OEFENINGEN BIJ HET NEDERLANDSCHE VELDLEGER
Strijd om Atlantis
Ook in den winter zijn de Hollandsche
molens mooi en blijven aan het land
schap hun karakteristiek cachet geven
Tijdens de jongste manoeuvres bij het Nederlandsche Veldleger in de sneeuw. De stroombron,
welke de ijsmijn tot ontspringen brengt, waardoor den vijand op het laatste oogenblik de overtocht
over het ijs wordt belet
Door de aanhoudende vorst is de Rijn bij Culemborg geheel dicht gaan zitten. Voetgangers
kunnen thans via een met behulp van takken afgebakend voetpad de rivier over steken tegen betaling
van 1V9 cent
Willy Reese
Merkwaardig kind wat wil ze van mij? In
gedachten speelde Frundsberg met zijn theelepel
tje. Een oogenblik, daarna legde hij het lepeltje
weer neer. „Juffrouw Li, wilt U mij een vraag be
antwoorden?" begon hij.
Li, die met haar gedachten weer heelemaal by
Herbert en den brief vertoefde, was even in de
war over deze vraag.
„Ik weet niet, wat U me vragen wilt ik kan
U daarom ook niet van te voren zeggen, of ik Uw
yraag beantwoorden kan".
„Natuurlijk u hebt volkomen gelijk u
moogt me echter mijn vraag niet kwalijk nemen
ik zou graag weten, waarom U vandaag mijn
uitnoodiging hebt aangenomen, terwijl U m^n
vragen in dit opzicht tot nu toe steeds zeer be
slist had afgewezen".
Daar was de gelegenheid, hij bood haar die zelf
aan. Onwillekeurig greep Li naar haar taschje.
waarin Herberts brief zich bevond. Maar toen be
kroop haar weer een angstgevoel en haar woorden
kwamen slechts aarzelend te voorschijn.
„U moet niet boos op me zijn. Ik wou U om
een vriendelijkheid vragen voor mijn broer.
Maar hij weet niet, dat ik me tot U gewend heb,
en ik had ook liever niet, dat hg het te weten
kwam".
Li nam den brief uit haar taschje, ztj was in
nerlijk zeer opgewonden. Ze hield zich echter goed,
opdat hij niets zou merken. Maar haar kleine,
teere handen, die naar den brief in den tasch
sochten, verrieden haar opwinding toch.
„Dus toch!" Frundsberg was teleurgesteld. Ook
dit kleine verkoopstertje was tot hem gekomen,
om iets van hem te verlangen evenals allen,
die tot hem kwamen. Ze wilde slechts voordeel
trekken uit zijn macht.
Li stond reeds op het punt hem. den brief te
geven, toen ze plotseling zag, dat er een veran
dering in hem had plaats gegrepen. Zij trok haar
reeds uitgestrekte hand terug.
„Vergeeft U meik merk, dat U het niet
prettig vindt. Ik heb dat niet geweten. Ik
Hij beheerschte zich, dwong zich tot een glim
lach.
„Maar mijn juffrouwtje, wat zegt U daar toch
voor dwaasheden. Spreekt U rustig uit, wat U
wilt waarmee kan ik U of Uw broer helpen?"
Li verweerde zich. Zij wilde niet meer. Met het
fgne gevoel, dat slechts vrouwen bezitten, had zij
dadelijk gevoeld, dat zij den man met zulk een ant
woord op zgn vraag teleur zou stellen. En dat
speet haar, des te meer, omdat haar vertrouwen
in hem iedere minuut grooter werd. Hij was be
slist niet de man, zooals Alma hem had beoor
deeld. Maar ook zij zelf zou het nooit gewaagd
hebben, een meening over hem te vormen, zooals
zij die nu van hem kreeg. Geef het maar toe,
kleine Li, deze man imponeert je je bent al be
reid af te zien van zgn hulp aan Herbert, om de
stemming van dezen man niet te bederven. Het
is al zoo ver, kleine Li, je bent op het punt met
hem te gaan dweepen. Daar behoef je niet van te
schrikken, er zijn nog kleinere, minder beteeke-
nende meisjes in de stad, die eveneens met hem
deepen dat gaat wel weer voorbij en jij bent
toch een flinke meid en je hoeft je er heelemaal
geen verwijt van te maken, dat je hem hebt voor
gelogen, dat Herbert je broer is laat dat maar
zoo komt hij nog eens achter de waarheid, dan
kan hij er zich over amuseeren. En nu, meisje,
Li, zeg nu eens wat, geef hem den brief, praat
over Herbert, zijn plannen, zgn ideën spreek
over allen, die hem met willen aanhooren en niet
willen helpen.
Het had Frundsberg groote moeite gekost, Li
toch nog zoo ver te brengen, dat zij hem den
brief gaf en lang en uitvoerig over haar broer
haar stiefbroer, zooals uit den naam Wallner bleek
sprak, over zijn plannen, zijn ideeën, zijn
strijd en al zijn tegenslagen, omdat niemand naar
hem wilde luisteren.
Frundsberg las den brief, luisterde met halve
belangstelling naar de fantastische plannen van
den ingenieur en gaf haar tenslotte de verzeke
ring, dat hg haar broer over eenige dagen bij
zich zou laten komen, den sollicitatiebrief als aan
leiding daarvoor zou laten doorgaan en hem zou
aanhooren.
„En ik beloof u, dat ik ook uw broer niets er
van zal laten merken, wie zoo dapper zijn belan
gen heeft verdedigd. Bent U nu tevreden, kleine
jonge dame?" Met deze vraag nam Frundsberg de
kleine hand die zoo dicht bij de zijne lag.
Li trok haar hand niet terug. „Als ik maar
wist, hoe ik U mijn dankbaarheid kan toonen".
Er ontstond een korte pauze, die evenwel geen
stilte was, daar ze verscheurd werd door de mu
ziek, de menschen met hun harde geluiden.
„Zoudt U dat werkelijk graag willen weten?"
Li zag onderzoekend in Frundsbergs scherp ge
sneden gezicht. „Ja, ik zou het graag weten".
Het knetteren, sissen, knallen, springen van
vuurpijlen en lichtkogels, die uit het meer den
zwarten nacht in stegen, namen haar woorden
mee. Maar ze hadden toch Frundsberg oor ge
troffen.
„Aaaa! Aaaaa?" steeg het op uit de menschen-
menigte.
„U weet, dat ik getrouwd ben".
Li knikte slechts. Frundberg glimlachte. „Wie
zou dat niet weten... „Maar niemand weet, dat ik
een zeer eenzaam mensch ben". Het lachje ver
dween. „Slechts mijn hond toont zich tegenover
mij, zooals hg is. Voor dat ik getrouwd was, dacht
ik, dat ik het karakter van mijn vrouw kende.
Sinds den dag, waarop zij mijn vrouw werd, dacht
zij, dat zg niet meer het meisje mocht blgven, dat
ze geweest was. Zij werd dus een vreemde voor
mij. Tien jaren heb ik naast deze vreemde vrouw
geleefd. Mijn kinderen durven hun vader niet met
opgewonden jubel te begroeten, als ze hem zien.
De jongen maakt een buiging, het meisje een
knik, en dan staren ze mij aan als een vreemd,
groot dier. Zoo zijn alle menschen, die ik ontmoet.
Ze toonen zich niet zoo aan mg, als ze zijn. Ze
hullen zich gewoonlijk in een mantel, en meestal
rrog in een, die hun niet past. En zoo ben ik, noe-
wel ik steeds door menschen omringd ben, toch
steeds voor hen op de vlucht. Dat klinkt misschien
grotesk en paradoxaal, toch is het zoo.
Wil jij, kleine Li, nu voor mg zijn, wat alle an
dere menschen weigeren voor me te zgn?"
Boven de Waimsee brak de groote finale van
het vuurwerk los met oorverdoovend gekraak en
geknetter, met felle bliksems, opstijgende vurige
lijnen, vallende vonkenregens en duizend lichtende
kogelsgroen, wit, rood, blauw
Daarop werd het donker stil afgeloopen.
In Li's smal gezichtje, in haar groote oogen,
stond schrik. Frurrdsberg zag het. Had dat ge
knetter en gekraak... neen, zijn woorden, zijn
vraag was het geweest. Hg ried haar gedachten.
„Begrijp me niet verkeerd, ik zoek alleen maar
een mensch, een kameraad, een vrouw, die slechts
een mensch is, zooals er zoovelen zijn, maar die
ik toch met ken. Ik zou voor U nooit een woning
inrichten ik zou nooit verlangen, dat u uw be
trekking opgeeft, ik zou met U nooit een restau
rant opzoeken, waar men oesters en kreeft eet en
Fransche champagne drinkt. Ik zou u nooit klee-
ren laten kiezen in den Salon de Paris of een an
der modehuis. U moet Uw leven verder leven met
al zijn kleine zorgen en moeilijkheden. Ik denk er
niet aan, U daarvan te bevrijden. Maar ik zou het
recht willen hebben nu en dan een blik in dit leven
te werpen. Zoudt U mg dat kleine recht willen toe
staan?
„Ja, graag, maar al te graag", had Li willen
uitroepen. Dezen sterken wonderlijken man zou
zg maar al te gaarne haar kleine, onbeteekenende
leven hebben getoondMaar daar stond Her-
bert. Vast perste zij haar lippen op elkaar, opdat
er zelfs geen zacht „ja" aan zou ontglippen.
Frundberg liet haar echter niet los.
„Waarom zwijgt U? Bent U bang voor Uw*
broer? Of is er een andere man, een man, die UI
na aan het hart ligt U moogt het me gerust
vertellen, hg behoort immers bg Uw kleine, alle-
daagsche leven".
Nog altijd zweeg Li. Zij schaamde zich, dat ze
tegen dezen man had gelogen. Maar zij vond niet
den moed, om hem te zeggen, dat Herbert deze
man was, die in haar kleine ailedaagsche levea
een plaats innam.
Frundsberg sprak door. „Ik zal de voorstellen
van Uw broer zuiver zakelijk onderzoeken. Ik zal
hem afwijzen, als zijn plannen me niet lijken. U
moet niet het gevoel hebben, dat U aan mgn wen-
schen moet tegemoet komen, omdat ik me voo*
Uw broer heb geïnteresseerd.
Frundsberg wierp een blik op de klok en wenk
te den kellner.
„Het wordt tijd, dat we vertrekken. Ik wil ook
niet langer probeeren invloed op U uit te oefenen*
Ik hoop echter, wanneer ik U een der komende
dagen ontmoet, ...dat U dan weer een paar uuï
met me zult willen doorbrengenU zult zich
toch wel interesseeren voor het resultaat van dfl
besprekingen met uw broer",
Eindelijk vond Li nu een paar woorden.
„Het zal me verheugen, u nog eens te mogen
zien".
„Nu, dan is alles in orde. Geeft U mij er de
hand op. En juffrouw Li, den volgenden keer ver
telt U mjj eens iets uit Uw leventje tusschen Ha-
lensee en Gedachtniskirche".
XWordt vervolgd).
Artis in de sneeuw. - Een wintersch tafree! in de Amsterdamsche diergaarde,
waar de dieren ieder op hun eigen wijze op de koude der laatste dagen
reageeren
Een gemeenschappelijke valpartij. Of was het alleen voor den fotograaf, die
deze voor Nederland toch altijd nog bijzondere wintersport kwam vereeuwigen?
Oefeningen bij het
Nederlandsche Veld
leger in de sneeuw
en bij 12 graden
Celsius vorst. Goed
gecamoufleerd liggen
de manschappen in
stelling
.Verboden te visschen". Een bij
voorbaat overbodige kennisgeving, daar
zich waarschijnlijk geen candidaten
voor een hengelpartijtje in deze om
standigheden zullen aanmelden
Niet alleen de binnenvaart,
doch zelfs de groote scheep
vaart ondervindt haar moei
lijkheden van de vorst.
De koude van 19 graden
spaart ook de kustwachters
niet
Z. K. H. Prins Bernhard bracht Maandag namens H. M. de Koningin een bezoek aan
een gedeelte van de „Vesting Holland". De Prins inspecteert^de diverse onderdeelen