„BLOED VAN
DE „GRAND NATIONAL". VOORJAARSRIT VAN DE K.N.M.V.
BOEDDHA"
Het regiment grenadiers heeft nieuwe
schildwachthuisjes gekregen, die ge
schilderd zijn in de regimentskleuren
Tijdens oefeningen van den Haagschen luchtbeschermingsdienst demonstreerde
de vrouwelijke brandweer op kranige wijze, dat zij voor haar taak berekend
is
Aan den grooten voorjaarsrit van de K.N.M.V. werd door niet minder dan drie honderd vijftien
riirlpr": rlpelopnomen De start vond plaats op de Parade te Den Bosch. Een overzicht
De minister van Koloniën, Z.Exc. Ch.
J. I. M. Weiter, vierde Zaterdag zijn
zestigsten verjaardag. Bij aankomst
aan zijn departement werd de jarige
minister door een collectrice van het
Haaqsch-Crisis Comité aangehouden en
bracHt hij gaarne een offer voor het
goede doel
De hockey-teams van Nederland en België, die elkander Zondag in de hoofdstad bekampten,
waarbij onze vertegenwoordigers een 3 0 zege behaalden
Lord Woolton, de nieuwe Engelsche minister
voor de voedselvoorziening, in zijn werkkamer.
Hij is de opvolger van mr. Morrison, die be
noemd is tot directeur-generaal der Engelsche
Posterijen
De ..Grand National Steeplechase" te Aintree, Liverpool werd
gewonnen door „Bogskar". Het „veld' neemt een der hindernissen
Luitenant-generaal
Sillevis, die de
finishvan den voor
jaarsrit der K. N.
M.V. te Utrecht
bijwoonde, onder
houdt zich met
twee militairen,
die den tocht vol
brachte
Burgemeester F. van Lanschot opende in Den Bosch de tentoonstelling .Beter
schoeisel en betere reparatie". De burgervader interesseert zich voor een
paar pantoffels
door
HAROLD WARD
34
„Ik zal het uitleggen", zei ze zacht.
Hij knikte. „Graagu zult hegrijpen in wat
Voor'een moeilijke positie ik hierdoor gekomen
benhet is ontzettend te moeten denken dat
de vrouw die men lief heeft medeplichtig is aan
de afschuwelijke misdaden
Met een handgebaar legde ze hem het zwijgen
op.
„Ik kan me begrijpen, wat u denkt", zei ze aar
zelend, „ik geef toe dat de schijn tegen me ls.
Maar die flesch is van Lydia! U overrompelde me
toen u vroeg wat ik met een flesch chloroform op
mijn kamer deed. De flesch is niet van myLydia
heeft dikwyls last van ontzettende hoofdpijnen...
ze kan er niet van slapen. Ze heeft de chloroform
van een dokter gekregen, ze doet een paar drup
pels op haar zakdoek en legt die op haar neus, dat
kalmeert haar. en dan valt ze In slaap".
Ze hield op en keek hem smeekend aan.
„U gelooft me toch?"
„Ga door", zei hij haastig, ,.u brengt me mis
schien op een idee!"
„De eerste nacht dat we hier waren had ze een
dergelijken aanval, ze vroeg me haar te helpen,
ik druppelde wat chloroform op haar zakdoek...
toen ze in slaap gevallen was sloot ik de flesch
weer en legde deze geloof Ik in haar koffer
Ze aarzelde een oogenblik... Nee... toch niet... ik
zette de flesch op de toilettafel"
„Hebt u hem daarna nog weer gezien of in han
den gehad?"
„Nee, zoover ik weet nietmaar ik heb er
natuurlijk ook verder niet op gelet!"
Buiten hoorden ze Lydia's stem. Ze kwam de
trap op en had zich omgekeerd om iets tot iemand
beneden in de hall te zeggen.
York deed de deur open en riep haar.
Met een vragenden blik op Carol en York kwam
ze binnen. De kapitein sloot de deur achter haar,
en wees naar de flesch.
„Hebt u die flesch eerder gezien?" vroeg hy, een
onverschilligen toon in zijn stem leggend.
Ze keek er even naar en knikte toestemmend.
„Ik geloof het wel." zei ze, „het schijnt mijn
chloroformflesch te zijnmaar de mijne was
bijna vol en deze is leeg!" Ze strekte haar hand
uit om de flesch op te pakken, maar York hield
haar tegen.
„Ik kan het niet zeker zeggen, voor ik weet dat
de mijne er niet meer is." ging ze voort. „Ik heb
een paar dagen geen chloroform gebruikt
sinds de eerste dag dat we hier waren niet, meen
ik. En de eene medicijnflesch lijkt nogal op de an
dere, niet?"
„Wilt u het direct even nakijken op uw kamer?"
vroeg York.
Ze ging de kamer uit en was binnen een paar
minuten weer terug.
„Myn flesch is er niet meer", zei ze. „ik kan hem
tenminste nergens vinden. Den eersten nacht dat
ik hier was heb ik het gebruikt voor een van m'n
hoofdpijn aanvallen, Carol zal zich dat herinneren."
Ze wendde zich tot Carol. „Weet je nog. Carol,
jij hebt de chloroform op m'n zakdoek gedruppeld.
Waar heb je de flesch toen gelaten?"
„Ik meen op de toilettafel." antwoordde deze.
Lydia dacht na. „Er is iets waaraan ik mijn
flesch kan herkennen", zei ze aarzelend, „wilt u die
proef nemen?"
York gaf niet dadelijk antwoord. „Goed," zei hy
tenslotte, „wat moet ik doen?"
„Een tijdje geleden was ik aan het praten met
iemand, terwijl ik die flesch in myn hand had. Ge-
dachtenloos prikte ik toen gaatjes in de oogholten
van het doodshoofd op het etiket."
York nam de flesch voorzichtig op en ging er
mee naar het raam. Een tevreden glimlach trok
over zijn gericht.
„Het is uw flesch". zei hij opgelucht, „de spelde-
prikken zijn, waar u gezegd hebt ze gemaakt te
hebben! Maar hebt u eenig idee hoe die flesch
verdwenen kan rijn uit uw kamer?"
„Geen flauw idee!"
„Weet u zeker dat u hem niet aan de een of an
der hebt uitgeleend?"
Ze schudde haar hoofd beslist. „Neen. Den laat-
sten keer dat ik hem gezien heb was toen Carol me
geholpen heeft. Het is mogelijk, dat hij daarna op
de toilefttafel Ls blijven staan, maar daar let je na
tuurlijk niet op."
York stapte op Carol toe en strekte zijn hand
uit.
„Wilt u me vergeven?" vroeg hij.
„Waar nu weer voor?" antwoordde ze glim
lachend.
„Omdat ik u een oogenblik heb verdacht."
„Maar het is nog niet opgehelderd," zei ze ern
stig. „Het eenige wat u bewezen hebt is dat Lydia
er niets mee te maken heeft."
„Volgens mij is het duidelijk dat u geen van
tweeën er iets mee hebt uit te staan. Bovendien
heeft dit gesprek myn vermoedens bevestigd, wie
de werkelijke dader van de misdrijven is.. Ik had al
lang een vermoedennu ben ik er zeker van!"
De beide meisjes keken hem nieuwsgierig aan.
„Als dat zoo is, dan ben ik blij dat u mij ver
dacht!" zei Carol toen.
Hij nam haar hand en drukte die lang. Een
oogenblik scheen Carol te aarzelen, toen sloeg ze
plotseling haar armen om zijn hals, en drukte haar
lippen op de zijne.
Lydia keek stomverbaasd toe. „V/el, wel, wel!"
barstte ze toen uit. De twee gelieven zagen en
hoorden haar niet, nog steeds verwonderd wacht
te ze een oogenblik of ze nog iets zeggen zouden,
maar de twee schenen haar bestaan volkomen
vergeten te zijn. Glimlachend ging ze naar de deur
en sloot die zacht achter zich toe.
Na een minuut of tien klopte ze. „Kan ik binnen
komen?" vroeg ze, „ik geloof, dat ik m'n zakdoek
heb laten liggen!"
York staarde haar eenigszins schaapachtig aan.
Lydia grinnikte en ging naar Carol, die ze har
telijk omhelsde.
Toen wendde ze zich weer tot York.
„U hebt lipafdrukken op uw gezicht, kapitein,"
zei ze, en poetste met haar zakdoek over zyn
wangen.
„En Carol, je haar zit heelemaal in de war!
Bovendien hoorde ik zoo juist dokter Fay zeggen
dat hij komt om het lichaam te onderzoeken!"
HOOFDSTUK XXVIII.
York verklaart iets.
Fay kwam binnen. York legde zijn vinger op
de lippen, en Lydia knikte begrijpend. Zij ging
met Carol naar beneden, terwyl York met den
lijkschouwer naar de kamer van den vermoorden
dokter Grass ging.
Samen onderzochten ze Grass' bezittingen,
maar zij vonden- niets van beteekenis. In zijn bin
nenzak zat een rolletje biljetten van honderd dol
lar, verder troffen ze, behalve een ring met ver
scheiden sleutels niets in zijn pak aan. In zyn kof
fer waren slechts eenige overhemden en wat lin
nengoed.
„Ziet u er watbijzonders aan, dokter?" vroeg
York.
Fay keek verwonderd op. „Nee", antwoordde hy,
„wat is er dan?"
„Alle merken rijn van zijn goed verwijderd. Wat
zegt je dat?"
„Wel, waarschijnlijk wilde hy rijn indentiteit
verborgen houden!"
„Een tien!" grinnikte York. „En nu nog wat an
ders!" hy hield de sleutelring omhoog en zocht er
een sleutel uit.
„Als ik me niet sterk vergis zal deze sleutel
passen op de deur van het museum!"
„Maarbegon Fay, maar York stopte hem.
„Even wachten", zei hy. Een stempelkussen uit
zijn zak halend drukte hij de vingertoppen van
den vermoorde er tegen aan, en nam daarna de
afdrukken op een stuk wit papier. Hij bekeek de
afdrukken even en stak daarna het papier en de
sleutels in zijn zak.
„Zoover klopt het", mompelde hij.
York ging naar het raam en keek neer op het
platte zinken dak van het museum. Hij huiverde
toen hij aan zijn eigen ondervindingen van een
paar uur geleden dacht. Daarna ging hij naar de
gang en keek uit het venster naar den grooten
eik. Het touw, waaraan hij zou zijn opgehangen
bengelde nog aan een tak. Hij tastte naar zyn nog
pijnlijken hals en ging terug naar Fay.
In de kamer liep de kapitein eenige oogenbllk-
ken heen en weer, rijn onafscheidelijke pijp in den
mond, toen knielde hij naast het lichaam neer.
„Is hij onmiddellijk dood geweest?" vroeg hy
den dokter.
„Nee, de steek is natuurlijk doodelijk geweest,
maar het is mogelijk dat hij nog een of twee mi
nuten geleefd heeft".
Iemand klopte aan de deur, het was Tim. Toen
York de deur open deed ging hij achteruit, om
niet in de kamer te kunnen kijken. Hij vroeg of
York het ontbijt op zijn kamer wilde hebben. De
ze woorden herinnerden York er aan dat hy sinds
den vorigen avond niets gegeten had. Hij verteld®
Tim dat hij binnen een paar minuten beneden zou
komen. Fay had ook wel trek in eten, samen gin
gen ze naar beneden, nadat ze den politieman op
ae gang strikte orders gegeven hadden dat nie
mand het vertrek mocht betreden.
Lee en rijn zuster waren, met de gasten, in het
woonvertrek. Allen keken op toen York binnen
kwam, hij knikte, maar niemand zei iets. York
lette speciaal op Pendrill. Deze zat zenuwachtig
op zyn nagels te bijten, en er was iets 'in zyn
oogen dat York niet aanstond.
Fay en de kapitein gingen naar de eetzaal en
zetten zich aan de groote tafel.
(Wordt vervolgd)1.