O1"4
Wat moet Haarlem doen?
De zaak van der Pook
geb. Basse, L. W.
DINSDAG 26 SEPTEMBER 1939
HXAEEEM'S DAGBEAD
3
cl1
bu wA<IcU .at%-
\)SS
Jx&MS
andetguitg)
en hef beleid aan het Westfront
militaire medewerker
Onze deskundige
schrijft:
Zoo bracht dan de afgeloopen week prac-
tisch het einde van den Poolschen weerstand.
De concentrische Duitsche opmarsch met de
sterk opdringende vleugels voerde tot de vol
komen omsingeling van de Poolsche strijd
krachten en bezegelde daarmee het lot van
het land.
Bezien wij in het kort de gebeurtenissen,
welke zich in de laatste week van Polen's vrij
heidsstrijd voltrokken, dan gaat onze aan
dacht in de eerste plaats naar de gevechten
op de vleugels.
In Galicië worden de aldaar optredende
Poolsche strijdkrachten van het hart van het
land afgedrongen en in Z.O. richting terugge
worpen. Reeds op 16 September is Lemberg
van drie zijden omsingeld, terwijl op 18 Sep
tember Drohorycz. de voornaamste plaats in
het petroleumgebied van Galicië, in Duit
sche handen valt.
De rest van het Poolsche Zuiderleger, het
welk reeds eerder de verdediging van de San
en Weichsel tusschen Przemysl en Warschau
bij Jaroslaw en Sandomierz had moeten opge
ven, werd nu ook meer N. van deze rivieren
afgedrongen. Zoo wordt op 16 September
Deblin door de Duitschers genomen, waarbij
de Polen in O. richting terug trekken. Op 18
September is Lublin genomen en reiken de
snelle troepen van het Duitsche Silezië leger
en het leger uit Oost-Pruisen elkaar bij Wlo-
dawa de hand. Het gros van het Poolsche Zui
derleger, gegroepeerd om Zamosc is ondertus-
schen in een hopeloozen toestand gekomen.
In het N. toch staat het leger uit Oost-Prui
sen; in front de groep uit Opper-Silezië: uit
het O. naderen de grauwe massa's onder de
Sowjet-ster, terwijl de eenig overgebleven
terugtochtsweg, de weg naar Roemenië, door
het insluiten van Lemberg eveneens is afge
sloten. Op 21 September geven de hier staan
de krachten zich aan den Duitschen tegen
stander over. De staf van het Zuiderleger,
60.000 gevangenen en 130 vuurmonden vallen
in Duitsche hand.
Het Duitsche leger uit Oost-Pruisen onder
vindt, nadat de weerstand aan Narew en Bug
is gebroken,' nog slechts zwakken tegenstand.
Een gedeelte van dit leger is ingedraaid om
den ring om Warschau ook in het O. te slui
ten: de meer O. optredende groepen nemen
in snellen opmarsch op 17 September Brest-
Litowsk, Deelen van de Poolsche strijdmacht,
welke den terugtocht van de Bug naar het Z.
niet tijdig hebben kunnen uitvoeren, vallen
in Duitsche hand, waarbij wederom 12.000 ge
vangenen worden gemaakt en 80 vuurmonden
worden veroverd.
Met het tot stand komen van de verbinding
tusschen de krachten uit Opper-Silezië en
Oost-Pruisen is de groote tang gesloten. Hier
mee is het lot van alle strijdende Poolsche
krachten, ook W. van de Weichsel, beslist.
Er ligt een groote tragiek in deze omstan
digheid: ti-agiek niet alleen voor Polen, doch
in het bijzonder voor de Poolsche krachten in
de groote Weichselbocht. Onder welke hope-
looze omstandigheden toch strijden deze troe
pen hun eindkamp. Diep in den rug sluiten
Duitsche troepen bij Brest-Litowsk den terug
tochtsweg in O. richting af: in het N. is de
geheele N. Weichseloever reeds in Duitsch be
zit; in het Z. werd de Z. vleugel reeds om
Radom vernietigd, terwijl in front de Duitsche
Silezië-groep onstuimig opdringt. Een smalle
terugtochtsstrook blijft nog over, voerende
echter niet verder dan Warschau. En boven
deze strook razen nu bijna ongehinderd de
Duitsche luchtstrijdkrachten, bestokend met
bommen en mitrailleurs de colonnes, de trei
nen, de knooppunten van wegen, de stations.
En ondanks deze omstandigheden, met het
zekere verderf voor oogen, strijdt deze groep
haar moedigen eindstrijd. Steeds op kleiner
gebied samengedrongen wordt de weerstand
tegen de Duitsche concentrische aanvallen
voortdurend minder. Op 19 September, na een
week van harden strijd, begint de ontbinding.
Voortdurend neemt het aantal gevangenen
toe: op 21 September bedraagt dit alleen op
het hier betreffende gedeelte reeds 170.000
man. terwijl de buit aan vuurmonden een
getal van 320 aanwijst. Wederom komt een 15-
tal divisies hierdoor aan het Poolsche veld
leger te ontvallen. Neemt men in aanmer
king dat ook de Russen bij hun opmarsch,
welke overigens bijna zonder strijd werd uit
gevoerd, nog een 3-tal divisies gevangen na
men, terwijl voorts nog aanzienlijke gedeelten
van de Poolsche weermacht over de Roemeen -
sche grens uitweken, dan zal het duidelijk zijn
dat nog slechts kleine resten van de Poolsche
weermacht gevechtswaardig aanwezig kunnen
zijn. Gegroepeerd om Warschau, aan alle zij
den omsingeld, met geen enkele kans op uit
weg. kan de weerstand van deze groep nog
slechts een kwestie van dagen of uren zijn.
Hoewel het nog te vroeg is om een bezonken
oordeel te kunnen vormen over den Poolschén
veldtocht, mogen toch reeds nu enkele con
clusies worden getrokken.
Vergelijken wij de veldtochtsplannen, dan
moet allereerst een woord van erkenning
aan de Duitsche legerleiding worden gebracht.
De uitgevoerde dubbele omvatting, grootsch
opgezet en met buitengewone voortvarendheid
volvoerd, kan een vergelijking met de beste
veldtochten van de grootste veldheeren uit
alle eeuwen doorstaan. Wellicht gelukte het
in de wereldgeschiedenis nog nimmer om in
den tijd van 3 weken een mïllioenenleger vol
komen uit het veld te slaan. De vernietigings
slag, zooals deze den grooten leermeester van
den Duitschen generalen staf „von Schlief-
fen" steeds voor oogen heeft gezweefd, heeft
hiermee de hoogste vervulling gevonden.
Wat het Poolsche veldtochtsplan betreft:
voor zoover nu bekend, waren de strijdkrach
ten in 3 legers verdeeld.
Het meest Zuidelijke leger, opgesteld bij
Krakau en Lemberg, zou de belangrijke in
dustriegebieden beschermen en aan een even-
tueelen opmarsch aldaar paal en perk stellen.
De hoofdstrijdkrachten, opgesteld W. van
Warschau, zouden tot taak gehad hebben om
zich. afhankelijk van de omstandigheden, te
gen de uit Silezië of in de Corridor optredende
Duitsche troepen te wenden. Tenslotte zou
het Noorder leger een opmarsch uit Oost-
Pruisen beletten. Of aan deze opdracht nog
offensieve bedoelingen in N. richting verbon
den waren blijft voorloopig twijfelachtig.
Geen enkel doel. dat de Poolsche legerlei
ding zich gesteld had, is verwezenlijkt. Het Z.
en N. leger hebben aan den Duitschen op
marsch slechts zeer kleine vertragingen in
den weg kunnen leggen. Van het oogenblik af
dat deze legers over de San, Narew en Bug
'waren teruggeslagen was het lot van Polen
beslist. Het Poolsche hoofdleger is er evenmin
in geslaagd om met succes tegen de in den
Corridor of uit Silezië opmarcheerende troe
pen op te treden. De operatie van dit leger
eindigde in een zuiveren verdedigingsslag te
gen de concentrisch opmarcheerende Duitsche
legers: een verdedigingsslag met den rug te
gen den muur en met afgesneden terugtochts
wegen.
Aan beide zijden kan aan den troep slechts
de hoogste lof worden gebracht. Dit geldt
voor wat de Duitsche troepen betreft in het
bijzonder de fabelachtige marschen, voor de
Poolsche troepen wat betreft het taai blijven
doorvechten ondanks het demoraliseerende
gevoel, dat alles toch verloren is.
Ik mag deze korte beschouwing niet beslui
ten zonder de aandacht te vestigen op de
waarlijk indrukwekkende wijze, waarop aan
Duitsche zijde gebruik gemaakt is van hun
pantserformaties en gemotoriseerde verbanden.
Het werken met deze troepen, diep in de
flank en rug van den vijand, doet militair-
technisch denken aan het beste wat de rui-
teraanvoerders van Frederik den Groote en
Napoleon in vroegere tijdperken presteerden.
Voor toekomstige resultaten van deze forma
ties moet het voorbehoud worden gemaakt dat
in terreinen wordt opgetreden, waar de be
schikbare operatieruimte hun gebruik toelaat.
Wat de luchtstrijdkrachten betreft moet ge
wezen worden op de bijzondere beteekenis
daarvan ter ondersteuning van de operaties
op den grond. Zij waren niet op zichzelf be
slissend maar een aanzienlijk gedeelte van de
Duitsche overwinning moet op haar rekening
worden gesteld.
Doch te lang reeds houdt het Oosten onze
aandacht geboeid: verplaatsen wij onze ge
dachten thans naar West Europa.
Als eerste gaat onze belangstelling dan uit
naar de Fransche strijdmacht.
Frankrijk heeft het stelsel van den algemee-
nen dienstplicht. In oorlogstijd kan over niet
minder dan 28 lichtingen worden beschikt.
Met een bevolkïngssterkte van 42.000.000 inwo
ners waarvan echter bijna 3.000.000 genatu
raliseerde vreemdelingen kan over een nor
male lichtingssterkte van 240.000 man worden
beschikt. Door den vorigen oorlog werd deze
sterkte in de laatste jaren echter niet bereikt.
Uit het in vredestijd aanwezige aantal van
5 divisies (waarvan 8 koloniale) kunnen in
oorlogstijd vermoedelijk een 80-tal divisies
worden gevormd. De totale oorlogssterkte kan
op 4 op 5.000.000 man worden gesteld.
De bewapening, hoewel deels bestaande uit
materieel uit den wereldoorlog, staat over het
algemeen op hoog peil, terwijl de geoefend
heid goed moet worden genoemd. Het moreel
en de geest van de Fransche weermacht zijn
uitstekend. De verhouding van het kader tot
den troep vertoont naast een zekere gemoe
delijkheid een kameraadschap, die de beste
samenwerking doet verwachten. Er zijn trou
wens bijna geen veldtochten aan te wijzen,
waar Fransche troepen niet het beeld van
uitstekende soldaten vertoonden. Het leger
beschikt over ongeveer 4000 vechtwagens, wel
ke echter niet alle van moderne constructie
zijn. Hetzelfde geldt voor de luchtstrijdkrach
ten. Bij een aanzienlijk getal verouderde vlieg
tuigen werd gedurende het laatste jaar ge
streefd naar het opstellen van een moderne
luchtvloot van 2600 toestellen. Of zulks inmid
dels is gelukt mag twijfelachtig genoemd
worden.
Hoe ligt echter thans de strategische fi
guur van Frankrijk?
Onmiddellijk valt een groot verschil met
1914 op.
Nadat Frankrijk toenmaals van Italië reeds
direct de verzekering had gekregen dat dit
land neutraal zou blijven, kon de totale Fran
sche macht (pl.m. 80 divisies, versterkt met 6
Engelsche en 6 Belgische divisies) worden
aangewend tot afweer van het Duitsche west-
leger ter sterkte van 70 divisies. In afwachting
van den Russischen millioenen opmarsch
trachtte de Fransche legerleiding het gevaar
in het Westen tegemoet te treden volgens het
toenmaals geldende dogma van „l'offensive a
outrance" door het inzetten van:
a. een hoofdaanval tusschen Metz e:
Straatsburg;
b. een nevenaanval in den Elzas;
c. een stoot door Z. België en Luxemburg.
Na het ongelukkige verloop van de slagen
aan de grens volgde de algemeene terugtocht,
met aan het einde daarvan de Marneslag.
Thans staan wederom 80 Fransche divisies,
versterkt met een vijftal Engelsche gereed als
machtsapparaat van de Westersche mogend
heden. Doch kan ook nu deze geheele macht
tegen Duitschland worden aangewend?
Het spreekt vanzelf dat dit niet het ge
val is. Zoo moet in afwijking van 1914:
a. een gedeelte van de Fransche strijdmacht
in Afrika worden achtergelaten ter verdedi
ging van de Fransche belangen aldaar;
b. een leger in Z. O. Frankrijk worden op
gesteld ter verdediging van de Fransche grens
tegen een eventueele Italiaansche agressie:
c. eenige aandacht aan de grens met Spanje
geschonken worden.
Een voordeelige omstandigheid voor Frank
rijk is echter dat de grenzen in het Z. en Z.O.
van nature zeer sterk zijn, zoodat met relatief
zwakke krachten voor den afweer aldaar kan
worden volstaan. Zonderen wij. globaal ge
schat, voor de neven-operatietooneelen een
aantal van 20 divisies af. dan zouden tegen
over Duitschland nog altijd een aantal van
60 Fransche en 5 Engelsche divisies overblij
ven. Een gedeelte hiervan, b.v. 15 divisies, zal
bestemd moeten worden voor de bezetting van
de Maginot-linie, tengevolge waarvan dan
nog steeds een stootarmee van pl.m. 50 divi
sies voor een offensief tegen Duitschland zou
overblijven.
Welke wegen staan voor een zoodanig of
fensief open?
Beschouwen wij de Fransch-Duitsche grens
dan zien wij:
a. een Rijnfront, zich uitstrekkende van
Basel tol Lauterburg.
Een aanval op dit gedeelte belooft voor de
Franschen echter weinig succes. De richting
toch leidt na een moeilijk te bedwingen Rijn
overgang naar het Schwarzwald; een gebied
met slechts weinig wegen en moeilijk toegan
kelijk tusschenterrein, een terrein, zich zeer
goed leenende voor een verdediging voet voor
voet. Slechts in het Z. leidt een goed begaan
bare opmarschstrook naar het gebied N. van
Basel, De hier genoemde strook is echter te
smal voor operaties op groote schaal, terwijl
zij vermoedelijk niet gebruikt zou worden zon
der de Zwitsersche neutraliteit te schenden.
Als opmarschweg komt zij derhalve niet in
aanmerking.
Als tweede gebied zien wij:
b. het gedeelte tusschen den Rijn en de
Luxemburgsche grens.
Dit gebied he oude invalspoort van Napo
leon biedt opmarschgelegenheid over een
breedte van 150 k.m., terwijl door de Main-
vallei een breede voortzetting wordt gevonden
naar het hart van Duitschland. Echter is deze
weg van Duitsche zijde massief gegrendeld.
Behalve de sterk ter verdediging ingerichte
Westwall moet vervolgens een Rijnovergang
worden bedwongen, terwijl O. van den Rijn
reeds vóór de remiiitarisatie van het Rijnland
een stelling is gebouwd ter afsluiting van de
Mainvallei in de lijn Reichelsheim-Aschaffen-
burg, welke linie voortgezet wordt langs den
Neckar om vervolgens W. van Stuttgart aan
sluiting te vinden aan de verdediging van het
Schwarzwald.
Tenslotte bestaat nog de mogelijkheid van
een Franschen opmarsch
c. door Luxemburg en België.
Uiteraard zou dit slechts met schending van
de neutraliteit van deze twee landen kunnen
geschieden, een handeling, welke van Frank
rijk en Engeland moeilijk kan worden ver
wacht.
Het bovenstaande In aanmerking genomen
is het begrijpelijk, dat de Fransche legerlei
ding den opmarschweg genoemd onder b voor
haar operaties heeft gekozen. Onherroepelijk
zit aan deze oplossing echter vast een lang
zaam verloop van de krijgsverrichtingen. Van
een ernstigen aanval op den Westwall kan
zelfs nu voorloopig nog geen sprake zijn.. Het
ontlasten van Polen door het binden van
sterke Duitsche krachten in het Westen
voor Frankrijk dan ook onmogelijk geweest.
Dat aan de Fransche legerleiding in deze da
gen veelvuldig verweten is dat zij, om de Polen
te ontlasten niet onmiddellijk aanvallen tegen
den Westwall inzette, moet onbillijk geacht
worden. Onvoldoend voorbereide aanvallen
zouden toch niet alleen in stroomen van noo-
deloos vergoten bloed zijn gesmoord, doch zou
den ook in geen enkel opzicht aan het be
oogde doel hebben beantwoord. Geen enkel
Duitsch soldaat zou er uit Polen voor zijn te
ruggeroepen!
Had dan niets gedaan kunnen worden om
de Polen bij hun eindstrijd te steunen?
Inderdaad heeft deze mogelijkheid militair-
technisch bestaan, en wel door het inzetten
van luchtstrijdkrachten. Zonder dat deze di
rect naar Polen gezonden hadden behoeven
te worden had toch een massale inzet tegen
belangrijke Duitsch gebieden b.v. de in
dustrie centra aan de Ruhr althans indirect
eenigen steun kunnen geven.
Waarom zulks niet geschied is zal voorloo
pig wel duister blijven.
Voelen de Fransch-Engelsche luchtstrijd
krachten zich nog steeds zwakker dan de
Duitsche? Of wordt wellicht tóch nog een
kleine hoop gekoesterd dat het conflict op
eenigerlei wijze binnen korten tijd door over
leg kan worden beëindigd? Het is een hoop
welke uiteraard vernietigd zou worden, wan
neer massale wederzijdsche luchtaanvallen de
volkeren tot het uiterste zouden prikkelen.
Slechts in de toekomst zal op deze vraag
geantwoord kunnen worden.
Ooe* scfuiiCkeCdexs en -Coopx^uiven
B E L A N C R IJ K E
VERKLARINGEN VAN
H00CSTE INSTANTIES
Te Haarlem is en ongetwijfeld is het in
vele andere steden evenzoo in de laatste we
ken herhaaldelijk de vraag gesteld: waarom zijn
er geen voldoende schuilkelders gemaakt om de
burgei'ij veiligheid te bieden bij eventueele
luchtaanvallen? Er zijn namelijk slechts twee
van zulke toevluchtsoorden, namelijk onder den
nieuwen vleugel van het Stadhuis en onder het
gebouw van den Geneeskundigen Dienst. In-ver-
scheidene ingezonden stukken is er voor ge
pleit de gemeente aan te sporen alsnog onver
wijld schuilkelders te bouwen voor de geheele
bevolking. Bovendien zijn in dien geest ook
adressen aan den Haarlemschen gemeenteraad
gezonden. Daarbij werd verwezen naar de maat
regelen die op dit gebied in de oorlogvoerende
landen genomen zijn,
Wij hebben er eenige dagen geleden reeds op
gewezen, dat in deze aangelegenheid veel mis
verstand bestaat. Als de gemeente voor alle
inwoners schuilkelders zou moeten bouwen zou
dit een uitgaaf van millioenen guldens met zich
mee brengen. Wel wordt nog door het gemeente
bestuur overwogen op de drukste centra van de
stad schuilloopgraven te bouwen voor de men-
schen die tijdens een luchtaanval op straat zijn.
In dit verband vestigden wij reeds de aandacht
op de bovengrondsche schuilloopgraven die
thans te Amsterdam gebouwd worden en die,
naar de heer E. H. Tenckinck, het Hoofd van
de Luchtbescherming te Haarlem meent, ook
Haarlem de gewenschte oplossing zouden kun
nen brengen, omdat daarbij niet het bezwaar
geldt van het grondwater, dat te Haarlem het
maken van schuilloopgraven in den grond moei
lijk en kostbaar maakt.
Wij hebben, toen wij dezer dagen een pers
conferentie bijwoonden, die het hoofdbestuur
van de Nederlandsche Vereeniging voor Lucht
bescherming in Den Haag hield, waarbij ook
vertegenwoordigers van de Defensie en het Mi
nisterie van Binnenlandsche Zaken aanwezig
waren (het verslag daarvan wordt in ons num
mer van Woensdag geplaatst) de gelegenheid
aangegrepen een antwoord te vragen op eenige
vraagstukken die nu te Haarlem aan de orde
jn.
Ons werd daarbij verzekerd, dat in de steden
de oorlogvoerende landen ook geen schuil
kelders en schuilloopgraven voor alle ingezete-
LANGS DE STRAAT
Het merkteeken.
Wat was het een aardig, blond meisje, met
het coquette hoedje op en het lichte mantel
pakje. maar wat bracht ze dien braven land-
verdediger in een parkèt!
Ze wandelden op het Stationsplein, van
Oost naar West en van West naar Oost, zoo
als een paar (ik wil het oneerbiedige woord
„stel", in gevallen als dit vaak misbruikt, hier
niet neerschrijven) voor wie het afscheidsuur
weldra zal slaan, kan wandelen: innig gearmd,
zonder ophouden converseerend, elkaar als het
ware vasthoudend met hun stralende blikken,
totaal niet lettend op hun omgeving, ja: zich
gedragend alsof er geen omgeving was
Zoo geschiedde het zelfs dat op een gegeven
oogenblik het kleine blonde meisje zich op
haar teenen verhief, de heel wat grootere
militair zich wat naar haar overbooger
voor deze medewerking zijn belooning ont
ving En daarna wandelden zij weer verder
alsof er niets gebeurd was, Oost-West en daar
na West-Oost.
Eindelijk scheen de militair zich toch te
herinneren, dat het zoo niet kon blijven voort
gaan, en dat andere plichten hem riepen. Hij
en het meisje hielden halt op den vlucht
heuvel, waar de autobussen haar standplaats
hebben en maakten daar op de plaats rust.
Natuurlijk ging het gesprek intusschen geani
meerd verder.
Maar waarom gingen de taxi-chauffeurs, die
zich bij hun standplaats den wachttijd plegen
te korten met vroolijke conversatie en nu en
dan een stoeipartij, in eens tot gefluister over
en wierpen zij spottende blikken in de richting
fan den landsverdediger? Waarom meesmuil
den twee buschauffeurs en maakten zij zich
blijkbaar ook al vroolijk over den militair, die
zich van niets bewust was dan van de aan
wezigheid van het kleine, pittige blondje? En
hoe kwam het dat ook menschen uit het pu
bliek elkaar lachend aankeken.
Ineens maakte het meisje, midden in het
gesprek, een schrikbeweging, ging weer op
haar teenen staan en fluisterde den soldaat
snel iets in. Waarbij zij bloosde, hetgeen
haar, terloops gezegd, volstrekt niet kwaad
stond.
Doch de militair had daar nu plotseling
geen oog voor. Zijn gezicht nam een half ver
egen, half verbouwereerden trek aan; hij
haalde een zakdoek te voorschijn en wreef er
stevig mee over zijn rechterwang. De twee
smalle, roode, evenwijdig loopende strepen
waren toen spoedig verdwenen.
J. C. E.
nen aanwezig zijn. Ook daar bepaalt men
zich toe deze te maken voor de menschen die
tijdens een luchtaanval op straat zijn. In Am
sterdam, Den Haag, Rotterdam en andere groote
steden van ons land houdt men zich ook aan dat
systeem.
Als basis wordt dus overal aangenomen, dat
zooveel mogelijk de bescherming in eigen huis
moet worden gezocht.
Alleen de menschen die bij een luchtaanval
op straat aanwezig zijn, moeten een gelegen
heid hebben om in een schuilloopgraaf dekking
te zoeken. Er is dus geen sprake van dat men
schen die in huis zijn ook naar zoo'n schuilloop
graaf moeten gaan. Die moeten de veiligheid in
het eigen huis zoeken.
Daarop stelden wij de vraag: Is men in een
kamer in zijn huis (dus geen schuilkelder) vei
liger dan in een schuilloopgraaf?
Die vraag was in het algemeen niet te beant
woorden. Voorop werd gesteld, dat geen enkele
schuilloopgraaf (trouwens een schuilkelder ook
niet) veiligheid biedt tegen een voltreffer. Maar
wel biedt een schuilloopgraaf een redelijke be
veiliging tegen bommen die in de nabijheid val.
len, dus tegen de zoogenaamde scherf werking.
Maar diezelfde veiligheid is ook in het huis
te verkrijgen. Beschikt men in eigen huis niet
over een goeden kelder (deskundigen moeten
beslissen of een kelder aan de eischen van vei
ligheid voldoet!) dan kan men een schuilvertrek
inrichten.
Voor zulke schuilvertrekken geeft de Vereeni
ging voor Luchtbescherming de volgende aan
wijzingen:
Een schuilvertrek moet gelegen zijn op den
beganen grond of lager (nooit bel-étage of ver
dieping) met weinig deuren en vensters ei
minstens twee uitgangen (bijvoorbeeld gangen
en portalen).
Denk bovendien aan de zoo nuttige zandzak
ken, kisten met aarde of aarden wallen (beide
M. hoog en y2 M. dik) om de uitgangen aan
straat- en tuinzijde extra te beschermen tegen
bomscherven.
Een schuilvertrek maakt men alsvolgt gas-
dicht:
Alle kieren, reten, gaten van licht- of water
leiding (schoorsteengat!) dichtstoppen met stop
verf of dikke papierpap van kranten.
De vensters kruiselings met strooken papier
beplakken.
Bij het verlaten van schuilvertrek, als men
gasgevaar vreest, natten doek voor het gezicht
houden als men geen gasmasker heeft.
Natuurlijk moet het schuilvertrek (evenals
het geheele huis) zoo gemaakt worden, dat geen
licht naar buiten uitstraalt.
Als geen vertrek voor schuilkamer is in te
richten kan men in den tuin een schuilloopgraaf
maken.
Menschen die op een bovenhuis wonen kun
nen samenwerking zoeken met de beneden-
bewoners om te zamen de beschikking te heb
ben over een schuilkelder, schuilvertrek of
schuilloopgraaf.
Een lezer de heer A. H. F. van de Colk
zond ons juist heden een stuk om het denkbeeld
in overweging te geven om, zoo lang de gemeen
te voor de menschen die op straat zijn nog
geen schuilloopgraven beschikbaar heeft, onbe
woonde huizen daarvoor geschikt te maken.
Te Haarlem is den laatsten tijd ook de vraag
naar voren gekomen of de gemeente of de bur
gerij maatregelen moet nemen voor luchtafweer
De Vereeniging voor Luchtbescherming erkent
natuurlijk dat luchtafweer even noodig is als
luchtbescherming hoe beter de afweer is hoe
minder onheilen een luchtaanval kan veroor
zaken maar de vereeniging staat op het stand
punt, dat die zorg moet overgelaten worden
aan de Defensie.
Zooals men weet zijn de Haarlemsche inge
zetenen verplicht de materialen voorradig te
hebben tot verduistering van hun huizen. Op
overtreding is straf gesteld. Leden van de wijk-
comités van de Luchtbescherming contröleere.o
of aan de verplichting voldaan is.
Nu is het voorgekomen dat eenige werkloozen
verklaard hebben, dat zij geen geld hadden om
een rol verduisteringspapier te koopen.
Wij hebben aan de vereeniging voor lucht
bescherming gevraagd hoe in andere steden ge
handeld wordt om zulke onvermogenden
helpen.
Het antwoord was, dat er geen instantie is om
in deze de helpende hand te bieden, maar men
was overtuigd, dat er in elk huisgezin wel ma
teriaal voorhanden is om te zorgen, dat bij ver
plichte verduistering geen licht naar buiten
wordt uitgestraald.
Ned. gezant te Berlijn zal de
noodige stappen doen.
De regeeringspersdienst meldt:
Naar aanleiding van het Maandag vermelde
feit, dat Zondagmiddag een Duitsch vliegtuig
boven een deel van Gelderland is verschenen,
heeft onze regeering aan H.M.'s gezant te
Berlijn opgedragen, bij de Duitsche regeerine
ter zake de noodige stappen te doen.
Een distributie
kaarten-mysterie
Zeer geachte hoofdredacteur.
Ik wou u es wat vragen. Als je nu Oliemaker
heet, Piet Oliemaker en je woont in de Van
der Griendstraat 98 zwart en je hebt een
vrouw, Geertje Oliemaker-Van der Plasse en
twee kinderen en een commensaal en een
dienstbode en je gaat op den goeden datum
en den goeden tijd naar de goede school om
je zes distributiekaarten te halen en ze zeg
gen: Oliemaker? We hebben hier geen Olie-
maker, u woont zeker pas op dat adres? en
je zegt: Nee juffrouw, al zeven jaar en ze
schrijven je op en ze zeggen: Dan moet u
naar 't Bevolkingsregister en daar krijgt u ze,
maar wacht u een dag of wat, want u bent
zoek en misschien bent u dan weer terecht en
je wacht voor alle zekerheid een week en dan
ga je in de rij staan, tot je aan de beurt bent.
En als je dan de kaarten van Oliemaker vraagt
en ze hebben ze niet, want je bent nog zoek
en je zult wel tusschen een andere wijk ver
zeild zijn en of je over een week nog eens
wilt komen hooren; en drie dagen later ligt
er een briefkaart in je bus voor Van der Pook,
geb. Basse, L. W., Van der Griendstraat 98-
zwart of ze haar distributiekaart wil komen
halen en je gaat met die briefkaart naar 't
Bevolkingsregister en je zegt: Ik wou graag
distributiekaarten hebben voor Oliemaker en
zijn vrouw en twee kinderen en een commen
saal en een dienstbode en hier is een verkeer
de briefkaart voor mevr. Van der Pook. O, zegt
de meneer, da's zeker de commensaal.
Nee. zeg je, de commensaal heet Willem
Post. Maar wie 'is Van der Pook geboren Basse,
L. W. dan?, vraagt de meneer.
Ik ken die mevrouw niet.
En ze woont bij u in?
Nee, dat is niet zoo.
Ik zal de kaart eens nazien. En hij komt
met een kaart en zegt: Ja. ze woont wel bij
u in. Sinds 15 Juni. Heet uw dienstbode dan
Van der Pook?
Nee, die heet Grietje Knibbel.
Dan is ze zeker pas bij u?
Nee, al vier jaar.
En mevrouw Van der Pook dan?
Die ken ik toch niet?
Ze komt uit Medan. Kent u iemand in
Medan
Nee.
Dat is vreemd. Vindt u het ook niet
vreemd?
Ja, wel een beetje.
Dus u kent niemand die Van der Pook
heet? Hoe heet uw vrouw dan?
Geertje van der Plasse.
Ojadus niet Van der Pook.
Nee meneer, Van der Plasse
De meneer schudt zijn hoofd. Hij gelooft
het niet erg. Hij wil ook nog weten of ik uü:t
Medan kom of de commensaal of de dienst
bode. En of de dienstbode misschien toch niet
Knibbel maar Van der Pook heet.
Kan ze dan niet op rood wonen? Natuur
lijk, ze woont op rood, roept hij ineens enthou
siast.
Nee meneer, rood staat leeg. Al drie jaar.
En voor dien tijd woonde Van Buren er. Maar
die is dood.
De meneer ziet zijn laatste hoop in rook
vervliegen.
Meneer, zeg ik dan. meneer, zou ik nu
misschien meteen de distributiekaarten voor
Oliemaker mogen hebben?
De meneer weet het niet. Hij zal op een an
dere kaart kijken. En hij kijkt er ook op. Hij
zegt:
U bent uitgeschreven.
O, zeg ik, is dat erg?
Nee. zegt hij, erg niet. Maar waarom hebt
tu uw kaarten dan niet gehaald?
En dan vertel Je alles. En hij schudt weer
zijn hoofd en zegt: Er moet ergens een fout
schuilen.
Ja, daar heb lk ook al even aan ge
dacht.
Als u me nu kon vertellen hoe dat met.
die mevrouw Van der Pook in elkaar zat. dan
v/as de zaak meteen in orde, zegt hij en zwaait
verleidend met een pak groene kaarten. Maar
dat kan ik niet uitleggen.
Er komt neg een meneer bij. Hij bekijkt de
kaarten en veronderstelt dat Mevrouw Van der
Pook geboren Basse, L. W. de gescheiden vrouw
van den commensaal is, die later met meneer
Van der Pook ls getrouwd. Maar dat klopt
cck niet. Want de commensaal is vrijgezel.
Al van zijn 18e jaar af. En voor dien tijd is
hij nooit getrouwd geweest.
Dan krijg ik opeens zes kaarten. En de
briefkaart blijft op het Bevolkingsregister als
stuk van overtuiging tegen Mevrouw van der
Pook uit Medan.
Er we zijn allemaal blij.
En gisteravond ligt er een briefkaart in de
bus voor Oliemaker. P. En daar staat op dat
ik de voor mij bestemde distributiekaarten in
ontvangst kan nemen bij den Burgerlijken
Stand: ook dat ik verklaar, na mij te hebben
overtuigd, dat ik ontvangen heb zeven distri
butiekaarten voor Oliemaker, P. 14
Post. W. —1
Knibbel. G. 1—
Van der Pook geb. Basse L. W. 1
en dat dit de namen zijn van mij en mijn
huisgenooten en dat ze werkelijk wonen in de
Van der Griendstraat 98 zwart. En heusch,
mijnheer de Hoofdredacteur, ik kèn mevrouw
Van der Pook niet. Ook niet van vroeger. En
.k heb het nog eens aan Grietje Knibbel ge
vraagd en aan Willem Post en ze zeggen
allebei: we kennen de persoon niet. En nu
wou ik zoo graag weten van u: wat moet ik
nu doen?
Hoogachtend.
P. OLIEMAKER.
U hebt de kaai*ten nu toch?
Ik zou het erbij laten. Hoofdred.
Koninklijke «rift.
H. M. de Koningin heeft een aanzienlijke gift
geschonken aan den Raad van Advies voor ont
wikkeling en ontspanning van militairen.
VESTIGINGSBESLUIT POELIERS-
BEDRIJVEN 1939.
Maandag is uitgegeven Staatsblad no. 679:
besluit van 16 September 1939, tot uitvoering
vatn artikel 1, eerste lid, artikel 3. eerste lid,
en artikel 10. eerste lid van de vestigingswet
kleinbedrijf 1937 („Vestigingsbesluit poeliers-
bedrijven 1939").
Dit besluit treedt in werking met ingang
van 27 September a a