doch ook je hart, want een beschaving,! waarin je hart geen aandeel heeft, biedt inj moeilyke uren geen betrouwbaren steun!" I Zoo heeft my'n vader destyds gesproken erJ toen ik ouder werd. heb ik zijn woorden ter harte genomen. Ik bereisde drie werelddeelenj en liet my bedwelmen door al het moois inj verre, vreemde landen. Maar ik bleef by dat alles slechts aan de oppervlakte en myn be langstelling ging tenslotte slechts uit naar datgene, wat tljdelyk een lust voor myn oogen was, Maria echter bekeek het leven heel anders. „Om het waardevolle erts te vinden", had zy eens gezegd, „moet men in de diepte af dalen!" (Wordt vervolgd.) Verlaten ligt het strand bij prachtig zomerweer, nu de mobilisatie maatregelen de dadgasten naar huis hebben doen terugkeeren H. M de Koningin maakte Donderdag ter gelegenheid van Haar verjaardag een rijtoer door Baarn en Soest. H. M. de Koningin passeert de Brink te Baarn De zandzakken, bestemd voor de loopgraven op Schiphol, worden op den boulevard te Zandvoort door de militairen gevuld en opgestapeld, gereed voor vervoer Scheveningen maakt zich verdienstelijk bij de veldkeuken, die op het Gevers Deynootplein is opgesteld voor de in de badplaats gelegerde troepen Ook het politiebureau te Assen wordt met zandzakken beschermd De bouw van de nieuwe verkeersbrug te Broek in waterland in den provincialen weg Amsterdam Leeuwarden Voor het paleis Soestdijk werd de Koninklijke Familie Donderdag geestdriftig toegejuicht

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 8