„BLOED VAN
INSTALLATIE VAN HET LANDSTORMCORPS DER
AFD. LUCHTAFWEER TE ROTTERDAM.
BOEDDHA"
Voor het eerst sinds 5 Januari is de post weer per boot op Ameland aangebracht.
Voor deze bijzondere gebeurtenis bestond Yeel belangstelling
De heer L. Verhoef, kapitein van de
„Rijnstroom", welk schip, dat op weg
was van Duins naar Amsterdam, naar
men vreest, is vergaan
„Grondig" werk. Om de mijn, die in
Amsterdam gebruikt werd als collecte
bus voor het Marine-rampenfonds, te
ledigen, trok een soldaat de stoute
schoenen aan en begaf zich in het in
wendige van het overigens onschadelijk
gemaakte zeemonster
De twee postbooten
„Ameland' en „Wadden
zee", die de verbinding met
Ameland tot stand zouden
brengen, liepen op een
mosselbank. Na een ge
dwongen verblijf van 24 uur
werden passagiers en post
met een sloep van boord
gehaald en per barkas naar
het eiland gebracht
In de aula van de Rijksuniversiteit te Utrecht hield prof. J L. M Mullie, c. i.c m„ de nieuw
benoemde bijzonder hoogleeraar in de Chineesche taal en letterkunde Maandagmiddag zijn
inaugurale rede
Andermaal heeft een bom-explosie het V/est End van Londen opgeschrikt. De
materieele schade, welke aangericht werd, was belangrijk. Politiedeskundigen op
de plaats van den aanslag
Paschen nadert en reeds ziet men ze volop liggen in de winkels, de heerlijke chocolade eieren, in
allerlei verscheidenheid. - Het garneeren der traditioneele lekkernij vereischt smaak en vakmanschap
Een jeugdig modellenbouwer toont generaal J. Bongers, hoofd van den Maas-
trichtschen Luchtbeschermingsdienst, een van zijn werkstukken bij d^ opening van
de eerste Maastrichtsche Jeugdluchtvaarttentoonstelling
ben demonstratie
met luchtdoelgeschut
voor de Rotterdam-
sche autoriteiten, o w.
burgemeester mr. P.
J. Oud, ter gelegen
heid van de installatie
van het landstorm
corps der afdeeling
luchtafweer, welke
Maandag in de Maas
stad plaats vond
door
HAROLD WARD
„Hier wil ik echter liever over zwijgen," zei hij
eindelijk," evenmin zal ik er over uitwijden hoe
Lee en ik tenslotte goede vrienden werden, al
hadden we natuurlijk wel eens verschil van mee
ning, wat ook moeilijk anders kan, als je dag in
dag uit in eikaars gezelschap bent in dat god ver
laten land. Hij werd ook ziek, en het was aan mij
te danken, dat hij er weer boven op kwam, en dat
heeft me geen kwaad gedaan. Om kort te zijn, we
deden onderzoekingen hier en daar in Tibet, en
trokken tenslotte naar Lassos, met het plan van
daar een haven aan de Golf van Bengalen te be
reiken. Lee, die een zekere handigheid had om
dingen te weten te komen, hoorde daar van een
rotshol in de bergen, en dadelijk had hij er zin in,
dat eens nader te gaan bekijken. Hij vertelde me
niet veel bijzonderheden er over, anders had ik
hem zeker afgeraden, er aan te beginnen. Hoe het
ook zij, we trokken andermaal de bergen in met
een stelletje uitgezochte boeven, inboorlingen, zoo
als u begrijpen zult. Ik zal niet te veel vertellen
van hetgeen we op die tocht uitstonden, na lang
omzwerven, en na herhaaldelijk een valsch spoor
gevolgd te hebben bereikten we eindelijk de plek
die we zochten". Grass klopte de asch uit zijn
pijp en stopte haar in z'n zak, en vervolgde:
„Ergens, tusschen Lee's nalatenschap zult u Lee's
dagboek vinden, vol aanteekeningen over den toclit.
Hebt u dat gevonden, professor?" vroeg hij, zich
tot Dittmars wendend. Deze knikte bevestigend.
„Ja, het boek ligt op zijn schrijftafel, maar ik
heb nog geen tijd gehad, het te bestudeeren."
„Misschien zult u ook nog foto's vinden, die hij
gemaakt heeft, ofschoon de omstandigheden niet
gunstig waren voor het kieken, er was te veel mist
daar, weet uWe hadden het hol dan gevon
den, en we vonden inscripties, die er op wezen,
dat de voorganger van Gautama het hol als woon
plaats gebruikt had. Uit nederigheid en eenvoud
had hij dit gekozen, ver van de bewoonde wereld.
Al zijn bezittingen had hij aan de armen ge
geven, behalve één sieraad: het snoer robijnen,
dat U gezien hebt. Wij vonden zijn graf in de
buurt en achter in het hol was een beeld van hem,
dat om den hals het snoer droeg. Beeld en snoer
waren bestreken met een soort kleverige substan
tie, waarschijnlijk om het te conserveeren. Lee
zag direct de waarde van het halssnoer, hij rukte
het af en stak het in zijn zak, zonder dat de koe
lies, die aan den ingang van de grot waren blij
ven wachten dit merkten. We gingen zoo gauw
mogelijk het hol uit, want het begon al donker
te worden en we verlangden ons kamp weer te be
reiken, in de eerste plaats omdat de koelies niet
na het ondergaan van de zon in de nabijheid van
het hol wilden blijven en ten tweede omdat we
bang waren, dat de diefstal van het snoer ontdekt
zou worden. We voelden ons niet op ons gemak iil
de vrij duistere grot. Er was iets geheimzinnigs en
schrikwekkends daar moeilijk om onder woorden
te brengen. In het kamp begon Lee het snoer
schoon te maken met een lap en petroleum. De
verf, of wat het was, liet gemakkelijk los en daar
lagen de robijnen voor ons, bloedrood, levend en
fonkelend in het licht van het kampvuur! .,De
Bloeddruppelen van Boeddha!", riep ik uit. Lee was
even -opgewonden als ik. Zenuwachtig ging hij
voort met het schoonmakennet duurde tot na
middernacht, voor alle steenen schoon waren en
het snoer in zijn volle pracht voor ons lag
Weer begon Grass zijn pijp te stoppen, z'n
vingers trilden bij de herinnering aan dit oogen
blik.
„Als ik aan de rest van de geschiedenis denk,
krijg ik koude rillingen," ging hij voort, een luci
fer boven zijn pijp houdend. „Nauwelijks was Lee
met de robijnen klaar, of er klonk een geweldig
gerommel boven onze hoofden en het scheen of de
heele berg boven op ons terecht kwam. Ik begrijp
nog nooit hoe Lee en ik er het leven afgebracht
hebben. Het heele kamp was verdwenen, evenals
de grot. De heele zijwand van den berg was naar
beneden gestort! Wij dankten onze redding aan
het feit, dat onze tent aan het eind van het pla
teau stond, dicht bij den rand. Wij namen zooveel
mogelijk proviand mee, onze wapens en aantee-
keningen, en begonnen onzen tocht naar de kust.
Maar van dat oogenblik af scheen alles verkeerd
te gaan. Het leek wel of de duivel ons achterna
zat. Een paar maal werd er op ons geschoten en
een anderen keer suisden er in het schemerdonker
een paar messen om onze oorenNooit zagen
we onze achtervolgers. We bereikten Calcutta heel
huids en pakten daar een boot naar huis. Maar
ook aan boord waren we niet veilig, Lee kreeg op
een nacht een klap op z'n hoofd, gelukkig had hij
de robijnen aan den purser in bewaring gegeven.
Zelfs toen we in New-York waren, gaven onze
vervolgers het nog niet op. Onze bagage werd her
haaldelijk heimelijk onderzocht. Lee en ik kregen
verschil van meening, niet ernstig, maar toch
voldoende om uit elkaar te gaan. Hij bood de ro
bijnen aan verschillende juweliers aan en daar was
ik tegenIk heb hem nooit meer terug gezien.
In de krant las ik van zijn dood, later hoorde ik,
dat het halssnoer verkocht zou worden."
Hij haalde zijn schouders op, als wilde hij daar
mede van het onderwerp afstappen.
„Volgens u was het verkeerd, dat Lee het hals
snoer aan anderen liet zien?" vroeg York.
Grass dacht na.
„Iemand volgde ons", zei hij ontwijkend. „Het
was heiligschennis, toen we dat Boeddha-beeld in
Tibet beroofden. Iedere Lama in Tibet zou moeite
doen, het halssnoer weer in zijn bezit te krijgen,
want zoolang het in handen van een ongeloovige
is. rust er een vloek op."
„Wat zou u doen, dokter, als het u gelukt, het
te koopen?" vroeg York ernstig. Grass ant
woordde niet direct.
„Misschien zou ik het weer aan de Lama's in
Tibet verkoopen", zei hij tenslotte.
Een oogenblik heerschte er stilte in den kring.
York haalde het snoer wederom uit zijn broekzak
en liet de steenen langzaam van de eene hand in
de andere glijden,
„U is een expert, nietwaar, meneer Page?"
vroeg hij.
Page knikte. Onverschillig wierp York het snoer
naar den jongen man, die het handig opving, met
een verwonderden blik over de zorgelooze wijze,
waarop da kapitein het kostbare voorwerp be
handelde,
„Bekijk het maar eens", zei York. „Het zal u
niet veel moeite kosten te ontdekken, wat ik
Page keek een oogenblik naar de steenen, een
trek van verbazing gleed over zijn gezicht.
„Valsch!riep hij onthutst uit.
York knikte.
„Zoo valsch als een prul uit een vijf-cents ba
zar!" zei hij,
HOOFDSTUK V,
In het
Dittmars gaf een heeschen schreeuw, zijn stem
klonk tegelijkertijd met die van dokter Grass. De
beide mannen liepen op York toe, duwden hem
opzij en trachten het halssnoer uit Ps,ge's handen
te rukken. Beide handen gingen tegelijk omhoog,
Dittmars was iets vlugger, hij ontrukte de robij
nen aan den jongen expert. Dan, zich een weg ba
nend door de opdringende gasten, liep hrj naar de
groote lamp, ten einde ze onder het licht nauwkeu
riger te kunnen onderzoeken. Maar voor hij zoover
was, deed Grass nog een poging om ze hem te ont
rukken. Een oogenblik worstelden de beide man
nen om het bezit, toen liet Grass los.
„U heeft gelijk", zei hij gelaten, zijn voorhoofd
afvegend, „dat zijn niet de echte bloeddruppels van
Boeddha!"
Dh-uiars wilde het ook niet gelooven. Hij on
derzocht de juweelen zorgvuldig, terwijl een uit
drukking van verbazing op zijn gebaard gelaat
kwam. Hij keek Lee pathetisch aan, toen liet hij
het snoer uit z'n handen vallen. York, die de re
acties van de verschillende omstanders scherp in
de gaten hield, bukte zich en liet de robijnen weer
in zijn broekzak glijden.
De kleine professor staarde nog steeds stom
verbaasd naar Lee.
„Hoe is het mogelijk," riep hij uit, „dat een
expert als ik door zoo'n imitatie op het dwaal
spoor gebracht ben!" Woedend keek hij naar York,
alsof die de schuldige was. Toen, door een plotse
linge impuls gedreven, keerde hij zich om, rende de
hall door en verdween door een deur in het ach
terhuis.
York zag Lee vragend aan. „Waar is h^j naar
toe?" vroeg hij.
„Naar het museum", antwoordde deze, „ik be
grijp niet
„Natuurlijk niet," snauwde deze. „Vlug, hem
achterna!"
Beiden renden ze "naar de deur, waardoor Ditt
mars verdwenen was, gevolgd door de anderen.
De professor was al bezig het slot van de safe t»
openen, toen de anderen zich bij hem voegden.
Zenuwachtig zocht hij de combinatie, tenslotte
lukte het, en de zware stalen deur zwaaide open.
Een tweede deur opende hij met een sleutel, toen
draaide hg pas het licht op.
„Uw oom heeft de noodige voorzorgen genomen
bij het opbergen van zijn schatten," merkte York
droog op.
Lee haalde zijn schouders op, maar antwoordde
niet.
Horace Anson Lee had voor het onderbrengen
van zijn schatten een vertrek aan den achterkant
van het huis laten bouwen. Het was een vierkant
vertrek, één verdieping hoog, opgetrokken van
steen, met een betonnen vloer en getraliede ramen,
de wanden waren glad en wit geverfd, zonder
eerrige versiering.
(Wordt vervolgd), i