MARINE Kaan „De Wolbaai KOORDWOL? 59 ct Houdt U van zoetigheid? WIE BREI T O ERMEE L Menu van de week r Donderdag i februari mo H A "A R i; E M'S DÏGBEAC Over het weer Wij Hollanders praten graag over het weer. Op het achterbalcon van de tram, in de wacht kamer van den dokter, in de coupé van den trein, in den sigarenwinkel of bij den kapper, overal moet even een opmerking geplaatst worden over dat eene onderwerp, dat ons schijnbaar altijd hevig interesseert: het weer. Daarmee wordt nog weieens gespot, het is een Ietwat onnoozel gepraat, vindt men, en nergens ter wereld wordt er zooveel over geleuterd als bij ons, wordt er dan nog by gezegd door de menschen, die altijd wat smalends van typisch Hollandsche hebbelijkheidjes ten beste geven. Maar het is toch eigenlijk geen wonder dat wij zoo zijn: ons klimaat is zóó afwisselend, dat het bijna nooit eentonig wordt, om er zijn meening over te zeggen! Welke leek op dit gebied durft te be weren, dat het morgen precies hetzelfde weer zal zijn als vandaag, tenzij hij afgaat op de stekende likdoorns van tante Antje, die toch ook niets ver der durven gaan dan verandering van weer te voor spellen. Neen, een leek weet het niet, ons officieele weerkantoor, meer huiselijk door het Nederlandsche volk als „De Bilt" aangeduid, heeft de ondankbare taak het wetenschappelijk te moeten vaststellen en als het niet uitkomt, zooals in dezen tijd eerder het geval kan zijn, omdat er veel minder buitenlandsche berichten binnenkomen door den oorlog, dan is iedereen dadelijk geneigd om te zeggen: de Bilt heeft het weer mis. Maar die „iedereen" vergeet de ontelbare malen dat zelfs de meest ingewikkel de voorspellingen „op den kop af" zijn uitgekomen. Intuschen blijkt uit dit alles onze interesse voor het weer, en als het dan daarbij nog een uiterste betreft, dan zijn wij Hollanders in ons gematigd klimaat daarvan nog veel meer vervuld dan ge woonlijk. En dat verhoogt in groote mate de gemoe delijkheid van de gesprekken die er over het weer gevoerd worden. Gemoedelijke gesprekken zijn dat, vooral die in den trein, zooals dezer dagen duidelijk merkbaar was. Het mag dan al eens zijn dat er een enkele ïorens of andere abonné- nijdig moppert over de treinen die alweer te laat zijn, alsof hij niet beseft dat een intensief spoorwegnet als het onze een heel klein tegenslagje noodig heeft, om ettelijke onaan gename gevolgen met zich mee te sleepen, de mees ter» vatten zulke gevallen van den gemoedelijken kant op. Daardoor raken menschen met elkaar in gesprek, die uit alle hoeken van het land en uit de meest uiteenloopende omstandigheden komen en nu toevallig bij elkaar zijn komen zitten, en zij pra ten over het barre weer, over de moeilijkheden van den treinenloop en daartusschendoor worden de goedige moppen ten opzichte van lang wachten, langzaam rijden en overvolle wagons met smaak genoten. De doorsnee-Hollander is een gemoedelijk mensch die graag met sterke verhalen over het weer en wat daarmee samenhangt, komt aandragen; bij voorbeeld hoe erg de last wel was die de rijders van den Elfstedentocht van de sneeuw ondervonden Of hoeveel te laat die en die trein kwam, omdat de wissel bevroren was; of hoe diep je op dat en dat perron in de sneeuw zakte, toen, die achterste wa gen waar je juist in zat, buiten de overkapping bleef staan. De melkboer praat stampvoetend over de sneeuw, de conducteur van de tram kijkt naar de schaatsen rijders en constateert dat zij het warmer hebben dan hij, de handelsreiziger stapt aan het heel klei ne stationnetje uit, na er lang over uitgeweid te hebben, hoe onbegaanbaar de wegen in dit gehucht wel zijn. Den volgenden dag regent het, en op de zelfde manier, maar uitgaand van een ander punt, herhalen zich de gesprekken van den vorigen dag, waarvoor ook nu weer een gewillig oor te vinden is. Het weer speelt een belangrijke rol in ons leven, en al zijn er dan ook heel wat menschen die nau welijks weten welk weer het is, toch beïnvloedt het ook hun dagelij ksch leven en er is niemand die zich geheel onttrekken kan aan de opmerkingen over de wisselvalligheden van ons klimaat. Er zijn volken, die direct over de politiek beginnen, er zijn er die de economische toestanden bespreken wij houden ons aan het weer, het gemoedelijke "en steeds wisselende onderwerp van gesprek. Laat ik er tenslotte nog aan mogen toevoegen, dat het een zeer begrijpelijk verschijnsel is: van oudsher waren wij direct van het weer afhankelijk, zoowel wat de waterstanden van polders en meren betreft, als de winden voor de visscherij en de in dustrie die immers in windmolens werd bedreven. Dat ook het boerenbedrijf ten nauwste met het weer samenhangt, behoeft geen betoog, en daarom is het niet te varwonderen dat het weer bij ons een groote en belangrijke plaats inneemt. En het is een buitengewoon geslaagd aanloopje voor een gesprek! E. E. J.—P. Hebt u al gebreid met onze pracht waschecht 100 gram Gen. Cronjéstraat 129 (Adv. Ingez. Med.) Deze week eenige minder bekende toespijzen met chocolade Gestreepte crème. Benoodigdheden (3 a 4 personen)1/2 1. melk, vanille, 1 eidooier of ei, 4 lepels maizena (glad efgestreken), 2 lepels suiker, 4 geconfijte vrucht jes, 1/4 1. melk, 1 1/4 lepel maizena, 2 lepels cacao, 4 lepels suiker. Bereiding: Van melk, eidooier of ei, suiker en maizena met de vanille niet te dikke maizena- pudding koken. Als deze half stijf is, 3 of 4 glazen voor 1/3 er mee vullen. Van de andere opgegeven Ingrediënten maakt men chocoladevla, die men na even bekoelen over de glazen verdeelt. Verder vult men de glazen met de rest vanillepudding en legt op elk glas een geconfijt vruchtje. De dunne chocoladevla loopt tusschen de pudding door. Chocoladeflensjes. Benoodigdheden (4 personen)Voor de flens jes: 3 eieren. 100 gr. bloem, 50 gr. cacao, 100 gr suiker. 4 dl. melk, boter; Voor de vulling: 1/2 L melk, vanille, 25 gr. maizena, 40 gr. suiker, 1 ei. Bereiding: Op de gewone manier vanillevla ma ken en deze onder af en toe roeren laten bekoe len. De bloem mee de cacao en de suiker vermengen en met de melk en de eieren een glad bslag ma ken. Op de gewone manier flensjes bakken, ze op een schotel stapelen en de vanille er tusschen leg gen. Koud, in punten gesneden opdienen Onze tailleur maken we zelf. Eén rij knoopen, een lang jasje en een nauwe rok, ziehier de eischen voor het modieuze taiï- leurtje voor het komend voorjaar. En daar tricot en handgebreide kleedingstukken zeer toonaan gevend zijn, is het een genot, thans zelf onze tailleur te kunnen maken, zonder daarbij af hankelijk te zijn van naaister of kleermaker. Ons modelletje hier voldoet aan alle eischen; bestemd voor een bovenwijdte van ongeveer 96 eM. wordt het gebreid van een niet te dikke gemêleerde of effen frotté-wol, die we in de Fransche merken in zulke prachtige kwaliteiten aantreffen. De totale benoodigdheden zijn: pl.m. 800 gram bijv. licht kastanjebruine wol, die iets gemêleerd is met beige en donkerbruin; plan. 50 gram bijv. effen donker kastanjebruin. Tailleband en wat haken en oogjes; 4 mantel- knoopen en een leeren ceintuur; 2 aluminium breinaalden no. 3; 1 klosje donkerbruin machine garen. Gebreid wordt hoofdzakelijk in den eenvoudi- gen tricotsteek (recht breien aan de goede- en averecht aan de verkeerde zijde van het werk), waarbij 20 st. een breedte van 8 cM. geven. Met-den rok beginnen we .en zetten hiervoor 150 st. op, die we in den bcsohreven steek breien. Na elke 5y2 cM. breien we de twee buitenste steken aan weerszijden van de naald samen. Dit moet tien maal gebeuren, zoodat bij een hoogte van 55 cM. nog 130 op de naald staan. Hierna minderen we 13 x dezelfde wijze, doch thans reeds na lJ/2 cM. waarna we doorbreien tot het werk in totaal 75 cM. lang is. De steken kanten we nu af en breien nog eens een gelijke lap, waarna het breiwerk voor den rok klaar is. Met het jasje beginnen we aan den rug, waarvoor we 114 st. opzetten, die we 4 oM. in den tricotsteek verder breien. Onmiddellijk minde ren we nu aan beide zijden op de bekende wijze een steek en herhalen dit nog 4 keer na elke 3 eM. Doorbreien tot een hoogte van 21 cM.; het werk moet nu 104 st. tellen. We meerderen met een aan beide zijden door in de buitenste steken een averechte plus 1 rechte steek te breien of omgekeerd. Hetzelfde herhaalt zich nog 7 keer na elke 3 cM., zoodat we tenslotte 120 st. op de naald hebben staan. Doorbreien tot het werk totaal 45 cM. lang is, waarna we gaan werken aan de armsgaten en wel door steeds aan het begin der naalden en aan weerszijden in deze volgorde steken af te kanten: 4, 3 en 3 st. Verder gaat het nu zonder meerderen of min deren tot een hoogte van 16 cM., gerekend van de eerste afkanting. Voor de schouders kanten we dan steeds aan het begin der 10 volgende naalden 7 st. af en houden dan tenslotte nog 30 st. over, die allen tegelijk afgekant wor den. De voorpanden zijn geheel het spiegelbeeld van elkaar, slechts met dit verschil, dat bij het rechter knoopsgaten ingebreid moeten worden. We zetten 70 st. op, die we aan één zijde ge durende het heele breiwerk recht houden, ter wijl de andere zijde bewerkt wordt als voor net rugpand staat aangegeven. Bij het armsgat ge komen, kanten we hier 4, 3, 3 en 3 st. aan die zijae ui. CfcA\.»j» ^»»cuucittiticiniing-ci» beginnen, wanneer de hoogte van de eerste arms- gacafkanting 17 oM. bedraagt. Telkens met een naald overbreien ertusschen. kanten we 5 x 7 st. af, terwijl de rechte zijde blijft, zooals zij is. Eerst hierna kanten we ook de resteerende ste ken af, deze allèn tegelijk. De knoopsgaten bij het rechterpand worden ingebreid door bij de betr. naald aan de goede zijde den lien tot en met den 17en steek af te kanten en in de volgende averechte naald weer op te zetten door een voudig de draad 7 x gedraaid om de naald te slaan. In de daaropvolgende rechte naald wor den deze lusjes als gewone steken gebreid. Het eerste knoopsgat maken we op een hoogte van 6 cM. van het opzetsel af, de daaropvolgende drie hebben een tusschênruimte van 10 CM. Voor de mouw zetten we 50 st. op, die we na elke 4 cM. aan weerszijden meerderen, tot dat bij een hoogte van 60 oM. het aantal steken 80 bedraagt. Voor den mouwkop kanten we nu eerst 4, 3 en 3 st. aan weerszijden af, op dezelfde wijze als wij dat voor het armsgat deden. Aan het begin van iedere volgende naald breien we de twee eerste steken samen, zoolang tot er 8 st. over zijn die nu allen tegelijk afgekant wor den. De revers en het kleine kraagje op den rug breien we van de effen donkere wol, evenals het middenstukje voor den hals, dat de shawl ver vangt. Voor de eersten zetten we 8 st. op en meerderen nu na elke centimeter hoogte 1 steek, steeds aan dezelfde zijde. De andere kant blijft dus recht. Tenslotte zullen we 32 st. op de naald hebben staan; ongeveer 25 cM. moet het lapje dan in totaal lang zijn. Aan de meerderingszijde kanten we nu in 4 keer 16 steken af en breien de overige 16 st. nog 12 cM. verder, waarna ook deze afgekant worden. Nog eenzelfde stuk breien we, doch thans in spiegelbeeld, waarna het mid- denstukje aan de beurt komt. Hiervoor zetten we 38 st. op, die we 5 cM. in twee recht twee averecht breien. Daarna gaan we ook hierbij over in den tricotsteek Echter houden we er reke ning mede, dat het-boordje omgeslagen moet worden, waarbij dan het mooie gelijke opzet- koordje aan de goede zijde behoort te vallen. De steken worden gewoon verder gebreid tot een lengte van totaal 30 cM. en daarna afgekant. De afwerking van onze tailleur geschiedt op de naaimachine, hoewel het natuurlijk ook met de hand kan gebeuren, mits we dan maar met mooie gelijke steekjes naaien. Alle deelen worden eerst aan de verkeerde zijde en met behulp van een vochtige doek en een niet te heeten bout opge perst. Ook aan de verkeerde zijde stikken we allle deelen in elkaar. Bij den rok laten we links een splitje open, waaraan de haakjes-en-oogjes ge naaid worden als sluiting (een ritsluiting is wat te sportief!) De tailleband wordt tegen den bovenkant gezet en de onderzijde van den rok stikken we nu nog 3 x door met een onderlinge afstand van een halve centimeter, dit tegen uit rekken en om de rok mooi glad neer te laten hangen. Hetzelfde doen we onderaan het jasje en de mouwen en langs de revers en het kraagje. Deze laatste worden eerst met de hand gemon teerd; voor het kleine achterkraagje passen we even, omdat daarbij een schuin stukje af gestikt zal moeten worden wil het correct staan. Hierna zoomen we de rechte zijden van de sluiting aan den binnenkant van het jasje over een centimeter tegen; ook den binnenkant van de revers en het kraagje zetten we op die wijze vast. De knoopjes worden aangenaaid, terwijl we voor het „befje" wat drukkertjes aanbrengen. NORA HANA. Dit keer een zeer goedkoope maaltijd. Zondag: Macaroni met ham en kaas, Kalfsrollade, Brusselsch lof, Aardappelen. Vruchten. Maandag: Koude rollade, Schorseneeren, Aardappelen. Broodschotel. Dinsdag: Koolschotel met gehakt. Aardappelpuree, Griesmeelpudding met bessensap. Woensdag: Hutspot met klapstuk Flensjes. Donderdag: Koude gekookte ham Witte boonen, Zure saus, Aardappelen. Rijstebrij (voor 2 dagen). Vrijdag: Witte boonensoep met groente. Rijstkoekjes. Zaterdag: Zuurkoolstamppot met spek. Havermoutpap. Tafelgenot in Japan Gerechten, getuigend van een eeuwen oude. verfijnde beschaving. „De Japanner eet niet met den mond alleen, hij eet ook met de oogen", zoo luidt een oud gezegde, dat een kernachtige waarheid bevat. Ieder, die weieens in Japan gereisd heeft, weet het: Nergens ter wereld besteedt men zooveel zorg aan de spijzen, het servies en de wijze van opdie nen. Die drie zijn in Japan samengesmolten tot een te allen tijde harmonische eenheid, zonder welke zelfs de eenvoudigste Japanner niet leven kan. En de vrouwen en meisjes, wie die oeroude „cul tuur van den maaltijd" in het bloed zit, zorgen iederen dag weer trouw, dat alles in orde is. De harmonie tusschen spijzen en servies be reikt men door ieder servies-onderdeel een ver schillenden vorm te geven, die aansluit bij het ge recht. waarvoor het gebruikt wordt. Zoo lijkt een vischschotel op een aanrollende golf, een jus- kom op een visschersbootje, een slabak op een augurkenblad, en de schotel, waarop de bamboe spruiten worden opgediend, op een gespleten bamboestengel. Bijna ongelooflijk schijnt het, dat al deze wonderlijke naturalistische dingen steeds ware kunstproducten zijn. De beschaving van den Japanner is zoo oud, dat hij blijkbaar geen echt leelijke dingen maken kan, tenminste niet voor binnenlandsch gebruik. Over het „tafelzilver" in Japan zijn we spoedig uitgepraat: het bestaat uitsluitend uit de o-hasji, de „Koninklijke eetstaafjes", in het hanteeren waarvan reeds de kleinste kinderen een ongeloof lijke handigheid bezitten. 't Eten met stokjes wordt ze dan ook vroeg bij gebracht en tevens let de moeder er op, dat zoo snel mogelijk wordt gegeten. Dit laatste wortelt in de overtuiging, dat het eten eigenlijk een on dergeschikte bezigheid een „noodzakelijk kwaad" is, waaraan men niet teveel aandacht mag wij den. Maar dit neemt niet weg, dat de Japanner te vens beroemd (of berucht) is om zijn urenlange, tot in 't oneindige verfijnde feestmaaltijden, waar bij hij er geen genoegen mee neemt, door een haastigen kellner te worden bediend, doch de gewetensvolle, doodernstige Geisha, de dien-spe cialiste bij uitnemendheid, te hulp roept. „O agari nasaj" spreekt plechtig, met een diepe buiging, de huisvrouw of bedienster, die geknield achter de lage eettafeltjes zit, waarop voor iede ren gast afzonderlijk de spijzen zijn opgediend. De gast antwoordt „itadaki masu" en buigt zeer diep, waarbij hij het voorhoofd met de eetstokjes aanraakt. Een vaste volgorde der spijzen: hors d'oeuvre, soep, 'visch, vleesch, zooals bij ons, kent men niet in Japan. Bij eenvoudige maaltijden wordt alles tegelijk op tafel gezet; is het menu uitgebreider, dan worden ieder kwartier een aantal nieuwe spijzen binnen gebracht. Toch begint men ook in Japan meestal met soep, 't geen wel merkwaardig is, omdat „soep vooraf" eigenlijk heelemaal niet zoo geschikt is voor den eetlust en men er in Japan juist op be dacht is de verteerbaarheid van den maaltijd zoo hoog mogelijk op te voeren. Uit dit oogpunt geeft men dan ook aan 't eind vari het diner nogmaals soep en wel van gegiste sojaboonen, die uitste kend zijn voor de spijsvertering. De beginsoep is altijd een heldere soep, bereid met visch, mosse len of zeewier. Dit laatste geldt om zijn hoog jo- diumgehalte voor bizonder gezond. Of men neemt een paar plakjes gedroogde visch, die in de soep worden opgekookt en doet verder enkele blaadjes van den rapenboom in de soep. Het sui mono of slurpding, zooals de soep wordt genoemd, wordt bij gebrek aan lepels uit gelakte schaaltjes geslurpt, waardoor ze een eigenaardig aroma krijgt. Dit hoorbare slurpen verhoogt vol gens den Japanner het tafelgenot en is dan ook niet alleen toelaatbaar maar zelfs voorschrift. Dit bemerkte tot zijn verbazing Keizer Napo leon Hl, die eens een gezelschap hooggeplaatste Japanners aan zijn tafel had. Toen de Oostersche gasten, na een lichte aarzeling, de borden soep aan de lippen zetten en oorverdoovend begonnen te slurpen, toonde de Keizer zich een waardig gastheer door met één blik den lachlust van zijn hofhouding te bedwingen en zelf ook aan het slurpkoor mee te doen. Tenminste, zoo luidt het verhaal Bij geen enkelen Japanschen maaltijd ont breekt de sasjimi, de beroemde rauwe visch. Filet van snoekbaars, bonito of haring wordt in lange dunne reepjes gesneden en gegeten in een scher pe donkerbruine saus van soja en mierikswortel. In de buurt van Osaka eet men ook rauwe kreeft: een wreede liefhebberij, want hiervoor moeten de dieren levend uit de schalen worden gebroken. Maar de Japanner is over 't algemeen niet zeer zacht tegenover dieren, tenzij hij Boeddhist en dus vegetariër ls! Nog rijker afwisseling dan de vischgerechten biedt het su no mouo of „azijnding", n.l. de salade, want deze bevat niet alleen augurken, zeewier en allerlei koolsoorten, maar bovendien gekookte mosselen, krabben, kreeften en zelfs het witte, harde vleesch van inktvisschen, poliepenpoten vol zuignappen, zeegras, algen, bamboespruiten, rau we aardappels, en 't in schijven gesneden vleesch van de zeeanemoon. Maar het pronkjuweel van iederen Japanschen maaltijd is het vischgerecht. De visch wordt zelden gekookt, meestal gebra den en zooveel mogelijk in zijn geheel. Soms wordt de heele visch in keukenzout gerold en bo ven een houtvuur geroosterd, soms wordt ze in een saus van soja, suiker en nog een heeleboel andere ingrediënten gestoofd. Nergens ter wereld bestaan zooveel kookspecia- listen als in Japan. Er zijn restaurant, die zich specialiseeren in gestoofde aal en niets anders serveeren, er zijn speciale huizen voor rijstge rechten, voor macaroni, voor kippen en voor tem pura, het „hemelsch gebakkene". Dit laatste gerecht bestaat uit visch. zeekreelt en groente, in olie gebakken en door den gast zelf gedoopt in een saus van soja, zoete wijn en mie rikswortel. Iedere tempuragelegenheid heeft na tuurlijk haar eigen recept dat streng geheim wordt gehouden. Het doopen van spijzen in sausen, die op tafe' staan, is overigens een speciale eigenaardigheid van de Japansche keuken. Aan den smaak van den gast wordt nog verder tegemoet gekomen door de z.g. pangerechten. Hierbij worden schij ven rauw vleesch of kip met selderij of ui tijdens den maaltijd in een saus. die de gast zelf klaar maakt van soja, zoeten wijn, kippenjus. suiker en andere ingrediënten, soms ook eieren, gesmoord De tafel met ingebouwde electrisch verwarmde plaat, die de Japanner uit, het Westen heeft over genomen, bewijst hierbij tegenwoordig goede diensten. Het toppunt van Japansch tafelgenot tevens een ongelooflijk staaltje van wreedheid en snobis- iie is de „levende visch". Een levende visch wordt aan den eenen kant tot sasjimi bereid, aan den anderen kant gebra den, zoodat hij onbewegelijk op tafel komt. Nu sprenkelt men hem sojasaus in de oogen. waar door de visch begint te spartelen, waarna hij vlug wordt opgegeten. Onschuldiger zijn de tallooze Japansche groen- tengerechten, allen uitgedacht door fijnproevers onder de Boeddhisten, die geen vleesch mogen eten en toch wel graag iets willen proeven, dat op vleesch lijkt. Men kan in Japan soja, spinazie of bamboe eten en zich verbeelden, dat men van fijne visch, kip of vleesch geniet, zoo bedriegelyk is dit alles klaar gemaakt. Als groente kent-de Japanner behalve de mees te bij ons bekende soorten ook nog de jonge bam boespruiten. Japansche asperges, zoete aardappe len, sojaboonen, tallooze soorten paddestoelen, lelieknollen en dan het nationale gerecht: de ra- menas. Men heeft ze in alle soorten en grootten: dik als een mansdij, rond als een kinderhoofd, dun als touwtjes en eet ze gestoofd of ook wel in rijstwijn getrokken. Op deze laatste manier klaar gemaakt verspreidt de ramenas een geur, die den Europeaan hard doet wegloopen. De Japanner echter noemt de ramenas koh no mono. d.i. „geurig ding" en besluit met een rame nas, gevolgd door een „spijsverteringssoep" zijn maaltijd. Dit zijn de twee allerlaatste gerechten Tevoren heeft hij twee schaaltjes gestoomde rijst tot zich genomen. Ja, altijd twee schaaltjes, want één zou een teeken zijn van ziekte en dood. Alleen de rijst wordt voor alle gasten tegelijk opgediend in een bakje van gelakt of ruw hout en wordt met een houten spateltje in de schaaltjes geschept, waarbij men steeds één schaaltje teveel vult, omdat men geen der gasten de schande wil aandoen, het laatste schaaltje te krijgen! L. S. Hoe we van oud nieuw maken O i i A i 3. Wie van u kan er handig timmeren. Alle moeders van opgroeiende jongens en meisjes weten, hoezeer de H.B.S-er en gymna siast en ook de Mulo-scholier erop gesteld is, een ..eigen bureau" te hebben De vervulling van dezen hartewensch behoeft niet zoo heel veel onkosten mee te brengen, mits moeder een beetje handig met timmergerei kan omgaan. We gaan u vandaag eens laten zien, hoe we een mooi werkbureau kunnen maken van twee of vier sinaasappelkisten. Twee kisten. vormen een vrij ondiep bureautje. We zetten de kisten rechtop, op den gewenschten afstand van elkaar en bevestigen ze aan eLkander met een stevige lat voor en achter, nog beter rondom, aan den bovenkant. Voor blad nemen we een plaat multiplex, een oude teekenplank of een deurtje, mits zonder pa- neeien. Wit u voor de zes vakken nog deurtjes nTaken, dan moet u ^e middenplankjes, die eenigszins rond zijn, recht afzagen. Ook verdient het aanbeveling, er in dit geval nog een plankje (a tot b) op te spijkeren, voor het aanschroeven van de scharniertjes. Ook kan men van een plat kistje, dat de breedte heeft van de open ruimte, nog een laatje maken. Er worden hiervoor twee steunlatjes op de twee kanten gespijkerd (c en d). Tenslotte wordt het kistje aan den voorkant netjes afgewerkt met een stukje triplex en een knopje. Alles wordt in één kleur geverfd of gebeitst. Indien u dit bureautje te ondiep vindt, neemt u vier sinaasappelkisten. De bodems uit de voor ste kisten worden dan weggenomen en met be hulp van deze latten worden de voorste en ach terste kisten aan elkaar gemaakt. De binnenplankjes uit de achterste kisten moe ten dan rechtgezaagd worden, zoodat ze bij de voorste aansluiten en we kastjes krijgen, die tweemaal zoo diep zijn. En misschien voelt uw dochter veel voor een eigen „theetafel" op haar kamer. Nu, ook die kunt u prachtig voor haar maken. U zet een voudig de twee kisten iets dichter bij elkaar. Het laatste vervalt dan. Onderin is plaats voor koekjestrommels e.d. en u maakt er een paar fleurige gordijntjes bij. (Recepten Maaltijd voor 4 personen bestaande uit witte boonensoep met groente en rijstkoekjes, Benoodigdheden 6 ons witte boonen. 1 Vz pond aardappelen. Vs pond winterwortels. Uien of prei. Peterselie of selderij. 4 bouillonblokjes. Y\ ons margarine. i'/a ons rijst. 2 lepels suiker Kaneel, zout, melk, 40 gr. margarine. '/2 ons bloem. Bereiding: De boonen uitzoeken, wasschen en 24 uur weeken. Ze opzetten met'het weekwater, dit aanvullen tot ruim 2 1. en ze gaar koken. De soepgroente in de boter even smoren, dan de fijngemaakte boonen. het kookwater, de in stuk ken gesneden aardappelen en de blokjes er bij doen en de soep laten koken tot alles gaar en de soep gebonden is (V2 a Y uur). Daarna de ge bakte peterselie of de selderij er door roeren. Rijstkoekjes. Benoodigdheden: 150 gram rauwe of 400 gr. gaargekookte rijst, ons bloem of wat meer, 4 lepels suiker, wat kaneel, 1 ei of wat melk. Bereiding: De gewasschen rijst gaarkoken met 4 d l. water en wat zout. Daarna vermengen met de suiker, de bloem, de kaneel, het eidooier en het stijlgeklopte eiwit of de melk. De massa moet goed samenhangend zijn, wat men berei ken kan door wat meer bloem en meLk te ge bruiken. Hiervan in de koekepan koekjes bakken, vooral niet te vlug. daar de bloem gaar moet worden. Ze opdienen met wat suiker. Inplaats van koude, in water gaargekookte rijst, kan men deze koekjes ook bakken "van een rest rijstebrij. Hoeveel bloem men nemen moet hangt van de dikte van de rijstberij af. die ge kookt kan zijn van 1 L. melk en 100 gr. rijst en 1 L melk en 150 gr. rijst. Men moet een stevig oeslag maken, jat niet te veel in de pan uitloopt. Een ei door het beslag geeft meer samenhang, ea maakt dus het bakken gemakkelijker.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 7