Si®*
ustvaarder op een mijn
gelooperr
Het gerucht onze
ergste vijand.
Steradentw^
NIEUWS IN 'T KORT.
A AND AG IS APR It 1940
HASREEITS DAGBEXD"
3
Vermoedelijk drie slachtoffers.
apitein ging aanvankelijk mef
hel schip naar de diepte.
Zaterdagmiddag: arriveerde op de reede van
VÜssingen een buitenlandsch stoomschip, aan
I waarvan zich bevonden de kapitein, de
lieer J. Pinkster uit Groningen en de stuurman
j. Schutte uit Kampen, van het motorschip
Velocitas", dat Vrijdagavond om kwart voor
elf nabij de Engelsche kust op een mijn is ge-
loopen en vrijwel onmiddellijk is gezonken. De
overige drie leden van de bemanning, de 53-
grige machinist H. Kamp uit Amsterdam, de
13-jarige matroos C. Harms uit IJmuiden en de
!7-iarige kok P. A. D. van het Padt uit Amster-
jam, die op het moment van de ontploffing in
]e kooi lagen, zijn, naar wordt aangenomen, bij
leze ramp om het leven gekomen.
iet motorschip „Velocitas" mat 197 bruto regis-
ton en behoorde toe aan de reederij Polder te
oningen. Het was gebouwd in 1932.
let schip was Vrijdagavond met een lading steen-
il uit Engeland vertrokken met bestemming Ant-
rpen. Door onbekende oorzaak liep het schip om
art voor elf op een mijn, waardoor de voorsteven
jwel geheel werd weggeslagen. Binnen enkele
onden was h"t schip gezonken.
Dc stuurman en dc kapitein, die zich aan dek
levonden, werden door de kracht van de ont-
iloffing over boord geworpen. De stuurman
vist reeds spoedig de eveneens over boord ge-
jagen reddingsboot te bereiken en daarin te
tlimmen. De kapitein echter raakte verward in
iet hekwerk en ging aanvankelijk met het schip
in de diepte. Gélukkig wist hij zich echter
jnder water te bevrijden en met behulp van
ijn zwemvest drijvende te houden.
'oen de stuurman eenmaal in de reddingsboot zat,
chtte hij met de eventueele overlevenden door
pen in contact te komen. De kapitein, die toen
ds een half uur in het water lag, hoorde deze
ten en wist door terug te roepen de aandacht
den stuurman op zich te vestigen. Het kostte
stuurman in de dikke duisternis echter groote
eite den kapitein te vinden. Toen ook de kapi-
in de reddingsboot was geklommen, trachtten
de mannen, na aanvankelijk nog naar de overige
leden van de bemanning gezocht te hebben, den
te bereiken. Zaterdagmorgen omstreeks negen
werden zij opgemerkt door een stoomschip, dat
naar Vlissingen heeft gebracht, waar zij Zater-
(middag omstreeks vier uur arriveerden.
Van bevoegde militaire zijde schrijft men
ins:
In deze dagen, nu de spanningen buiten
nze grenzen Nederland meer dan ooit voor-
ereid vinden op iedere eventualiteit, is het
erucht onze ergste vijand.
Het gerucht immers veroorzaakt ook daar
pannirigen, waar daarvoor geen enkele aan-
eiding bestaat. Het blaast alledaagsche fei-
en op tot bedenkelijke symptomen en wijst
tormale gebeurtenissen aan als teekenen
'an dreigend gevaar..
Zoo is door sommigen zelfs de nachtelijke
xilitaire oefening, die Vrijdag in Den Haag
;erd gehouden, opgevat als een zoodanig
eeken. Wie echter dergelijke opvattingen
erkondigt heult met onzen vijand het ge-
ucht! Oefeningen van een gemobiliseerd
eger bewijzen uitsluitend, dat dit leger zijn
ewonen dagelijkschen plicht doet. Dit doet
aen toch overal. In plaats van hierin een
jreiging te zien, hoort men dit op te vatten
Is een geruststelling.
Dat de Nederlander gerust kan zijn in het
lesef beschermd te worden door een krach-
ige en vaardige weermacht, zal hem thans
n ook later werkelijk uit nog wel meer oefe-
lingen van die weermacht blijken
Uiterst lichtvaardig gerucht
tegengesproken.
De regeeringspersdienst meldde Zaterdag
avond:
Heden viel een nieuw voorbeeld te signa-
jeeren van het in omloop brengen van een
uiterst lichtvaardig gerucht met betrekking
tot ons land.
I Het te Washington verschijnende blad
i,Evening Star" vermeldde, naar de Duitsche
fadio mededeelde, dat een troepentransport
Engeland had verlaten. Het Amerikaansche
blad trok daaruit op eigen gezag de conclu-
eie, dat dit troepentransport op weg zou zijn
Haar Noorwegen of.... naar Nederland.
Behalve door de Duitsche radio werd deze
inede deel in g Zaterdagavond ook verder ver
spreid door het Berlijnsche dagblad „Nacht-
jiusgabe".
I Waarschijnlijk heeft hierop betrekking het
pm 8.20 Ned. tijd door de Britsche radio uit
gezonden bericht, dat uit Duitsche bron op-
Jiieuw geruchten komen als zoude van Brit
sche zijde een aanslag worden voorbereid op
Nederland. Daaraan werd door de Britsche
radio een even stellige als ondubbelzinnige
tegenspraak toegevoegd in dezen vorm:
Dit is zulk een fantastische onzin, dat nie
mand buiten Duitschland er ook maar een
pogenblik geloof aan zal hechten, aldus de
Britsche radio.
De tegenspraak is nog door een ongeveer
gelijkluidende tegenspraak van Reuter
gevolgd.
Bemanning van „Kemphaan" iu
goeden welstand.
>e K. L. M. heeft uit Berlijn officieel bericht ont-
igen dat de bemanning van het vliegtuig „Kemp
in", dat zich te Oslo bevindt, zich in goeden wel
ad bevind' Het vliegtuig is bil de luchtaanvallen
leschadigd gebleven n is nog vliegklaar. De be-
inning bestaal uit gezagvoerder E. van Dijk, ra-
-telegrafist Suttorp, boordwerktuigkundige Jung
steward Meijer.
Het luchtgevecht bij de Nederlandsche Oostgrens. Het bij Babberich neer gestor-te Engelsche vliegtuig.
Geallieerde legaties uit Kopenhagen
reisden door ons land.
Met een specialen trein, bestaande uit een aantal
Deènsche eerste klasrijtuigen en bagagewagens,
alsmede enkele Mitropa-slaaprijtuigen, zijn in den
nacht van Zaterdag op Zondag in ons land aangeko-
i de gezanten van Engeland, Frankrijk en Polen
in Kopenhagen. Zij werden vergezeld door de leden
hunner legaties met hun gezinnen, een gezelschap,
dat in totaal bestond uit ongeveer 170 personen.
Hierbij waren 90 Engelschen, 60 Franschen en 20
Polen.
De trein, welke 'Zaterdagmorgen om tien uur
uit Kopenhagen was vertrokken en via Fleis-
burg en Hamburg naar ons land reed, kwam Zater
dagnacht ruim half één in Oldenzaal aan. Reeds op
dit station hadden de Nederlandsche autoriteiten
uitgebreide maatregelen getroffen, welke ten doel
hadden het korte verblijf van het gezelschap in ons
land zoo prettig en ongestoord mogelijk te doen
zijn.
Toen de trein aan het eerste perron was gestopt,
bleef het grootste gedeelte der reizigers in de wa
gons. Velen van hen sliepen. Een klein aantal begaf
zich naar de wachtkamers."Zij maakten onmiddellijk
an de gelegenheid gebruik telegrammen te ver
sturen of telefoongesprekken te voeren. De afzet
ting van het perron was streng, niemand werd toe
gelaten, ook niet in de wachtkamers, die kort voor
de aankomst van den trein waren ontruimd.
Om de pasformaliteiten zoo snel mogelijk .te doen
verloopen en om het de reizigers niet lastiger te
maken dan strikt noodig was, hadden zich Zaterdag
avond reeds enkele Nederlandsche douane-ambtena
ren naar het Duitsche grensstation Bentheim bege
ven. Bagage-onderzoek had niet plaats; alleen de
passen werden gecontroleerd.
Het oponthoud in Oldenzaal duurde tot Zater
dagnacht ongeveer vier uur. Op dat tijdstip zette
de speciale trein zijn reis voort naar Den Haag.
IN DE RESIDENTIE
V Reeds heel vroeg Zondagochtend had de Haagsche
politie in samenwex-king met de militaire autoritei
ten op het station Staatsspoor de noodige ordemaat
regelen genomen.
Toen de trein, die om zeven uur het station bin
nenreed, stilhield, begaven de meeste reizigers zich
naar de wachtkamers en restauratie, waar voor de
aankomst van deze bijzondere gasten alles in ge
reedheid was gebracht, zoodat het hun aan niets be
hoefde te ontbreken. Enkelen begaven zich buiten
het station naar het gezantschap van hun land,
waartoe de gelegenheid was, want het oponthoud
duurde drie uur.
HET VERTREK
Tegen 10 uur was het weer bedrijvig op het twee
de perron van het Staatsspoor-station.
Door de goede zorgen van de Nederlandsche
spoorwegen stond in den Haag een tweede trein,
waarin de reizigers tijdens het oponthoud waren
overgestapt. Treinpersoneel had de bagage overge
laden. De trein waarmede men gekomen was bleef
in Den Haag staan en zal leeg naar Denemarken
teruggaan.
Precies op den vastgestelden tijd, om zeven minu
ten over tien, zette de trein zich in beweging.
In Brussel zou het Engelsche deel van de passa
giers overstappen en aldaar overnachten om morgen
van Oostende naar Engeland scheep te gaan.
De Franschen en Polen zouden doorreizen naar
Parijs.
Griep,,„,«4-
rlïit*'80116- Voort» O" „Jl
(Adv. Ingez. Med.)
Oin een onvoorzichtig voetganger
te sparen.
Ernstig motorongeluk het gevolg.
Zaterdagavond reed op den Rijksweg onder
Ede een auto uit de richting Ede naar de Klomp,
toen op een gegeven oogenblik een voetganger
dwars den weg overstak. Om dezen man te spa
ren remde de autobestuurder krachtig, waarbij
hij een hevigen klap hoorde. Hij stopte en ging
kijken wat er was gebeurd. Het bleek, dat een
motorrijder, die vermoedelijk vlak achter de auto
had gereden, door het remmen met den wagen
in botsing was gekomen. De man, W. P. uit Maas-
bree. hac! verschillende ernstige verwondingen
op'geloopen o.a een schedelbasisfractuur. Zijn
toestand is levensgevaarlijk.
Eenige uitbreiding van den
staat van beleg.
De regeeringspersdienst meldt:
Bij Koninklijk Besluit van 1 November 1939 is,
voornamelijk in het Midden, Westen en Zuid-Oos
ten des land, een aantal gemeenten in staat van
beleg verklaard.
Bij een Zaterdag verschenen Koninklijk Besluit
is hieraan uitbreiding gegeven, in dier voege,
dat thans in het Zuiden (Noord-Brabant) en in de
Noordelijke en Oostelijke provinciën een verdere
strook in staat van beleg is verklaard.
Jhr. L. J. Quarles van Ufford
overleden.
Op 88-jarige leeftijd is te zijnen huize te 's-Gra-
venhage overleden jhr. L. J. Quarles van Ufford,
eere-voorzitter der Ned. Ver. tot bescherming van
dieren en voorzitter van den raad van beheer der
S. B. Criellaertsstichting ter verspreiding van ge
schriften op dierenbeschermend gebied. De over
ledene was een der groote figuren in den arbeid
der Nederlandsche dierenbescherming. In 1887
trad hij in 't hoofdbestuur, waar hij al dadelijk zijn
krachten ontplooide op velerlei gebied. In 1889
werd hij penningmeester van het hoofdbestuur,
daarna aanvaardde hij het voorzitterschap tot 1919,
terwijl hij in dat jaar tot eere-lid der vereeniging
werd benoemd en in 1926 de onderscheiding werd
eere-voorzitter ontving. Bij die gelegenheid werd
hem de gouden medaille van de vereeniging uitge
reikt. Van tal van commissies van het hoofdbestuur
bekleedde hij het voorzitterschap.
De overledene was officier in de orde van Oranje
Nassau.
De begrafenis zal plaats hebben Dinsdag a.s. half
drie op Oud Eik en Duinen te 's-Gravenhagë.
WEEST ZUINIG OP UW
KU NS TGEBIT!
Reinig hét dagelijks met
(Adv. Ingez. Med.)
Man doodt zijn niebt.
Drama bij de Belgisch-Nederlandsche grens.
Zaterdag heeft zich in het plaatsje Ophoven
in België een drama afgespeeld, dat een vervolg
heeft gehad in de Nederlandsche gemeente
Thorn, die ten Zuiden van Weert ligt. De onge-
veer dertigjarige mijnwerker P. H. heeft eerst
zijn nicht in Ophoven, met wie hij sedert eenige
jaren intieme relaties onderhield, gedood en
daarna heeft hij zelfmoord gepleegd.
H. is werkzaam in de mijn „Maurits", doch ver
moedelijk had hij Zaterdagochtend vrij. Hij begaf
zich naar Ophoven om een bezoek te brengen aan
zijn nicht H. H. S., echtgenoote van zijn neef, met
wie hij relaties onderhield. Vermoedelijk hebben de
man en de vrouw een woordenwisseling gekregen,
welke tenslotte zoo hoog is geloopen dat H. een re
volver te voorschijn haalde en de vrouw dood
schoot. Hij is daarna weer naar Nederland terugge
keerd en bracht een bezoek aan zijn broer, die in
Thorn woont. Tijdens dit bezoek werd H. niet wel.
Hij begaf zich naar buiten en enkele oogenblilcken
later hoorde zijn broer tot zijn grooten schrik een
revolverschot. Hij snelde naar buiten en vond P. H.
ontzield ter aarde liêgen.
P. H. was ongehuwd en woonde in bij zijn vader
te Wessem. Hij stond over het algemeen gunstig be
kend. De vrouw H. H. S. was ongeveer 35 jaar oud
en reeds langen tijd gehuwd. Zij dreef in de gemeen
te Ophoven een klein cafétje terwijl haar man tim
merman is. Zij laat twee kinderen achter, een
meisje van 18 jaar en een jongen van 15 jaar.
CONGRES SPOORWEGPERSONEEL
UITGESTELD.
In verband met het feit, dat de omstandig
heden niet veroorloven om aan het spoorwegper
soneel op normale wijze verlof te verleenen, waar
door een groot aantal afgevaardigden uit alle
deelen des lands niet in de gelegenheid is het
congres te bezoeken, heeft de personeelraad be
sloten het voor 18 April a.s. te Den Haag uitge
schreven besturen-congres te verdagen.
HANDHAVING VAN DE KRIJGSTUCHT.
In een legerorder wordt de aandacht der onder
scheidene commandanten er nogmaals op gevestigd,
dat het nog steeds veelvuldig voorkomt, dat zich
militairen langs den openbaren weg opstellen en
door handopsteken of andere gebaren de aandacht
trekken van passeerende automobilisten teneinde
door deze in hun voertuig te worden medegenomen.
Er is reeds eerder op gewezen dat een dergelijk
optreden strijdig, is met de waardigheid van den
militairen stand cn schadelijk voor het aanzien van
de weermacht en derhalve onvereenigbaar met een
goede krijgstucht.
De onderscheiden commandanten zullen het onder
hun bevelen gestelde personeel hierop nogmaals wij
zen. op de naleving toezien en tegen mogelijke over
tredingen met gestrengheid optreden.
De 31-jarige mej. B. Bovenkerk is Zon
dagavond op het kruispunt Vijzelgracht-Wete
ringschans in Amsterdam, doordat zij op een
rijdende tram wilde springen, onder de tram ge
raakt en vrijwel op slag gedood.
De 19-jarige J. A. uit Holten (O.) is t.e
Roermond in de Maas te water geraakt en ver
dronken.
De Schipbrug bij Doesburg is Zondag twee
maal aangevaren. Het verkeer ondervond ern
stige stagnatie.
Bij een brand aan boord met het motor
schip „Maartje", dat in de Maashaven te Rotter
dam ligt, is de 40-jarige motordrijver J. Kuiper
uit Apeldoorn om het leven gekomen.
Op het Westeinde te Amsterdam is een mo
torrijder tegen een vrachtauto gereden. De man
is in emstigen toestand naar het Binnengast
huis vervoerd.
Toestand geredden „Protinus".
Een brief aan hun Vakbond.
Het bestuur der afdeeling Haarlem van den
Centralen Bond van Transportarbeiders ontving van
één der geredden der „Protinus", die zooals men
weet in een hospitaal in Schotland worden ver
pleegd, den volgenden brief, gedateerd 7 April
1940:
„Groot was de verrassing, toen wij van u namens
den Centralen Bond van Transportarbeiders eenige
woorden en gelukwenschen mochten ontvangen
bij onze gelukkige redding. Wij knappen wel al
wat op maar het gaat zeer langzaam, vooral onze
beenen willen nog niet erg en de pijn die wij
er aan hebben is niet te beschrijven, vooral des
nachts. U zult wel weten dat onze handen en bee
nen opgezet en half bevroren waren; nu zij gaan
ontdooien tintelen zij verschrikkelijk zoodat men
het haast niet kan uithouden. Onze verzorging hier
en op de duikboot is boven alle lof verheven en
de bevolking slooft zich ook geweldig uit om het
ons zoo prettig en aangenaam mogelijk te maken.
Wij hopen echter binnen afzienbaren tijd weder in
uw midden te keeren, maar daar zullen nog wel
eenige weken mede gemoeid zijn.
Verder aan allen de groeten van uw beide Haar-
lemsche leden".
Opvarenden van baggermateriaal in
het land terug.
Op den rand van het mijnenveld gered.
De tien opvarenden van de sleepboot „Hoek van
Holland" en van de drie baggerhoppers „Adam"
„Noordzee" en „Maasmond", die op weg naar Malmö
in het drijfijs uit de Oostzee bekneld raakten en
in een Duitsch mijnenveld terechtkwamen, zijn
thans te Rotterdam aangekomen.
De mannen waren van Malmö via Sassnitz,
Rostock en Hamburg naar Oldenzaal gereisd. Van
daar gingen zij met een tweetal auto's verder. De
bevrachter van het transport was de heer F. Groe
nendijk, tevens kapitein van de „Hoek van Holland".
Deze zeeman kon geen bijzonderheden over de reis
mededeelen alvorens hij rapport had uitgebracht
bij de directie.
Van een van de andere opvarenden vernamen
wij echter, dat de vier vaartuigen ruim drie weken
geleden van IJmuiden waren vertrokken. Het bag
germateriaal was bestemd voor Malmö, waar werk
zaamheden zouden worden verricht in verband met
den aanleg van een kanaal door de landengte van
Valsterbo.
Het begin van de reis was zeer voorspoedig en
na twee en een halven dag varen was men in de
nabijheid van de Duitsche Oostzeehaven Sassnitz.
Het transport had van de Duitsche autoriteiten
toestemming gekregen om door het kanaal van
Kiel te varen, aangezien deze route veel korter was
dan door 't Skagerrak, terwijl het laatste water
ook extra risico's zou bieden aan de baggerhoppers,
die wel is waar op eigen kracht voeren en zee
waardig waren, maar toch niet zoo gemakkelijk
manoeuvreeren als gewone schepen.
In de nabijheid van Sassnitz kreeg men echter
te kampen met zwaar drijfijs en toen de sleepboot
de schroef verspeelde, achtte kapitein Groenendijk
het noodzakelijk naar Sassnitz te gaan. De sleepboot
werd toen door de hoppers op sleeptouw genomen
en in Sassnitz binnengebracht.
Naast deze moeilijkheden kreeg mén ook met
ontevredenheid onder het uit 35 koppen bestaande
personeel te doen. Het gevol was, dat 25 opvarenden
per trein naar ons land terugkeerden. Deze moei
lijkheden gaven veel tijdverlies en bovendien moest
toen getracht worden de teruggekeerde zeelieden
door andere te vervangen. De Duitsche autoriteiten
beloofden alle medewerking, maar aangezien er
geen Duitsche zeelieden in Sassnitz beschikbaar
waren, moet men tenslotte met een bemanning van
tien man de laatste étappe van de reis aanvaarden.
De „Hoek van Holland' was nog niet hersteld en
werd weer op sleeptouw genomen. Wegens het te
kort aan bemanning werden ook 2 hoppers door
de derde gesleept en met dit transport zou men
oversteken naar Malmö. Op 3 April vertrok men
uit Sassnitz, maar na enkele uren varen moest de
baggerhopper, die als sleepschip fungeerde, reeds
zwaar door het steeds dikker wordende drijfijs ploe
gen. Hoewel met moeite ging het anderhalven dag
goed, maar in den nacht daarna raakte het transport
in het drijfijs bekneld.
De vier' vaartuigen werden met groote snelheid
in Westelijke richting meegesleurd en de positie
begon steeds gevaarlijker te worden aangezien de
schepen steeds dichter naar het mijnenveld dre
ven, dat de Duitsche marine voor de Oostkust
van het Deensciïe eiland Seeland heeft gelegd
Noodseinen werden uitgezonden, maar hoewel
men slechts vijf mijl van de Zweedsche kust ver
wijderd was, kwam van die zijde geen hulp. Ten
slotte werden de seinen opgevangen door de Duit
sche veerboot Preussen", die met een groot aantal
passagiers juist op weg was naar Sassnitz.
Ruim ander half uur duurde het voor de sterke
boot zich een weg door het ijs had gebaand en
in dien tijd dreef het transport steeds dichter naar
het mijnenveld.
Toen de „Preussen" in de buurt kwam moest de
kapitein regelmatig peilingen verrichten om te
zorgen, dat zijn vaartuig niet in de mijnen zou
terechtkomen.
In uiterste spanning wachtte de bemanning van
het transport op de nader komende hulp Tnpn de
ccrboöt langszij kwam gaf de „Preussen" den
Hollanders drie minuten tijd om over te springen
Van de bezittingen kon niets worden gered.
De baggerhoppers en de sleepboot bevonden zich
toen slechts enkele honderden meters van den rand
van het mijnenveld af, zoodat de redding juist bij
tijds kwam.
De „Preussen" bracht de zeelieden naar Trelle-
borg, vanwaar de mannen per trein naar Malmö
vertrokken, waarvandaan zij naar huis zijn terug
gekeerd. In Sassnitz hebben zij hun schepen nog
teruggezien die veilig door het mijnenveld waren
gedreven en door den havendienst in Sassnitz onder
bewaking waren genomen.
Voorontwerp landbouwarbeidswct
aanhangig gemaakt.
Maximum aantal werkuren per jaar vast
gesteld op 2900
De minister van Sociale- Zaken heeft bij den
Hoogen Raad van Arbeid-een voorontwerp aan
hangig gemaakt, houdende" bepalingen tot rege
ling van den arbeidsduur van landbouwarbeiders.
Aan de toelichting bij dit voorontwerp ontlee-
nen wij het volgende-
De toestanden in het landbouwbedrijf zijn door
de verknochtheid aan de natuur zoozeer verschil
lend van die. waaronder het industrieele bedrijfs
leven werkt en zijn onderling zoozeer verscheiden
naar gelang van plaats, seizoen en aard van de
bedrijfstakken, dat men goed doet zich van iedere
vergelijking met het industrieele en stedelijke be
drijfsleven los te maken en daarmede ook van de
regeling van den arbeidsduur, zooals deze in de
Arbeidswet 1919 is neergelegd.
De minister heeft gemeend zoo min mogelijk te
moeten ingrijpen in het gezinsleven. Lettende op
de omstandigheid, dat de bedrijfsarbeid in den
landbouw meer dan in de industrie met het ge
zinsleven en den huishoudelijlcen arbeid is samen
gegroeid, heeft hij buiten alle bepalingen gelaten
de werkzaamheden van het hoofd of den bestuur
der der onderneming, diens echtgenoote en bij
hem inwonende bloed- en aanverwanten in de
rechte linie van 16 jaar en ouder, alsmede andere
inwonende arbeiders boven dien leeftijd.
In hoofdstuk 2 van het ontwerp worden de
bijzondere voorschriften gegeven betreffende den
arbeid van jeugdige personen en vrouwen, voor
welke beide categorieën overigens ook gelden de
algemeene bepalingen inzake den Zondagsarbeid
en den arbeidsduur van hoofdstuk 3.
De leeftijdgrens waarop de bijzondere bescher
ming van jeugdige personen ophoudt, is gesteld
op 16 jaar, in afwijking van de Arbeidswet
1919, waarin die grens op 18 jaar is bepaald.
Wat den arbeid van kinderen betreft, hecht
de minister er groote beteekenis aan, dat de voor
bereiding voor hun maatschappelijke positie niet
door dien arbeid wordt geschaad en niet er door
ten achter blijft in vergelijking met kinderen,
die in de andere takken van volksbestaan hun
plaats zullen vinden. Rekerftng houdende met
alle omstandigheden, is daarom bepaald, dat kin
deren beneden 14 jaar geen landbouwarbeid mo
gen verrichten.
Een uitzondering op dit yerbod wordt toege
staan in dien zin, dat niet meer leerplichtige kin
deren beneden 14 jaar landbouwarbeid mogen
verrichten gedurende ten hoogste vijf uren per
dag, en dat leerplichtige kinderen van 12 jaar en
ouder ten hoogste vijf uren per dag lichte werk
zaamheden in de onderneming der ouders mogen
verrichten, mits dit niet geschiedt gedurende den
schooltijd, behoudens vergunning ingevolge ar
tikel 13 der leerplichtwet. Deze regeling maakt
een belangrijke beperking van het aantal land-
bouwverloven mogelijk.
De landbouwarbeid van jeugdige personen
wordt zoowel voor het begin als voor het einde,
gebonden aan bepaalde uren.
Uitzonderingen kunnen in- sommige gevallen
gemaakt worden.
Het tweede belang der jeugdige personen,
waarmede in het ontwerp rekening wordt gehou
den, is de mogelijkheid tot ontwikkeling, welke
het onderwijs op verschillend gebied voor die per
sonen opent. De gelegenheid om met den land
bouw verband houdend onderwijs te volgen heeft
zich wel zoo uitgebreid, dat het bij eenigen goeden
wil nagenoeg overal mogelijk is om een algemee-
nen of een bijzonderen cursus te volgen.
Bepaald is, met het oog op het volgen van be
paalde cursussen, dat bij algemeenen maatregel
van bestuur een vrije ochtend of middag in de
week kan worden voorgeschreven.
Inzake de begrenzing van den arbeidstijd stelt
het ontwerp de vrouwen op een lijn met de jeug
dige personen, behoudens het navolgende. Volgens
artikel 8 moet de arbeid van een jeugdig persoon
uiterlijk om 6 uur des namiddags eindigen, ter
wijl voor vrouwen het eindigingsuur van den ar
beid op 7 uur is vastgesteld. Voorts behelst artikel
7 in het belang van het gezinsleven de bepaling,
dat een gehuwde vrouw op Zaterdag na 1 uur des
namiddags geen landbouwarbeid mag verrichten.
Hetzelfde geldt ook voor de ongehuwde vrouwe
lijke arbeider, die een huishouding te verzorgen
heeft
Het ontwerp is in overeenstemming1 met den
door de landbouwende bevolking gevolgden regel,
waar het in artikel 9 anderen landbouwarbeid
dan de noodzakelijke op Zondag verbiedt.
Het tweede lid van art. 11 luidt-
„Door onzen minister wordt vastgesteld,
gedurende welke deelen van het jaar de ar
beidstijd ten hoogste vijf en veertig, vier en
vijftig of drie en zestig uren per week mag
bedragen, met dien verstande, dat een arbei-
der in een kalenderjaar niet langer dan twee
duizend negen honderd uren landbouwarbeid
mag verrichten."
De arbeidstijden worden in artikel 11 aan week-
maxima gebonden, waarbij aan de ondernemers
wordt overgelaten het weekmaxinxa over de werk
dagen naar gelang van behoefte te verdeelen. In
dit verband moet worden opgemerkt, dat Zon
dagsarbeid onder het weekmaximum is begrepen.
De verdeeling van de weekmaxima van 45, 54 en
63 uren over het jaar zal zoodanig moeten plaats
hebben, dat een ai'beidsduur van 2900 uren per
jaar niet overschreden wordt.
Voor het geval de wet onvoldoende nageleefd
wordt, is de mogelijkheid opengelaten, dag
maxima te stellen
Voor werkzaamheden die bestaan in het ver
zorgen van dieren, mag het weekmaximum met
ten hoogste 12 uren overschreden worden.
Auto over den kop geslagen.
Bestuurder gedood.
Zondagmiddag reed op den Muiderstraatweg
onder de gemeente Diemen een kleine perso
nenauto ixx de richting Muiden. Op de Vinkebrug
trachtte de bestuurder een voor hem rijdende
auto te passeeren. Vermoedelijk door de te
groot snelheid kon hij het stuur niet houden,
met het gevolg, dat de wagen naar links uit
schoot en voorbij de brug in aanraking kwam
met de verhoogde trottoirband, welke ter plaatse
een scheiding vormt tusschen rijweg en tram
baan. De auto sloeg twee of driemaal over den
kop en kwam vijftien meter vei'der op het hek
tusschen de tramrails en het rijwielpad terecht.
Hierbij viel de bestuurder de 25-jarige radio
technicus A. J. Broekman uit Amsterdam, uit
het opengeslagen portier tegen den grond. Hij is
naar het Onze Lieve Vrouwengasthuis te Am
sterdam overgebracht, waar hij een uur na aan
komst is overleden-
In de auto zaten vei'der nog drie personen, na
melijk de echtgenoote van den ongekomene, die
volkomen ongedeerd bleef en de ouders van den
heer B. Laatstgenoemden kregen lichte verwon
dingen.
Een bijzonder tragische omstandigheid is dat de
overledene pas enkele dagen geleden in het hu
welijk was getreden.
DE OORZAAK VAN HET INSTORTEN VAN DE
GRAANSILO.
Ontploffen van graanstof.
Het onderzoek naar de oorzaak van het instor
ten van een graan-silo aan de Kleine Koppel te
Amcsrfoort, heeft, naar wij vernemen, uitgewe
zen. dat het ongeval te wijten is aan een ont
ploffing van graanstol.