DE 24 ste VERJAARDAG VAN PAUL KERES. DE DORPENTOCHT OP DE SCHAATS
Echtpaar z.k.
Mr. Kea Bossers
Mr. Levenbach, voorzitter van den Nederlandschen Schaakbond, overhandigt Paul Keres, die Zondag
zijn 24sten verjaardag vierde, een geschenk bij den aanvang van de te Rotterdam gespeelde partij
in den tweekamp. Dr. Max Euwe ziet lachend toe
Niet alle kinderen uit de Finsche steden konden
tijdig geëvacueerd worden Een kleine inwoonster
van de Noordelijke stad Rovaniemi, welke de
laatste dagen aan hevige bombardementen bloot
stond, wordt ïn veiligheid gebracht
Gebakken bokking, zoo uit de pan, die op de Gouwzee bij Monnikendam werd
verkocht vond gretig aftrek bij de deelnemers aan den dorpentocht op de
schaats door Noord-Holland
Een wedstrijd in
het ringsteken op
de schaats werd
onder groote be
langstelling op de
ijsbaan Amsterdam
Noord gehouden
Een der paren in
actie
Op de Amsterdamsche Sintelbaan werden Zaterdag schaatswedstrijden gehouden
voor militairen en matrozen. Aangemoedigd door hun kameraden probeeren
eenige deelnemers elkander den loei af te steken
Nida Sn«i»ff, de bekende zwemster,
toont, dat zij ook de kegelsport een
goed hart toedraagt tijdens het tournooi,
dat in de hoofdstad werd gehouden
De commissaris der Koningin in Groningen, mr J Linthorst Homan, was een
der eersten, die den nieuwen schaatskampioen van Nederland, Jan Lange dijk,
gelukwenschte met het behalen van den titel
Een gelukkige kampioen Jan Langendijk, die bij de Nederlandsche schaatskampioenschappen te Groningen den
hoogsten titel behaalde, is met dit resultaat zeer in zijn schik, evenals zijn vader, naast hem
Een teeken des tijds. De Haagsche
politie agenten, die op het ijs surveil
leerden, hadden de ijzers onder ge
bonden
door
37
„Intern? Hier? Dat hebben we dan ook nog
aan dat beroerde wijf te danken."
„Frankie toch" suste Lies.
„Ja natuurlijk. Wat heeft die haar neus er in
te steken Ben jij soms niet capabel om een meid
te huren Moeten ze ons dat nu ook nog gaan af
nemen? Onze avonden samen, 't eenige goede,
dat we nu nog hebben in dat vervloekte leven
hier."
„Nu moet je niet zoo leelijk doen." Ze kwam
op zijn knie zitten, „Lieveling, je kunt er onmo
gelijk meer spijt van hebben dan ik. We hebben
er toch altijd op geteerd al die maanden lang
op die zalige rustige avonden hier samen in de
keuken. Maar dit valt misschien ook wel weer
mee. Misschien gaat ze 's avonds wel op haar
kamer zitten. Of vroeg naar bed. Laten we er
maar het beste van hopen. We moeten ons er toch
in schikken. Frankie."
„Ja" zei Frank down, „we moeten ons er in
schikken. In alles. Altijd. Jij moet je er in schik
ken. dat een ander de dienst voor je uitmaakt, dat
je nog niet vrij bent om de kleinste afwisseling
in je werk te brengen. Ik moet me er in schikken,
dat ik vandaag of morgen veroordeeld wordt voor
iets, waaraan ik voor geen cent schuld heb. En
dan moeten we nog ja en amen zeggen, als ze
ons 't eenige beetje vrijheid en huiselijkheid, waar
we als man en vrouw toch recht on hebben, gaan
afnemen. Je mond houden kun je en zien, dat je
je baantje houdt en daarmee uit.
„Nu ja" zei Lies, „je moet'niet ineens zoo tra
gisch gaan doen. Gisteren was je 't nog roerend
met me eens, dat de Jonker een ideaal baas is."
„Maar toen wisten we dit nog niet" zei Frank.
„Och kom, we zullen er wel iets op nnden. Des
noods gaan wij 's avonds boven zitten."
„Ja, dat is een prachtoplossing. Vooral 's win
ters zonder kachel. En dan telkens naar bene
den als er gebeld wordt. Nee Lies, het gezellig
samenzijn wordt van 't programma geschrapt."
Hij trok haar dichter naar zich toe. „Zóó zullen
we hier niet dikwijls meer zitten, zeg
„laten we maar niet te ver vooruit denken"
zei L:es. „Vanavond zijn we tenminste nog alleen.
En ik ben niet van plan, om me door Alida Pan
nemans het slot van dezen heerlijken dag te laten
bederven."
„Prachtig gezegd" zei Frank.
HOOFDSTUK XX
En den eersten October arriveerde Alida Pan
nemans. Met reismand en parapluie. „Stakker"
dacht aes, toen ze het magere, oudachtige
menschje zag, met haar zielig knutje en groote
brilleglazen. Een echt erfstuk uit een opgedoekte
grootscheepsere huishouding, respectabel en ser
viel tot in haar vingertoppen. Maar Lies mede
lijden duurde niet lang, want al gauw moest ze
Hendrik gelijk geven, dat Alida „een ongemakke
lijke tante was.
„Eten jullie altijd hier?" begon het den eersten
middag al Ze keek met een genepen mondje neer
op de gezellig gedekte keukentafel.
„Welne°" zei Hendrik, die juist binnenkwam om
de koffie voor den Jonker te halen. „We eten an-
,ers altijd in de salon, maar we waren bang, dat
jjj je laar niet thuis zou voelen."
Alida draaide zich negeerend naar Lies. „In
myn vorige betrekking" zei ze spits, „hadden we
twee aparte zitkamers voor het personeel: één
voor de huishoudster met de dienstmeisjes en één
voor de mannelijke bedienden."
„Jasses, wat saai" riep Annie. „Dan hebben we
't hier heel wat gezelliger, hè Lies?"
„En öf" zei Lies. „En laten we maar beginnen.
Alida, wil je misschien aan het hoofd van de tafel
gaan zitten We zullen maar niet op Frank wach
ten."
Frank kwam grinnikend binnenstuiven: „Zeg,
hebben jullie dat gehoord?Ineens ontdekte
hij Alida. „Sorry" zei hij, „even kennismaken..."
Lies had plezier om zijn vormelijke buiging.
„Wat was dat nou voor een verhaal, dat je
vertellen wou?" vroeg Annie nieuwsgierig.
„Kun je straks in de krant lezen" zei Frank
kortaf. Wat een exemplaar, dacht hij. En dat
kregen ze nu voortaan iederen avond bij zich.
Proost.
't Bleek allemaal nog veel erger, dan ze ge
dacht hadden.*Alida, die den heelen dag door liet
huis liep en op alles aanmerkingen had, „Waarom
zet je de aardappelen met kökend water op?"
„Waarom schuier je de kleeden niet met thee
blaren? Stofzuigers halen al de wol eruit tn net
stof laten ze zitten„Waarom draagt Jan
sen geen sloof over zijn jasje?" Lies wist zoo
gauw niet, wie Jansen, noch wat een sloof was.
Alida vond het blijkbaar onbehoorlijk, het manne
lijk personeel by zijn voornamen te noemen. „In
myn vorige betrekkingwas het den heelen
dag. „In d'r vorige betrekking zal ze d'r ook
wel de kantjes afgeloopen hebben," zei Annie
nijdig. „Ze voert geen spaan uit, niks dan mij
op de vingers kijken en afkammen. We zijn op
gelaten, hoor."
En 's avondsDirect na tafel ontsnapte
Alida naar haar kamer, maar zoodra Lies en
Frank, de keuken aan kant, het theeblad tus-
schen hen in, aan tafel zaten, klonken haar voet
stappen in den gang. „Onze chaperonne" zei Lies
en probeerde te lachen, greep dan gauw de krant.
„Róók jij?" had Alida den eersten avond al
streng gevraagd, toen Lies een sigaret opstak.
„Vindt de Jonker dat goed?"
„Natuurlijk" zei Lies. „Waarom niet? In myn
vorige betrekking kreeg ik altijd sigaretten
cadeau van de baas. Iedere week een doos. - Hè
Frank?" Onder de tafel gaf ze hem een schop.
Alida snoof minachtend, haakte verder aan" de
zooveelste ster van haar sprei.
Frank vond het niet om te harden. „Als dat
zoo blyft" tierde hij, „hou ik het niet meer uit.
Geen woord kunnen we samen praten. Ik zie bet
aankomen, dat dat schepsel mij de deur uitdrijft.
Naar de kroeg."
„Best" zei Lies lichtzinnig. „Zeg maar wan
neer. Want ik ga mee."
Jimmy, die weer in genade was aangenomen en
ieder oogenblik op „de Waeldonck" zat, zag Alida
door de hall dribbelen,
„Wat doet die prent hier?" vroeg hij.
„Dat is de kamenier, meneer" versprak Hen
drik zich. In de keuken hadden ze het trouw over
„de kamenier van den Jonker".
„De kamenier? Waar heb jullie die voor noo-
dig?"
„Excuseer meneer, de linnen-binnen-meid" sta
melde Hendrik. „Maar noodig hebben we d'r niet,
meneer, als ik het zeggen mag. We hebben d'r
om zoo te zeggen geërfd van mevrouw de douai
rière Van Waveren Stortewijk."
„Zoo" zei Jimmy, „nou eh sterkte dan.
De Jonker is zeker in de studeerkamer?"
Het begon nu werkelijk ernst te worden met
Jimmy's werkplannen, dacht Frank. Bijna iederen
dag waren er lange besprekingen in de studeer
kamer. En de baas keek doorloopend glunder.
Hij gunde 't den Jonker van harte, dat hij zijn
zin kreeg. En hij gunde Jimmy de beste baan.
die er te krijgen was. Vast en zeker, maar.
En dan begon het getob weer van voren af aan.
Op een natten Octobermorgen kwam Lies de
garage binnenstuiven: „Frank! Hoor eens! Zeg,
Alida gaat weg. Zoomaar ineens."
„Hoera!" riep Frank. Waar hebben we dat aan
te danken?"
„Ze heeft een Lijfrente gekregen. Van een vroe
gere mevrouw. En ze wil moi-gen al vertrekken,
als de Jonker het goed vindt en als ze hier ge
mist kan worden."
offi®*
in dd
i ei
„Alsjeblief" zei Frank hartgrondig. „Ik zal wel
om vijf uur opstaan om bedden op te maken,
ik zal wel karpetten schuieren ook met koffi»
dik, was het niet? Zeg dat maar allemaal aan c'
Jonker. En vertel Alida maar, dat ik haar
groot genoegen naar het station zal brengen."
's Maandagsmorgens om even elf uur reed
Frank vóór bij het huis van de familie van Reeu-
wyck in de Statenlaan. „Je wacht maar hie^,
Robberts" zei de Jonker.
Frank nam zijn boek en een sigaret. Half eea
één uur. Ze bleven zeker lunchen. Zou niemand
er aan denken, dat de chauffeur ook honger had?/
Om bij tweeën kwamen ze terug. Schoonpapa
er ook bij; Jimmy wordt vandaan vastgemetseki,
dacht Frank. Nerveus en een beetje slachtofferig;
zag hij er wel uit in zijn correcte visitepakje*
Maar Frank voelde alles behalve medelijden met
hem. Wèl met zichzelf, toen hij voor den tweeden
keer moest blijven wachten. Nu voor het eerbied»
waardige kantoor van Mrs. van Abcoude en Dael-
deren Rengers, Advocaten en Procureurs, op het
Bezuidenhout. Half drie drie uur. Binnen waren
ze bezig, Jimmy „erin" te duwen, in dè baan met
dé toekomst. JoDgste medewerker, onder de hooge
bescherming van Jhr. de Goedelaer en van J&r.
van Reeuwijck alsjeblief, alles O. K. En hy zat
buiten in zijn mooie uniform met de mooie
blinkende knoopen met zijn kecke chauffeurs
pet. En mocht er tegenaan iqjken, tegen dat in
drukwekkende naambordje „Mrs. van Abcoude en
Daelderen Rengers, Advocaten en Procureurs."
En hij had honger, hij verging van den honger*
Maar dat kwam er niet opaan. Wie dacht er aan
den chauffeur, als het om iets zóó belangrijks
ging, als de toekomst van Mr. J. van Elden, neef
van Jhr. de Goedelaer, aanstaande schoonzoon
van Jhr. van Reeuwijck? Niemand dacht er aan
hem niet eens zijn eigen vrouw. Had ze hem
dan tenminste niet een pakje boterhammen kun
nen meegeven? Een armzalige schooier was hy,
meer niet. Buiten wachten en het naambordje
bekyken. En honger lijden. Dat was zijn portie.
X Wordt vervolgd.},