MARINE
Kaan „De Wolbaai
KOORDWOL?
59 ct
Houdt U van zoetigheid?
WIE BREI T O
ERMEE L
Menu van de week
r
Donderdag i februari mo
H A "A R i; E M'S DÏGBEAC
Over het weer
Wij Hollanders praten graag over het weer.
Op het achterbalcon van de tram, in de wacht
kamer van den dokter, in de coupé van den trein,
in den sigarenwinkel of bij den kapper, overal moet
even een opmerking geplaatst worden over dat
eene onderwerp, dat ons schijnbaar altijd hevig
interesseert: het weer.
Daarmee wordt nog weieens gespot, het is een
Ietwat onnoozel gepraat, vindt men, en nergens ter
wereld wordt er zooveel over geleuterd als bij ons,
wordt er dan nog by gezegd door de menschen,
die altijd wat smalends van typisch Hollandsche
hebbelijkheidjes ten beste geven.
Maar het is toch eigenlijk geen wonder dat wij
zoo zijn: ons klimaat is zóó afwisselend, dat het
bijna nooit eentonig wordt, om er zijn meening over
te zeggen! Welke leek op dit gebied durft te be
weren, dat het morgen precies hetzelfde weer zal
zijn als vandaag, tenzij hij afgaat op de stekende
likdoorns van tante Antje, die toch ook niets ver
der durven gaan dan verandering van weer te voor
spellen. Neen, een leek weet het niet, ons officieele
weerkantoor, meer huiselijk door het Nederlandsche
volk als „De Bilt" aangeduid, heeft de ondankbare
taak het wetenschappelijk te moeten vaststellen en
als het niet uitkomt, zooals in dezen tijd eerder het
geval kan zijn, omdat er veel minder buitenlandsche
berichten binnenkomen door den oorlog, dan is
iedereen dadelijk geneigd om te zeggen: de Bilt
heeft het weer mis. Maar die „iedereen" vergeet
de ontelbare malen dat zelfs de meest ingewikkel
de voorspellingen „op den kop af" zijn uitgekomen.
Intuschen blijkt uit dit alles onze interesse voor
het weer, en als het dan daarbij nog een uiterste
betreft, dan zijn wij Hollanders in ons gematigd
klimaat daarvan nog veel meer vervuld dan ge
woonlijk. En dat verhoogt in groote mate de gemoe
delijkheid van de gesprekken die er over het weer
gevoerd worden.
Gemoedelijke gesprekken zijn dat, vooral die in
den trein, zooals dezer dagen duidelijk merkbaar
was. Het mag dan al eens zijn dat er een enkele
ïorens of andere abonné- nijdig moppert over de
treinen die alweer te laat zijn, alsof hij niet beseft
dat een intensief spoorwegnet als het onze een heel
klein tegenslagje noodig heeft, om ettelijke onaan
gename gevolgen met zich mee te sleepen, de mees
ter» vatten zulke gevallen van den gemoedelijken
kant op. Daardoor raken menschen met elkaar in
gesprek, die uit alle hoeken van het land en uit de
meest uiteenloopende omstandigheden komen en
nu toevallig bij elkaar zijn komen zitten, en zij pra
ten over het barre weer, over de moeilijkheden van
den treinenloop en daartusschendoor worden de
goedige moppen ten opzichte van lang wachten,
langzaam rijden en overvolle wagons met smaak
genoten.
De doorsnee-Hollander is een gemoedelijk mensch
die graag met sterke verhalen over het weer en
wat daarmee samenhangt, komt aandragen; bij
voorbeeld hoe erg de last wel was die de rijders
van den Elfstedentocht van de sneeuw ondervonden
Of hoeveel te laat die en die trein kwam, omdat de
wissel bevroren was; of hoe diep je op dat en dat
perron in de sneeuw zakte, toen, die achterste wa
gen waar je juist in zat, buiten de overkapping
bleef staan.
De melkboer praat stampvoetend over de sneeuw,
de conducteur van de tram kijkt naar de schaatsen
rijders en constateert dat zij het warmer hebben
dan hij, de handelsreiziger stapt aan het heel klei
ne stationnetje uit, na er lang over uitgeweid te
hebben, hoe onbegaanbaar de wegen in dit gehucht
wel zijn. Den volgenden dag regent het, en op de
zelfde manier, maar uitgaand van een ander punt,
herhalen zich de gesprekken van den vorigen dag,
waarvoor ook nu weer een gewillig oor te vinden is.
Het weer speelt een belangrijke rol in ons leven,
en al zijn er dan ook heel wat menschen die nau
welijks weten welk weer het is, toch beïnvloedt
het ook hun dagelij ksch leven en er is niemand die
zich geheel onttrekken kan aan de opmerkingen
over de wisselvalligheden van ons klimaat. Er zijn
volken, die direct over de politiek beginnen, er zijn
er die de economische toestanden bespreken wij
houden ons aan het weer, het gemoedelijke "en
steeds wisselende onderwerp van gesprek.
Laat ik er tenslotte nog aan mogen toevoegen,
dat het een zeer begrijpelijk verschijnsel is: van
oudsher waren wij direct van het weer afhankelijk,
zoowel wat de waterstanden van polders en meren
betreft, als de winden voor de visscherij en de in
dustrie die immers in windmolens werd bedreven.
Dat ook het boerenbedrijf ten nauwste met het weer
samenhangt, behoeft geen betoog, en daarom is het
niet te varwonderen dat het weer bij ons een
groote en belangrijke plaats inneemt. En het is een
buitengewoon geslaagd aanloopje voor een gesprek!
E. E. J.—P.
Hebt u al gebreid
met onze pracht
waschecht
100 gram
Gen. Cronjéstraat 129
(Adv. Ingez. Med.)
Deze week eenige minder bekende
toespijzen met chocolade
Gestreepte crème.
Benoodigdheden (3 a 4 personen)1/2 1. melk,
vanille, 1 eidooier of ei, 4 lepels maizena (glad
efgestreken), 2 lepels suiker, 4 geconfijte vrucht
jes, 1/4 1. melk, 1 1/4 lepel maizena, 2 lepels cacao,
4 lepels suiker.
Bereiding: Van melk, eidooier of ei, suiker en
maizena met de vanille niet te dikke maizena-
pudding koken. Als deze half stijf is, 3 of 4 glazen
voor 1/3 er mee vullen. Van de andere opgegeven
Ingrediënten maakt men chocoladevla, die men
na even bekoelen over de glazen verdeelt. Verder
vult men de glazen met de rest vanillepudding en
legt op elk glas een geconfijt vruchtje. De dunne
chocoladevla loopt tusschen de pudding door.
Chocoladeflensjes.
Benoodigdheden (4 personen)Voor de flens
jes: 3 eieren. 100 gr. bloem, 50 gr. cacao, 100 gr
suiker. 4 dl. melk, boter; Voor de vulling: 1/2 L
melk, vanille, 25 gr. maizena, 40 gr. suiker, 1 ei.
Bereiding: Op de gewone manier vanillevla ma
ken en deze onder af en toe roeren laten bekoe
len.
De bloem mee de cacao en de suiker vermengen
en met de melk en de eieren een glad bslag ma
ken. Op de gewone manier flensjes bakken, ze op
een schotel stapelen en de vanille er tusschen leg
gen. Koud, in punten gesneden opdienen
Onze tailleur maken we zelf.
Eén rij knoopen, een lang jasje en een nauwe
rok, ziehier de eischen voor het modieuze taiï-
leurtje voor het komend voorjaar. En daar tricot
en handgebreide kleedingstukken zeer toonaan
gevend zijn, is het een genot, thans zelf onze
tailleur te kunnen maken, zonder daarbij af
hankelijk te zijn van naaister of kleermaker.
Ons modelletje hier voldoet aan alle eischen;
bestemd voor een bovenwijdte van ongeveer 96
eM. wordt het gebreid van een niet te dikke
gemêleerde of effen frotté-wol, die we in de
Fransche merken in zulke prachtige kwaliteiten
aantreffen. De totale benoodigdheden zijn: pl.m.
800 gram bijv. licht kastanjebruine wol, die
iets gemêleerd is met beige en donkerbruin;
plan. 50 gram bijv. effen donker kastanjebruin.
Tailleband en wat haken en oogjes; 4 mantel-
knoopen en een leeren ceintuur; 2 aluminium
breinaalden no. 3; 1 klosje donkerbruin machine
garen.
Gebreid wordt hoofdzakelijk in den eenvoudi-
gen tricotsteek (recht breien aan de goede- en
averecht aan de verkeerde zijde van het werk),
waarbij 20 st. een breedte van 8 cM. geven.
Met-den rok beginnen we .en zetten hiervoor
150 st. op, die we in den bcsohreven steek breien.
Na elke 5y2 cM. breien we de twee buitenste
steken aan weerszijden van de naald samen.
Dit moet tien maal gebeuren, zoodat bij een
hoogte van 55 cM. nog 130 op de naald staan.
Hierna minderen we 13 x dezelfde wijze, doch
thans reeds na lJ/2 cM. waarna we doorbreien
tot het werk in totaal 75 cM. lang is. De steken
kanten we nu af en breien nog eens een gelijke
lap, waarna het breiwerk voor den rok klaar is.
Met het jasje beginnen we aan den rug,
waarvoor we 114 st. opzetten, die we 4 oM. in den
tricotsteek verder breien. Onmiddellijk minde
ren we nu aan beide zijden op de bekende wijze
een steek en herhalen dit nog 4 keer na elke 3
eM. Doorbreien tot een hoogte van 21 cM.; het
werk moet nu 104 st. tellen. We meerderen met
een aan beide zijden door in de buitenste steken
een averechte plus 1 rechte steek te breien of
omgekeerd. Hetzelfde herhaalt zich nog 7 keer
na elke 3 cM., zoodat we tenslotte 120 st. op de
naald hebben staan. Doorbreien tot het werk
totaal 45 cM. lang is, waarna we gaan werken
aan de armsgaten en wel door steeds aan het
begin der naalden en aan weerszijden in deze
volgorde steken af te kanten: 4, 3 en 3 st.
Verder gaat het nu zonder meerderen of min
deren tot een hoogte van 16 cM., gerekend van
de eerste afkanting. Voor de schouders kanten
we dan steeds aan het begin der 10 volgende
naalden 7 st. af en houden dan tenslotte nog
30 st. over, die allen tegelijk afgekant wor
den.
De voorpanden zijn geheel het spiegelbeeld
van elkaar, slechts met dit verschil, dat bij het
rechter knoopsgaten ingebreid moeten worden.
We zetten 70 st. op, die we aan één zijde ge
durende het heele breiwerk recht houden, ter
wijl de andere zijde bewerkt wordt als voor net
rugpand staat aangegeven. Bij het armsgat ge
komen, kanten we hier 4, 3, 3 en 3 st. aan die
zijae ui. CfcA\.»j» ^»»cuucittiticiniing-ci»
beginnen, wanneer de hoogte van de eerste arms-
gacafkanting 17 oM. bedraagt. Telkens met een
naald overbreien ertusschen. kanten we 5 x 7 st.
af, terwijl de rechte zijde blijft, zooals zij is.
Eerst hierna kanten we ook de resteerende ste
ken af, deze allèn tegelijk. De knoopsgaten bij
het rechterpand worden ingebreid door bij de
betr. naald aan de goede zijde den lien tot en met
den 17en steek af te kanten en in de volgende
averechte naald weer op te zetten door een
voudig de draad 7 x gedraaid om de naald te
slaan. In de daaropvolgende rechte naald wor
den deze lusjes als gewone steken gebreid. Het
eerste knoopsgat maken we op een hoogte van
6 cM. van het opzetsel af, de daaropvolgende
drie hebben een tusschênruimte van 10 CM.
Voor de mouw zetten we 50 st. op, die we na
elke 4 cM. aan weerszijden meerderen, tot dat
bij een hoogte van 60 oM. het aantal steken 80
bedraagt. Voor den mouwkop kanten we nu eerst
4, 3 en 3 st. aan weerszijden af, op dezelfde
wijze als wij dat voor het armsgat deden. Aan
het begin van iedere volgende naald breien we
de twee eerste steken samen, zoolang tot er 8
st. over zijn die nu allen tegelijk afgekant wor
den.
De revers en het kleine kraagje op den rug
breien we van de effen donkere wol, evenals het
middenstukje voor den hals, dat de shawl ver
vangt. Voor de eersten zetten we 8 st. op en
meerderen nu na elke centimeter hoogte 1 steek,
steeds aan dezelfde zijde. De andere kant blijft
dus recht. Tenslotte zullen we 32 st. op de naald
hebben staan; ongeveer 25 cM. moet het lapje
dan in totaal lang zijn. Aan de meerderingszijde
kanten we nu in 4 keer 16 steken af en breien
de overige 16 st. nog 12 cM. verder, waarna ook
deze afgekant worden. Nog eenzelfde stuk breien
we, doch thans in spiegelbeeld, waarna het mid-
denstukje aan de beurt komt. Hiervoor zetten
we 38 st. op, die we 5 cM. in twee recht twee
averecht breien. Daarna gaan we ook hierbij
over in den tricotsteek Echter houden we er reke
ning mede, dat het-boordje omgeslagen moet
worden, waarbij dan het mooie gelijke opzet-
koordje aan de goede zijde behoort te vallen.
De steken worden gewoon verder gebreid tot een
lengte van totaal 30 cM. en daarna afgekant.
De afwerking van onze tailleur geschiedt op de
naaimachine, hoewel het natuurlijk ook met de
hand kan gebeuren, mits we dan maar met mooie
gelijke steekjes naaien. Alle deelen worden eerst
aan de verkeerde zijde en met behulp van een
vochtige doek en een niet te heeten bout opge
perst. Ook aan de verkeerde zijde stikken we allle
deelen in elkaar. Bij den rok laten we links een
splitje open, waaraan de haakjes-en-oogjes ge
naaid worden als sluiting (een ritsluiting is wat
te sportief!) De tailleband wordt tegen den
bovenkant gezet en de onderzijde van den rok
stikken we nu nog 3 x door met een onderlinge
afstand van een halve centimeter, dit tegen uit
rekken en om de rok mooi glad neer te laten
hangen. Hetzelfde doen we onderaan het jasje
en de mouwen en langs de revers en het kraagje.
Deze laatste worden eerst met de hand gemon
teerd; voor het kleine achterkraagje passen we
even, omdat daarbij een schuin stukje af gestikt
zal moeten worden wil het correct staan. Hierna
zoomen we de rechte zijden van de sluiting
aan den binnenkant van het jasje over een
centimeter tegen; ook den binnenkant van de
revers en het kraagje zetten we op die wijze
vast. De knoopjes worden aangenaaid, terwijl
we voor het „befje" wat drukkertjes aanbrengen.
NORA HANA.
Dit keer een zeer goedkoope maaltijd.
Zondag:
Macaroni met ham
en kaas,
Kalfsrollade,
Brusselsch lof,
Aardappelen.
Vruchten.
Maandag:
Koude rollade,
Schorseneeren,
Aardappelen.
Broodschotel.
Dinsdag:
Koolschotel met
gehakt.
Aardappelpuree,
Griesmeelpudding
met bessensap.
Woensdag:
Hutspot met klapstuk
Flensjes.
Donderdag:
Koude gekookte ham
Witte boonen,
Zure saus,
Aardappelen.
Rijstebrij (voor 2
dagen).
Vrijdag:
Witte boonensoep met
groente.
Rijstkoekjes.
Zaterdag:
Zuurkoolstamppot
met spek.
Havermoutpap.
Tafelgenot in Japan
Gerechten, getuigend van een eeuwen
oude. verfijnde beschaving.
„De Japanner eet niet met den mond alleen, hij
eet ook met de oogen", zoo luidt een oud gezegde,
dat een kernachtige waarheid bevat.
Ieder, die weieens in Japan gereisd heeft, weet
het: Nergens ter wereld besteedt men zooveel zorg
aan de spijzen, het servies en de wijze van opdie
nen. Die drie zijn in Japan samengesmolten tot
een te allen tijde harmonische eenheid, zonder
welke zelfs de eenvoudigste Japanner niet leven
kan.
En de vrouwen en meisjes, wie die oeroude „cul
tuur van den maaltijd" in het bloed zit, zorgen
iederen dag weer trouw, dat alles in orde is.
De harmonie tusschen spijzen en servies be
reikt men door ieder servies-onderdeel een ver
schillenden vorm te geven, die aansluit bij het ge
recht. waarvoor het gebruikt wordt. Zoo lijkt
een vischschotel op een aanrollende golf, een jus-
kom op een visschersbootje, een slabak op een
augurkenblad, en de schotel, waarop de bamboe
spruiten worden opgediend, op een gespleten
bamboestengel. Bijna ongelooflijk schijnt het, dat
al deze wonderlijke naturalistische dingen steeds
ware kunstproducten zijn.
De beschaving van den Japanner is zoo oud,
dat hij blijkbaar geen echt leelijke dingen maken
kan, tenminste niet voor binnenlandsch gebruik.
Over het „tafelzilver" in Japan zijn we spoedig
uitgepraat: het bestaat uitsluitend uit de o-hasji,
de „Koninklijke eetstaafjes", in het hanteeren
waarvan reeds de kleinste kinderen een ongeloof
lijke handigheid bezitten.
't Eten met stokjes wordt ze dan ook vroeg bij
gebracht en tevens let de moeder er op, dat zoo
snel mogelijk wordt gegeten. Dit laatste wortelt
in de overtuiging, dat het eten eigenlijk een on
dergeschikte bezigheid een „noodzakelijk kwaad"
is, waaraan men niet teveel aandacht mag wij
den.
Maar dit neemt niet weg, dat de Japanner te
vens beroemd (of berucht) is om zijn urenlange,
tot in 't oneindige verfijnde feestmaaltijden, waar
bij hij er geen genoegen mee neemt, door een
haastigen kellner te worden bediend, doch de
gewetensvolle, doodernstige Geisha, de dien-spe
cialiste bij uitnemendheid, te hulp roept.
„O agari nasaj" spreekt plechtig, met een diepe
buiging, de huisvrouw of bedienster, die geknield
achter de lage eettafeltjes zit, waarop voor iede
ren gast afzonderlijk de spijzen zijn opgediend.
De gast antwoordt „itadaki masu" en buigt zeer
diep, waarbij hij het voorhoofd met de eetstokjes
aanraakt.
Een vaste volgorde der spijzen: hors d'oeuvre,
soep, 'visch, vleesch, zooals bij ons, kent men niet
in Japan. Bij eenvoudige maaltijden wordt alles
tegelijk op tafel gezet; is het menu uitgebreider,
dan worden ieder kwartier een aantal nieuwe
spijzen binnen gebracht.
Toch begint men ook in Japan meestal met
soep, 't geen wel merkwaardig is, omdat „soep
vooraf" eigenlijk heelemaal niet zoo geschikt is
voor den eetlust en men er in Japan juist op be
dacht is de verteerbaarheid van den maaltijd zoo
hoog mogelijk op te voeren. Uit dit oogpunt geeft
men dan ook aan 't eind vari het diner nogmaals
soep en wel van gegiste sojaboonen, die uitste
kend zijn voor de spijsvertering. De beginsoep is
altijd een heldere soep, bereid met visch, mosse
len of zeewier. Dit laatste geldt om zijn hoog jo-
diumgehalte voor bizonder gezond. Of men neemt
een paar plakjes gedroogde visch, die in de soep
worden opgekookt en doet verder enkele blaadjes
van den rapenboom in de soep.
Het sui mono of slurpding, zooals de soep wordt
genoemd, wordt bij gebrek aan lepels uit gelakte
schaaltjes geslurpt, waardoor ze een eigenaardig
aroma krijgt. Dit hoorbare slurpen verhoogt vol
gens den Japanner het tafelgenot en is dan ook
niet alleen toelaatbaar maar zelfs voorschrift.
Dit bemerkte tot zijn verbazing Keizer Napo
leon Hl, die eens een gezelschap hooggeplaatste
Japanners aan zijn tafel had. Toen de Oostersche
gasten, na een lichte aarzeling, de borden soep
aan de lippen zetten en oorverdoovend begonnen
te slurpen, toonde de Keizer zich een waardig
gastheer door met één blik den lachlust van zijn
hofhouding te bedwingen en zelf ook aan het
slurpkoor mee te doen. Tenminste, zoo luidt het
verhaal
Bij geen enkelen Japanschen maaltijd ont
breekt de sasjimi, de beroemde rauwe visch. Filet
van snoekbaars, bonito of haring wordt in lange
dunne reepjes gesneden en gegeten in een scher
pe donkerbruine saus van soja en mierikswortel.
In de buurt van Osaka eet men ook rauwe
kreeft: een wreede liefhebberij, want hiervoor
moeten de dieren levend uit de schalen worden
gebroken. Maar de Japanner is over 't algemeen
niet zeer zacht tegenover dieren, tenzij hij
Boeddhist en dus vegetariër ls!
Nog rijker afwisseling dan de vischgerechten
biedt het su no mouo of „azijnding", n.l. de salade,
want deze bevat niet alleen augurken, zeewier en
allerlei koolsoorten, maar bovendien gekookte
mosselen, krabben, kreeften en zelfs het witte,
harde vleesch van inktvisschen, poliepenpoten vol
zuignappen, zeegras, algen, bamboespruiten, rau
we aardappels, en 't in schijven gesneden vleesch
van de zeeanemoon. Maar het pronkjuweel van
iederen Japanschen maaltijd is het vischgerecht.
De visch wordt zelden gekookt, meestal gebra
den en zooveel mogelijk in zijn geheel. Soms
wordt de heele visch in keukenzout gerold en bo
ven een houtvuur geroosterd, soms wordt ze in
een saus van soja, suiker en nog een heeleboel
andere ingrediënten gestoofd.
Nergens ter wereld bestaan zooveel kookspecia-
listen als in Japan. Er zijn restaurant, die zich
specialiseeren in gestoofde aal en niets anders
serveeren, er zijn speciale huizen voor rijstge
rechten, voor macaroni, voor kippen en voor tem
pura, het „hemelsch gebakkene".
Dit laatste gerecht bestaat uit visch. zeekreelt
en groente, in olie gebakken en door den gast zelf
gedoopt in een saus van soja, zoete wijn en mie
rikswortel. Iedere tempuragelegenheid heeft na
tuurlijk haar eigen recept dat streng geheim
wordt gehouden.
Het doopen van spijzen in sausen, die op tafe'
staan, is overigens een speciale eigenaardigheid
van de Japansche keuken. Aan den smaak van
den gast wordt nog verder tegemoet gekomen
door de z.g. pangerechten. Hierbij worden schij
ven rauw vleesch of kip met selderij of ui tijdens
den maaltijd in een saus. die de gast zelf klaar
maakt van soja, zoeten wijn, kippenjus. suiker en
andere ingrediënten, soms ook eieren, gesmoord
De tafel met ingebouwde electrisch verwarmde
plaat, die de Japanner uit, het Westen heeft over
genomen, bewijst hierbij tegenwoordig goede
diensten.
Het toppunt van Japansch tafelgenot tevens
een ongelooflijk staaltje van wreedheid en snobis-
iie is de „levende visch".
Een levende visch wordt aan den eenen kant
tot sasjimi bereid, aan den anderen kant gebra
den, zoodat hij onbewegelijk op tafel komt. Nu
sprenkelt men hem sojasaus in de oogen. waar
door de visch begint te spartelen, waarna hij vlug
wordt opgegeten.
Onschuldiger zijn de tallooze Japansche groen-
tengerechten, allen uitgedacht door fijnproevers
onder de Boeddhisten, die geen vleesch mogen
eten en toch wel graag iets willen proeven, dat op
vleesch lijkt.
Men kan in Japan soja, spinazie of bamboe eten
en zich verbeelden, dat men van fijne visch, kip
of vleesch geniet, zoo bedriegelyk is dit alles klaar
gemaakt.
Als groente kent-de Japanner behalve de mees
te bij ons bekende soorten ook nog de jonge bam
boespruiten. Japansche asperges, zoete aardappe
len, sojaboonen, tallooze soorten paddestoelen,
lelieknollen en dan het nationale gerecht: de ra-
menas. Men heeft ze in alle soorten en grootten:
dik als een mansdij, rond als een kinderhoofd,
dun als touwtjes en eet ze gestoofd of ook wel in
rijstwijn getrokken. Op deze laatste manier klaar
gemaakt verspreidt de ramenas een geur, die den
Europeaan hard doet wegloopen.
De Japanner echter noemt de ramenas koh no
mono. d.i. „geurig ding" en besluit met een rame
nas, gevolgd door een „spijsverteringssoep" zijn
maaltijd.
Dit zijn de twee allerlaatste gerechten Tevoren
heeft hij twee schaaltjes gestoomde rijst tot zich
genomen. Ja, altijd twee schaaltjes, want één
zou een teeken zijn van ziekte en dood.
Alleen de rijst wordt voor alle gasten tegelijk
opgediend in een bakje van gelakt of ruw hout en
wordt met een houten spateltje in de schaaltjes
geschept, waarbij men steeds één schaaltje teveel
vult, omdat men geen der gasten de schande wil
aandoen, het laatste schaaltje te krijgen!
L. S.
Hoe we van oud nieuw maken
O
i
i
A
i
3.
Wie van u kan er handig timmeren.
Alle moeders van opgroeiende jongens en
meisjes weten, hoezeer de H.B.S-er en gymna
siast en ook de Mulo-scholier erop gesteld is, een
..eigen bureau" te hebben
De vervulling van dezen hartewensch behoeft
niet zoo heel veel onkosten mee te brengen, mits
moeder een beetje handig met timmergerei kan
omgaan.
We gaan u vandaag eens laten zien, hoe we
een mooi werkbureau kunnen maken van twee of
vier sinaasappelkisten.
Twee kisten.
vormen een vrij ondiep bureautje. We zetten de
kisten rechtop, op den gewenschten afstand van
elkaar en bevestigen ze aan eLkander met een
stevige lat voor en achter, nog beter rondom,
aan den bovenkant.
Voor blad nemen we een plaat multiplex, een
oude teekenplank of een deurtje, mits zonder pa-
neeien. Wit u voor de zes vakken nog deurtjes
nTaken, dan moet u ^e middenplankjes, die
eenigszins rond zijn, recht afzagen. Ook verdient
het aanbeveling, er in dit geval nog een plankje
(a tot b) op te spijkeren, voor het aanschroeven
van de scharniertjes. Ook kan men van een plat
kistje, dat de breedte heeft van de open ruimte,
nog een laatje maken.
Er worden hiervoor twee steunlatjes op de
twee kanten gespijkerd (c en d).
Tenslotte wordt het kistje aan den voorkant
netjes afgewerkt met een stukje triplex en een
knopje.
Alles wordt in één kleur geverfd of gebeitst.
Indien u dit bureautje te ondiep vindt, neemt
u vier sinaasappelkisten. De bodems uit de voor
ste kisten worden dan weggenomen en met be
hulp van deze latten worden de voorste en ach
terste kisten aan elkaar gemaakt.
De binnenplankjes uit de achterste kisten moe
ten dan rechtgezaagd worden, zoodat ze bij de
voorste aansluiten en we kastjes krijgen, die
tweemaal zoo diep zijn.
En misschien voelt uw dochter veel voor een
eigen „theetafel" op haar kamer. Nu, ook die
kunt u prachtig voor haar maken. U zet een
voudig de twee kisten iets dichter bij elkaar.
Het laatste vervalt dan. Onderin is plaats voor
koekjestrommels e.d. en u maakt er een paar
fleurige gordijntjes bij.
(Recepten
Maaltijd voor 4 personen bestaande uit
witte boonensoep met groente en rijstkoekjes,
Benoodigdheden
6 ons witte boonen.
1 Vz pond aardappelen.
Vs pond winterwortels.
Uien of prei.
Peterselie of selderij.
4 bouillonblokjes.
Y\ ons margarine.
i'/a ons rijst.
2 lepels suiker
Kaneel, zout, melk,
40 gr. margarine.
'/2 ons bloem.
Bereiding: De boonen uitzoeken, wasschen en
24 uur weeken. Ze opzetten met'het weekwater,
dit aanvullen tot ruim 2 1. en ze gaar koken. De
soepgroente in de boter even smoren, dan de
fijngemaakte boonen. het kookwater, de in stuk
ken gesneden aardappelen en de blokjes er bij
doen en de soep laten koken tot alles gaar en de
soep gebonden is (V2 a Y uur). Daarna de ge
bakte peterselie of de selderij er door roeren.
Rijstkoekjes.
Benoodigdheden: 150 gram rauwe of 400
gr. gaargekookte rijst, ons bloem of wat meer,
4 lepels suiker, wat kaneel, 1 ei of wat melk.
Bereiding: De gewasschen rijst gaarkoken met
4 d l. water en wat zout. Daarna vermengen met
de suiker, de bloem, de kaneel, het eidooier en
het stijlgeklopte eiwit of de melk. De massa
moet goed samenhangend zijn, wat men berei
ken kan door wat meer bloem en meLk te ge
bruiken. Hiervan in de koekepan koekjes bakken,
vooral niet te vlug. daar de bloem gaar moet
worden. Ze opdienen met wat suiker.
Inplaats van koude, in water gaargekookte
rijst, kan men deze koekjes ook bakken "van een
rest rijstebrij. Hoeveel bloem men nemen moet
hangt van de dikte van de rijstberij af. die ge
kookt kan zijn van 1 L. melk en 100 gr. rijst en
1 L melk en 150 gr. rijst. Men moet een stevig
oeslag maken, jat niet te veel in de pan uitloopt.
Een ei door het beslag geeft meer samenhang, ea
maakt dus het bakken gemakkelijker.