Jiunst
3e consequenties der
voorgestelde winstbelasting
Interpellatie-verzoek afgewezen.
Begrooting van Koloniën
Dagorder van generaal
Reijnders.
WOENSDAG 7 FEBRUARI 1940
HAXREEM'S DAGBESD"
Ook de reserves zullen dan worden getroffen
N de laatste jaren is de Nederlandsche be
lastingbetaler met zoovele fiscale ontwer
pen overstroomd, dat zijn belangstelling
voor deze allerminst opwekkende lectuur
pel tot een minimum moet zijn gereduceerd.
Dat niettemin het voor enkele weken door mi-
lister de Geer aan de Tweede Kamer aangebo-
[en wetsontwerp tot heffing eener winstbelas-
ing meer dan gewone interesse ontmoet, heeft
lan ook bijzondere oorzaken.
De eerste oorzaak is gelegen in de omstandig-
ieid, dat niet altijd objectieve publicaties de
leffing eener winstbelasting reeds jaren lang tot
en schrikbeeld hebben gemaakt. Ook de Neder-
andsche regeering zelve heeft tot het vestigen
■an deze gedachte nog slechts enkele jaren ge-
=den haar bijdrage geleverd door te dreigen met
en winstbelasting, indien de toen aanhangige
esloten vennootschappenwet niet zou worden
anvaard.
De tweede oorzaak der belangstelling is een ge-
rolg van het feit, dat men door de onduidelijke
edactie van het ontwerp niet precies weet, waar
ien aan toe is en zich dientengevolge in allerlei
issingen gaat verdiepen.
In het navolgende zal worden getracht, met
ermijding van gissingen en belastingtechni-
che aangelegenheden, een indruk te geven van
e voornaamste gevolgen, welke de invoering van
et wetsontwerp voor den belastingbetaler zal
ebben. Een vergelijking met den bestaanden
oestand is voor het verkrijgen van dezen indruk
nmisbaar.
De voorgestelde winstbelasting, welke in de
laats treedt van de thans bestaande dividend-
n tantièmebelasting en van dezelfde belasting-
lichtigen wordt geheven, zal inclusief opcenten
.5 pet. bedragen; de dividend- en tantième-
elasting bedraagt thans 12,05 pet. De eerstge-
ioemde belasting zal worden geheven van de
eheele gemaakte winst, de laatstgenoemde
ordt slechts geheven van dat deel der winst,
et welk op eenigerlei wijze aan de in deze winst
eelgerechtigden wordt uitgekeerd.
Het verschil.
Oogenschijnlijk bestaat het verschil tusschen
Bide belastingen dus slechts hierin, dat bij de
instbelasting de reserves zullèn worden getrof-
üi, hetgeen bij de dividend- en tantièmebelas-
ng niet het geval is. De minister tracht in zijn
lemorie van toelichting zelfs dit verschil nog
eg te cijferen met de bewering, dat over den
iheelen levensduur van de vennootschap be
en, er geen ander verschil bestaat, dan in het
jdstip waarop de reserves worden belast en wel
j de winstbelasting op het oogenblik hunner
jrming, bij de dividend- en tantièmebelasting
het moment van de liquidatie der vennoot-
hap. Deze bewering is zoowel theoretisch als
ractisch onhoudbaar. Ons tot den practischen
ant beperkend wordt er slechts op gewezen, dat
i reden tot liquidatie eener vennootschap in het
eerendeel der gevallen gelegen is in geleden
erliezen. Tot dekking dezer verliezen,
elke bij liquidatie uiteraard niet meer
iet winst in- komende jaren kunnen worden ge-
«npenseerd, dienen krachtens hun wezen in de
irste plaats de gevormde reserves. Over deze
serves kan geen dividend- en tantièmebelasting
orden geheven. Bij invoering eener winstbe-
sting zijn zij echter reeds bij hun vorming ge-
offen en betalen de aandeelhouders dus belas-
ag over bedragen welke hun nimmer ten goede
illen komen.
De vraag rijst nu of de reserve vorming by m-
lering van de winstbelasting haar „belastingbe-
iarende" beteekenis heeft verloren. Het ant-
oord moet luiden dat dit geenszins het geval
Van den voor enkele jaren door minister Oud
gezetten veldtocht tegen deze belastingbespa-
ag, welke hij aanvankelijk door middel van zijn
Bsl'oten Vennootschappenwet, later door een
ijziging van de Wet op de richtige heffing wil-
bestrijden, is in het ontwerp tot heffing eener
instbelasting niets te bespeuren. Ook thans
ij ft het mogelijk door groote reserveeringen de
lastingen naar het inkomen voor belangrijke
'dragen te ontgaan.
Een voorbeeld.
Uit het volgende voorbeeld treedt dit duidelijk
ai het licht:
Een ondernemer maakt in zijn bedrijf een
inst van f 110.000. Hoeveel belasting betaalt hij
dien zijn onderneming georganiseerd is als:
a. eenmanszaak.
b. naamlooze vennootschap, waarbij een direc-
ur een salaris geniet van f 10.000 en een winst-
tkeering van 60 pet., terwijl 40 pet. per winst
ordt gereserveerd. Er wordt dividend- en tan-
hnebelasting geheven.
,c. als sub. b., doch bij heffing eener wmst-
lasting.
geval a. geval b. géval c.
[komstenbelasting f 23.662
imeentef.belasting „12.726
ivid.- en tantièmebei
instbelasting
f 10.875, f 10.875
7.926 7.962
7.230
„11.500
f 36.388 f 26.081 f 30.301
Duidelijk blijkt uit het bovenstaande dat ook
ider de nieuwe wet reserveering haar belas-
ügbesparende beteekenis behoudt in de ge
ilen waarbij dit ook onder de dividend- en
ntièmebelasting mogelijk was. De lezer stelle
ch deze belastingbesparing echter, niet even
nvoudig voor als het bovenstaande voorbeeld
gesteld; dit diende slechts ter vergelijking en
ker niet ter bevordering der anti-fiscaliteit!
Een volgende consequentie waartoe heffing
ner winstbelasting leidt is, dat de wijze van
nsbbepaling den fiscus niet meer, zooals tot
isverre bij de dividend- en tantièmebelasting,
iverschillig kan laten. In de memorie van
elichting poogt de minister ook dit verschil tot
ibeteekendene proporties terug te brengen. Het
echter moeilijk hierin te gelooven.
Het ontwerp geeft als eenig richtsnoer voor de
instbepaling het voorschrift van „waardeering
igens goed koopmansgebruik". Wat hieronder
oet worden verstaan dient volgens de me-
orie van toelichting door de jurisprudentie
worden uitgemaakt. Verkeert men ten aanzien
ervan dus reeds in het onzekere, hierbij komt
>g. dat het wetsartikel betreffende de winstbe-
kening zoo onduidelijk is gesteld, dat hierom-
ent thans reeds groote verwarring blijkt te be
aam
Het zou den lezer onnoodig vermoeien hierop
ans dieper in te gaan, daar het zeer de vraag
of dit artikel de Kamers ongewijzigd zal pas
eren. Slechts worde er op gewezen, dat de in
n groot weekblad dezer dagen verkondigde
eening, dat de belasting behalve over de winst
k zal worden geheven over de geldwaarde van
igeen in den loop van het jaar als terugbeta
ling van kapitaal aan het vermogen is onttrok
ken op een misvatting berust. De weinig te be
wonderen redactie van dit vijfde artikel der wet
geeft tot deze misvatting echter wel aanleiding.
Op een derde consequentie van de voorgestelde
winstbelasting werden de lezers van dit blad reeds
in het financieel-economisch weekoverzicht van
3 Februari j.l. attent gemaakt.
Bedoeld wordt de bepaling, dat ontheffing van
winstbelasting op uitdeelinger. genoten op aan-
deelen in andere aan winstbelasting onderwor
pen vennootschappen slechts wordt verleend als
tenminste 25 pet. van het kapitaal dezer ven
nootschappen in het bezit der heffing vragende
maatschappij is. Bij de dividend- en tantième
belasting was het voldoende als één aandeel ge
durende het geheele boekjaar in het bezit was
gebleven, zoodat de nieuwe bepaling een ernstige
moeilijkheid voor beleggingsmaatschappijen op
zal leveren en ook bepaalde „holding"-maat
schappijen met dubbele winstbelasting dreigt te
treffen.
Tot slot moge worden gewezen op het belang
hetwelk alle onder de winstbelasting vallenden
hebben bij het samenstellen van een weloverwo
gen „overgangsbalans". Dit is de balans, waar
mede het eerste boek- of kalenderjaar waarover
winstbelasting zal worden geheven, aanvangt.
Aangezien dit eerste jaar volgens de wetbepalin
gen moet eindigen met of na 31 December 1939,
is als overgangsbalans te beschouwen de laatst-
opgemaakte balans vóór 31 December 1939. Het
is geoorloofd deze balans, alvorens haar, zooals
bij het wetsontwerp voorgeschreven, aan de be
lastingadministratie over te leggen, te herzien en
een nieuw systeem van balanswaardeering toe
te passen. Hierbij wordt het voorbehoud ge
maakt dat deze beginbalans voor de winstbe
lasting tevens zal gelden als eindbalans voor de
berekening van de dividend- en tantièmebelas
ting zoodat den fiscus niets ontgaat. Het voor
de opmaking van de overgangsbalans gebezigde
systeem is echter bindend voor de toekomst, zoo
dat dit punt alle aandacht der betrokkenen
verdient.
B. SCHIPPERS.
Gevallen van gasvergiftiging.
Te Groningen zes personen bedwelmd.
GRONINGEN 7 Februari. Gisteren en vandaag
zijn te Groningen niet minder dan zes gevallen van
gasvergiftiging geconstateerd.
Gistermorgen werd de 38-jarige A. V. in de Bare
traat bewusteloos gevonden en naar het Academisch
Ziekenhuis vervoerd. Des avonds werden in een
perceel aan het Winschoterdiep de 70-jarige H. H.
en zijn echtgenoote buiten bewustzijn aangetroffen.
Zij waren eveneens door gas bedwelmd. De man lag
in bed, de vrouw op den grond. Beiden zijn naar
het R.K. Ziekenhuis overgebracht.
Vanochtend werden in een perceel aan de Drie
Hovenstraat drie leden van de familie A. W. bewus
teloos aangetroffen. Ook deze menschen v/aren door
gas bedwelmd. Een geneesheer kon hen weer tot
bewustzijn brengen.
De kwestie der slagkruisers.
Ongewenschte beïnvloeding der openbare
meening.
Het Tweede Kamerlid de heer Bajetto heeft
de volgende vragen gesteld aan den minister van
defensie:
1. Is het waar, dat dezer dagen in een pers
bijeenkomst, waartoe de uitnoodiging was uit
gegaan van den chef van den marinestaf, mede-
deelingen zijn gedaan over de koninklijke
marine, welke niet anders beschouwd kunnen
worden dan als een propaganda voor het z.g.n-
slagkruisersplan?
2. Indien de voorgaande vraag in bevestigen
den zin moet worden beantwoord, heeft de mi
nister dan aanleiding gevonden te overwegen
of het toelaatbaar moet worden geacht, dat,
hangende een over bedoeld vraagstuk door
regeering en volksvertegenwoordiging te nemen
beslissing, aldus door een officieele, aan het
gezag van de regeering onderworpen instantie,
getracht wordt invloed te oefenen op de open
bare meening? Zoo ja, tot welke conclusie heeft
deze overweging den minister geleid?
0 in Haarlem
en daarbuiten.
IN de eerste dagen van dit jaar, heeft, zoo
als ook in ons blad bericht is, de nieuwe
Hoogleeraar-directeur van de Rijks Akademie
van Beeldende Kunsten te Amsterdam, Prof.
Willem van den Berg, zijn ambt aanvaard. Ver
schillende overwegingen bij de regeering in Den
Haag, hadden een reeks van jaren de vervul
ling van dien post, onbezet sedert het vertrek
van Prof. Roland Holst, vertraagd. De voor
naamste daarvan mag wel geweest zijn de
wetenschap, dat het directeurschap op voor
treffelijke wijze werd waargenomen door onzen
oud-stadgenoot, Prof. Van Moerkerken, wien
waarvoor dan ook vaak hulde gebracht is, doch
wiens ambities, naar ik meen te weten, niet
naar een bestendiging van dat, voor tijdelijk op
zich genomen, werk gingen. Toen dan ook in
het vorige jaar Prof. Wolter, met het bereiken
van de leeftijdsgrens, de Akademie verliet,
en de schilder Willem van den Berg als zijn op
volger benoemd was. bleek men in dezen een
kunstenaar gevonden te hebben aan wien met
vertrouwen het vacante directeurschap kon wor
den opgedragen en zoo tevens aan de vaak ge
uite wensch voldaan kon worden dat weder een
beeldend kunstenaar naar buiten als leider van
het Hooger Onderwijs Instituut in den lande
zou optreden. Een kunstenaar, die bovendien,
naar het schijnt, ook over de ervaring en zich
voegende levenswijsheid van zijn tijdelijken
voorganger beschikt om een vruchtbare samen
werking te bewerkstelligen tusschen de
doceerende collega's eveneens kunstenaars, en
dus, volgens Louis Bouwmeester's uitlating,
wezens met een extra-krul in hun staart.
De Amsterdamsche Akademie is ook voor vele
artisten uit Haarlem en omstreken van belang
geweest en zal dat blijven. Vandaar dat haar
lotgevallen in deze rubriek met belangstelling
gevolgd worden. Historisch gezien spiegelen zich
Wat bij de firma Spijer buitgemaakt
werd.
AMSTERDAM, 6 Februari. Bij de inbraak in
den juwelierswinkel van de firma Spijer werden
ontvreemd: 16 schakelarmbanden, 2 slavenarm-
banden, 1 chatelaine, 1 heerenzegelring, alle van
wit, rood of geel goud. Voorts werden gestolen
1 poederdoos, l sigarenaansteker, 2 dames siga
rettenkokers, 1 heeren sigarettenkoker. Deze laat
ste voorwerpen zijn van goud of zilver.
UNIEVERDRAG INZAKE BESCHERMING
VAN DEN INDUSTRIEELEN EIGENDOM.
Ingediend is een ontwerp van wet houdende
goedkeuring van de toetreding voor Nederland
tot het op 2 Juni 1934 te Londen gesloten her
ziene unieverdrag tot bescherming van den in-
dustrieelen eigendom en tot twee der aldaar
terzelfder tijd gesloten aanverwante overeen
komsten en goedkeuring van de toepasselijk ver
klaring van deze regelingen op Suriname en
Curagao en van twee dezer regelingen op Ne-
derlandsch-Indië.
Kostwinnersvergoeding voor
gemobiliseerden.
Het Tweede Kamerlid de heer Van Sleen
heeft aan den minister van defensie de volgen
de wagen gesteld:
1. Is het den minister bekend, dat door on
derscheidene burgemesters bij het bepalen van
de kostwinnersvergoeding aan gemobiliseerden,
die vóór hun opkomst werkloozensteun genoten,
geen rekening wordt gehouden met het feit,
dat de steunbedragen met 5 pet. zijn verhoogd
en zoo ja, wil de minister dan het noodige doen,
opdat voor bedoelde gemobiliseerden 't vergoe
dingsbedrag van 17 December j.l. op het ver
hoogde peil worde gebracht?
2. Bestaat er aanleiding voor de opvatting,
dat de mobilisatievergoedlngsbeschikking in on
derscheidene deelen van ons land niet steeds
op de juiste wijze wordt toegepast?
3. Is de departementale dienst voldoende in
gericht op een vlotte behandeling van de ter
zake inkomende verzoekschriften?
4. Is de minister bereid, een meer bevredi
gende uitvoering van voormelde beschikking te
bevorderen door provinciale beroepscolleges in
het leven te roepen?
AMERICAN BLEND
(Adv. Ingez. Med.)
in de nemen der laatste vier directeuren Allebé,
Derkinderen, Roland Holst en Van den Berg
de evoluties af, die het Kunstinzicht in de
laatste halve eeuw heeft doorschreden. De naam
van den eerste vertegenwoordigt de slotperiode
van den bloei der schilderij-kunst; met Derkin
deren krijgt het muurvlak als object voor deco
ratief schilderkunstige vulling officieele erken
ning in het Hooger Onderwijs; Roland Holst,
agressief tegen het omraamde schilderstuk dat
alleen om-zich-zelfs-wil bestaat, stuurt bewust
en fel de beeldende kunst naar het alleen zalig
makende pad harer toepassing op bouw- en
sierkunst; en als na een periode van inzinking
van het een zoowel als van het ander de schil
ders zelfs gaan bemerken dat er iets is mis-
geloopen met hun feitelijke vakkennis, met hun
kunde der gebruikte materialen enz. enz., komt
een Van den Berg te rechter tijd, om, overge-
winterd in de keukens der peinture als hij Is,
daaraan tegemoet te komen.
Houdt men deze, in dit bestek natuurlijk
sterk verkorte karakteristieken in het oog dan
zal men zien dat de Amsterdamsche Akademie
niet in de eerste plaats op continuatie van het
bestaande is gericht geweest, doch als levend or
ganisme met den tijd is meegegroeid en zich
heeft aangepast bij wat in dien tijd gelegenheid
vond, naar boven te komen. De schilderij-kunst
is intusschen allerminst overleden: de huidige
tentoonstelling der drie duizend in het Rijks
museum bewijst het; doch ze bewijst evenzeer
dat er hier en daar op vervaarlijke wijze ge
modderd en geknoeid wordt en dat een serieuze
technische voorbereiding nog altijd weer het
groote programmapunt eener artistencarrière zal
moeten uitmaken. Var. een Akademie kan niet
verwacht worden dat er genieën gekweekt wor
den, maar ze zal nergens een genie vleugellam
slaan en steeds de gelegenheid geven een vol
ledig vakmanschap te bereiken.
De eerste van het Directeuren-quartet,
August Allebé, wiens doc.r Rueter geschilderd
portret eigendom van het Gemeentemuseum
der hoofdstad hierbij wordt gereproduceerd,
zal nog lang blijven leven in de herinnering
van wie hem gekend hebben. Leerling van Allebé
geweest te zijn, is nog steeds voor vele kunste
naars van than en van boven de vijftig, zoo iets
als een visitek' art je met een kroontje. Dat ze
door den sing lieren ir.ensch vaak op vlijm
scherpe. doch immer correcte wijze uitgekafferd
werden, vertellen ze er niet altijd bij. De man.
die een eigen mooie productie opgaf om in het
leeraarschap onder te gaan als scheppend
artist van beteekenis. die. zooals Jan Veth dat
eens zeide, „een muur van wellevendheid om
zich heen gebouwd had waar niemand door
heen dorst komen", wiens teruggetrokkenheid
en in-zich-zelf gekeerd zijn hem niet belette
zijn omgeving doordringend gade te slaan en de
innerlijke waarde van iedere uiting met groote
fijngevoeligheid te taxeeren die man over wien
meer anecdotes in omloop zijn dan dit stukje
regels bevatheeft, en dat mag men niet over
De Nederlandsche gezant in Turkije, dr. Ph C. Visser, heeft een oproep gericht
tot zijn landgenooten, om hulp te verleenen aan de slachto ffers van de
vreeselijke aardbevingen in Turkije. Hierboven een triest beeld van enkele der
ruim 200.000 slachtoffers.
TWEEDE KAMER
DEN HAAG Dinsdag.
Nadat de afdeelingen waren getrokken, de voor
zitters aangewezen enz. ontried Mr. v. S c h a i k
den heer De Visser toe te staan te interpelleeren in
verband met den nood in het land- en tuinbouw
bedrijf.
De heer De Visser (commun.) was het met den
president niet eens. Hij vond het wel degelijk van
belang op dit oogenblik met de regeering van ge
dachten te wisselen over den z.i. zorgelijken toestand
in het land- en tuinbouwbedrijf. Dat de Eerste
Kamer straks bij de begrooting van Minister Steen-
berghe over deze zaak kan spreken, kon z.i. voor de
Tweede Kamer geen reden zijn de Regeering niet
ter verantwoording te roepen voor haar beleid me:
betrekking tot den nood in het land- en tuinbouw
bedrijf. Met aanteekening van het „tegen" dei
communisten bleek de Kamer accoord te gaan met
het afwijzend voorstel van den President. Deze
deeldé aleer men verder aan den arbeid in de af
deelingen begon, nog mede, dat hij van zins is om,
indien op 't eind dezer week de Memorie van Ant
woord op het Voorl. Verslag over de Indische
begrooting verschijnt, de dames en heeren ter be
handeling van die begrootingsontwerpen op Dinsdag
20 dezer in openbare vergadering bijeen te roepen.
EERSTE KAMER.
Mijn -overeen komst
op Celebes.
Na de installatie van het nieuwe Eerste Kamerlid
den heer H. C. Kijkamp (R.K.), opvolgers van wijlen
den agrarischen specialist v. Voorst tot Voorst,
kwam de begroeting van koloniën aan de orde. Hier
bij uitte prof. De Savornin Lohman (c.h.)
er zijn vreugde over, dat er thans meer is uitge
trokken voor de verdediging van den West, gebieds
deel dat hij zelf dezen zomer bezocht heeft. Het was
juist gezien te meenen, dat niet alleen met het oog
op Curagao, maar insgelijks ten behoeve van Suri
name toch wat meer voor de beveiliging dier ge-
biedsdeelen dient te geschieden. Wat elders, aan de
Zuid-Amerikaansche kust geschied is met den Graf
von Spee, zou zich b.v. ook bij Suriname kunnen
voordoen. Mijnversperringen en een zij het ook
klein oorlogsschip zouden daar eveneens wel op haar
plaats zijn. Minister Weiter verklaarde tenslotte
van de mijnversperringen afgezien te hebben we>
gens de kosten; wat de kwestie van een oorlogsschip
betreft, onze Marine heeft niet genoeg om er blij
vend een dergelijk; schip te doen stationeeren, doch
als het mogelijk is, gaat er zoo nu en dan wel een
heen.
De heer Vijlbrief (s.d.) pleitte bij het wets
ontwerp in zake de overeenkomst met de Mijnbouw-
maatschappij Celebes nog eens voor staatsexploitatie,
keurde voorts o.m. af, dat de zetel der onderneming
niet in Indië is en herinnerde er aan, dat de Volks
raad zich slechts met de kleinst mogelijke meer
derheid met 't aanhangige voorstel had vereenigd,
en beweerde dat er een stijgend verzet tegen den
nu opnieuw ontworpen vorm van exploitatie valt
waar te nemen. Verzet is er steeds geweest erkende
minister Weiter, maar hij ontkende, dat het stijgend
is. Overigens wenschte hij nog eens op te merken,
dat een eerste vereischte voor het beleggen van
staatsgelden is, zoo min mogelijk risico te nemen.
Welnu dan moet men gelden van den staat ook niet
G. Rueter: Prof. A. Allebé.
materiaal mogen werken, waaraan zijn kunde,
zijn wijsheid, zijn scherpte en zijn ironie wel
besteed waren en die bij van zijn kant in
volledige vrijheid tot ontwikkeling kon brengen
omdat hij ieders aparten aanleg begreep en in
waarde liet.
De zeer bijzondere mensch en kunstenaar die
August Allebé was, is door George Rueter. een
zijner vele geslaagde leerlingen, uitstekend be
grepen en geschilderd. Het beheerscht chole
rische in den kop is prachtig en ik, die Allebé
een vijftal jaren van nabij kon gadeslaan, tijdens
zoowel als na zijn directeurschap, meen dat dit
portret niet alleen tot Rueter's beste werk be
hoort. doch dat het ook het beste portret is dat
er van den meest invloedrijken schilder-profes
sor van zijn tijd. gemaakt is. De schilderij werd
het hoofd zien. het buitenkansje gehad gansche eenige jaren geleden (1933) in de verzamelingen
groepen van begaafde jongelui naar de Aka- der gemeente Amsterdam opgenomen,
demie te zien tijgen, hij heeft met interessant I J. H. DE BOIS.
investeeren in uiterst riskante ondernemingen. Pas
heeft spr. nog het liquidatie-besluit moeten onder
teekenen van een mijnbouw-onderneming, die drie
jaar lang op Nieuw-Guinea te vergeefs naar goud
heeft gezocht. Daardoor zijn vele millioenen, geluk
kig echter niet alleen aan Nederlandsch, maar ook
aan Engelsch kapitaal, verloren gegaan. Hier op
mag nog wel eens gewezen, omdat men gemeenlijk
slechts over dergelijke maatschappijen met goede
en niet over de vele met slechte resultaten spreekt.
Het is heelemaal niet erg, dat de zetel der betref
fende maatschappij in Nederland gevestigd is, want
het publiek, dat zijn geld in een zaak steekt, wil
liefst zoo dicht mogelijk bij de directie zitten om
daarop te kunnen toezien. Aldus de Min., die nogeens
uiteenzette dat hij meende dat hij als goed staats
huisvader juist had gedaan met er zorg voor te
dragen, dat met de gelden uit de openbare kas ten
aanzien van de onderneming in kwestie zeer voor
zichtig is opgetreden. Met aanteekening van het
„tegen" der socialisten, ging het voorstel er z. h. st
door.
E. v. R.
Politie-inspecteur ongevraagd
ontslagen.
Naar wy vernemen heeft de burgemeester
van Amsterdam als hoofd der politie aan den
inspecteur 2de klasse M. J. G. eervol ontslag
verleend uit het Amsterdamsche politiecorps.
Zooals bekend, is reeds eenigen tijd geleden
in den gemeenteraad over den heer G. gespro
ken, in verband met diens politieke gezindheid.
Zijn naam is indertijd genoemd in de bekende
uniformenzaak, waarbij Nederlandsche unifor
men naar het buitenland gesmokkeld zouden
zijn en waarin het onderzoek nog niet be
ëindigd is.
Een vriend van inspecteur G., die vrijelijk over
den sleutel van diens woning kon beschikken,
zou tijdens diens afwezigheid en buiten zijn
medeweten daar uniformen in koffers hebben
gepakt.
Niet onwaarschijnlijk wordt geacht, dat de
heer G., die ook reserve-kapitein is, mede als
zoodanig zal worden ontslagen.
Inspecteur G., wien het ontslag als Inspecteur
ongevraagd is verleend, zal van dit ontslag in
hooger beroep gaan bij het ambtenarengerecht.
De Indische Vloot.
Voorkeur voor de drie slagkruisers.
Onze Haagse he correspondent meldt ons dat
de indruk bestaat dat de regeering de voorkeur
geeft aan de plannen der Technische Commissie
ten aanzien van de uitbreiding der vloot voor
Indië, boven het plan van vice-admiraal Fer-
werda. Het plan der Commissie beoogt, zooals
men zich herinneren zal, den bouw van drie slag
kruisers van 26000 ton. Het plan-Ferwerda be
treft de schepping van een z.g. harmonische
vloot met als sterkste eenheden snelle moderne
kruisers, dus geen slagkruisers maar aanzienlijk
kleinere schepen
Bij zijn heengaan als opperbevelhebber van
land- en zeemacht heeft generaal Reijnders
de volgende dagorder uitgevaardigd:
Bij het neerleggen van het opperbevel is het
mij een behoefte een kort woord tot de weer
macht te richten.
In de eerste plaats wil ik hen gedenken, die
bij de uitoefening van hun taak het hoogste
offer hebben gebracht.
Het gevaarvolle werk. dat aan hen werd op
gedragen, hebben zij zonder aarzelen aanvaard.
Zij zijn daarbij gevallen, eerbiedig eer ik hun
nagedachtenis.
Voorts dank ik u allen, die deel uitmaakt van
de weermacht of daarvoor werkzaam zijt, voor
de wijze, waarop gij voor 's lands veiligheid hebt
gewaakt.
Gij hebt. naarmate het jaargetijde ongunstiger
werd en er dus aan velerlei daarmede verband
houdende moeilijkheden het hoofd moest wor
den geboden, niettemin uw geestkracht weten te
bewaren, terwijl allerwegen opvallende bewijzen
konden worden waargenomen van een krachtig
zich ontwikkelend saajnhoorigheidsgevoel.
Uw taak zal ongetwijfeld nog moeilijker wor
den.
Ik ben er van overtuigd, dat gij daarvoor niet
zult terugschrikken, doch u door de moeilijkheden
zult heenslaan, omdat ge op de meest ondubbel
zinnige wijze hebt ervaren, dat ge de waardee
ring hebt van ons volk, dat voor zijn veiligheid
op u vertrouwt.
Uit de onlangs door H.M. de Koningin uitge
sproken rede is gebleken, hoe groot ook bij Hare
Majesteit de waardeering is voor hetgeen ge
voor het land doet.
Hare Mejesteit heeft Hare rede besloten met
de treffende woorden: „Ik zal veel aan u
denken".
Met dit Koninklijk woord als uitgangspunt
neem ik thans afscheid van u en geef u de
verzekering, dat ik met groot vertrouwen uw
daden voor de zaak des vaderlands zal blijven
volgen".
De generaal,
opperbevelhebber van land- en
zeemacht.
REIJNDERS.