Hef Fransche volk schikt zich
in den nieuwen toestand.
Prof. dr. J. L. Walch over de
toekomst van het tooneel
De industrialisatie van Ned. Oost-lndië.
Bi NS DAG 31 OCTOBER 1939
H 'K 'A' R E E M*5 D "A" G B Tl 'A' D
SaamhoaxigheidsgeeoeC stvik gestegen.
Parijs biedt overdag een
vrijwel normaal beeld.
PARIJS, October.
(Van een bljzonderen medewerker).
k E oorlog 15 door het Fransche volk
aanvaard als een onvermijdelijk
iets. Men heeft berust, men is zelfs
verlicht en ontspannen. .jWant",
zegi de goêgemeente, „sedert München was
het geen leven meer. Dan deze bedreiging,
dan die, nu weer gedeeltelijke mobilisatie,
dan weer afzwaaiïng. terwijl de ongerust
heid bleef en dit weer de zaken verlamde.
Neen. het was niet mogelijk om op zulk een
abnormale wijze voort te leven, het ergste is
dan nu gebeurd, eigenlijk zooveel te
beter
Daarbij komt dat in breede lagen van de be
volking het ongelukkige Polen al van oudsher
populair is; men herinnert zich den Fransch-
man, die op een receptie te Parijs ter eere van
een Tzaar, tot gebote ontzetting van het Proto
col dezen toevoegde: „Leve Polen, mijnheer".
En dat besef van het onvermijdelijke heeft
tot een ander verschijnsel geleid. Nu allen ge
troffen zijn door dezelfde ramp, is het saam
horigheidsgevoel op een verrassende wijze ge
stegen. Een wederzijdsche verdraagzaamheid,
beoefend door alle klassen, dat was sedert lang
niet gezien. Ja sedert de verkiezingen van 1936
had er veel tweedracht geheerscht, maar dat is
nu alles lang vergeten.
Men rijde per autobus, men bezoeke de
groote magazijnen, men neme een taxi,
hpt. is nergens meer de indertijd nauwe
lijks bedwongen wrevel van den werk
nemer tegen den werkgever, overal voorkomend
heid, soms uitbundig, soms wat gereserveerd,
maar steeds duidelijk aanwezig. En dat heeft
in Parijs een merkwaardig kalme, ontspannen
atmosfeer geschapen, waarin het goed doet te
leven, ais daar niet waren de obsessie van de
Oostgrens en de stikduistere nachten.
De huismoeder heett bij haar dagelijksche
inkoopen niet te klagen, want feitelijk niets
slaat meer op: zoowat alle prijzen staan op het
niveau van de zomermaanden. Ongerechtvaar
digde prijsopdrijvingen zijn streng gestraft en
de pers maakte de namen der schuldigen open
baar, zoodat sommige wijken haar kleine weke-
lijke sensatiegesprekken hadden over de wat al
te inhalige talenten van den slager op den hoek
of den kruidenier aan de overzij.
Maar men hoort hoe langer hoe minder van
dergelijke incidenten.
Er is nog een ding dat sterk ertoe heeft mede
gewerkt den burger rust te verschaffen; de ef
fectenbeurs is steeds opengebleven, zij kan
als zij zich wat zenuwachtig gevoelt zich van
alles ontdoen, van Fransche rentes af tot Ko
ninklijke toe, van bankwaarden zoowel als van
Suezkanaalaandeelen. En zij kan dat alles den
volgenden dag even gemakkelijk terugkoopen.
Deze factor speelt een enorme rol in het stem
mingsbeeld van de bevolking.
Er zijn natuurlijk enkele kleine ongemakken,
maar die zijn al heel licht te dragen als men ze
eenmaal kent. Zoo sluiten thans de meeste post
kantoren tusschen 12 en 2 (in gewone tijden zijn
zij onafgebroken open aan alle loketten van 8
uur 's ochtends tot 7 uur 's avonds). Men vindt
dan echter opj de deur aangeplakt, zooals bij
den apotheker op Zondag, waar men dadelijk
terecht kan voor ietts dringends.
Ook zeer talrijke bankfilialen zijn gesloten
wegens mobilisatie van het personeel.
Zoo mag men ook niet meer telefoneeren in
de cafés en restaurants en zijn de publieke
automatische telefooncellen gesloten. Men moet
nu naar het postkantoor en daar is natuurlijk
dikwijls een file vooral daar de postbeambten,
die de verbinding voor u vragen, de bijzonder
heden van uw legitimatiepapieren moeten boeken
op een groot vel. waarop meteen het door u ge
vraagde nummer wordt ingeschreven.
Dit alles, ter vermijding van spkmnage met
den aankleve van dien, is logisch en wordt dan
ook zonder mopperen aanvaard.
Verscheidene ondergrondsche spoorwegstations
zijn nog niet voor het publiek heropend, maar
dat aantal wordt steeds kleiner. Aan den ande
ren kant zal men nu het plezier gaan missen
Parijs met sneltreinallures te doorkruisen, een
genoegen, waaraan we, na 20 jaar lang gewoon
ir étroverkeer te hebben meegemaakt, nog lang
niet gewend zijn.
Terug naar huis.
Zienderoogen ontspant het leven zich weer.
Hoe kan het ook anders? De regeering stuurde
bijv. dezer dagen de resteerenden van de lich
tingen 1909 en 1910 naar huis: de frontlinies
hebben al het personeel en zelfs méér dan ze
noodig hebben. Zoo zien wij voor en na be
kende gezichten opduiken en dat doet ons een
waar genoegen nadat wij 6 weken geleden af
scheid hadden genomen, niet met veel woorden
(men is hier zeer wars geworden van „drukte"),
maar wel met een beklemd gevoel.
Maar ook zien wij vele leden van het vrou
welijk geslacht terug, die op dringend aanraden
der overheid met haar kroost aanvang Septem
ber de wijk hadden genomen naar verre oor
den. En daar zitten wij opeens in een nieuw
probleem, dat nog zijn oplossing moet vinden.
Ziehier een typeerend gesprek in den boorde-
vollen Bretagnetrein, die naar Parijs dendert:
„Maar mevrouw, keert u nu zoo maar met die
drie kleine kinderen naar Parijs terug, dat is
toch niet erg voorzichtig."
„Och meneer, ik verveel me zoo in dat kleine
oord, en het is nu toch overal slecht weer. Daar
om heb ik aan mijn man geschreven, ik kom
maar terug."
„Mevrouw, heusch, u had beter gedaan te blij
ven waar u was."
Maar men had evengoed tegen Brugmans kun
nen praten
De autoriteiten, die de evacuatie van Parijs
zoo schitterend geregeld hadden (wij kunnen
dat niet genoeg herhalen) zien met leede oogen
die retourreizen aan. Weliswaar blijft een groot
deel der gecvacueerden waar het is, maar men
schat ruwweg het aantal terugkeerenden op de
helft.
Mocht er eens iets onaangenaams gebeuren,
dan treft de regeering waarlijk geen blaam; zij
deed alles wat in haar vermogen lag.
„Ja", zei ons een hoofdambtenaar, „wat te
doen? Met strenge hand alle terugkeer verbie
den? Een cordon om de hoofdsteden leggen?
Maar dat zijn van die dictatoriale machtsmid
delen. die ons in ons goede Frankrijk toch
eigenlijk voor de borst stuiten.
Minder gasmaskers.
Het aanzien van Parijs is overdag vrijwel nor
maal. natuurlijk ziet men wat meer uniformer.
jÊn gasmaskers ziet men ook nog meedragen.
i maar da! ls de laatste drie weken sterk afge
nomen. In het begin toen alles zoo uitstekend
bleek geregeld tc zijn en prachtig te kloppen,
werd het denkbeeld geopperd het nog secuurder
te maken en iedereen tc verbaliseeren, die zijn
gasmasker niet bij zich had. Dat is gelukkig
bij een schuchter plan gebleven, want men zou
zich een reeks van kleine incidenten op den hals
hebben gehaald met in Parijs ronddrentelende
provincialen uit kleinere oorden, waar nog geen
maskers uitgereikt werden, en met vreemdelin
gen.
Niet dat men op het oogenblik nu bepaald
over de vreemdelingen „valt": er zijn er zeer wei
nig. De hotelhouders beweren dat zij minder
zaken doen dan in 1914, en zij zijn ietwat afgun
stig op de gerequireerde hotels. Daar is aller
eerst het Hotel Continental, thans hoofdzetel
van de censuur (hier wordt uw correspondentie
van en naar Frankrijk, lezer, uitgeplozen, be
snuffeld en zoo noodig aan chemische reacties
onderworpen, en verder heeft het Hotel Majestic
plaats moeten maken voor een compleet nieuw
departement, dat der munities. Maar dat hotel
is aan zulke tafereelen gewend en de muren van
zijn sousterrain herinneren zich menig dansje
in 1919 toen Engelsche .en Amerikaansche tech
nische delegaties daar 's avonds lustig met
haar secretaressen rondzwierden.
Maar gedanst wordt er op het oogenblik niet,
nergens; ook de music-halls zijn gesloten. Welk
een contrast met het oorlogsjaar 1918 toen bijv.
de zaal van het Casino de Paris avond aan avond
daverde van de refreinen, die werden meegezon
gen door Amerikaansche, Engelsche, Fransche
„permissionnaires". De wapenstilstand zat al in
de lucht en de matelooze ontspanning, die zich
volle vijf jaren lang over Europa zou uitstor
ten
De hoteliers zijn zooals gezegd ontevreden,
maar de Parijsche restaurants klagen niet. Zij
komen van 12 tot 2 handen te kort. De luxe
restaurants (die. waar de vertering drie gulden
per hoofd en daarboven bedraagt) zijn stikvol
op het- déjeuner-uur, men zou zich wanen in
gezegende vredestijden te lever., waarin de zaken
ongekenden bloei bereiken.
Maar is het wel zoo onverstandig, zeggen de
medici, met goede vrienden uitstekende schotels te
gaan nuttigen in tijden die veel van de zenu
wen vergen? En vaart niet een geheele categorie
werkers er wel bij?
's Avonds is echter het restaurantbezoek veel
minder druk.
's Avonds.... ja. 's avonds dan merkt men
wel dat er iets abnormaals gaande is. Ouden van
dagen en sterk bijzienden wagen zich maar lie
ver niet meer op straat. Als men bijv. de métro
uitkomt, is het werkelijk Egyptisch duister. In de
voorsteden rollen de overvolle autocars (talrijke
wagens zijn n.l. opgevorderd) met naar huis
keerende arbeiders zonder eenig lichtje het
vlammetjp van een lucifer is een gebeurtenis
en toch klaagt niemand.
De verduistering is zoodanig geslaagd en zoo
streng doorgevoerd (ook op het platteland gaan
de marechaussees geregeld rond) dat de auto
riteiten overwegen of hier en daar niet verzach
ting der maatregelen kan plaats vinden. In-
tu'sschen hebben de particulieren, met hun eigen
Fransche vernuft, van alles verzonnen om dui
delijke bakens te zijn vcor de automobielbestuur
ders, deze heeft de bus van zijn gasmasker fos-
foriseerend doen maken, een ander heeft een
fosfoa-iseerenden hoed of ander kleeddngsfcuk, een
derde verft het achterspatbord van zijn fiets wit,
enz.
De positie van de neutrale vreemdelingen in
Frankrijk is op het oogenblik zeer aangenaam.
De Franschman is veel te beschaafd om u ooit
agressief naar uwe meening te vragen. Hij con
stateert eenvoudig dat gij, na jaren van vrede
met hem te gedeeld, niet zijt gevlucht en kalm
weg hetzelfde leven als in allen blijft ondergaan.
Dat stemt hem tevreden
Aan alles gedacht.
Gij wordt op een wandeling door Parijs, en ook
in gesprekken met groote en kleine autoriteiten,
eraan herinnerd hoe zeer aan alles gedacht is:
niet alleen de archieven vair de stad zijn veilig
in een kasteel op 100 kilometer ver onderge
bracht, naar het Centrale Girokantoor verricht
zijn werk nu van Midden-Frankrijk (Limoges)
uit. Zelfs de personen, die zich in hechtenis be
vinden, zijn aanvang September met enorm
vertoon van cellulaire wagens naar andere plaat
sen overgebracht.
Dat het Louvi-e-Museum vrijwel leeg is, weet
ge waarschijnlijk al. Monumenten, die men nu
eenmaal niet verplaatsen kan. zooals de Obelisk
van de Place de la Concorde en de „Paarden
van Marly" aan den ingang van de Avenue des
Champs Ëlysées, zijn van zandzakken voorzien.
Bij den Obelisk reiken ze weliswaar tot slechts
een derde van de hoogte ze zij zoo aange
bracht dat het geheel, met zijn gaten voor ven
tilatie, iets van een bijenkorf heeft maar de
bescherming lijkt alleszins voldoende, want dat
een bom precies op de naald zou vallen
Een aantal winkeliers heeft zijn talenten be
proefd oo het aanbrengen van gegomd papier
op de spiegelruiten (ter beperking van de schade
door luchtverplaatsing als er bommen vallen). Zij
hebben de meest uiteenloopende patronen .ge
borduurd". En als men dat alles bewonderd heeft,
wordt de wandeling voortgezet langs een heele
reeks ruiten, waar volstrekt niets is aangebracht.
Het is alsof de betrokken winkeliers u daarmede
toeroepen: het beteekent immers allemaal niets,
het zal wel los loopen.
Overal in de stad treft men nog de grootere bil
jetten van de mobilisatie aan, zelfs kleven nog
aan de buitendeuren van de postkantoren de
met de hand geschreven briefjes, aangebracht
eenige minuten na het einde van den minister
raad op dien fatalen eersten September.
Wij herlezen al dit dramatische proza nog
eens. Daar heeft zich waarlijk een drukker in
de zenuwachtigheid vergist! Er staat in plaats
van Zaterdag 2 September:
De eerste mobilisabledag is Zondag twee
Augustus.
Wij bekijken het biljet aandachtiger en ineens
gaat het als een droeve schok door ons heen:
dit is niet een mobilisaliebovel van thans, het is
er een van 25 jaar geleden, dat bewaard werd
en van een omlijsting werd voorzien.
Lezer, gij kunt. dat voorhistorische document
zelf in de Rue Royale gaan bezichtigen bij uw
eerstvolgend bezoek aan Parijs. Als gij van de
Madeleine-kerk komend, het rechtsche trottoir
van de Rue Royale neemt. om. naar de Place de
la Concorde te "gaan, dan vindt gij het een paar
pas na het bekende café Maxime, aangebracht
op den muur van het groote gebouw dat meteen
den hoek vormt met de Place de la Concorde.
2 Augustus 1914
2 September 1939
Slechts één seconde In dp wereld hi-t-orie, maar
welk een leed voor milhoenen in die bloedige
getallen.
Onderhoud met den nieuwen
directeur der Amsterdamsche
Tooneelschool
Met ingang van 1 Januari a s. is tot direc
teur van de Amsterdamsche Tooneelschool
benoemd prof. dr. J. L. Walch, thans hoog
leeraar aan de Sorbonne te Parijs.
Johannes Lodewijk Walch werd 2 Januari 1879
te Den Haag geboren. Hij promoveerde in 1906
te Leiden tot doctor in de Nederlandsche letteren
op proefschrift „De Varianten van Vondels Pala
medes".
Van zijn hand verschenen verschillende ge
dichtenbundels en romans en o.m. de drama's:
„Judas Ishkariot", „Antithese", „De Hoogste Wet"
en „Het leven van een Heilige", (St. Franciscus
van Assisi).
Prof. dr. J. L. WALCH.
Uit zijn studies „Ons hedendaagsche tooneel"
(1922) „Studiën over litteratuur en Tooneel ('24)
en „Aan weerskanten van het voetlicht"- (1927)
blijkt verder, dat de nieuw benoemde directeur
niet alleen een groote bewondering heeft voor het
tooneel in het algemeen doch volkomen op de
hoogte is van de mogelijkheden en de moeilijk
heden der tooneelkunst.
Sinds 1936 is tfr. Walch hoogleeraar te Parijs
waar hij de Nederlandsche taal en de cultuurge
schiedenis van Nederland doceert.
Wij hebben prof. Walch die evenals zijn echt-
genoote sinds eenigen tijd de gast is van mevr.
Bordewijk te Groningen, verzocht, ons een en
ander te vertellen over den Parijschen tijd en ook
over de plannen voor de toekomst.
Het werken met de studenten in Parijs, zoo zei-
de prof. Walch, was zeer aangenaam. U weet, dat
ik ook modern Nederlandsch doceerde en op het
laatst heb ik enkelen zoo ver gekregen, dat zij het
bekende verhaal van den schippersknecht uit de
„Camera Obscura" goed konden lezen!
Het was prettig werken te Parijs, in een milieu,
dat je aan alle kanten verrijken kon.
Ik had natuurlijk ook het plan om er begin No
vember in Frankrijk worden in de maand Oc
tober, de Jachtmaand, geen colleges gegeven
terug te keeren, maar enkele weken geleden
kwam Cor van der Lugt Melsert, lid van de Com
missie van Beheer en Toezicht over de Tooneel
school, met het verleidélijk aanbod om directeur
van de Tooneelschool te worden.
Om verschillende redenen lachte mij deze func
tie toe. In de allereerste plaats heb ik steeds een
groote liefde voor het tooneel gehad. Daar komt
bij, dat mijn studenten meest gemobiliseerd zijn en
in het geëvacueerde Parijs kan ik met mijn voor
drachten niet het gehoor bereiken waarvoor ze be
stemd zijn.
Tenslotte komt er- nog dit bij. Ik ben bezig met
een groot studiewerk over de Nederlandsche lit
teratuur. Daar aan kan ik veel beter en gemakke
lijker werken als ik in Nederland ben.
Men zal het kunnen begrijpen, dat ik niet met
een bepaald programma voor^den dag kom; er is
veel waarin ik mij eerst moet inwerken. Toch ge
loof ik, dat ik wel iets voor de school kan doen.
In Leiden was ik jarenlang privaat-docent in de
geschiedenis van het tooneel en verschillende on
derwerpen van toen, zal ik zij het ook in een
anderen vorm ook nu weer naar voren kunnen
brengen.
Of het lukt weet ik niet maar ik zal mijn best
doen om van de Amsterdamsche Tooneelschool
een centrum te maken van tooneelkunst en too-
neelgeschiedenis en van alles wat ook maar iets
met het tooneel te maken heeft
Bioscoop en tooneel.
Wat dunkt u van de toekomst voor het too
neel?
Ik ben er van overtuigd, dat het tooneel nog
niet verdrongen is door de bioscopen. Want een
stuk dat boeit, dat de menschen iets weet te zeg
gen neemt b.v. „Kinderen op een ijsschots"
trekt nog evenveel publiek naar de schouwbur
gen als dat vroeger het geval was.
Indien de tooneelschrijvers er in slagen om
stukken te schrijven waarin om een voorbeeld te
noemen de conflicten van dezen tijd tot uitdruk
king komen, als zij „vat" op het publiek kunnen
krijgen, dan is het tooneel daarmede meer gebaat
dan met subsidies.
Een gevangene wordt aan een verhoor
onderworpen in het Fransche hoofd
kwartier achter het Westelijk front
Sociale zijde is van niet te
onderschatten heteekenis.
INDIEN een agrarisch land bij uitnemend
heid en daartoe behoort N.O.-Indië on
getwijfeld overgaat tot een bepaalden
vorm van industrialisatie, moeten daarvoor
wel zeer bijzondere beweegredenen bestaan.
Zoo is het ook inderdaad. De moeilijkheden bij
den export van verschillende landbouwvoort-
brengselen en de sombere voóruitzichten met
betrekking tot de mogelijkheid dat daarin een
eenigszins afdoende verbetering zal komen, heeft
de Indische Overheid doen uitzien naar andere
mogelijkheden, teneinde emplooi te zoeken voor
velen, die uitgestooten werden en bestaansmo
gelijkheid voor anderen, in verband met den
groei der bevolking. Voor behoud van het wel
vaartspeil diende dan ook gestreefd te worden
naar vergrooting van het volksinkomen. De
Indische overheid heeft de noodzakelijkheid
daarvan aanstonds ingezien. Haar taak is daarbij
een drieledige. Naast den onderzoekingsarbeid,
dient zij op het gebied der organisatie en lei
ding werkzaam te zijn, terwijl zij in zeer en
kele gevallen aan de productie zelf deelneemt.
Juist de voorziening in de behoefte aan nijver
heidsproducten die in belangrijke mate door in
voer plaats had en nog geschiedt, wordt door
het verdwijnen van het uitvoeroverschot en den
ongunstiger geworden ruilvoet, geremd. De be
vordering van de nijverheid geldt dan ook in het
bijzonder voor Java en Madoera, aangezien juist
op die eilanden de bevolkingsaanwas het
sterkst drukt door toenemend gebrek aan grond,
terwijl daarnaast het inkomen door de sluiting
van een zeer belangrijk aantal suikerfabrieken,
sterk is achteruitgegaan. Beschouwt men voorts
de economische ontwikkeling van een groot ge
deelte der Buitengewesten dan is deze relatief
gunstig. De agrarische expansie gaat daar nog
voort en Java zal daarvan profijt kunnen trek
ken, indien het aan de Buitengewesten in toe
nemende mate nijverheidsproducten kan leveren
waardoor zijn passief wordende handelsbelans
weder actief kan worden. Daartegenover staat
dan een toenemende beteekenis van de Buiten
gewesten voor de voedselvoorziening en de voort
brenging van minerale grondstoffen.
De gevolgen.
Het industrialisatieproces in Indië waar
aan men intusschen een andere beteekenis moet
toekennen dan aan het overeenkomstige proces
in het moederland beperkt zich natuurlijk
niet alleen tot het vervaardigen van bepaalde
verb ruiksgoe deren voor de binnen landsche
markt. Dit proces heeft uit den aard der zaak
een veel grootere beteekenis. Het ware intus
schen onjuist te veronderstellen, dat een steeds
verder gaande inkrimping van den invoer een
gevolg zou zij van de voortdrlngende industria
lisatie. De totale invoer van industrieele produc
ten in Indië vertegenwoordigde in de jaren
1936. 1937 en 1938 resp. een waarde van 218,
407, en 376 mïllioen gulden, waarvan en dan
nog onder de meest gunstige omstandigheden
niet meer dan voor 150 tot 275 millioen gul
den netto in Ned.-Indië zou kunnen worden
geproduceerd. De in de laatste jaren goedkooper
geworden import heeft nieuwe behoeften doen
ontstaan. Daarbij hebben nog andere factoren
een rol gespeeld en een stimuleerenden invloed
uitgeoefend. Hierbij worde o.a. gedacht aan
de langzamerhand doorwerkende resultaten van
het algemeen voi-mend onderwijs. Het gevolg is
dat de industrieele ontwikkeling van Ned.-Indië
zich in een groot aantal richtingen beweegt en
al zullen daaronder natuurlijk ook thans geïm
porteerde artikelen een plaats innemen, toch zal
een voorzichtige politiek in staat zijn het ex
portinkomen in stand te houden en geen ver
mindering. doch verplaatsing van import te be
werkstelligen
Sociale zijde.
De ontwikkeling van de Indische nijverheid
heeft ook een sociale zijde. In 't bijzonder in
die nijverheidstakken, die zich geheel in de
Inheemsche sfeer ontwikkelen is deze sociale
zijde van niet te onderschatten beteekenis. Het
zijn immers juist die ondernemingen, welke
zich aansluiten op de Inheemsche maatschappij
en medewerken om den Inheemschen midden
stand te vormen en te versterken. Door hun
aard hebben deze bedrijfjes een gunstige geo
grafische verspreiding, terwijl de arbeidsverhou
dingen in den regel zoodanig zijn, dat het ont
staan van een arbeidsproletariaat. en van tijde
lijke groote conjunctureele werkloosheid niet
of zelden behoeven te worden verwacht. Juist
daarom is het van groot belang dat de ontwik
keling dezer bedrijfjes wordt gesteund. Dat
daarbij een goed ingericht voorlichtingsapparaat
niet mag ontbreken spreekt vanzelf.
Daarnaast zijn de grootere nijverheidsonder
nemingen uit sociaal oogpunt beschouwd ook van
groot belang. De Indische geschoolde jeugd zal
daar emplooi kunnen vinden.
Export-nijverheid.
Er zijn bij de Indische nijverheidsontwikkeling
een viertal vormen te onderscheiden, t.w. de ex
portnijverheid, de nijverheid voor eigen verbruik,
terwijl deze laatste vorm gesplitst moet worden
in importvervangende en niet-importvervan-
gende nijverheid.
De export-nijverheid heeft altijd een belang
rijke plaats ingenomen, zoowel ten aanzien van
agrarische als van minerale producten. Nieuwe
vormen van deze nijverheid zijn te vinden in de
suikerraffinaderijen, de vervaardiging van nieu
we rubbersoorten op rubberondernemingen, de
groote uitbreiding van rookhuizen en remelling-
fabrieken bij de bevolkingsrubber, de ontwikke
ling van de cocosolie-industrie, de vervaardi
ging van coeosgaren en derrispoeder en voor
de toekomst de bereiding van aluinaarde en alu
minium, ijzer, nikkel, geraffineerde natuurhar-
sen, looistoffen extract uit acaciabast en den
toenemenden export van gezaagd hout. De ont
wikkeling dezer nijverheid is van gunstigen in
vloed op.de importpositie door het verkregen
hoogere exportrendement.
Geheel anders staat het met die exportnij
verheid waarbij nieuwe takken van industrie,
die in de eerste plaats, of als uitgangspunt fa
brikaten voortbrengen voor de binnenlandsche
markt, maar daarnevens in den export een plaats
veroveren. In vele gevallen wordt daarbij uitge
gaan van binnenlandsche grondstoffen. Voor
beelden daarvan zijn de fabricatie van auto- en
rijwielbanden, zeep en margarine.
Nijverheid voor binnenlandsch
verbruik.
Het product van deze nijverheid treedt ln
menig geval niet of niet voornamelijk in de
plaats van de tot dusverre ingevoerde goederen.
Een belangrijk gedeelte dezer nijverheid in
het bijzonder van de inheemsche beweegt
zich op een terrein, waarop practisch geen
invoer bestond. Zij levert dus goederen voor
reeds bestaande of nieuwe behoeften, waarin
zij als gevolg van de economische ontwikkeling,
van verbetering van haar product of van lage
prijzen kan voorzien.
Een kenmerkend voorbeeld is de meubel-in
dustrie. Hetzelfde geldt voor verschillende goe
deren, die sinds vele jaren binnenslands wer
den vervaardigd, zooals baksteenen. dakpan
nen, andere bouwmaterialen, eenvoudige ge
bruiksvoorwerpen enz. In bepaalde gevallen
heeft deze nijverheid geleid tot nieuwen invoer,
zooals bij de vervaardiging van de met moderne
assen en automobielwlelen uitgeruste vracht
karren.
In andere gevallen treedt een combinatie op
van vervanging van invoer en vergrooting van
behoeften, met name, wanneer de vervaardigde
goederen van lageren prijs zijn dan die van hefc
importareikel. Voorbeelden zijn te vinden in de
schoenindustrie, de verbeterde aardewerk-in
dustrie en de zich ontwikkelende dessa-smede-
rij. In dergelijke richting is een ontwikkeling
denkbaar van de conserveering van voedings
middelen (vruchten en vruchtensappen, visch,
enz.) Ook de margarine-industrie heeft een ter
rein veroverd, dat voorheen ten deele door im
port was ingenomen.
Van de industrieën die meer in het bijzonder
ter vervanging van import optreden, is de textiel
industrie wel de voornaamste.
Een andere belangrijke groep van industrieën
is die van machinerieën en metaalconstructies.
Een primaire metaalnijverheid zal in Ned.-
Indië niet spoedig tot ontwikkeling komen, doch
op het gebied van metaalconstructies en de ver-
vervaardiging van eenvoudige metalen voorwer
pen is een belangrijke ontwikkeling denkbaar. In
bepaalde gevallen treedt een combinatie op van
een nieuwen export met een nijverheidspi'o-
ctuctie voor de binnenlandsche markt, zooals bij
de cultuur van de rosellavezel en de zakkenfa-
bricage, zoomede bij die van Virginiatabak en
de sigarettennijverheid.
MOLLERUS.
Scholier liet zich door vrachtauto
trekken.
Door tegenligger gegrepen en op slag
gedood.
Maandagavond om zes uur liet op den Heeren-
weg nabij de Beeklaan te Noordwijk de 15-jarige
J. Kloos, leerling van de ambachtsschool te Leiden,
zich door een vrachtauto trekken, waarbij hij
links achter den wagen reed. Van de tegengestelde
zijde naderde eveneens een vrachtauto, welke den
jongen greep en tegen den grond sloeg. Hij was op
slag dood.
CENTRAAL TOONEEL.
Het is er geen tijd voor.
Herhaaldelijk is er de aandacht op gevestigd, dat
men als een der belangrijkste oorzaken van de ver
wijdering tusschen publiek en tooneel het feit
mag beschouwen, dat de tooneelschrijver ons hart
niet meer weet te raken. Wellicht is de Overheid
er mede schuldig aan dat vele stukken die midden
in dezen tijd staan, door de Directies niet op het
repertoire worden genomen uit angst voor een ver
bod. Maar ook meenen Directies nog te stellig dat
het publiek in moeilijke tijden louter verstrooiing
zoekt.
Cees Laseur heeft weer eens bewezen dat een
stuk uit ons eigen leven, dat onze gedachten weer
spiegelt, dat zich bezig houdt met wat ons in
beslag neemt, wel degelijk menschen naar de
schouwburg trekt. „Het is er geen „tijd voor", dat
het in Amsterdam „gedaan" heeft, „doet" het ook
da ai-buiten en gisteravond is het door het Haar-
lemsche publiek uitermate enthousiast ontvangen.
De sterkste zijde van dit stuk de heer Schuil
heeft dat reeds gezegd in zijn bespreking van de
Amsterdamsche première is de brillante dialoog,
die niet alleen geestig is, maar ook diepzinnig. Maar
minstens even bewonderenswaardig is, dat de Ame
rikaansche auteur Behrman er in is geslaagd, de
opvattingen en inzichten van zijn vier hoofdfiguren
zóc te doen spreken, dat wij ze als gelijkwaardig
zien. En pas een duel van gelijkwaardige krachten
kan boeien. Het standpunt van Gay Esterbrook is
te verdedigen; dit is geen tijd voor comedie, dit
is de tijd voor harde werkelijkheid. Voor hef stand
punt van Philo Smith is wat te zeggen: bewaar je
objectiviteit en leer inzien dat de mensch altijd een
verscheurend dier is geweest. Ook de opvatting
van zijn vrouw Mandy kan men deelen: deze tijd
moet den mensch inspireeren, zoodat hij boven zich
zelf uitstijgt en een brillant schrijver moet nu een
groot schrijver worden. Maar over al deze opinies
zegeviert tenslotte het inzicht van Linda: ja, het
is er wèl tijd voor, het is ook nu tijd voor lichte
comedie, ook nu moet de schrijver geven wat zijn
wezenlijk talent hem dringt te geven, al is dat
slechts vroolijkheid. Is niet vroolijkheid thans een
kostbaarder bezit dan ooit?
Van een ideeënstuk mag men evenwel niet spre
ken, als men het over No time for Comedy heeft.
De auteur heeft zijn denkbeelden uitgesproken in
een zeer levend en boeiend spel. Zij zijn geen
spreekbuizen, maar levende menschen die strijden
voor hun geluk.
Toch zou deze fijne comedie niet dit groote
succes kunnen boeken als zij niet in zulk een gave
voorstelling tot ons kwam. Het is een kleine, maar
exquise bezetting die haar over het voetlicht
brengt. Cees Laseur, de man die tenslotte zichzelf
ontvluchten wil door naar Spanje te trekken en daar
in den burgerloorlog mee te strijden 't stuk speelt
in 1938 maakt iets bijzonders van zijn rol. Hoe
licht zou deze man met zijn geprikkeldheid en
voortdurende „drankjes" onsympathiek kunnen
worden. Maar we voelen voortdurend in hem den
sensibelen auteur, wiens hart bloedt door het leed
op deze wereld!
Fientje de la Mar in een groote rol in een goed
stuk, dat is voor iedereen die van tooneel houdt,'
een vreugde. Wat zij op het tooneel brengt is spran
kelend leven. Haar uitermate geraffineerde speel-
techniek is nergens zichtbaar. Ir deze actrice kan
men altijd volkomen gelooven.
Amanda Smith is, naar mijn gevoel, niet de
vrouw die Rie Gilhuys uitbeeldde. De tegenstelling
tusschen haar en Linda Esterbrook zou sterker ge
weest zijn, de afgrond tusschen beider levensopvat
ting dieper, wanneer deze rol meer naar den zoeten
kant was gespeeld. Maar misschien is Rie Gilhuys
daar te zeer een moderne vrouw voor en zou een
andere actrice haar te wee hebben gemaakt. In de
opvatting die zij van de rol had, was zij uitstekend.
Van Cor Hermus kan gezegd worden, dat hij een
caricatuur tot een mensch heeft gemaakt. En dat is
geen gering compliment. Deze Philo nadert den
dwaas, maar Hermus heeft hem gered.
Het quintet wordt gecompleteerd door een aan
hankelijke negermeid, door Peronne Hosang met
kennelijk plezier gespeeld. In het 3e bedrijf wordt
zij iets teveel gebruikt om een paar lacunes te vul
len die ontstaan zijn door een niet geheel voldoen
de techniek van den schrijver en daar eischt zij
dan wat te veel aandacht.
Hoe verheugend is het, dat zelfs deze tijd zuLk
een fonkelend, geestig stuk kon voortbrengen. Hoe
verheugend dat het Haarlemsche publiek het zoo
hartelijk heeft ontvangen; aan het slot moest tien
maal „gehaald" worden. Mocht Cees Laseur het
hier nogmaals spelen, laten dan velen bedenken
dat het er nu de tijd voor is „Het is er geen tijd
voor" te gaan zien.
P. H. SCHRóDER,