IJSBARRICADES LANGS DE NEDERLANDSCHE KUST. Strijd om Atlantis Scheveningen In wintertooi. Voor de kust is een ijsbarri- cade ontstaan, door de schot sen, die de groote rivieren in zee spuien De gezagvoerder van de getorpedeerde .Burgerdijk" bracht Donderdag een bezoek aan het ministerie van Buitenlandsche Zaken te den Haag, om verslag uit te brengen van den onder gang van zijn schip. V.r.n I.: kapitein L. Scruwanek, de eerste stuurman Dijk en inspecteur Henken van den Nautischen Dienst Ter gelegenheid van het éénjarlg-bestaan van het korps Luchtafweer- dienst van den Vrijwilligen Landstorm hebben de afdeelingen Delft, Zaanstreek en den Haag Donderdag voor H. M. de Koningin gedefileerd voor het paleis Noordeinde te den Haag Wielerkampioenen aan het groene laken. Jan Pijnenburg en Gerrit Schulte namen deze week deel aan een biljartwedstrijd, welke te Tilburg werd gehouden. Schulte in actie Koos Stadhouders, die veel populariteit geniet als gastvrouwe" van Ypenburg, gaat de luchtvaartwereld verlaten Voor werkloozen worden aan een der gasfabrieken in Amsterdam steenkolen tegen verminderden prijs beschikbaar gesteld, van welke aanbieding druk gebruik gemaakt wordt Een vindingrijk Amsterdammer construeerde een .zeil-slede" en hoopt met dit vreemdsoortig voertuig nog menig tochtje te kunnen maken door Willy Reese 27 Op hetzelfde oogenblik werd er geklopt. Het „binnen", dat Herbert naar de deur riep, was helder en vast, maar er lag geen hardheid in. „De dokter laat U verzoeken bij hem thee te komen drinken". „We komen dadelyk". Herbert nam Li's arm, trok haar met zich mee. „Je bent werkelyk een goede vriendin, nu moet je me ook helpen om Dr. Möller over te halen, dat hij me laat gaan. Ik wil nog een paar weken voor mezelf hebben in de bergen En dan zeg tegen Frundsberg, dat ik begin Januari naar At lantis zal gaan, om daar den bouw van de groote Installatie te leiden". Li hoorde deze woorden aan, zonder te laten merken, hoezeer ze haar troffen. HOOFDSTUK XXXHL De groote, gele wagen schoot bijna geluidloos door de vallende duisternis als een vluchtend spook, liet scherpe bochten kroop de landweg Voor hem uit. Bergen doken op, groeiden, donker en geweldig, en verdwenen weer. Nevel lag voor den wagen, voor de fel witte oogen der lampen, als wilde hij den wagen tegenhouden. Waarschu wend riep de claxon het duistere den nevel in. Kleine gehuchten, slechts uit een paar lichtjes be staande, vlogen voorbij. Opgeschrikt wild vluchtte in het dichte woud. Alice Bernauer lag gemakkelijk achterover in 'den wagen. Achter de lage, maar zeer breede raampjes schoten bergen, dalen, wouden, velden en dorpen in nevel gehuld, voorbij, ook hier en daar een lichtpuntje ver of naby. Novemberkoude stond buiten den wagen, tevergeefs pogend erin door te dringen. De uren vervlogen met de kilo meters onder de wentelende wielen. Li had de oogen half gesloten. Haar gedachten stonden tusschen Herbert en Frundsberg. Zij had voor Frundsberg bereikt, wat zy wilde. Maar ze had tot haar schrik ook bemerkt, hoe weinig sterk Herberts karakter was. Hij was als een blad in den wind, dat reeds door een zwak windje werd omgeworpen. En Alma? Alma en Herbert stonden ze niet tot elkaar als de scherpste con trasten van zwart en wit op een foto? Maar mis schien wel juist daarom. Neen ze had met opzet niet over het bezoek van Alma gesproken. An ders kon hij misschien gemakkelijk den opzet doorzien, en begrijpen, wie er achter zat, als hij Alma in de bergen zou ontmoeten. Maar was het dan noodig, om niet om te vallen, steeds een sterken kameraad naast zich te moeten hebben? En jy, Li, geef het maar eerlijk toe, jij kunt die kameraad niet meer voor hem zijn. Alma echter zal gaan, omdat zij van hem houdt, sterk en onge compliceerd. Alice Bernauer voelde zich plotseling heel een zaam in den grooten wagen, die met haar door nacht, nevei en koude gleed. Ze rilde van de koude. Ze trok de pelskraag van haar mantel dichter om zich heen, of was het vermoeidheid, wat zich langzaam over haar denken legde, de oogleden zoo zwaar, het lichaam zoo kil maakte? Toen Li wakker werd, stond de wagen stil, de steenen muur van haar huis in de Kantstrasse staarde haar aan. HOOFDSTUK XXXIV. Alice Bernauer was vandaag een weinig later op het bureau gekomen. Dat was anders haar ge woonte niet, hoewel zij al lang geen vaste uren meer had, waarop zij verplicht was te verschijnen. Zy was 's morgens een van de eersten gebleven. „Goeden morgen, juffrouw". „Goeden morgen, Dr. Volkers. Waar kan ik mijnheer Frundsberg vinden?" „Hij is gisteren naar Hamburg gegaan. Hij ver wacht, dat U hem in den loop van den morgen zult opbellen". „Vraagt U dan alstublieft dadelijk een ge sprek aan." Volkers greep naar de telefoon, gaf het ge sprek op en legde de telefoon weer neer. „Hoe gaat het met mijnheer Wallner?" „O, met hem gaat het al weer vrij goed. Hij zal nog maar kort in het sanatorium blijven. Dan wil hij een paar weken in de bergen doorbrengen en begin Januari gaat hij naar Atlantis, om den bouw van het centrale station te leiden." Volkers stond eenvoudig paf. „Allemachtig, hoe hebt U dat voor elkaar ge kregen?" Alice Bernauer vertoonde haar bekoorlijke glimlachje. „Ik heb er niets voor gedaan het is eenvou dig een besluit van Wallner zelf." „Zoo, zoo", antwoordde Dr. Volkers slechts. Hij geloofde dat niet zoo dadelyk. Li sneed hem echter elke verdere vraag af. „Is er nieuws?" „O ja, allerlei." Dr. Volkers speelde een oogen blik met een potlood. Li keek naar hem. Nu tee- kende hij een groote „L" met veel krullen en voegde er een kleine „i" aan toe. „Wat beteekent dat?" vroeg ze glimlachend. Maar een man als Dr. Volkers liet zich niet zoo gemakkelijk overrompelen. „Li Tay Foe was een Chineesch generaal. Toen hij twintig millioen bij elkaar had gebracht, legde hij het commando neer." Li glimlachte weer. „Ik wist heelemaal niet, dat U zich zoo voor Chineesche generaals interesseerde De verbinding met Hamburg brak het gesprek af. Volkers ging naar zijn kamer. Li sprak vijf- en-twintig minuten met Hamburg. Frundsberg viel haar slechts een paar keer in de rede met „geweldig" en „schitterend", „werkelijk schitte rend". Toen het gesprek afgeloopen was, kwam Vol kers weer binnen. „Hier zyn twee fotografische reproducties van het beroemde voorwerp van den stryd, de voor- en de achterzyde van het blad." „Ah zoo, ja, het verslag van kapitein Craak welke meening hebt U zich over dit document gevormd?" „De zaak lijkt me volkomen duidelijk. Het spijt me alleen, dat we de fotografieën nu pas gekre gen hebben. We kenden tot nu toe slechts den tekst. Dat het document echt is, is intusschen bewezen. Maar kijkt U toch eens naar de eerste tien regels. U vindt daar een woord, dat vyf keer, dus eens per twee regels voorkomt. Vier keer echter is dit woord doorgestreept en door een ander woord van dezelfde beteekenis vervangen. U kent niet voldoende Engelsch? Dan zal ik het U door een voorbeeld duidelyk maken. Nemen wy den zin: Frits was gisteren bij me, ook Emiel, ook Karei en Lodewijk ook nog. Hier hebben we driemaal het woordje „ook". Dat is stylistisch onmogelijk. Men zou bijvoorbeeld moeten zeggen: Frits was gisteren by me, Emiel ook, Lodewijk eveneens en bovendien nog Karei". Li begon te lachen. „Wat is dat omslachtig gezegd: Frits, Karei, August, Emiel, Max, Lodewyk, zij waren gisteren allemaal bij me". „Dat vind ik ongehoord, bij my was niemand niet eens Li, mijn beste vriend de Chineesche generaal Maar mag ik u beleefd verzoeken by de zaak te blyven?" „U moogt ik ben geheel oor". „Wij hebben hier dus het bewys, dat kapitein Craak in zijn bericht stylistische veranderingen heeft aangebracht. Wanneer we nu het stuk ver der lezen, zien we dat nog op verschillende ande re plaatsen eraan is gevyld. Hier is zelfs een zin geheel omgewerkt, al is de beteekenis hetzelfde gebleven". „En wat voor gevolgtrekking meent U nn, tril die veranderingen te kunnen maken?" „Wanneer men ook nog let op den zeer fantas» tischen inhoud van het bericht, moet men wel tot het besluit komen, dat het hier heelemaal geen zakelijk verslag, maar hoogstwaarschijnlijk om het handschrift van een vertelling gaat. Waar schijnlijk schreef kapitein Craak zeerooversge» schiedenissen". Li was volkomen verrast. „Werkelijk, Dr. Volkers, u hebt geiyk, Deze mogelijkheid is eigenlyk voor de hand liggend, Merkwaardig, dat niemand eerder op die gedach te is gekomen". „Men heeft zich tot nu toe te veel bezig gehou den met den inhoud, en te weinig met het hand schrift. Ik heb natuurlyk myn vermoedens dade lyk naar de overzyde getelegrafeerd. Allereerst dient vastgesteld te worden, of kapitein Craak ook als schrijver is opgetreden". „Geweldig werkelyk fameus zou mijnheer Frundsberg zeggen. Maar Dr. Volkers, dat is waar ook, toen ik vannacht thuis kwam, vond ik weer van die prachtige orchideeën, ik dank U wel". „Waarom zooveel woorden verspild aan een paar bloemen? Veel mannen zenden bloemen". „Ik weet echter, dat U tot de mannen behoort, die geen bloemen sturen, U zoudt mij ook geen rozen hebben kunnen zenden. Ik geloof, dat ik daarover had moeten glimlachen. Maar de orchi deeën, die u voor me uitkiest, geven mij een blik in Uw denken en voelen. U bent niet degene, waarvoor U zich uitgeeft, U verbergt Uzelf ach ter uw hoornen bril. U zoudt eigenlyk achthoeki ge, in schildpad gevatte glazen moeten dragen, daarachter zoudt U zich nog beter kunnen ver schuilen". Dr. Volkers vond datgene, wat Li hem vertelde, bijzonder grappig. „Ik zal bovendien groene glazen in mijn bril laten zetten, en in plaats van orchideën cacteeën gaan kweeken", XWordt vervolgd}.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 14