Het instrument, dat de
eeuwen trotseerde
I'
Nederland verzorgt
zijn verdediging
Er is hard, zeer hard gewerkt
„AmelancT-opvarenclen
moesten viermaal
overstappen.
Militaire wachtdienst
AANDAG 19 FEBRUARI 1940
HA'A RE EM'S DAGBEAD
3
an terreinomstandigheden
litstekend partij getrokken
Steeds nieuwe
bolwerken
duiken op
(Van onzen specialen verslaggever).
Er staan twee kil-koude militaire bussen. De
iten gaan schuil onder een dikke laag ijsbloemen,
lartegen het kacheltje voorin tevergeefs strijd,
een bittere koude wachten de vertegenwoordigers
n de buitenlandsche pers in ons land, voor zoover
niet tot de oorlogvoerende landen behooren, en
der Nederlandsche pers op het teeken om in te
ippen. Nog enkele minuten scheiden hen van den
irt voor 'n driedaagsche excursie langs de verster-
ngen aan onze grenzen, onze kust en in het inun-
tiegebied, welke door het Algemeen Hoofdkwar-
•r, onder de deskundige leiding van den kapitein
m den Generalen Staf, J. Gips, is georganiseerd,
tstellen? Er wordt niet over gesproken. In gemo-
iseerd Nederland kwijten de militairen zich in
zen barren winter ook van hun plicht. En dus
>et de koude, als afstel-excuus, geen opgeld.
Laat ons, alvorens iets naders te zeggen van de
rdediging der „voorhoede" (i.e. onze grenzen)
ginnen met een viertal algemeene conclusies,
elke zich aan het slot van den derden dag opge-
ongen hebben. Deze zijn:
le: Nederland was, is en blijft paraat!
2e: Er is veel, zeer veel werk verzet om de ver-
•diging van vitale toegangswegen zoo krachtig
ogelijk te maken.
3e: Legering en voeding zijn uitstekend.
4e: De Nederlandsche soldaat is warm, voldoende
arm gekleed, om de lage temperaturen, welke de
lidige winter medebrengt, te wearstaan.
Zeker, Nederland kan zich niet beroemen op het
zit van een Maginot- of Siegfriedlinie. Deze zijn
ouwens, als wij de deskundigen mogen gelooven
nbetaalbaar" en „onbemanbaar" voor ons land.
de verdediging van onze grenzen kan ook niet
it den naam „Mannerheimlinie" betiteld worden,
t neemt echter niet weg, dat zij met de laatste
el overeenstemming vertoont. De „stekelvarkens"
„spinnekoppen" betonnen kazematten met
are of lichte mitrailleurs, al of niet nog versterkt
et loopgraven voor karabijnschutters zien er
lerminst uit, dat zij bij den eersten stoot het
odje zullen leggen. En de camouflage is van dien
rd, dat men er in 9 van de 10 gevallen aan voor
loopt zonder te beseffen, dat een iets boven het
nringende terrein uitstekend, met sneeuw bedekt
uveltje, in werkelijkheid een kwaadaardig
derdeel van de grensverdediging vormt en dat
der de graszoden en onder het witte sneeuwkleed
loopen van diverse mitrailleurs of stukken ge-
hut dreigend voor de schietgaten opgesteld zijn.
Nederland gemobiliseerd„We" zitten en rij-
•n. En strijden! Dat is 't begin van deze excursie,
ik gehandschoende vingers vegen over de met
ibloemen bezaaide busruiten. Het woord „wijken"
innen deze vorstproducten niet. En dus duiken de
urnalisten, die zich met dikke truien, wollen ves-
n, pels- en ijsmutsen en oorbeschermers tegen de
)ude gewapend hebben in hun jaskragen., 't Uit-
cht op den weg is nihil. Voorloopig tenminste.
Doet er eigenlijk weinig toe, want deze „burger-
jke" inspectie van de grensverdediging geschiedt
ich wanneer het ruim 60 man sterke gezelschap
it de bussen is gestapt
Overal bevindt zich iets.
Zoo wordt een dorp bereikt, gelegen aan een breed
later, dat thans bedekt is met een dikke laag ijs.
le ter plaatse gestationneerde kapitein vertelt iets
ver de verdediging ter plaatse, waarbij voorop
esteld is, dat een invaller het passeer en van het
ater onmogelijk gemaakt moet worden. Wel: dat
al hem stellig niet gemakkelijk vallen. De weg over
et water ligt onder vuur, uit diverse mitrailleurs
n zoo, die in stelling gebracht zijn op die plaatsen,
aar zij het meeste effect hebben. Een zware mi-
ailleur bevindt zich in een onschuldig uitziend
ïjgebouwtje van een hoekhuis. Dat is de uiterlijke
chijn. Want als een paar planken die beschilderd
ijn met roode baksteenen, omgeklapt worden komt
et. schietgat vrij. Het „bijgebouwtje" blijkt door
zer en beton zoodanig versterkt te zijn, dat het
en directen of een indirecten treffer gemakkelijk
an verdragen. De argelooze wandelaar ziet niet,
at een uitbouwtje van een gewoon huis aan de
mgeving is aangepast: als het ernst mocht worden
al een nadering hier den aanvaller op aanzi'enlijke
erliezen komen te staan!
De bussen worden weer bemand. Volgend doel:
•en natuurlijk fort, dat gevormd is bij de samen-
;omst van een tweetal waterwegen. Op den weg er
ic-en, bindt de „pers" opnieuw den strijd tegen de
jsbloemen aan. Een fleschje glycerine geeft daarbij
itkomst. En dan kunnen de inzittenden de wer-
;elijk indrukwekkende verdedigingslijn langs het
vater volgen. Telkens weer duikt er in het wit-
Ksneeuwde land een verhooging op: een kazemat
it een in stelling gebracht kanon, dat uit de lucht
liet zichtbaar is. De kippenhokken en hooibergen,
taande bij de oude boerenhuizen, worden tijdens
en rit met geheel andere oogen bekeken dan eerst.
Seen wonder: we hebben gezien, dat de militairen
iet ver gebracht hebben in de kunst van camou-
leeren. En dus
't Natuurlijk fort: ook hier weer kazematten met
de zware en lichte mitrailleurs. „Ergens" staat hier
ook de artillerie opgesteld. Maar de plaats daarvan
blijft een geheim! Er is niemand die kans ziet dit ge
heim te doorgronden. Trouwens, het verdere ver
loop van den tocht wijst uit, dat het een onmogelijke
opgave is om werkelijk verdekt opgestelde batte
rijen en dergelijke te onderkennen 1).
(Nadruk verboden, Auteursrecht voorbehouden).
1) Ter voorkoming van misverstand zij er hier
op gewezen, dat op verzoek van 't Algemeen Hoofd
kwartier de deelnemers aan de excursie zich ver
bonden hebben om geen namen van plaatsen,
streken, rivieren en troepenonderdeelen te noemen,
dit in verband met het feit, dat één en ander strij
dig is met de militaire belangen.
Kapitein vertelt van de
redding.
(Vervolg van pag. 1.)
De „Montferland" bracht Zondagochtend 9.45
het radiosein, dat de ..Ameland" op 51 graden
45 minuten Noord en 3 gr. 18 min. Oost, onge
veer 14 mijl W.Z.W. van Schouwenbank. d.i.
28 mijl ten Zuidwesten van den Rotterdamschen
Waterweg, op een mijn was geloopen en dat de
equipage van 48 man door de „Montferland"
was opgenomen.
Intusschen was de Belgische loodsboot-no. 15
naar de plaats van de ramp gevaren, waar zij
de schipbreukelingen van boord van de „Mont
ferland" overnam, zoodat de „Montferland" haar
aanvankelijke route kon vervolgen.. en
De Belgische loodsboot bracht vervolgens de
45 niet-gewonden naar de „Zwarte Zee" en voer
met de drie gekwetsten door naar Vlissingen,
waar deze in een ziekenhuis werden opgenomen.
Om één uur kwam de mededeeling, dat de
„Ameland" snel zinkende was en om half twee
was van de Nederlandsche vrachtboot niets meer
te zien.
De „Zwarte Zee" aanvaardde nu met de schip
breukelingen de reis naar Maassluis. Om kwart
over vijf was zij aan Hoek van Holland en nadat
daar eenige formaliteiten waren vervuld, kon te
half zes aan de reede van Maassluis worden ge
meerd.
De havensleepboot „Argus" nam op haar
beurt de geredden over, omdat de 19 voet diep
liggende „Zwarte Zee", bij laag water en dat
was omstreeks dat uur de eerste uren niet in
de Maassluische haven zou kunnen komen.
Na derhalve viermaal te zijn overgestapt, na
melijk van de „Ameland" op de „Montferland",
vandaar op de Belgische loodsboot en hierna op
de „Zwarte Zee", kwamen de 45 geredden ten
slotte te zeven uur met de „Argus" te Maassluis
binnen.
Onderhoud met den kapitein van
de „Ameland".
Terwijl in de duisternis de mannen van de
„Ameland" aan wal stapten, waar een belang
stellende menigte hen opwachtte, vroeg een spe
ciale verslaggever den kapitein een kort onder
houd.
Het was de heer A. Kokké uit Rotterdam, een
stevige vijftiger, met wien wij op den aanlegstei
ger kennismaakten. Hij verklaarde zich, ver
heugd als hij was, dat allen er zoo goed afgeko
men waren, wel tot een kort persverhoor bereid.
Veel kan ik u niet vertellen, want alles heeft
zich in enkele momenten afgespeeld
bovendien, ik verlang naar moeder de vrouw, zoo
voegde kapitein Kokké er aan toe.
We wisten hem toch even mee te krijgen naar
het kantoor van L. Smit en Co., waar hij, om
ringd door diverse medebelangstellenden een ver
haal van zijn ervaringen gaf.
Hoe,staat het met de gewonden, zoo vroegen
we.
Dat valt wel mee, antwoordde de kapitein. De
bootsman Huibregtse heeft eenige ribben gebro
ken. de matroos-onder-gage Bal heeft een schou-
derfractuuren en een hoofdwonde gekregen en
een Chineesche schepeling een schedelbasis-
fractuur. Zij worden te Vlissingen verzorgd.
Voor het overige hebben nog vier leden van de
door MELIS STOKE.
O vreemde sleur, waarin de tijd verglijdt.
De klok blijft rusteloos tikken, heel den nacht,
en niets geschiedt rondom. Ik zit op wacht
en worstel tegen mijne slaperigheid.
Zoo zit ik, wakend, wachtend, uur na uur,
en controleer der anderen waakzaamheid.
De taaie worsteling met den tragen tijd
blijft ook vannacht mijn eenig avontuur.
Voor het alarm gewapend en bereid
zijn de soldaten in het wachtlokaal.
Een doffe stem vertelt een lang verhaal
van een aantrekkelijke keukenmeid.
En in de holte van de leege straat
stapt, voor mijn raam, de schildwacht af en aan.
Naar welke verten zou zijn denken gaan
terwijl hij zelf zijn twintig schreden gaat?
Wij wachten allen op een plots signaal
en zwerven allen in gedachten heen:
de schildwacht in de holle straat, alleen,
Ik met mijn klok, en zij in 't wachtlokaal.
Maar niets verroert dan 't uurwerk aan den muur
en zeurig gaat het doffe praten voort.
We hebben niets gezien, en niets gehoord,
maar blijven wakker: vier en twintig uur....
Dit waakzaam wachten, in een langen nacht
waarin iets komen kanen toch niet komt
waarin in 't eind de laatste stem verstomt
en zelfs de grappenmaker niet meer lacht....
.dit taai geweld, aan lichaam en aan geest
wordt eiken nacht door honderden gedaan,
als duizenden ter ruste zijn gegaan
De morgen gloort.en „er is niets geweest.
Er is geen vak waarin men zóóveel wacht
als dat des krijgsmans in een barren tijd:
en, triomfeerend over menschelijkheid,
verzetten we de loome zwarigheid
der lange, stille uren van den nacht.
bemanning lichte kwetsuren bekomen, maar die
zijn van zoo weinig beteekenis, dat zij zonder be
zwaar met de sleepboot naar Maassluis zijn mee
gegaan.
Hoe laat en op welke wijze werd de „Ameland"
getroffen?
Dat was omstreeks negen uur 's ochtends aan
stuurboord ter hoogte van ruim 5 (achter de
machinekamer).
Was het een mijn, die de ramp veroorzaakte?
Dat vermoed ik, maar met zekerheid valt dat
niet te zeggen, doch het was in ieder geval een
hevige ontploffing. Toen ik omkeek, vlogen de
stukken mij om de ooren. Het achterschip be
gon direct vol water te loopen en te zinken.
„De beide reddingbooten hingen klaar, maar
we konden er slechts één gebruiken omdat de
andere in het ongereede was geraakt. De ramp
gebeurde ondanks de in gebruik zijnde para
vanen, voegde de kapitein er aan toe.
Wij gingen allen met den meestmogelijken
spoed in de boot, die op 48 man was berekend,
en hebben daarin een half uurtje gedobberd.
Er was maar een lichte deining en het was hel
der weer.
De „Montferland" voer op eenigen afstand voor
ons uit en keerde onmiddellijk na de ontploffing
den steven naar ons toe.
In korten tijd waren de meeste leden van de
bemanning aan boord van de „Montferland" in
veiligheid.
Met eenige officieren van de „Montferland"
en van ons getroffen schip ben ik, toen ik zag
dat dit op de waterdichte schotten nog drijvende
bleef in dezelfde boot naar de „Amerland" terug
geroeid omdat er „Jutters" in de buurt van het
schip aasden. Ik ben toen nog even aan boord
gegaan om de voornaamste scheepspapieren van
de „Ameland" te halen. Dat heeft niet meer dan
vijf minuten geduurd. Daarna zijn we naar de
Belgische loodsboot geroeid, die inmiddels de
bemanning van ons schip overnam, om de
„Montferland" gelegenheid te geven, door te
gaan.
Om elf uur ongeveer waren we allen aan boord
van de Belgische boot, die in de buurt is geble
ven tot de .Ameland" inderdaad naar den kel
der ging en dat was omstreeks één uur, toen in
tusschen de „Zwarte Zee" was gekomen, waarop
we met uitzondering van de drie gewonden,
die op de Belgische boot bleven en naar Vlis
singen zouden worden gebracht de thuisreis
konden aanvaarden.
Over de harp en haar ontwikkeling
Van handboog tot
snareninstrument
S er wel een muziekinstrument, dat op
zoo'n roemrijk verleden kan bogen als
de harp? Reeds in de oudste tijden nam
een voorname plaats in de samenle
ving in; zij was het lieveiingsinstrument van
vorsten en vorstinnen, die veelal zelf de sna
ren betokkelden of er anders hun specialen
hofmusicus voor hadden; zij inspireerde me
nig dichter tot schoone poëtische ontboeze
ming, menig schilder tot het scheppen van
een onvergankelijk kunstwerk: Rembrandt
tot zijn harpspelenden David, de gebroeders
Van Eyck tot hun musiceerende engelen, om
slechts enkelen te noemen. En de glorie van
dit meest romantische aller snareninstru
menten heeft zich tot op den huidigen dag
weten te handhaven. Mochten er al perioden
in de geschiedenis zijn, waarin de harp op
den achtergrond scheen te zijn geraakt, steeds
wist zij zich weer vroeg of laat te verzekeren
van de plaats, waarop zij in het muzikale
leven recht had.
Terug tot de handboog.
Welken leeftijd mogen wij de harp toeschrij-
van?
Het is uit geschriften en afbeeldingen bekend
dat zij reeds bij de Egyptenaren, de Israëlieten
en de Assyriërs een geliefd instrument was.
De geboorte van de harp moet echter nog in veel
vroeger tijdperk gezocht worden. Mevrouw Rahel
Mengelberg, de begaafde harpiste van de Haar-
lemsche Orkestvereeniging, met wie wij een ge
sprek over de beteekenis en de ontwikkeling van
dit instrument hadden, zeide ons dat volgens
haar leermeester, den beroemden Duitschen mu
sicoloog professor dr. Curt Sachs, de harp reeds
bij de oervolken in gebruik moet zijn geweest. De
harp is naar zijn meening niets anders dan de
voortzetting van de handboog, het jachtwapen
van den primitieven mensch. En deze laatste
heeft, in zijn kinderlijken drang tot spelen, ont
dekt dat de bespanning bij aanraking met de
vingers een toon voortbrachtwelke ontdek
king den grondslag voor het snareninstrument
legde, want nu kwam de drang in hem op nog
meer geluiden uit zijn wapen te voorschijn te too-
veren.
WEEKABONNEMENTEN
dienen uiterlijk Wo ensdags avonds
betaald te zijn, daar de bezorgers op
Donderdag moeten afrekenen
DE ADMINISTRATIE
Met 1 Januari moest nieuw werk
boekje worden aangevraagd.
Overtreding van het rijtijdenbesluit.
Het rijtijdenbesluit eischt van iederen autobe-
tuurder bij goederen- en personen vervoer, dat
ieze een werkboekje invult: kalenderjaar, serïelet-
er en nummer worden aangeteekend op rijbewijs
)sar echter het rijtijdenbesluit eerst half Augustus
939 in werking is getreden en de werkboekjes dus
nog lang niet vol zijn, vindt een politieagent, die
naar een rijbewijs vraagt, bij tallooze bestuurders
alleen het jaar 1939 op het rijbewijs aangeteekend.
letgeen reeds tot vele processen-verbaal heeft ge-
eid.
De bond voor bedrijfsautoverkeer in Nederland
leeft zich thans tot de desbetreffende autoriteiten
ewend, erop wijzende, dat onwetendheid dat 1
anuari 1.1. alweer een nieuw werkboekje gevraagd
lad moeten worden, de oorzaak is van deze over
reding en erop aangedrongen voor het oogenblik
alechts met een waarschuwing te volstaan.
Tegelijkertijd raadt de B. B. N. iederen bestuurde:
in het autovervoer aan ten spoedigste een nieuw
werkboekje bij den burgemeester ter plaatse aan te
vragen.
NEDERLAND WAAKT. Mariniers bij de kustverdediging op hun verant
woordelijken post in dienst van het vaderland.
Egyptische harpspeelster.
(Houten figuur uit het British Museum).
De harp der eerste cultuurvolken, die met zeven
snaren bespannen was en die vooral bij religieuze
plechtigheden een factor van beteekenis vormde,
drong bij de uitbreiding der beschaving via de
Grieken naar het Westen door en naarmate de
muziek zich ontwikkelde nam ook het aantal
snaren der harp toe en werd de bouw ervan so
lider. In de Middeleeuwen is de zegetocht van de
harp een feit geworden. De barden zingen bij het
instrument, dat zoo bij uitstek geschikt is voor be
geleiding van de menschelijke stem, hun balla
den en anderzijds wordt het voor de Kerkvaders
het voorwerp van godsdienstige symboliek: de
driehoekige vorm wordt vergeleken met het men
schelijke hart, de oorspronkelijke zeven snaren
met de zeven hoofddeugden.
De Renaissance brengt den harpspeler op een
zeer'hoog plan: hij is de toonkunstenaar, die het
meest van allen gewaardeerd wordt. Gekroonde
hoofden, zoo zij zelf niet het instrument bespelen,
kiezen zich een „lijfharpist" in Engeland o.a.
Koningin Anna en Hendrik Vm, in Frankrijk
Karei VIII en Frans I. Het is begrijpelijk dat de
gewichtige plaats, die de harp in het gemeen
schapsleven van die dagen ging innemen, even
min als aan de schilderkunst, aan de literatuur
onopgemerkt kon voorbijgaan. In de periode der
Engelsche letteren, die ligt tusschen Shakespeare
en Milton, is de harp dan ook een steeds terugkee-
rend attribuut in het heldendicht. In de Fransche
literatuur is de invloed van de harp op te merken
in het oeuvre van Rabelais.
Men kan zeggen dat de harp tot aan het einde
van de 18de eeuw voornamelijk een instrument
voor den kleinen kring is gebleven. Daarna vond
zij, voornamelijk door de technische perfectionee
ring, haar weg naar de concertzaal. De Italianen
zijn de eersten geweest die, getroffen door den
warmen en lieflijken klank, naar een plaats in
het opera-orkest toekenden.
De groei van de harp.
Voordat zij dezen mijlpaal bereikte, had de
harp een belangrijken ontwikkelingsgang doorge
maakt. Tot aan de veertiende eeuw was de harp
niet veel meer dan een houten weliswaar fraai
versierd geraamte, waarop snaren gespannen
waren. Uiteraard moest een dergelijke constructie
met een beperkten toonomvang, ongeschikt zijn
voor de vertolking van gecompliceerde muziek en
dit was er dan ook de oorzaak van dat de harp
nog langen tijd het „instrument der improvisatie"
bleef. In 1720 onderging de harp een verbetering
van niet geringe beteekenis. Toen vond de luit
speler Hochbrucker uit Donauwörth een mecha
niek uit, dat de mogelijkheid schiep een harp met
zeven pedalen te bouwen, het aantal, dat zij tot
op dezen dag behouden heeft. Door deze uitvin
ding kon elke noot der toonladders gelijktijdig op
Mevr. Rahel Mengelberg, harpiste der H. O. V.
het geheele instrument met een halven toon ver
hoogd worden, hetgeen dus een aanzienlijke uit
breiding van het technische vermogen beteeken-
de. Nog een schrede verder op den weg van den
harmonischen omvang deed de Franschman Se
bastian Erard, die met zijn pedaalsysteem met
dubbele beweging de noten niet alleen met een
halven, maar ook tweemaal een halven toon ver
hoogde. Hiermede had de harp de mogelijkheid
verkregen om zich als orkest- en als solo-instru
ment een blijvende plaats te veroveren. De harp
van het systeem-Erard wordt thans door bijna
alle harpisten van de wereld gebruikt. De uitvin
ding van den Parijschen harpfabrikant Gustave
Lyon, die, om de eigenaardige bezwaren van de
voettechniek op te heffen, een constructie zonder
pedalen bedacht, heeft minder opgang gemaakt.
Dit is de z.g. chromatische harp, die voor eiken
toon een afzonderlijke snaar heeft. Om de appli-
catuur te vereenvoudigen spande Lyon de snaren
kruiselings, een denkbeeld, ontleend aan het
systeem der korte (zwarte) en lange (witte) toet
sen van een klavier. In de practijk bleken aan
deze vinding verscheidene nadeelen verbonden
te zijn. Het ligt voor de hand dat een harp met
zooveel snaren moeilijk op toon te houden is. De
chromatische harp heeft het pedaalinstrument
dan ook geenszins kunnen verdringen.
Wij vroegen mevrouw Mengelberg naar den ge
middelden duur der studie. Deze wijkt naar haar
meening niet belangrijk af van een serieuze pia
nostudie. Weliswaar dient hierbij opgemerkt dat
de harpstudie grooter inspanning van de(n) leer-
iing(e) vergt, maar daar staat weer tegenover dat
hij (zij) al heel spoedig in staat is eenvoudige
stukken te spelen, die door den aparten klank van
het instrument speler en luisteraar voldoening
geven. Ook in het orkest is de taak van de harp
zwaarder dan die der meeste andere instrumen
ten, daar zij niet tot een groep behoort en ook al
heeft zij geen speciale soli te vervullen, toch een
solistische positie inneemt.
Composities.
Evenals de harpstudie haar zeer aparte moeilijk
heden heeft, zoo stelt ook het componeeren van
solistisch werk voor de harp groote eischen aan
den componist. Vandaar dat mevrouw Mengelberg
mede hierin de oorzaak ziet dat de voor harp ge
schreven muziek beperkt van omvang gebleven
is. Het romantische karakter van de harp is in
een vorig tijdperk vooral begrepen door opera
componisten als Verdi. Puccini en Bizet, die door
het invoegen van harppartijen de sfeer en de
charme van hun werken aanmerkelijk wisten te
verhoogen. Bij de Duitsche componisten komen
harppartijen voor in „Prometheus" van Beetho
ven, Orpheus" van Gluck en „Manfred" van
Schumann. Handel schreef een concert voor harp
en Mozart een concert voor fluit en harp. Groote
aantrekkingskracht heeft de harp uitgeoefend op
de Franschen, die er aan het begin van deze eeuw
voor gezorgd hebben dat dit prachtige instrument,
dat als het ware geschapen is voor den zwierigen,
amoureuzen geest der Galliërs, van het muzikale
vergeetboek, waarin het tengevolge van de in
zwang zijnde zware orkestmuziek dreigde te ge
raken, gered werd. De Fransche avant-garde van
die dagen besefte, evenals vóór haar Hector Ber
lioz avantgardist in zijn tijd de onschatbare
waarde van het instrument met den doorzichtigen
klank. Ravel schreef zijn meesterlijk concertstuk
voor harp Introduction et Allégro, Claude De
bussy zijn Danse sacrée en Danse profane en ook
hun geestverwanten Fauré, Roussel, Pierné e. a.
kenden in hun oeuvre een voorname plaats aan
de harp toe. Zoo geschiedde het dat de harp en
de harpmuziek in het internationale muziekleven
weer de volle muzikale belangstelling kregen.
En de huidige avant-garde in eigen land?
Mevrouw Mengelberg kan tot haar vreugde ge
tuigen dat ook de jonge Nederlandsche componis
ten de beteekenis van de harp hebben ingezien.
O.a. is de kamermuziek voor harp van Henk Ba-
dings, Sem Dresden, Henri Zagwijn, Leo Smit en
Rosy Wertheim daar het sprekende bewijs van.
J. H, V.
Per auto over liet ijs van Noord-
Holland naar Friesland.
Om kwart over 3 Zaterdagnamiddag is de eer
ste personenauto over het ijs uit Noord-Holland
te Stavoren aangekomen. Het was de wagen van
den heer H. Bultsma, die vergezeld was van 3
passagiers. Men was om half drie uit Andijk ver
trokken.
Door het ijs gezakt en verdronken.
Zondagavond om zes uur is een zesjarig jonge
tje, wonende in de Derde Wittenburgerdwars-
straat op de Dijksgracht te Amsterdam, bij het
Mariniersplein door het ijs gezakt en verdronken.
De politie had in den loop van den dag de
straatjeugd reeds eenige malen van het ijs moe
ten jagen, omdat dit in verband met de scheep
vaart ter plaatse onbetrouwbaar was. Het knaapje
is in een wak geraakt en onmiddellijk in de dieö-
te verdwenen.