2)e modelijn^ Aan het werk Goedkoop en toch smakelijk 2Je IttoCfvufzett- stiffen enowt! JCacut- Dames koopt ïüa tasschml JAC. GILEIN (Geenfilialen) pOND E RDAG 14 SEPTEMBER 1939 HAARLEM'S DAGBLAD Een soort van verdoofde stilte ligt achter ons, een stilte, die ontstaat wanneer men een rake klap tegen zijn hoofd heeft moeten ineasseeren. Men wordt er door verdoofd en ontsteld, men wordt er door uit zijn evenwicht gebracht en men is geneigd tot het doen van dingen, die men anders nooit zelfs maar zou bedenken. In dien toestand van verdooving en ontstel tenis hebben wij de eerste dagen van deze maand doorgebracht; tegen die neiging tot het doen van dingen die nergens naar lijken, heb ben wij ons moeten wapenen en nu wij ons uit onze eerste verslagenheid weer omhoog moeten en willen werken, wacht het leven van iederen dag. opdat wij het weer opnemen zullen. Dat is moeilijk, er zijn vrouwen die meenen, dat zij daartoe zeker niet in staat zullen zijn, en die maar één ding met duidelijkheid weten: de wereld is ontwricht, er gebeuren vreeselijke oorlogsdrama's in Europa, onze mannen, onze broers, onze verdere familieleden, onze ver loofden zijn gemobiliseerd, hun kan ook dat ontzettende lot treffen het leven staat stil, wij kunnen niet anders dan werkloos afwach ten. Geen werk, alleen het allernoodigste, geen nieuwe plannen, geen enkele ontspanning, en kel somberheid over het lot van allen die ons lief zijn, een benauwend toekomstbeeld voor onze opgroeiende kinderen. Hoe denken onze gemobiliseerden daarover? Zij zijn vervuld van thuis, hoe het daar zal gaan: zal moeder de vrouw zich moedig door de opeengestapelde moeilijkheden heen werken, zal zij de kinderen niet al teveel laten voelen van dit ontzettende, dat zij toch nog niet kunnen begrijpen? Zal zij zorgen dat de toon in huis opgewekt blijft, zal zij moedig de loopende za ken kunnen afhandelen, zal zij zich schikken in het alleen-zijn. zal zij ook haar steentje bij dragen om het leven van de militairen die in haar eigen omgeving zijn ondergebracht, wat meer zon te geven? Of moeten die gemobiliseerden steeds een lamgeslagen achter gebleven gezin voor oogen zien, dat zij onmogelijk uit de verte weer op peil kunnen brengen? Wie wil meehelpen om zedelijken steun te verleenen aan onze gemobiliseerden, kan in de allereerste plaats beginnen met de haar gestelde taak met opgeruimdheid en moed weer op te nemen. Het is toch maar een feit, dat het leger waakt voor onze veiligheid, voor de rust van de burgerbevolking, is het dan niet het minste gevraagd dat die burgerij doet wat ze kan om deze mannen, die uit hun werk gehaald zijn, te steunen en tot hulp te zijn. Welnu, wie deze hulp niet daadwerkelijk aan iemand kan geven, zooals het vrouwtje dat wij Zondag zagen, gewapend met een puilend-volle actetasch met zakelijke papieren, dat men haar jeugdigen echtvriend -in-uniform zakenproble- men besprak en uitgebreid aanteekeningen maakte al kunnen wij dan niet allen zoo daadwerkelijk bezig zijn als zij, de algemeene stemming hangt van onze stemming, de werk lust van onzen werklust af. Wanneer de gemobiliseerden zich niet gedra gen voelen door de rust, den ijver en den opge- ruimden moed van thuis, dan wordt het voor hen noodeloos moeilijker gemaakt. En hoe eer der het economische leven weer zijn spoor te ruggevonden zal hebben, hoe minder moeilijk het leven zich zal voordoen. „Maar wie kan er nu vroolijk zijn en doen of er niets aan de hand is", roept de sombere in wanhoop uit. Neen, dat is ook niet de bedoeling, „vroolijk zijn en doen of er niets aan de hand is". Maar met moed en energie het veranderde leven aanpakken, met een open oog voor het vreeselijke dat om ons heen gebeurt, maar ge steund door de gedachte: we moeten werken, we moeten de schouders er onder zetten, dat sluit de opgewektheid meteen in zich en dat verdrijft het sombere tobben dat tot niets leidt, en alleen maar verlammend werkt. E. E. J.-P. over graan- Een praatje en meelsoorten De graan- en meelsoorten, ook wel grutters- waien genoemd, zijn belangrijk voor onze voeding, door de groote hoeveelheid kool hydraten (zetmeel en suikerstoffen) die ze bevatten. Per dag heeft men 400—500 gr. koolhydraten noodig bij zeer zwaar werk nog meer. Ge lukkig dat er dan ook zoo'n verscheidenheid is van voedingsmiddelen die ons aan deze be langrijke voedingstof helpen. Het brood neemt wel een zeer groote plaats in bij onze voeding. Per dag rekent men, dat er in ons land gemiddeld 300 gr. brood gegeten wordt. In sommige streken bedraagt het broodgebruik wel 600700 gr. per dag. Veel brood wordt gegeten door menschen die zwaar werk te verrichten hebben. Wordt brood met melk gebakken, dan is het hierdoor voedzamer dan waterbrood. Er moeten dan de letters M B in staan, wat door den keuringsdienst geëischt wordt, als het onder dezen naam verkocht wordt. Bruin brood bevat door de zemelen die het bevat, meer celstof en zouten. De celstof maakt buin brood wat moeilijker verteerbaar dan wüt. Is licht verbruikbaar voedsel voorgeschreven dan moet men oud wittebrood of geroosterd brood geven. Dit moet goed gekauwd of ge- roosteerd worden, waardoor het fijner- verdeeld in de maag komt. Versch brood wordt gemak- kerlijker slecht gekauwd ingeslikt, waardoor het moeilijker verteert. Verder worden veel grutterswaren gebruikt voor het klaarmaken van onze toespijzen. Juist dn gezinnen met kinderen," die dikwijls niet voldoende eten van het vleesch, de groente en de aardappelen, is een toespijs op zijn plaats. Rijst, griesmeel, gort, grutjes, havermout, parelgort,, kunnen op allerlei manieren wor den bereid. Gebruikt men hierbij nog melk. dan bevat de toespijs bovendien nog meer eiwit en vet. De meeste grutterswaren nemen bij het koken water op. Men moet ervoor zorgen dat ze altijd goed gaar gekookt zijn. daar rauw of ongaar zetmeel in ons lichaam heel moeilijk of niet verteert. Havermout is een van de weinige soorten die wat meer vet bevat. Daarom kan haver mout heel goed gaar gekookt worden in tapte melk of melk die men verdunt met water. Vermicelli en macaroni kan men ook bij deze voedingsmiddelen rekenen. Ze worden gemaakt van tarwebloem. Bij het koken wordt weer een belangrijke hoeveelheid water op genomen. Behalve soep, kan men er ook pap en andere toespijzen van maken. Geen groote veranderingen op til lüiatei 1939=1940 De vorige week vertelden we reeds 't een en ander omtrent de gloednieuwe wintermode 19391940. Onze teekening geeft er u een duidelijk en charmant beeld van. De japonnen zijn zeer wijd, evenals de man tels. Net als in 't zomerseizoen zijn de rokken tamelijk kort, terwijl de taille sterk wordt geaccentueerd. ,Van links naar rechts ziet u: Een tailleur van zwart laken, gegarneerd met zwart fluweel en astrakan. Een charmant tailleurtje van donkergroene wollen stof, gegarneerd met blauwvos (let op de sierlijke heupgarneering die wel een zeer slank figuurtje vraagt!) Voorgrond: mantel van zwarte wollen stof, gegarneerd met astrakan. U ziet: groote ver anderingen brengt de wintermode niet! n dienst van het leven Juist de vrouw heeft in onzen tüd een ontzaglijke taak te vervullen. September. Dagen van hoogspanning zijn achter den rug en de beslissing over oorlog of rede is gevallen. We leven in twee werelden, wonderlijk dooreengemengd: Koesterend-mild, warm, standvastig blij straalt de zon over onze bloeiende tuintjes, over 't prachtig-groene plant soen, waar onze kleine meisjes in gebloemde jurkjes ronddartelen. Verderop in 't riviertje ligt de kano, en 't is den heelen dag een druk en vroolijk gesjouw en gesleep om die in en uit t water te krijgen. En dan een druk en bedrijvig geplas, vóór de jongens, koffiebruin, van huid (en spierwit-uitgebleekt van haardos) met de logeetjes wegpeddelen. Er is veel te doen: boterhammen snijden voor 't zwembad, koffietafel aanrichten, kleeren ver zorgen en dan altijd maar weer: belangstel ling toonen in al die vacantievreugde! Wij vrouwen werken maaren dit is ons liefste werk: het zorgen voor levende wezens, het rechtstreeks staan in dienst van het leven. De radio draait, het ochtendblad, waarvan we in de drukte alleen nog maar de „koppen" kon den lezen maar die zeggen genoeg! ligt op tafel. Dat is de andere wereld, waarin we le ven: een wereld vol storm, dreiging en dood. 't Is moeilijk om die beide werelden met elkaar te rijmen. Soms lijkt het of we droomen, of 't niet echt waar kan zijn, dat helsche mach ten van een omvang, zooals de wereld nog nim mer heeft gekend, over deze verrukkelijk schoo- ne aarde zullen losbarsten. Altijd weer, net als in September 1938, als in April van dit jaar, was er het angstig staren naar de zijden draad, waaraan, voor een oogen- blik, alles scheen te hangen, dat zoo opper- lakkig gesproken het leven waarde geeft. Toch zijn we sinds September van het vorige jaar anders geworden. Er is minder plaats in ons voor jammerklachten en zelf-medelijden, voor wanhoop en radeloosheid, méér plaats voor bezinning, begrip en arbeid intuïtief voelen we ons door alle spanningen heen gedre ven om aan te pakken. Met meer energie ver- ullen we onze dagelijksche taak, met meer nauwgezetheid en toewijding zorgen we, dat de kinderen althans hun blijde, onbezorgde stem ming behouden. Er kan dat weten we bij on dervinding door zenuwachtige, onevenwich tige, babbelende vrouwen zoo oneindig veel worden bedorven. Maar er kan ook zoo oneindig eel worden gered en opgebouwd door vrouwen, die kalm en rustig haar plicht blijven doen! Sterker dan ooit tevoren en is dit niet op zichzelf reeds een verademing? voelen we onzen plicht tegenover ons gezin, onze omge ving Heel veel kleine belangen, kleine zorgjes, kleine puur-egoïstische overwegingen, zijn als vanzelf weggevallen. Er is meer ernst in ons leven gekomen en meer stilte. En misschien zijn we nu ook wel het waarom der dingen, de groote lijnen, waarom het gaat in de wereld, iets beter gaan begrijpen. Misschien zijn we wel gaan inzien, dat het toch niet aangaat, altijd maar weer „zielig" en medelijdend te spreken, over al die millioenen gezinnen die misschien straks weer in rouw wor den gedompeld, „terwijl ze er niets aan doen kunnen". Dit is een huichelachtige voorstelling, want er is niemand op de heéle wereld, die „er niets aan doen kan". Wij allen zijn mee schuldig aan den toestand van onrecht, haat en nijd, wantrouwen, laksch- heid, zelfzucht en huichelarij, die sinds jaar en dag over de wereld hangt. En als de wolken uit deze troebele, verstikkende sfeer zich samenpak ken tot een dreigende catastrofe, dan mag dit ons niet al te zeer verwonderen en zéér zeker mogen we er niet domweg-verontwaardigd om zijn. We hebben allen zonder uitzondering deel aan de groote duistrnis, die over de wereld hangt. Maar en dit is de bevrijdende gedachte van onzen tijd we kunnen ook allen zonder uit zondering deel hebben aan het Eeuwigheids- licht, dat vèr boven deze duisternis uitgaat en dat zich telkens in tijden van nood machtig openbaart in de harten van hen, die er voor openstaan. De duisternis breekt af en vernie tigt. Het ilcht werkt en bouwt, ook door men- schenhanden. Door te werken en te zorgen, door iederen dag tot het uiterste onzen plicht te doen, door kalm te en zelfbeheersching te toonen, kunnen wij vrouwen direct meebouwen aan de goede krach ten, die uiteindelijk over de wereld moeten zege vieren. Dan zal er geen duisternis meer zijn, noch rouw, noch gekrijt Ja, dandat staat als een paal boven wa ter, dat die tijd eens komen zal. Maar zouden we daar nu al rijp voor zijn? Ik voor mij kan niet gelooven, dat alle on recht door menschen aan menschen, door vol ken aan volken bedreven, zou kunnen worden verzoend en uitgewischt zonder een langen weg van tranen. Maar dit doet er niets toe, 't maakt alleen verschil, hoe we staan tegenover het leven, ons leven, dat een deeltje een onmisbaar deeltje is van het wereldleven. Of we willen dienen. Of we ons onvoorwaardelijk iederen dag op nieuw willen stellen in dienst van het leven. Of we willen meewerken in onze zwakheid en in ons eigen klein hoekje, aan de komst van vre de, gerechtigheid, waarheid, liefde. Juist de vrouw heeft in onzen tijd een ontzaglijke taak te vervullen, sis draagster van deze goede krachten. Als we dit bedenken, danneen, dan ver gaat ons vanzelf de lust tot klagen, politiseeren en bridgen. Dan wérken we alleen maar.... Zondag: Nieuwe haring. Snijboonen. Aard appelcroquetj es met ham. Bitterkoekjesvla. Maandag: Tomatensoep met witte boonen Rijstkoekjes. Dinsdag: Gekookte eieren Sla met komkommer. Gebakken aardappelen Rijst in melk. Woensdag: Rollade. Groene kool Aardappelen. Griesmeel met citroensaus (koud) Donderdag: Koude rollade. Andijvie. Aardappelen. Méringue van appel moes. Vrijdag: Kaassouflé Tomatensla Rijst met pruimen. Zaterdag: Slakropjes met gehakt Aardappelen. Vruchten. Jiecepte n Aardappelcroquetjes met ham. 2 pond gekookte aardappelen, 2 ons ham, 3 eidooiers, 2Vs d.L. melk, 50 gr. boter, zout, nootmuskaat en peper. Maak de aardappelen fijn, vermeng ze met de dooiers, de melk, de boter en de kruiden tot een samenhangende massa en vorm er croquetjes van, die in het midden met de fijn gehakte ham zijn gevuld. Paneer deze dubbel, dat wil zeggen: wentel ze in paneermeel, daar na in losgeklopt ei en dan weer in paneermeel en bak ze in heet frituurvet mooi bruin en knappend. Presenteer ze met de snijboonen op een verwarmde schotel. Tomatensoep met witte boonen. 1 pond witte boonen. 2 pond tomaten. 2 uien, Wat worteltjes. s/s bosje peterselie. Een klontje boter. Zet de boonen den avond te voren met ruim water in de week en kook ze op den dag zelf gaar. Voeg dan na een uur de klein ge sneden tomaten, het zout, de gesnipperde uien en de kleingesneden worteltjes toe en laat alles samen nog 1 uur koken. Wrijf de boonen fijn, zeef de soep en maak ze af met de ge hakte peterselie en de boter. Kaassoufflé. 100 gram boter. 5 eieren. 100 gram geraspte Parmezaansche of bele gen Goudsche kaas. Roer de boter tot room, voeg er één voor één de eidooiers bij en de geraspte kaas, en ten slotte het zeer stijfgeslagen eiwit. Schep dit mengsel in een met boter besmeerde vuurvaste schotel en zet het in een matig warme oven om een bruin korstje te krijgen. Voorkom het inslaan van de soufflé, door een verwarmd, droog deksel op de schotel te zetten, direct voordat deze uit den oven wordt genomen. EEN NIEUW SEIZOEN, Nieuwe Modellen! Wat een schattig jasje is dat voor jonge meisjes en bakvischjes! Leuk klokkend rekje, dat van achteren is aangezet en voormidden doorloopt, kopmouwtjes en plat kraagje. Voor kraag en knoopen kan ook imitatiebont worden gebruikt. De benoodigde stof van 130 cM. breed is 1.40, 160, 1.80 en 2.10 Meter, al naar gelang van den leeftijd waarvoor het bestemd is. Weest verstandig en koopt nu Uw benoodigde hoeveelheid tegen nog lage prijzen bij Qen. Oianiéstcaat' Tla. 129 (Adv. Ingez. Medj Toen moeder-de-vrouw terug kwam Nabetrachting over een kostelijke vrijgezellenvacantie. En tóch Dit is een ware geschiedenis, uit het leven gegrepen. Ik hoop, dat sommige mannen er zich zacht aan zullen spiegelen. 't Begin van de geschiedenis ligt twintig jaar terug. In dien tijd trouwde de heer Van Duffelen en hij had er geen spijt van. Maar dat komt met de jaren! soms vergat hij al het goede, dat hij in zijn huwelijk had on dervonden en werd ondankbaar. Hij liet zich dan door zijn trouwe Emma vertroetelen zon der dank je te zeggen en verviel in allerlei dwaze aanmerkingen. Dit was natuurlijk even goed Emma's schuld, want ze verwende hem schromelijk. In den loop der jaren had de heer Van Duffelen net als de meeste gelukkig ge trouwde doch fantasielooze mannen, zich een heel repertoire van brommerigheidjes en gevit aangemeten, dat hij op gezette tijden ten beste gaf. Op deze manier: „Je bent gewoonweg geen baas meer in je eigen huis. 't Geld vliegt de schoorsteen uit. Alle vrouwen zijn bezeten door den koopdui- vel! Nauwelijks is 't huis in 't voorjaar schoon of ze ontdekken, dat er onverwijld nieuwe gordijnen noodig zijn, een nieuw kleed, nóg een paar nieuwe gordijnen voor de slaapka mer, en dan„gerei!" Altijd maar weer „gerei". Ze koopen een servies voor twee per sonen om thee te drinken op 't balcon, een servies voor zes personen voor als er bezoek komt en dan nog een servies voor twaalf per sonen voor als onze jongen eens trouwt! En daarvoor zwoegen wij mannen dag en nacht; we moeten dan maar sigaren rooken van een tweederangs merk en vooral nog dankbaar zijn dat het huis er zoo netjes uitziet! En er vooral op rekenen, dat er straks misschien weer kof- fielepeltjes of theelepeltjes noodig zijn of jamlepeltjes of roomschaaltjes of hoe al dat dekselsche spul heeten mag. Heb ik gelijk of niet?" „Je hebt volkomen gelijk", zeiden de vrien den van de kegelclub. „Dat zou ik ook denken" vond meneer Van Duffelen in zijn blindheid. 't Werd vacantie en voor het eerst in hun huwelijk ging mevrouw Van Duffelen alleen uit. Misschien naar een getrouwde zuster of een vriendin; dit meldt de historie niet. In ieder geval: de heer Van Duffelen en zijn negentienjarige zoon, voor wiens eventueele bruilofstfeest indertijd het servies voor twaalf personen was aangeschaft, zouden zich vier weken lang alleen moeten redden. 't Is bijna niet te beschrijven, hoe lente achtig jong het tweetal en vooral de va der zich voelden en hoeveel plannetjes ze maakten om samen uit te gaan. De gulden vrijheidssoep werd overigens heel wat minder heet gegeten dan ze was opge diend Deze en dergelijke dingen interesseeren ons vrouwen echter minder. Belangrijker is voor ons de toestand van de huisvrouwlooze wo ning tijdens de afwezigheid van mevrouw Emma. Denkt u zich een ontelbaar aantal ongewas- schen kopjes, overal rondslingerend, een sterke lucht van sigaren asch, een langzaam vergrijzen van alle voorwerpen onder een steeds dikker wordende stoflaag, een langzaam maar zeker voortschrijden van een totale toe stand van verwildering en vervuiling klonten ingedroogde modder op alle tapijten, een half verhongerde kanarie, verwelkende bloemen en planten. „Wie heeft huishouddienst? Ik soms?" „Ja u, Ik heb het de vorige week gedaan." Nee maar. is die week alweer om?" „Ja. u weet toch wel. 't Begon toch op dien dag, dat de krant niet bezorgd werd omdat we vergeten hadden, 't abonnement te betalen." „Pff, Heb ik niet als een dwaas rondgehold om te voorkomen dat het gas werd afge sloten?" „Bah, wat een toestand!" Een toestand? Neen 't was geen toestand! Dat vertelde mevrouw Van Duff.len in geu ren en kleuren aan haar vriendin, toen deze een week na de terugkomst van mevrouw op de thee kwam in het frisch geluchte, gerei nigde, gedweilde, geboende, geschrobde, gewre ven huis. ,Een week lang heb ik moeten zwoegen en draven, rennen en zweeten vóór alles weer eenigszins bewoonbaar was in dien zwijnen stal" zei ze. ,Maar één ding was toch aardig. Ze hebben me samen van den trein gehaald, hoewel mijn man eigenlijk niet uit de zaak weg kon. En wat denk je dat hier midden in den ontzet- tenden rommel op tafel stond? Een groote boe ket. Dat had hij „al in geen tien jaar meer ge daan" „Ja" zei de vriendin peinzend, „als ik 't me indenk, dan zou ik toch óók weieens alleen met vacantie willen gaan!" bij den vakman DAT IS UW VOORDEEL- ^DERWARENFABRIEK <g (Adv. Ingez. Medj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1939 | | pagina 8