MOOI NEDERLAND IN WINTERTOOI.
Strijd om Atlantis
Een scène uit de eerste acte van de tragedie .Britannicus", welke Maandagavond in den Kon Schouw
burg te Den Haag door de Comedie Francaise werd opgevoerd voor de leden der Haagsche afdeeling
der Alliance Francaise ter gelegenheid' van haar 50-jarig bestaan
Schoonmaak in de bunkers behoort tot yef nac]ecjachienis aan Anthony Fokker heeft het gemeentebestuur van Haarlem een laan naar
het dagelijksch programma der be-
zettingstroepen aan het Westelijk zijn vroegeren Inwoner genoemd. Het naambordje werd Maandag aangebracht
front
Bij den tandarts aan boord van het
nieuwe Engelsche duikboot-moeder
schip. dat ten dienste van de be
manning der Britsche onderzeeërs is
ingericht
Mijnenleggen in de Noordzee. Een dezer gevaarlijke oorlogsmachines wordt
van een Engelschen mijnenlegger in zee neergelaten in het .veld" ter bescherming
van de kust tegen vijandelijke aanvallen
Fransche oorlogscorrespondenten brachten dezer dagen een bezoek aan de Britsche oorlogsindustrie, op
uitnoodiging van de Engelsche regeering Tijdens de bezichtiging van een der groote stukken lucht
afweergeschut
Het scheepvaartverkeer op
onze rivieren is door de
vorst geheel stilgelegd en
het thans geboden aspect
verschilt wel heel veel met
dat van de anders zoo
groote bedrijvigheid
Mooi Nederland.
Talloos zijn de plekjes
natuur- en stads-
schoon, die nu, ge
stoken in sneeuw- of
rijpkleed, een aparte
bekoring krijgen. Een
Winter aan het Westelijk front. De aflossing vertrekt naar de
haar aangewezen stelling
tafreel in het Lim-
burgsche
door
Willy Reese
12
HOOFDSTUK X3L
Gebogen, als droeg ze een zwaren last. liep Ld de
trap naar haar woning op. Toen de deur gesloten
was, meecde zij, dat daarmee voor haar alles bui
tengesloten was: geluk liefde, vreugde, toekomst
en de menschen. Menschen als Herbert Frundsberg
en Alma. Leegte en eenzaamheid omving haar. Wat
was haa. kamer toch klein, de muren naakt, de
vloerkle«-ien kaal, de meubels stijf.
Li ging door de kamer als iemand, die een wo
ning, die hij huren wil, bezichtigt. Voor haaar schrijf
bureau, in den kleinen stoel, waarin Herbert zoo
dikwijls had gezeten viel ze slap neer. Goed, dat
Mevrouw Orgelmans er niet was. Ze had behoefte,
alleen te zijn.
Kon ze toch maar aan Herbert schrijven
hem alles zeggen, wat er met Frundsberg ge
beurd was, en waarom men haar had ontslagen.
Was Herbert toch maar de man, waarvoor zij
hem eens gehouden had! Maar hij was het niet...
Terwille van zijn plannen zou zij Frundsberg
terwille van een vulpen had hij haar de hand niet
meer kunnen geven. En als zij hem nu schreef,
dat ze vandaag ontslagen was, dan zou hij ant
woorden: „Zie, dat Je morgen een andere betrek
king krijgt....
Li had haar taschje op tafel geworpen, ze zag
een stuk geschept papier. Om Li's lippen kwam
een glimlachje. Ze dacht aan den blonden jongen
in het roode jasje met de blinkende knoopen, de
lange broek met gouden bies. Zii nam het papier
Jb A» band «o las:
„U is zoo rein, zoo lieflgk als een bloem,
O laat het toe, dat ik U engel noem".
Li las niet verder, zij scheurde het papier in
kleine stukjes en wierp ze in de papiermand.
Arme, kleine kerel, drie uur lang heb je gewerkt
op een gedicht voor een vrouw, die het achteloos
in stukken scheurt. Maar daarom zal je niet op
houden te dichten voor andere vrouwen, die net
zoo doen. Je zult dichten, dichten, tot je de jaren
van dweepzucht te boven bent gekomen.
Neen, het heeft werkelijk geen doel, Herbert
te schrijven, dat zij niet meer bij Madame Launais
was. Li stond op, ging naar het balkon, leunde
voorover over de balustrade. Het kwam haar voor,
dat het vreemd was, dat zij hier zoo stond en
niets te doen had. Nu zou zij voortaan tijd hebben,
wellicht dagen, misschien weken of maanden lang.
„O, kon ik nog eens de salon van Madame Lau
nais betreden! Als klant, natuurlijk". Maar on
middellijk verwierp zg die gedachten weer.
Li liet haar blikken gaan over de zee van da
ken, totdat ze bleven hangen aan den steilen
muur aan den overkant en naar beneden ln de
diepte gleden. Toen kwam er weer een nieuwe ge
dachte in haar op, die zij niet meer kwijt kon
raken een vreeselijke gedachte. Als ik nu iets
verder voorover leun, dan zou ik mijn evenwicht
verliezen en wat dan? Een zachte kreet zou al
de menschen, die hier om de binnenplaats wonen,
naar de vensters roepen. En dan zouden ze allen
naar beneden gaan en om een dood lichaam heen
staan. Op de steenen daar beneden zou zich een
kleine plek bloed vormen. Kwam ze echter een
beetje meer naar rechts terecht, dan zou ze niet
op de steenen, maar op het harde zand vallen.
Voor haar persoonlijk maakte dat weinig ver
schil uit. Alleen zou er een kleine kuil komen in
het vlakke zand, en het zand zou haar bloed drin
ken. Men zou de politie roepen, die dan het doode
lichaam wegbracht Een paar dagen zou men in
het huis stof hebben om te kletsen. Op alle étages
zouden vrouwen aan de deur staan: „En weet u
ik heb wel gedacht, ik heb het al lang zien aan
komen En Herbert? Misschien zou hij een
krans sturen, maar dan zeker zonder naam. En
Frundsberg? Hij zou er waarschijnlijk in het ge
heel niets van hooren. En als hg het vernam?
Wat gaat het hem aan, of een ontslagen verkoop
ster uit een modehuis zich van het balkon van
haar woning laat vallen? En Alma?
Een scherp, lang aangehouden gerinkel van de
huisbel rukte Li los uit haar gedachten. Ze
schrok. Nog een korten blik wierp ze naar bene
den, dan ging ze naar de deur. Alma stond er voor.
„Meisje, wat is er toch met je aan de hand?
Eerst zie je heelemaal niet, dat ik over het binnen
plein kom en dan moet ik de bel bijna stuk trek
ken, voordat je mij eindelijk hoort".
„Neem me niet kwalijk, Alma, ik was heelemaal
in gedachten".
„Ik hoop, dat het geen dwaze gedachten wa
ren. Die krijg je gemakkelijk, als je tegenslag
hebt".
Li keek Alma verbaasd aan.
„Weet je al, wat
„Ja, Li, ik weet alles. Ik wou je opbellen en
vragen, hoe laat Herbert vanmorgen zou vertrek
ken, men vertelde me, dat je ontslagen was, meer
niet en dus ben ik dadelijk hierheen gekomen. Is
Herbert al weg?"
„Ja, om acht uur."
„Jammer als ik het geweten had, was ik ook
aan de trein gekomen."
„We hebben elkaar niet eens een hand tot af
scheid gegeven, Herbert had op het oogenblik,
dat de trein vertrok, iets belangrijkers te doen
hij moest in zijn koffers naar zijn vulpen zoe
ken."
Niet zonder bitterheid had Li dit gezegd. En
Alma was dien harden toon niet ontgaan.
„Je moet Herbert niet beoordeelen als een ge
woon menscb, hij heeft een bijzonder karakter."
Li kwam in opstand.
„Hij heeft heelemaal geen karakter. Hij heeft
me zelfs gezegd, dat ik hem al veel eerder de re
latie met Frundsberg had kunner. bezorgen. En
toen ik hem vroeg hoe, toen heeft hij me te ver
staan gegeven, dat ik niet bepaald nu ja
je begrijpt me wel, maar toch in ieder geval een
paar vriendelijke blikken, en misschien nog een
beetje meer tegemoetkoming had kunnen toonen
het ging er toch om, den man voor zijn werk
te winnenNu, noem je dat karakter bij een
man, die zich anders al opwindt, als er een mode
show plaats vindt en 'n paar heeren ons vervelen
de complimentjes maken, die wij niet eens meer
hooren?"
Langen tijd zweeg Alma. Dit had zij niet van
Herbert gedacht. Maar was er niet een veront
schuldiging in zijn werk?
Li bracht haar vriendin in de kamer. Op de
canapé gingen ze samen zitten.
„Herbert heeft me erg teleurgesteld."
„Spreek niet zoo, Li, Herbert denkt bij alles,
wat hij doet, nu eenmaal in de eerste plaat9 aar;
zijn werk. Heb je hem niet gezegd, dat jij het
geweest bent, die hem de relatie met Frundsberg
bezorgd hebt?"
„Neen!"
„Maar waarom toch niet, Li? Hij zou het stel
lig prettig gevonden hebben".
„Neen, mi ik weet, dat hij me zou geofferd heb
ben, om Frundsberg te winnen, mag hij juist ze
ker niet weten dat ik het al gedaan heb. En had
ik geweten, dat Herbert er zoo over dacht, dan
zou ik me zeker niet tot Frundsberg gewend heb
ben."
Alma zag haar vriendin aan. Trok even haar
breede, hoekige schouders op en liet ze weer
zakken.
„Ik begrijp je niet. Je hebt toch zelf gehoopt,
dat Herbert het niet erg gevondcu had, dat je je
voor hem met Frundsberg in verbinding hebt ge
steld?"
Li schudde ontkennend het hoofd.
„Jij begrijpt het toch niet, Alma. Het is iets
heel anders, of in zulk een geval een man goed
keurt, dat een vrouw uit zichzelf zoo iets gedaan
neeft, of dat by haar tot netzelfde dwingt, zon
der ernaar te vragen, hoe ze daarover zelf denkt.'
Alma trok weer haar schouders op.
„Dat is me te ingewikkeld, laten wy er daar
om maar niet langer over praten. Ik vind het
trouwens veel belangrijker te hooren, waarom
Madame Launais je ontslagen heeft."
Uitvoerig schilderde Li haar vriendin, wat er
vandaag tusschen haar en Madame Launais was
voorgevallen.
In Alma kwam medelijden op, toen zij dit alles
hoorde.
„Arm meisje, Je wilde helpen, zooals je altyd
gedaan hebt, en nu dit. Herbert moet het we
ten."
„Neen", zei Li, „dat wil ik niet',,
Toen wist Alma ook niet, wat zij doen moest.
Het was allemaal zoo ingewikkeld, dat zij ex niet
uit wist te komen. En steeds weer betrapte zij
zichzelf erop, dat zij Herbert in bescherming wilde
nemen. Zy durfde dan ook Li byna niet aan te
zien, zij vond geen woorden, om Li te troosten en
haar raad te geven. En toch hield zy van haar
vriendin en zou haar graag geholpen hebben.
Tegenover Alma aan den muur hing een foto»
waarop Herbert door de finish bij een hardloop
wedstrijd ging. Naar dit beeld werd haar blik
steeds getrokken Ze moest toch iets ze.,gen.
„Ik heb je indertijc dadelijk gezegd, deak eraan,
hij heeft een vrouv. en deze geeft F.undsberg
niet gemakkelijk op."
Li was vertwijfeld.
„Alma, nu praat Je weer zoo. Ik wil ni<W; van
Frundsberg. Ik wil toch Mevrouw Frundse org
haar man niet afnemen. Ik zou nooit op dn ma
nier een man willen hebben".
Alma legde haar arm om Li's schouders.
„Dat weet ik heel goed, meisje Maar zy weet
het niet. En als zij het wist, zou zij het niet go-
looven. In jouw plaats zou ik me tot Frundsberg
wenden, en hem vertellen of schrgven, wat er
gebeurd is."
„Dat kan ik niet Hij zal met niet gelooven.
Misschien weet hg al, dat ik hem voorgelogen
neb".
iWordt vervolgd).