Strijd om Atlantis
door
Willy Reese
Met groote innerlijke onrust had Alice reeds op
dit oogenblik gewacht. Hoe heel anders stormde
deze vraag vandaag op haar aan- van hem, die
het anders zelfs niet gewaagd had, den zoom van
haar japon aan te raken. Ze had tevoren voor een
van de groote spiegels een koket lachje ingestu
deerd, waarmee zij de uitnoodiging van Frunds-
berg zou accepteeren. En nu, nu de vraag gedaan
was, zag ze geen kans, haar masker aan te doen.
Maar het moest.
„Ik ben ook niet bijgeloovig integendeel
misschien kon 13 wel eens een geluksgetal zyn."
Ze had toch nog kans gezien, een zwak glim
lachje te voorschijn te brengen, en Frundsberg
zelfs de gelegenheid gegeven, een korten blik in
haar groote oogen te wei-pen.
„Wilt U daarmee zeggen, dat ik ditmaal het
groote geluk zal hebben
Nu werd het Li reeds bemakkelijker te ant
woorden en ook het glimlachen ging haar wat
beter af.
„Ik weet niet, of het een groot geluk kan zijn,
met mij ergens te gaan theedrinken".
Frundsberg wierp een snellen blik naar zijn
vrouw, die echter nog geheel in beslag werd ge
nomen door de mannequin in het rood.
„Mag ik U dan vanavond, dadelijk na de slui
ting van de zaak met mijn wagen afhalen we
zouden den prachtigen avond misschien ergens
buiten kunnen doorbrengen".
L „Dat zou inderdaad prettig zyn maar haalt
U mij niet hier af, maar bijvoorbeeld aan het
station Zoo".
Frundsberg liet haar weer het vele goud in zijn
mond zien, maar het stootte haar niet meer zoo
erg af als vroeger.
„Afgesproken dan, we zien elkaar onder de
klok, waaronder alle menschen elkaar ontmoeten".
Daarna bracht hy het gesprek op de twee toi
letten, die zijn vrouw reeds had gekozen de
eenige vragen, die zij hem toestond te doen, maar
ook slechts terloops, omdat hij het antwoord al
tijd zonder meer aanvaardde.
Li was tevreden én voelde zich zelfs een beetje
opgelucht het zou tenslotte allemaal nog wel
meevallen. Alma had stellig overdreven er
waren toch ook mannen, die een meisje respec
teerden. Als Herbert niet zoo vasthield aan ouder-
wetsche opvattingen, zou hij het heelemaal in
orde vinden, dat zy, Li, hem deze waardevolle re
latie met Frundsberg bezorgde, en hij moest haar
toch voldoende kennen, om te weten, dat zij
Maar dat hy nu juist vandaag zeker, des te
beter maar toch moest zij Herbert een berichtje
sturen. Alma moest dat doen die kon zy tele
fonisch bereiken zy moest Herbert zeggen, dat
er vanavond in Adlon een modeshow was, dat is
al dikwijls gebeurd, hij zal daaraan niet twijfelen.
Toen Mevrouw Frundsberg besloten had ook
„Princesse Rouge" te nemen en kort daarop met
Frundsberg den salon verlaten had, maakte Li
dadelijk gebruik van de gelegenheid, om uit een
cel, die schuin tegenover den Kurfürstendamm
stond, met Alma te telefoneeren.
Frundsberg echter dacht erover na, toen de
auto over het asfalt van de Tauzentzienstrasse
gleed en zyn vrouw opgewekt tegen hem babbelde
wat de kleine Alice ertoe gebracht kon hebben,
zijn uitnoodiging nu ineens wel aan te nemen
Verliefd was het meisje stellig niet op hem. Wat
was het dan? Wilde zij iets van hem? Het zou
hem teleurstellen, als ook zij slechts een regis
seur zocht, die haar een nieuwe rol in het leven
bezorgde, die grooter was dan die, welke ze tot
nog toe had gespeeld.
HOOFDSTUK IV.
Een grijze, zeer lange cabriolet reed onder de
kap van het Zoo-station. Uit een groep wachtende
menschen maakte zich een gestalte los in een
kwiek sportcostuum, waarvan het grijs slechts een
nuance dieper was dan dat van de cabriolet. Een
paar onverschillig-nieuwsgierige blikken van
groote-stadsmenschen volgden haai'.
Frunsberg zat aan het stuur van zyn wagen,
opende de deur en greep de kleine teere hand, die
hem werd toegesproken. Een paar vluchtige
woorden als begroeting, toen zat Alice- Bernauer,
de kleine onbeteekenende verkoopster naast den
man, wiens naam in de gedachten van velen
slechts verbonden was met de idee van macht. De
motor sloeg aan. Bijna geluidloos, licht en snel
verdween de auto met zijn honderd twintig paar-
dekrachten uit het gewoel.
„Ik stel voor. dat we naar Wannsee gaan".
„Maar ik moet uiterlyk om tien uur thuis zijn".
Het verkeer legde beslag op zijn geheele aan
dacht. Geen blik kon hij haar wijden. Zij had dat
een beetje angstig gezegd. Dat vond hij char
mant.
„Hebt U anders moeilijkheden te wachten, mis
schien van Uw ouders?"
,,Ik heb geen ouders meer, alleen maar „een
broer".
Frundsberg had niet gemerkt, dat zij even
wachtte, voordat ze „broer" zei.
„Alm, de strenge broeder maar weest U
niet ongerust, juffrouw Li ik hoorde dat U in
de zaak zoo werd genoemd U zult om tien uur
thuis zijn."
„U moet me ook beloven, dat u geen restau
rant zult opzoeken, waar men oesters en kreeft eet
en champagne drinkt".
Nu wendde Frundsberg zich toch even naar zyn
begeleidster. Hij lachte geamuseerd.
„Ook dat beloof ik U. We zullen in het Zweed-
sche paviljoen op het terras gaan zitten, daar
krijgt men thee met koek. We zullen er zitten te
midden van vele menschen, die belegde broodjes
uitpakken, bier en limonade drinken en „Aaaah!"
zeggen als boven de Wannsee vuurpijlen worden
afgestoken. Bent U nu tevreden?"
Li lachte en zei: „Ja!"
Zij waren reeds op den breeden weg, die door
het Grünewal tot de Wannsee liep. Frundsberg
trapte het gaspedaal wat verder in. De honderd
twintig paarden merkten, dat de teugel werd ge
vierd, en gingen er vandoor. De wagen sneed door
de heete, droge lucht. Frundsberg keek strak
voor zich uit.
Li keek naar het profiel van den man aan het
stuur. Op breede schouders een sterke nek, dien
stellig niemand ooit had doen buigen, en daarop
een niet groote schedel als een met weinig zorg
uitgehouwen blok steen Scherp waren de trekken
in het gezicht gesneden. Er sprak een geweldige
energie uit, de vastberaden wil en kracht, eigen
schappen, die in een zeldzaam groote mate lagen
opgetast in het hooge doorploegde voorhoofd. De
neus was scherp gebogen en breed, de mond vol
en de lippen vol barstjes. Onder dikke wenkbrau
wen keken de oogen staalhard de spiegel van
den man. Het donkerblonde haar onder de sport-
pet was aan de slapen reeds vergrijsd. De groote,
sterke handen in bruine handschoenen lagen vast
om het stuurrad. De claxon riep telkens weer be
velend en waarschuwend: „Op zij voor Frunds
berg".
Dan zaten ze werkelijk op het terras van het
Zweedsche paviljoen. De kellner bracht de thee.
In het muziekpaviljoen speelde een orkestje in
uniform de „Dorpschwalben aus Oesterreich". Op
de vijf trappen lager gelegen terras, waar men
niet verplicht was, wijn te drinken, schommelden
twee verliefde menschen, met de handen in elkaar
op de maat van de muziek heen en weer. Het
meisje dronk citroenlimonade door een rietje. Aan
een ander tafeltje brulde een jongen. Hij had de
juist uitgepakte broodjes met ham in het zand
laten vallen en kreeg daarvoor van zijn moeder,
een forsche dame met groote handen links en
rechts klappen om de ooren. Ze deed dat zeer
handig. Onder de klanken van de Oostenrijksche
dorpszwaluwen mengden zich menschenstemmen,
glazengerinkel en bordengekletter. De avond viel
uit een diepblauwen hemel. Sterren lichtten op;
op de aarde gingen de lampen aan. De Wannsee
lag a'ls een gepolijste ebbenhouten vlakte. De
maan was er niet. Waartoe ook? Om de maan be
kommeren de menschen van tegenwoordig zich
niet meer.
Frundsberg dronk zijn kopje leeg. „Nu, juf-
frouw Li, bent U tevreden?"
„Ja. werkelijk, het is een prachtige avond".
Hun blikken troffen elkaar op hetzelfde oogen
blik. Li at met moeite haar gebakje op met de ge
dachte: „Hoe begin ik nu het best?"
„Waarom vindt u het niet goed, dat ik een be
tere gelegenheid opzoek bent U bang voor oes
ters en kreeft?"
Li raakte in verlegenheid, die ze echter spoedig
iverwon.
„Ja, ik ben bang voor die dieren". Ze lachte,-
cemijl ze dat zei.
„Maar waarom dan toch?"
„Omdat het bij die dieren heel belangrijk is,
hoe men ze eet".
„A zoo, nu begryp ik het".
Frundsberg was enthousiast, dat hij een zoo
charmant meisje voor ach had, die nog nooit oes
ters en kreeft had gegeten. Tot nu toe had hij
slechts vrouwen ontmoet, die te veel oesters en
kreeft hadden gegeten. Misschien was dat ook
haar doel kaviaar, oesters, kreeft, champag-
Frundsberg keek een tijdlang naar Li, die zich
.veer over haar kopje had gebogen.
„Zoudt u ook niet eens het genot van deze din
gen willen leeren kennen ik bedoel oesters,
kreeften
Li keek op. „Neen, ik verlang er werkelijk nlef
naar".
XWordt vervolgd).
De ski-sport viert in ons land hoogtij, dank zij de sneeuw, waarmede wij in
de afgeloopen dagen in ruime mate werden bedeeld De sprong van een
duin in de omgeving van Qverveen
H K H Prinses Juliana heeft Zaterdag in den Kon. Schouwburg te Den Haag de voorstelling bij ewoond, die door de
Haagsche afdeeling van het Nederlandsche Padvindstersgilde ten bate van het Finsche Roode Kruis werd gegeven.
De prinses was gekleed in padvindsterscostuum
Een orgineele wegwijzer aan het
Westelijk Front in Duitschland. De
uit hout vervaardigde figuur laat aan
duidelijkheid niets te wenschen over
Een optimist met zomersche allures trok zich van de sneeuw niets aan en liet
zich op het landelijk café-terrasje een kop koffie serveeren
Hoe druk het was op den vijver in het
Haagsche Bosch, die geheel sneeuwvrij
was gemaakt, zoodat vele bewoners
van de Residentie Zondag van het ijs
konden profiteeren
De nieuwe burgemeester van iilburg, mr. J C. A M. van de Mortel, is Zaterdag officieel in zijn
functie geïnstalleerd. Wethouder H. Fijkmans hangt de ambtsketen om den hals van den
buraervader
Winston Churchill met den bekenden uitgever
Brisson tijdens de ontvangst der Fransche uit
gevers door de Engelsche regeering tijdens hun
bezoek aan Londen
De -Holland" en
de „IJssel", die
dagenlang in het ijs
op het IJsselmeer
beklemd hebben
gezeten zijn Zater
dag in veilige
haven te A'dam
aangekomen
Ook de Rijkswaterstaat is in de weer, om met bekwamen spoed de groote
hoeveelheid sneeuw, die de laatsten dagen gevallen zijn, op te doen ruimen
Een sneeuwploeg aan het werk in de omgeving der Residentie