Als de steenen spreken konden.... Minister-president Ryti ontvangt een Nederlander. „2iotei de Soissons! IN FINLAND. Litteraire K antteekeningen. ZATERDAG 24 FEBRUARI 1940 HA ARE EM'S DAG BEAD „Hötel de Soissons". Hotel de Soissons de Parijzenaar zal u nau welijks de plaats weten te wijzen waar het eeuwen lang den wisselenden roep van vermaard, en be ruchtheid genoot. En zeer wel zou het kunnen zijn dat hem zelfs de naam onbekend bleef; want zes malen werd het befaamde huis herdoopt. Nu heet het, te nuchter voor een gebouw met een zoo ro mantisch verleden, „Bourse de Commerce". Het mag dan zoo zijn dat op dit historisch stukje grond, in het hart van Parijs gelegen, waar vor sten en koninginnen, prinsen en maitressen, adel lijke heeren en vrouwen menig bewogen lotgeval beleefden, nu de koopmanschap van Parijs zijn nuchtere zaken doet Hotel de Soissons leeft \'oort in de geschiedenis niet enkel in die van Parijs, maar in de historie van heel Frankrijk. Eeuwen geleden dan, in de 12de of 13de, prijkten een graanschuur en enkele gebouwen met den wel wat al te pretentieuzen naam van „Huize de Nesle". Even sober als de behuizing was de Vrouwe, die er als eerste in den stoet van roemruchte bewo ners haar intrek nam: Blanche de Castille. Zij had Hotel de Nesle van haar zoon, den Heiligen Lode- wijk, ten geschenke gekregen en leefde er als een toonbeeld van ingetogenheid, als wijs en krachtig Regentes, wier gratievolle gestalte algemeen be wondering en eerbied afdwong. De eenige blaam die haar kon treffen zou de liefde geweest kunnen zijn die haar bekoorlijkheid in het hart van den ridder Thibaut, Graaf van Champagne, wekte. Hij was, uitgenoodigd tot een bondgenootschap met Blanche tegen de tirannieke vazallen, naar Nesle gekomen, allerminst voornemens naar men wel beweerd heeft, in Blanche's plannen te treden. En ziet, nauwelijks is hij voor Blanche versohenen of hij weet niets anders te stamelen dan: „Op mijn woord, Vrouwe, mijn hart en mijn landen staan onder uwe bevelen; niets wat ge zoudt begeeren zal ik u weigeren en nooit, zoo het God behaagt, zal ik handelen tegen u en de uwenHet was liefde op het eerste gezicht, liefde die Blanche niet anders beantwoordde dan met vriendelijke gene genheid. Maar Thibaut verliet in diep gepeins ver zonken Hotel de Nesle. Hoofsch, naar den geest dier tijden, verhaalt de kroniekschrijver dat Thibaut's hart sindsdien vol liefde en zachtheid was en steeds vol vreugde geklopt zou hebben, was het niet dat hij, Thibaut, Koning van Navarre, teileens indachtig was geweest aan de hooge afkomst van zijn Vrouwe, die hij in den trant der troubadours en lang niet onverdienstelijk in gedichten verheer lijkte, gelijk Petrarca zijn Laura en Dante zijn Beatrice. Dichterliefde dus, dichterliefde van een ridder was het, die wist te gehoorzamen toen het scheiden heette. Eens namelijk schijnt de amou reuze Thibaut zoo openlijk van zijn liefde jegens Blanche gesproken te hebben dat zij hem, om ach terklap te voorkomen, verzocht Parijs te verlaten. Amor le veut en Ma dame m'en prie Que je m'en pars.... en de dichter van deze regels vertrok als een kloek ridder in de hoop met dit onderdanig afscheid de gunst zijner Vrouwe veroverd te hebben en merkte niet dat hij als balling ging. Hij zag zijn Blanche niet terug. In het vast besluit, haar le venseinde een voorbeeld te doen zijn van berouw en nederigheid, ontsliep ze op een stroobed, gedekt alleen met een doek van eenvoudige serge. Zoo veranderde Hotel de Nesle van bezitter. Philips de Schoone verblijdde er in 1269 Karei van Anjou mee en pas nadat het in handen was ge komen van den Boheemschen Koning Jan van Luxemburg ging het Hotel de Bahaigne heeten; vrij kortstondig trouwens, want toen Karei VI er zijn broer, den hertog van Orleans, mee begiftigd had, werd het Hötel d'Orleans gedoopt. Jaren van weelde. Waar nog immer de geest van de edele Blanche waarde deden weelde en vermaak, lichtzinnigheid en booze intrige hun intrede. Ja, Hötel d'Orleans was de allures gaan aannemen van een koninklijk verblijf, niet alleen naar het uiterlijk, dat pronkte met nieuwe gebouwen en fraaie uitgestrekte tui nen, maar meer nog van binnen: Lodewijk van Orleans en zijn echtgenoote, Valentine Visconti, bewoonden ieder een apartement bestaande uit een groote zaal, een statievertrek, een „groote" kamer, en voorts uit kabinetten, een garde-robe en een kapel. Zijn hoofdvertrek had Lodewijk doen bekleeden met het fijnste goudlaken, geborduurd met rozen van rose fluweel: Valentine op haar beurt liet haar vertrek behangen met vuurrood satijn dat zich in zuiverheid van kleur al evenzeer onderscheidde als in fijnheid van weefsel. Weelde overal: in de groote zaal beeldden wandkleeden van grootsche afmeting tafereelen uit het leven van Karei den Groote: kostbaar meubilair, ver vaardigd door de bekwaamste schrijnwerkers, sier voorwerpen bewerkt door de vermaardste goud smeden verhoogden den luister van het interieur zoo kostelijk, dat een Vorst er met ingenomenheid verkeerd zou hebben. En zoo was het dan ook: Karei VI bezocht zijn broer niet ongaarne, nam van tijd tot tijd ook deel aan de overdadige festij nen, waarmee men zich in dans en steekspel in onwaardiger bezigheid ook wel onledig hield. Niet het minst vermaakte er zich de verraderlijke echtgenoote van Karei VI, Isabeau van Beieren, vooral nadat haar gemaal, in den beruchten strijd tegen den hertog van Bretagne in het bosch van Mans. het verstand had verloren. Isabeau, die zich niet ontzag haar land aa nde Engelschen uit te leve ren, vermeidde zich bijzonder graag in den lommer van Huize d'Orleans' tuinen; en daar aldus meent men wel moet het geweest zijn, dat zij genegenheid opvatte voor haar schoonbroeder Het was bij het verlaten van dat kleine obscene verblijf, hötel Barbette, waar Isabeau haar origieën placht te feesten, dat de Hertog werd vermoord. Historische daad die Frankrijk in een jammerlij ken partijstrijd verdeelde en Parijs het tooneel „De zuil van Catherina". deed worden van zoo menig bloedbad en een zoo vreeselijken hongersnood. De kleinzoon, Lodewijk van Orleans, scheen weinig voorkeur te gevoelen voor dit familiebezit, mogelijk ook milddadig van aard te zijn. Hoe' dan ook, hij schonk galerijen en tuinen aan een reli gieuze secte, de Boetvaardige Zusters, die later Huize d'Orleans geheel en al aan haar godvrudh- tig werk dienstbaar maakten. Het waren gezusters van twijfelachtigen levenswandel, die in berouw volle boetvaardigheid vergiffenis voor hun booze daden hoopten af te smeeken. Merkwaardige te genstelling: waar eens de nederig^ Blanche den. dood der ontzegging stierf, waar eens de eersten des lands in zorgloosheid feesten, daar werden nu de zalen herschapen tot refectoria, de kamers tot cellen, en in de galerij waar de portretten der mai tressen van den hertog van Orleans herinnerden aan losbandiger leven knielden nu de boetvaar dige zusters; in de huiskapel van Blanche de Castille klonken de meest scabreuze bekentenis sen der zondaressen, onderbroken door weeklagen en berouw. Huize d'Orleans scheen zich binnen zijn steeds hooger opgetrokken, muren voor goed van het aardsche te willen afkeeren. Langer dan een eeuw nu al hielden de Filles Pénitentes er verblijf en zeker zouden ze het niet verlaten hebben als een grillige koningin niet het gansche bouwwerk voor zich had opgeëischt en de boetvaardige zus ters een ander onderdak had aangewezen. In Huize Nesle had de Deugd gewoond, in Huize d'Orleans het Berouw nu nam er de Zonde zijn intrek: Catherina de Medicis. Een bijgeloovige koningin. Werklieden trokken het kloosterverblijf binnen, slechtten en herbouwden er, opdat niets zou her inneren aan het berouw, de boete, den inkeer, die de Boetvaardige Zusters er hadden nagestreefd. Het paleis dat daar in enkele maanden tijds ver rees en pronkte met zoovele vertrekken, dat Marie de Bourbon, Eugène van Savoye, Olympe Marti- nozzi en Louise van Savoye er eigen apartementen konden bewonen, moest ook in naam getuigen van zijn vorstelijke bestemming: Hotel de la Reine! Weelde in overmaat; men sprak er over in gansch Frankrijk. Maar het meest toch wel ging aller nieuwsgierigheid uit naar de wonderlijke zuil die daar op den binnenhof verrees, een zuil van 143 voet hoogte gesierd met kronen, lisbloemen, hoorns van overvloed en een vreemdsoortig observatorium. Zonderlinge gril van Catherina? Of toch symbool van haar grenzenloos bijgeloof? Ja, men wist te vertellen (haar jongste biograaf Mariéjol zou het niet graag toegeven) dat Cathe rina de Tuilerieën, waar ze vaak langdurige ge sprekken met den beroemden astroloog Cosimo Ruggieri had gevoerd, inderhaast verlaten had, na dat zij op de vraag waar zij wel haar einde zou vinden, één veelzeggend woord van Ruggieri ten antwoord had gekregen: Saint-Germain. Och, de arme juist St. Germain! De Tuilerieën was in de parochie St. Germain-PAuxerrois gelegen Zoo vluchtte zij naar een veiliger oord, naar Hötel de Soissons om daar, ver van al wat St. Germain heette, in ongehoorde luxe, in bals en maskerades, haar angsten te vergeten. En nog wist het verle den den weg tot haai- te vinden: als de klok van de kerk St. Germain klepte, hoorde ze daarin het eerste signaal van den Barthelomeüsnacht; in droomen verscheen haar de galg waaraan een van haar eerste slachtoffers, admiraal Coligny, ben gelde. Dan, in barre angst ontwaakt, beklom ze de zuil en zocht ze in het observatorium troost in de aanschouwing van den sterrenhemel. Menigmaal als de burgers van Parijs boven in de zuil het licht zagen branden werd er gefluisterd: De Koningin, Moeder raadpleegt weer de sterren dat beduidt niet veel goeds Tijdens haar laatste levensuren ontbood zij een geestelijke, bij wien ze haar zwaar beladen gewe ten zou kimnen ontlasten; toen hij ijlings was ver schenen kon ze nog slechts enkele woorden sta melen dan gaf zij den geest. En de voorspelling van Ruggieri? Merkwaardig of niet: de geestelijke heetteSaint-Germain. Hotel de Soissons. Zeventien jaren diende Hotel de la Reine haar tot verblijf; nu ze was heengegaan kon haar „pa leis" niet eens zijn testamentaire bestemming krij gen het moest worden verkocht ter dekking van de onnoemelijke schulden die Catherina achter liet. Niet veel gunstiger was de toestand toen de volgende bezitster, Catherina de Bourbon, wier on gelukkige liefde voor Charles de Bourbon haar een marriage de raison deed sluiten met den hertog de Bar, er haar intrek nam. Ze stierf, vijf jaar later in Lotharingen. Opnieuw moest de befaamde huize, dan hotel de Princesses geheeten, ter schulddel ging worden geveild. De kooper was Charles de Bourbon, die de luttele uren van ontluikende lief de voor Catherine, beleefd in de tuinen en ver trekken van Hotel de Princesses in weerwil van zijn huwelijk-uit-baloorigheid met een der bekoor, lijkste hofdames, niet had kunnen Vergeten. Enkele malen ging het „hötel" van hand tot hand, zoo werd het dan eindelijk Hötel de Soissons, eigendom van Eugène Maurice de Soissons, die er een der knapste vrouwen van het toenmalige Frankrijk als echtgenoote binnenleidde: Olympe de Mancini, een der beroemde nichten van den Kar dinaal de Mazarin. De Kardinaal, machtiger dan zijn vorst Lodewijk XIV, had het met het oog op de toekomst niet ondienstig geacht zijn bekoor lijke nichtjes de Mancini naar Frankrijk te laten komen als uitmuntende troefkaarten der minne het spel der politiek. Nu, één zoo'n fraai aas was deze Olympe: vurige donkere oogen, bekoorlijk van gestalte, vol temperament,- geestigwat wonder dat de amoureuze Lodewijk XIV bijzonder behagen schepte in haar aanwezigheid, zij het dan ook kortstondig, zoodat zij zich al spoedig troosten moest in een huwelijk met Eugène de Soissons. Maar foei! de woning die hij haar bood, Hotel de Soissons, was toch een tè bescheiden verblijfplaats voor een nicht van de Mazarin die in diens weel derig paleis placht te verkeëren. Dus maakte Huize Soissons zich op, haar de weelde te verschaffen, waarvoor zij zich inbeeldde geschapen te zijn. Het was of de dagen van Catherina de Medicis terug keerden: de feesten schenen in getal nog te moeten onderdoen voor de intriges die Olympe het spel dei- liefde moesten helpen winnen. Herhaaldelijk be zocht de Koning Soissons, nam ijverig deel aan het menuet, maar bracht ook menig uur in intiem gezelschap van de eens verstooten Olympe door. Zelfs sprak hij haar eenmaal van liefde. Zou dan tochNieuwe teleurstelling: aldra was het een j andere, wel zeer lieftallige schoone zij, van wie een Franschman eens getuigde dat haar veel moest worden vergeven, omdat zij veel had lief gehad Madame la Vallière, die zich in 's Konings gunst mocht verheugen. En Olympe? Ze boette voor haar hernieuwde intriges met verbanning uit Pa rijs. Verlaten lag Hötel de Soissons, vei weg was de vrouw des huizes. Olympe, beschuldigd van moord door gif op haar echtgenoot. Men beweerde dat de gevangenisdeuren zich echter niet voor haar openden en haar de gelegenheid tot vluchten werd geboden op hoog bevel van Lodewijk XIV. die niet vergeten was dat de schoone Olympe in de dagen der jeugd eens zijn hart had weten te ver teederen Speculatiewoede. Een neef van Olympe, Victor Carignan, erfde de Soissons: een zinloos verkwister in een zinloos ver kwistenden tijd. Het was de bloeiperiode van de Rue Quincampoix, vanwaar John Law's financieel experiment een vloedgolf van bankbiljetten over Frankrijk had doen stroomen. Zoo voorspoedig ging het er toe, dat de spilzuchtige Carignan niet beter wist te doen dan Hötel de Soissons als bij gebouw van de Bank van John Law te verhuren, tegen grof geld. Waar eens de boetvaardige zusters berouwvol baden, vierde nu de auctiehandel hoog tij; en met Law's ondergang was meteen 't lof van Hötel de Soissons en zijn bezitter bezegeld. Victor Carignan stierf berooid, als pachter van de Opera Huize de Soissons stond te koop en geen lief hebber meldde zich aan. Leeggeplunderd door de tallooze schuldeischers stond het daar, verlaten, verminkt, vergeten, afgedankt, gereed voor den slooper. Toen het, gerestaureerd, tot korenbeurs la ter tot Bourse de Commerce werd bestemd, her innerde alleen nog de zuil van Catherina aan een bewogen verleden. Waar eens de beruchte Medicis, benard van ziel. den loop der sterren bespiedde, werpt nu op een kunstig geconstrueerden zonne wijzer de zon de schaduw van den tijd.... C. J. E. DINAUX. „Finland heeft hulp noodig, want de strijd is hard en wij moeten ons afvragen of wij het op den duur zonder krachtiger hulp kunnen volhouden." (Van onzen bij zonderen medewerker) HELSINKI. 14 Februari. Aan het hoofd te staan van de Finsche Regeering, die in dezen ontzaggelijk zwaren tijd het land leiding geven moet, is geen benijdenswaardige taak! Wie haar op zich neemt behoeft evenwicht, zelfvertrou wen, zakenkennis en snelheid van beslissing. Bovendien: een enorme werkkracht! De oorlog vergt het uiterste van de soldaten, maar niet minder van de leiders van den staat. Finland heeft sedert het begin van den oorlog het stuur in handen gegeven van den vroegeren directeur van de Finsche Bank, Ryti, die nu de zware zor gen van het Minister-Presidentschap draagt. Het was waarlijk niet gemakkelijk, toegang tot hem te krijgen, en wie zou het niet begrijpen? De laatste weken is, vooral op het front op de -Ka- relische Landengte, de strijd ontzaggelijk hevig geweest. Telkens wisten de Finnen de Russische aanvallen af te slaan, maar telkens ook wierp Rusland nieuwe troepen in het vuur en de af mattende strijd men mag het niet vergeten is er, zoo men op de getalsverhouding let, een van uiterst ongelijke partijen. Geen wonder daar om dat weerstandswil en bezorgdheid hier in deze dagen hand in hand gaan en dat de regee ring, die buitendien alle lasten draagt van voe ding, onderdak, evacuatie en wat niet al van de burgerbevolking, en die dan óók nog het werk eener landsregeering af te doen heeft, voort durend tijd te kort. komt. Niettemin vond ik Minister-President Ryti bereid mij te ontvan gen: tien minuten, die echter tot een half uur zijn uitgedijd. De Finsche premier is vooral op economisch terrein een man van groot gezag. De Finsche Bank, .aan het hoofd waarvan hij stond, moge een staatsbank zijn in dien zin, dat de Staat de aandeelen heeft en het Parlement op de gestie van de Bank toezicht uitoefent, in haar politiek is zij geheel vrij en in de allerhoogste mate heeft haar leiding invloed op den economdschen gang van zaken in het land. Minister-President Ryti mag dan ook gerekend worden tot de bouwers De Finsche Minister-President Ryti. J our nalist isehe öorlogseorrespondenties Wij zouden nog even terug willen komen op het interessante boek van Pieter van Paassen (De dagen onzer jaren) dat de vorige week in ons nummer van 17 Februari hier besproken werd. Bij de lezing van dat zoo levendig en boeiend ge schreven werk zal waarschijnlijk ook bij anderen wel eens de vraag opkomen of nu dat alles wel volkomen met de historische waarheid in overeen stemming te brengen is, dan wel of men er zich voortdurend op heeft te bezinnen dat men te maken lyeft met een aaneengeschakelde reeks persoonlijke indrukken, scherpe waarnemingen en gecontroleerde mededeelingen, waaraan echter nog wel het een en ander ontbreken kan, waar over eerst de latere historieschrijver kan beschik ken. Daarmee wil volstrekt niet gezegd zijn dat de verslaggever, in het midden van het geval staande, bewust verzinsels opdischt, maar de mo gelijkheid blijft immer bestaan dat hem bepaalde gegevens onbekend blijven die eerst later uit het duister der diplomatie worden te voorschijn ge haald en die zoo hij ze gekend had zijn oor deel allicht zouden hebben gewijzigd. Doch dat alles neemt niet weg dat men zoo frissche en pakkend geschreven opstellen als die van Van Paassen met groot genoegen kan blijven doorlezen, al voelt men zich zoo nu en dan ge drongen, zich de hierboven aangegeven reserve op te leggen. Persoonlijk lees ik ze liever dan vijftig procent der dagelijksche romanproductie, die ge meenlijk bewijst dat de auteurs noch een werke lijk begrip van de realiteit, noch een aantoon bare kracht voor een bestaanbare fictie bezitten. Het is nog niet zoo heel lang geleden en toch schijnt het alweer veraf te liggen, dat de wereld door den Italiaanschen veldtocht naar Abessynië in beroering kwam. Er gebeurde nadien alweer zooveel in ons eigen werelddeel dat het lot van den Negus Negusti bij na in het vergeetboek geraakt is en dat de her schepping van een Romeinsch imperium, van een Italiaansch keizerrijk, ons thans even koud laat als de radiouitzending van de New Yorksche Beurs iemand, die geen „pampiertjes" bezit. Is nu alles wat aan de expeditie voorafging, de afspra ken en beloften al lang te voren gemaakt en ge daan, reeds door onafhankelijke en onbevooroor deelde historici onderzocht en vastgelegd? Ik ge loof het niet maar dat verhindert niet, dat ik Van Paassen's verhaal over zijn tocht naar Addis Abe ba, zijn kijk op het karakter van Haile Selassie in de fouten, door dezen zwarten Keizer gemaakt, prachtig vind. Men leeft werkelijk geheel mee met Keizer en volk van Abessynië, die aanvanke lijk geheel in den waan verkeeren dat zij den in dringers gemakkelijk een tweede nederlaag a ia Menelik kunnen bezorgen, maar die, de adviezen volgend van Europeesche raadgevers, van hun vecht-traditie afwijken en op onbarmhartige wij ze afgeslacht worden. Al hadden dan ook de Ita lianen, de zaak in den aanvang te licht nemend, buitengewoon zware verliezen bij den opmarsch geleden, over welke verliezen echter in geen Euro- peesch orgaan iets gepubliceerd werd. Van Paas sen heeft herhaaldelijk een onderhoud met Se lassie, die hem naar zijn meening over verschil lende dingen vraagt en het kan wel eens even den indruk maken, dat voor de verhouding keizer- ■jnurnalist de gespreksvorm te sportief is, veeleer fen handige vondst lijkt om den lezer op boeiende wijze de Ethiopische problemen, de bedoelingen der indringers, het verweer der Abessyniërs voor te leggen. Van Paassen munt uit in de beschrij ving van volk en zeden en in de beschrijving der landschappen die hij doortrekt zit tusschen een weinigje pathos toch voortdurend de scherpe op merker en bovenal de natuurvriend. Tijdig, juist voor den val van Addis Abeba, verlaat hij het land. Als zijn krantenconcern hem naar Palestina stuurt om de quaesties tusschen de Joden en de Arabieren te onderzoeken, komt bij hem, den Cal vinistisch opgevoeden Hollander, zijns ondanks de sympathie voor de eersten boven. Iedere plek tusschen Hebron en Jeruzalem is hem heilige grond en hij beschrijft dit land met een moei zaam beteugelde vereering. Ook in dit gedeelte is Van Paassen's boek vol interessante beschrijving van land en volk in dat deel der wereld waar door den loop der omstan digheden een moderne staat gevormd wordt, die Europa's belangstelling zeker waard is. En door al dit verhalen van rumoer en oor logsgeweld loopen bladzijden vol rustige vertel kunst. Zoo bijv. dat gedeelte waar de schrijver den lof zingt van Parijs, in welks peripheric hij een aantal jaren zijn vaste woonplaats gehad heeft. Juist wie veel. zooals hij, gezworven heeft, is ge voelig voor dat lichte, opwekkende dat in de at mosfeer van Parijs en zijn omgeving in de lucht zit. Ook Van Paassen noteert, zooals zoovele ar tistieke naturen, dat men daar met één gulden op zak zich even gelukkig voelt als met den bui del vol schijven of een bundel blanco cheques. Tot slot dat laatste hoofdstuk waarin hij zon der sentimentaliteit maar zeker niet ongevoelig zijn bezoek, na bijna dertig jaar. aan zijn geboor testad Gorcum vertelt. Wie van de ouderen kent dat niet, die drang naar de plaatsen van zijn jeugd, die een mengeling is van nieuwsgierigheid en weemoed en bijna altijd op teleurstelling uit loopt. Gorcum is er nog en zelfs is er niet veel veranderd, en toch is Van Paassen er een vreem de geworden. Hij zoekt het graf op van oom Kees, die op zijn grafsteen een versje had laten beitelen dat eenzelfden inhoud had als Gauguin's „Van waar komen wij, waar zijn wij, waarheen gaan wij?". En de eenige levende ziel die hem herkent is de oude, gepensioneerde dienaar van den hei ligen Hermandad, van wien hij in zijn jongens jaren nog al eens een zachtzinnige vermaning op den rug ontvangen had. Dag Pieter, dag Toon, en dan keert de journalist weer naar de werelddeelen die zijn arbeidsveld zijn, terug en van Gorcum blijft nog even een stil peinzen over het voorbije bij hem hangen. En dan maar weer verder, naar den hemel weet welke nieuwe catastrofen. Ik kan den lezers Van Paassen's boek zeer aanbevelen. J. H. DE BOIS van het moderne Finland. Hij geniet zoowel in officieele kringen als in de zakenwereld een al gemeen vertrouwen. Niets is dwazer dan de Rus sische these, dat hij en de leden zijner regee ring niet op Finlands vertrouwen zouden steunen. Integendeel: de huidige regeering heeft in het parlement volstrekt algemeenen steun: zij is in menig opzicht zelfs uniek van samen stelling. Ook de 'Zweedsche volkspartij heeft er deel aan en dat feit geeft uitdrukking aan de verdwijning van oude tegenstellingen onder den druk van de huidige omstandigheden. De ontvangst was even vriendelijk als een voudig. Geen kamerbewaarder, die mij plechtig aan dient. Minister Ryti opent zelf de deur van de wachtkamer, waai- ik zit. en noodigt mij binnen te komen. Ik sta tegenover een man van middel baren leeftijd, met een scherp maar vriendelijk gezicht, dat af en toe strak wordt als de Minister over den oorlog spreekt, maar dan even plotse ling ontspant, in een wending van het gesprek, dat wij in het Zweedsch voeren: de Minister be hoort tot de groep, die even gemakkelijk Zweedsch als Finsch spreekt. Ik begin met te vragen naar de ontwikkeling van de richtlijnen in de economische politiek van Finland. Twintig jaar geleden bestonden hier diepe sociaal-economische contrasten, vandaag is er niet alléén door den oorlog! een sterke sociale ontspanning: wat ligt er tusschen? „Finland", zegt Minister-President Ryti. „was in den Russischen tijd geheel en al een agrarisch land. maar het kwam in sommige opzichten teveel achter zijn tijd aan. om zelfs op het terrein van de agrarische productie in eigen behoefte te kunnen voorzien. Wat de industrie aangaat: de was eigenlijk, van economisch standpunt be keken, een primitieve. Wij legden ons hoofdzake lijk toe op de Russische markt en die stelde, bij voorbeeld ten aanzien van papierfabrikaten, haar eigen bijzondere eischen. Onze houtzagerij kunt u nauwelijks als industrie beschouwen. Zij is maar heel weinig arbeids-intensief, en men kan gerust zeggen, dat wij in 1920 aan den opbouw van onze industrie eigenlijk nog moesten begin nen. Maar dat is dan ook gebeurd! Wij verloren in den strijd van 1918 en door de omwenteling in Sovjet-Rusland ons afzetgebied in het Oosten. Daartegenover gingen wij ons er op toe leggen, in het Westen nieuwe afzetmogelijkheden te openen en dat ls ons in zeer aanzienlijke mate gelukt, met name in Engeland. Wij moesten, om ons doel te bereiken, enorme kapitaalbeleggingen wagen en onder onze particulieren waren de mid delen daartoe niet altijd te vinden. Finland de Minister-president zegt 't met nadruk is ten aanzien van de verdeeling van het nationale in komen een merkwaardig, misschien wel een uniek land. U zult hier niet veel rijke, maar ook niet veel arme menschen vinden. De verschillen zijn kleiner dan elders. Maar het onbbreken van een groep hoogst draagkrachtige kapitalisten heeft tengevolge had, dat de Staat af en toe ri sico's van economischen aard heeft moeten nemen. Niet altijd in dien zin, dat een of andere onderneming geheel en al staatseigendom werd. Ook dat komt voor. Maar daarnaast zijn er mengvormen. Een fabriek in handen van den staat en een andere, geheel in handen van par ticulieren, hebben bijvoorbeeld samen een onder neming opgericht. Zij hebben nu ieder 49 pro cent van de aandeelen en de Finsche Bank, die zoowel van de zijde van den staat als van die van het particuliere industrieele leven vertrou wen geniet, zit met twee procent van de aan deelen op de wip. Deze ontwikkeling van ons industrieele leven die geen bureaucratische is, want de staatsondernemingen zijn gewone con- curreerende vennootschappen, is samengegaan met een hardnekkige poging om Finland op het stuk van de voorziening met. voornaamste levens middelen zooveel mogelijk onafhankelijk te ma ken van het buitenland. En ook daarin zijn wij geslaagd. Natuurlijk heeft het feit, dat de staat hier en daar rechtstreeks bij ondernemingen ge ïnteresseerd is, invloed uitgeoefend op de sociale verhoudingen. Ik moet u er evenwel op wijzen en de Minister doet het met grooten nad-ruk dat, in tegenstelling met sommiger beweringen, het particuliere industrieele leven, ook zonder staatsstlmulans. voor de verbetering van de so ciale verhoudingen veel. zeer veel heeft gedaan. Reist u maar eens naar Industriestreken en be kijkt u er. hoe de arbeiders wonen, onderzoek wat ze verdienen, hoe ze leven, en vergelijk dat alles met overeenkomstige verhoudingen elders. U zult zien. dat Finland die vergelijking door staan kan. Natuurlijk hadden wij hier de nor male spanningen, die men in elk economisch apparaat vindt, maar de overwinning van de crisis en daarna de toenemende gevaren voor den staat zelf hebben sterken invloed op de onder linge verhoudingen gehad". Minister Ryti is in den loop van zijn zakelijke, af en toe met gemakkelijk geciteerde cijfers ge- illustreerde uiteenzetting, eenige keeren door de telefoon onderbroken. Maar ik kan niet nalaten, met een enkel woord te spreken over de zorge lijke omstandigheden waaronder hij de Finsche regeering leidt. De premier stemt daafmee in. Hij spreekt den oprechten dank van de Finsche regeering uit voor de sympathie die Finland nu overal in de wereld ontmoet, en in het bijzonder voor het medeleven van Nederlandsche zijde. „Wij voelen al die sympathie als een sterken moreelen steun. Maar en even betrekt het ge zicht van den Minister-President Finland heeft hulp noodig, want de strijd is hard en wij moeten ons afvragen, of wij het op den duur zonder krachtiger hulp kunnen volhouden". Het is de klank, die men hier telkens hoort: Finland heeft zich nu twee en een halve maand met be slissend succes verdedigd tegen een overmachti- gen aanvaller, maar dat eischt een enorme in spanning en opoffering en wie durft zeggen, dat land en volk daartoe bij machte zullen blijven, indien er niet op grooter schaal hulp wordt ge boden? (Nadruk verboden. Auteursrecht voorbehouden). Oorzaak en gevolg. Oorzaak: de Groentjes in Haarlem's Dagblad heDDen succes. Gevolg het jaartotaal stijgt ieder jaar. In 1938 47068 In 1939 4859(1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 13