„BLOED VAN
AFSCHEIDSDINER AAN GENERAAL REYNDERS. BOEKEN VOOR ONZE JANTJES.
BOEDDHA"
De bBrgemeester van Enkhuizen, de
heer J. C. Haspels, hield met de
raadsleden in zijn gemeente een huis
aan huis-collecte ten bate van Finland.
De burgervader-collectant tijdens zijn
rondgang
Onder veilige hoede. Maar wie van de twee? Een aardig snapshot op de
show van St. Bernhardhonden, die Zondag te Utrecht onder groote belang
stelling is gehouden
Een korte doch felle brand woedde
Zaterdag op de derde etage van een
perceel aan de Reguliersgracht te
Amsterdam. De brandweer tijdens het
blusschingswerk
n generaal I rl, Keynders is Zaterdagavond in den Haag een afscheidsdiner aangeboden.
V.l.n.r.: generaal majoor N. T. ^Zarstens; luitenant-generaal P. W. Best; generaal Reynders en
luitenant generaal Fabïus
Het werkcomité .Mobilisatiepakket 1939" te den Haag, dat een half jaar
geleden zijn arbeid begon, heeft thans de verzending ter hand genomen van
boeken voor onze Jantjes. Het sorteeren en inpakken
Na het gebeurde met de .Altmark" in de
Noorsche territoriale wateren. Een der leden
van de bemanning, die bij het gevecht zwaar
gewond werd, wordt te Berlijn uit het vliegtuig
gedragen, dat hem naar Duitschland bracht
Na de aanvaring van de ophaalbrug over de Woudwetering te Woubrugge onderhoudt een pont thans het verkeer
tusschen beide oevers Op den achtergrond de beschadigde brug, wier herstel vier weken in beslag zal nemen
De slooping van
het voormalige
Weesperpoort-
station te A'dam
is thans in het
laatste stadiu m
gekomen. Een
gedeelte der over
kapping stort om
laag
De amateur-astronoom, de heer G W. Pieterse, verklaart de werking van een
door hem in 3'/? jaar tijd gebouwd planetarium aan den burgemeester van
Haarlem, dr. J. E. baron de Vos van Steenwijk, die dit hoogst interessant en
inaewikkeld toestel in het R K. Lyceum aan den Zijlweg in gebruik stelde
door
HAROLD WARD
5
„Rommel", riep de naderbij gekomen Dittmars
nijdig uit. „Er zijn verscheiden voorwerpen van
groote waarde bij!"
Lee nam geen notitie van de onderbreking en
ging voort: „We ontdekten, dat er een zware
hypotheek op de bezitting lag; het eenige wat we
doen konden was den boel te verkoopen, teneinde
zooveel mogelijk te redden. Ik wilde de plantage
behouden, als het mogelijk is; ik heb me in ver
binding gesteld met een firma in New-York, en
die heeft me in connectie gebracht met verschil
lende handelaren." Met. een handbeweging duidde
hij de gasten aan. „Intusschen had de advocaat,
Mr. Lukens, voorgesteld, dat ik een expert in de
arm zou nemen, om de romeh, de voorwerpen,
te catalogiseeren. Daarom engageerde ik dus
professor Dittmars. Het halssnoer viel hem direct
op, volgens hem is het echt en heeft het zeer
groote waarde. Deze uitspraak wordt bevestigd
door Page, een expert van een bekende juweliers-
firma in New-York..
„Ik vertegenwoordig Alfred, Burdick en Ru
ben", viel Jacob Lancaster hier in de rede, „en
Pendrill is van Auker en Fry."
„En de anderen?" vroeg York.
„Wij handelen voor ons zelf", antwoordde Hal
Lewis.
„Het eenige, wat ik niet begrijp," zei Dittmars
op onaangenamen toon, „ia, dat als jullie werke
lijk hier zijn gekomen cm te koopen, dat je dan
zoo weinig belangstelling toont voor hetgeen de
collecties omvat!"
Lee hief afwerend zijn hand op. „De hotel ac
comodate in Arrapahoe is verre van goed," ver
volgde hij, „vandaar dat ik ze allen uitnoodigde,
bij mij te logeeren."
„Ik begrijp professor Dittmars volkomen," viel
Lancaster in. „Natuurlijk vindt hij het vreemd,
dat wij geen belangstellen in de collectie, maar de
kwestie is, dat we allemaal de „Bloeddruppelen
van Boeddha" gezien hebben, daarom hebben we
geen interesse meer voor de rest. Als het zoover
is, zullen we daar allemaal op bieden!"
„Volgens u heeft dus niemand interesse voor de
andere voorwerpen vroeg York.
„Neen, niemand," bevestigde Lancaster, die
artikelen zijn goed voor specialisten, voor musea
en dergelijke, maar niet voor den handel." „Zou de
verkooping morgen plaats hebben?"
Lee knikte.
„Hebt u eenig idee van de waarde van de ro
bijnen?"
„Zoo stom ben ik niet, kapitein!" antwoordde
Lee. „De firma, die ik er over sprak, had er geen
interesse voor, maar ze gaven me wel de ge
schatte waarde van het snoer op."
„Wie weet wat er nog meer gestolen is," hield
Dittmars vol, „laten we nu eerst eens gaan kij
ken."
„Een oogenblik, kapitein," viel dokter Grass in,
„onze gastheer heeft u nog niet verteld, dat ik in
het gezelschap van Horace Lee was, toen hij de
robijnen ontdekte. Ik was het, die het snoer den
naam van „Bloeddruppels van Boeddha" gaf. Zou
het niet goed zijn, dat ik u, voor u uw onderzoek
voortzet, de geschiedenis van het halssnoer ver
tel?"
„Er zijn andere voorwerpen van waarde in
de safe," zei Dittmars opgewonden. „Het is onze
plicht, eerst te onderzoeken, of er nog meer ge
stolen is!"
York ging echter weer zitten, en gaf ds anderen
een teeken, hetzelfde te doen.
„Alles op zijn tijd, professor!" zei hij. „Bij on
derzoeken als deze is het dikwijls verstandig lang
zaam te werk te gaan, teneinde vlug op te schie
ten! Laten we daarom eerst luisteren, naar wat
dokter Graas ons te vertellen heeft. Misschien
brengt hetgeen hij te zeggen heeft wel licht in de
aanleiding tot de gebeurtenissen van heden
avond."
HOOFDSTUK IV.
Een rotshol in Tibet.
Dokter Grass nam een gewichtige houding aan
en richtte zijn woorden uitsluitend tot York, de
rest van het gezelschap scheen voor hem niet te
bestaan. Lee. die de geschiedenis natuurlijk al eer
der gehoord had, zat te fluisteren met Adele
Lathrop. De anderen echter, die niet wisten, dat
Dr. Graas bij de ontdekking van het snoer geweest
was, kwamen dichterbij om toch maar geen woord
van zijn verhaal te missen.
„Ik ben archeoloog", begon de dokter, „evenals
Horace Anson Lee. Zooals onze gastheer reeds
verteld heeft, was Horace een merwaardig man".
Lee keek even op, en stopte zyn conversatie
met Adele.
Zonder te kort te willen doen aan de kundighe
den van professor Dittmars", zei hij, „zou ik, in
dien ik eerder van de connecTies tusschen myn oom
en Dr. Grass geweten had, hem natuurlijk ge
vraagd hebben het werk te doen, dat de profes
sor nu voor me doet".
„Ik zou er toch geen tijd voor gehad hebben", legde
de dokter uit, „Maar dat doet er ook niet toe. Toch is
het aan deze „Bloeddruppels van Boeddha" te dan
ken, dat ik naar Oakwood Manor gekomen ben.
Van een kennis hoorde ik, dat het snoer verkocht
zou worden, en dus pakte ik den eersten trein naar
Arrapahoe. Ik ben niet van plan het snoer in andere
handen te laten komen, zoolang ik nog een cent
heb om er op te bieden. „Hij begon zijn pijp te
Stoppen en nam een gemakkelijker houding aan
Tct-n de pijp naar zijn genoegen trok, ging hij
voort: „U kent de geschiedenis van Boeddha, kapi
tein
„Zoo ongeveer", antwoordde deze, „zooveel als
iedereen er van weet, niet meer of minder. Ik
weet, dat het een godheid is, die door een zeer
groot aantal menschen aangebeden wordt
„Zoo ongeveer door honderd acht en dertig mil-
lioen!" zei Grass op indrukwekkenden toon. „Dat
is dus wel de moeite waard. Maar dat is tot daar
aan toe. Boeddha was een man met onbegrensde
kennis, en een tot godheid verheven godsdienst
leeraar. Er zijn er meerdere geweest, enkelen voor
en eenigen na Gautama. Wanneer er geen
Boeddha op aarde is, vervalt de leer, maar zij leeft
op, zoodra er weer een nieuwe Boeddha komt. De
priesters zorgen er dus wel voor, dat er een nieu
we Boeddha opstaat, als de zaken slecht beginnen
te gaan. De naam Boeddha wordt in het algemeen
toegekend aan een voornaam persoon van Ari-
schen afkomst, wiens vader koning van Kapilvas-
tu was, een oud Hindoe koninkrijk aan den voet
van het Nepaleesche bergland, ongeveer honderd
mijl ten noorden van Benares. De oude koning
was van het geslacht Sakyha, van de kaste der
Gautamas, de zoon werd dus Sakyha Mimi, de
heilige Sakyha, en ook wel Gautama genoemd. De
Arische indringers in Indië zagen neer op de Tura-
nische bewoners van het lanij en, om hun bloed
voor vermenging met deze te bewaren, schiepen
zij het kasten-systeem. Boeddha echter wilde hier
niets van weten, zijn liefde tot de menschheid was
grooter dan de vooroordeelen van zijn kaste en hg
predikte de gelijkheid van alle menschenrassen.
De Turaniers, onderdrukt door de Arische indrin
gers, volgden deze leer in grooten getale. Waar
schijnlijk werd Boeddha Gautama in 622 v. C. ge
boren, hy ontving zyn goddelijke waardigheid in
580 v. C. en stierf in 543 v. C. Sommigen beweren,
dat het Boeddha-isme veel ouder is, en ik kan u
vertellen, dat het aan Horace Lee en mij gelukt
is te bewijzen, dat dit inderdaad het geval is. Het
halssnoer, dat u in uw zak heeft, kapitein York,
heeft eens den voorganger van Gautama gesierd!"
Hij stopte een oogenblik, als om de beteekenis
van deze woorden op zijn hoorders te laten inwer
ken. Deze schonken er echter weinig aandacht
aan. York haalde het snoer uit zijn zak, en liet
het er met een onverschillige beweging weer in
glijden.
„Er zyn wel vreemder dingen gebeurd", zei hg.
,,lk veronderstel, dat u documenten hebt, om die
bewering te boekstaven?
„Daarvoor heb ik geen documenten noodig",
antwoordde dokter Grass met waardigheid. "Dui
zenden Boeddhisten weten, dat dit de waarheid
is".
„Dat werpt een nieuw licht op de zaak!" zei
York belangstellend.
„Gaat u door, dokter!"
„Het klinkt misschien als een sprookje, dat
moet ik toegeven", hervatte Grass. „Maar laat ik
liever geregeld verder vertellen. Ik was in Pu-
nakha, ziek en zonder geld, toen ik Horace Lee
ontmoette. Ik had zware koortsen, en de lui, die
bij me waren hadden er genoeg van gekregen, en
waren verder getrokken zonder zich om mij te be
kommeren. Ik was dus in benarde omstandighe
den, toen Lee op kwam dagen, en zich myn lot
aantrok. Ik weet niet, of hij medelijden met me
had, dan wel dat hg verlangde r.aar het gezelschap
van een blanke, ik denk wel, dat het laatste het
geval was. Maar dat doet er ook niet toe, ik nam
zijn voorstel, om hem te vergezellen met graagte
aan, ik kende zijn reputatie, enik zat heel
erg verlegen om geld". Hij wachtte een oogenblik,
en staarde zwijgend voor zich uit, in zyn oogen
was een vreemde, afwezige uitdrukking gekomen.
1 Wordt vervolgd^ j