Si®* ustvaarder op een mijn gelooperr Het gerucht onze ergste vijand. Steradentw^ NIEUWS IN 'T KORT. A AND AG IS APR It 1940 HASREEITS DAGBEXD" 3 Vermoedelijk drie slachtoffers. apitein ging aanvankelijk mef hel schip naar de diepte. Zaterdagmiddag: arriveerde op de reede van VÜssingen een buitenlandsch stoomschip, aan I waarvan zich bevonden de kapitein, de lieer J. Pinkster uit Groningen en de stuurman j. Schutte uit Kampen, van het motorschip Velocitas", dat Vrijdagavond om kwart voor elf nabij de Engelsche kust op een mijn is ge- loopen en vrijwel onmiddellijk is gezonken. De overige drie leden van de bemanning, de 53- grige machinist H. Kamp uit Amsterdam, de 13-jarige matroos C. Harms uit IJmuiden en de !7-iarige kok P. A. D. van het Padt uit Amster- jam, die op het moment van de ontploffing in ]e kooi lagen, zijn, naar wordt aangenomen, bij leze ramp om het leven gekomen. iet motorschip „Velocitas" mat 197 bruto regis- ton en behoorde toe aan de reederij Polder te oningen. Het was gebouwd in 1932. let schip was Vrijdagavond met een lading steen- il uit Engeland vertrokken met bestemming Ant- rpen. Door onbekende oorzaak liep het schip om art voor elf op een mijn, waardoor de voorsteven jwel geheel werd weggeslagen. Binnen enkele onden was h"t schip gezonken. Dc stuurman en dc kapitein, die zich aan dek levonden, werden door de kracht van de ont- iloffing over boord geworpen. De stuurman vist reeds spoedig de eveneens over boord ge- jagen reddingsboot te bereiken en daarin te tlimmen. De kapitein echter raakte verward in iet hekwerk en ging aanvankelijk met het schip in de diepte. Gélukkig wist hij zich echter jnder water te bevrijden en met behulp van ijn zwemvest drijvende te houden. 'oen de stuurman eenmaal in de reddingsboot zat, chtte hij met de eventueele overlevenden door pen in contact te komen. De kapitein, die toen ds een half uur in het water lag, hoorde deze ten en wist door terug te roepen de aandacht den stuurman op zich te vestigen. Het kostte stuurman in de dikke duisternis echter groote eite den kapitein te vinden. Toen ook de kapi- in de reddingsboot was geklommen, trachtten de mannen, na aanvankelijk nog naar de overige leden van de bemanning gezocht te hebben, den te bereiken. Zaterdagmorgen omstreeks negen werden zij opgemerkt door een stoomschip, dat naar Vlissingen heeft gebracht, waar zij Zater- (middag omstreeks vier uur arriveerden. Van bevoegde militaire zijde schrijft men ins: In deze dagen, nu de spanningen buiten nze grenzen Nederland meer dan ooit voor- ereid vinden op iedere eventualiteit, is het erucht onze ergste vijand. Het gerucht immers veroorzaakt ook daar pannirigen, waar daarvoor geen enkele aan- eiding bestaat. Het blaast alledaagsche fei- en op tot bedenkelijke symptomen en wijst tormale gebeurtenissen aan als teekenen 'an dreigend gevaar.. Zoo is door sommigen zelfs de nachtelijke xilitaire oefening, die Vrijdag in Den Haag ;erd gehouden, opgevat als een zoodanig eeken. Wie echter dergelijke opvattingen erkondigt heult met onzen vijand het ge- ucht! Oefeningen van een gemobiliseerd eger bewijzen uitsluitend, dat dit leger zijn ewonen dagelijkschen plicht doet. Dit doet aen toch overal. In plaats van hierin een jreiging te zien, hoort men dit op te vatten Is een geruststelling. Dat de Nederlander gerust kan zijn in het lesef beschermd te worden door een krach- ige en vaardige weermacht, zal hem thans n ook later werkelijk uit nog wel meer oefe- lingen van die weermacht blijken Uiterst lichtvaardig gerucht tegengesproken. De regeeringspersdienst meldde Zaterdag avond: Heden viel een nieuw voorbeeld te signa- jeeren van het in omloop brengen van een uiterst lichtvaardig gerucht met betrekking tot ons land. I Het te Washington verschijnende blad i,Evening Star" vermeldde, naar de Duitsche fadio mededeelde, dat een troepentransport Engeland had verlaten. Het Amerikaansche blad trok daaruit op eigen gezag de conclu- eie, dat dit troepentransport op weg zou zijn Haar Noorwegen of.... naar Nederland. Behalve door de Duitsche radio werd deze inede deel in g Zaterdagavond ook verder ver spreid door het Berlijnsche dagblad „Nacht- jiusgabe". I Waarschijnlijk heeft hierop betrekking het pm 8.20 Ned. tijd door de Britsche radio uit gezonden bericht, dat uit Duitsche bron op- Jiieuw geruchten komen als zoude van Brit sche zijde een aanslag worden voorbereid op Nederland. Daaraan werd door de Britsche radio een even stellige als ondubbelzinnige tegenspraak toegevoegd in dezen vorm: Dit is zulk een fantastische onzin, dat nie mand buiten Duitschland er ook maar een pogenblik geloof aan zal hechten, aldus de Britsche radio. De tegenspraak is nog door een ongeveer gelijkluidende tegenspraak van Reuter gevolgd. Bemanning van „Kemphaan" iu goeden welstand. >e K. L. M. heeft uit Berlijn officieel bericht ont- igen dat de bemanning van het vliegtuig „Kemp in", dat zich te Oslo bevindt, zich in goeden wel ad bevind' Het vliegtuig is bil de luchtaanvallen leschadigd gebleven n is nog vliegklaar. De be- inning bestaal uit gezagvoerder E. van Dijk, ra- -telegrafist Suttorp, boordwerktuigkundige Jung steward Meijer. Het luchtgevecht bij de Nederlandsche Oostgrens. Het bij Babberich neer gestor-te Engelsche vliegtuig. Geallieerde legaties uit Kopenhagen reisden door ons land. Met een specialen trein, bestaande uit een aantal Deènsche eerste klasrijtuigen en bagagewagens, alsmede enkele Mitropa-slaaprijtuigen, zijn in den nacht van Zaterdag op Zondag in ons land aangeko- i de gezanten van Engeland, Frankrijk en Polen in Kopenhagen. Zij werden vergezeld door de leden hunner legaties met hun gezinnen, een gezelschap, dat in totaal bestond uit ongeveer 170 personen. Hierbij waren 90 Engelschen, 60 Franschen en 20 Polen. De trein, welke 'Zaterdagmorgen om tien uur uit Kopenhagen was vertrokken en via Fleis- burg en Hamburg naar ons land reed, kwam Zater dagnacht ruim half één in Oldenzaal aan. Reeds op dit station hadden de Nederlandsche autoriteiten uitgebreide maatregelen getroffen, welke ten doel hadden het korte verblijf van het gezelschap in ons land zoo prettig en ongestoord mogelijk te doen zijn. Toen de trein aan het eerste perron was gestopt, bleef het grootste gedeelte der reizigers in de wa gons. Velen van hen sliepen. Een klein aantal begaf zich naar de wachtkamers."Zij maakten onmiddellijk an de gelegenheid gebruik telegrammen te ver sturen of telefoongesprekken te voeren. De afzet ting van het perron was streng, niemand werd toe gelaten, ook niet in de wachtkamers, die kort voor de aankomst van den trein waren ontruimd. Om de pasformaliteiten zoo snel mogelijk .te doen verloopen en om het de reizigers niet lastiger te maken dan strikt noodig was, hadden zich Zaterdag avond reeds enkele Nederlandsche douane-ambtena ren naar het Duitsche grensstation Bentheim bege ven. Bagage-onderzoek had niet plaats; alleen de passen werden gecontroleerd. Het oponthoud in Oldenzaal duurde tot Zater dagnacht ongeveer vier uur. Op dat tijdstip zette de speciale trein zijn reis voort naar Den Haag. IN DE RESIDENTIE V Reeds heel vroeg Zondagochtend had de Haagsche politie in samenwex-king met de militaire autoritei ten op het station Staatsspoor de noodige ordemaat regelen genomen. Toen de trein, die om zeven uur het station bin nenreed, stilhield, begaven de meeste reizigers zich naar de wachtkamers en restauratie, waar voor de aankomst van deze bijzondere gasten alles in ge reedheid was gebracht, zoodat het hun aan niets be hoefde te ontbreken. Enkelen begaven zich buiten het station naar het gezantschap van hun land, waartoe de gelegenheid was, want het oponthoud duurde drie uur. HET VERTREK Tegen 10 uur was het weer bedrijvig op het twee de perron van het Staatsspoor-station. Door de goede zorgen van de Nederlandsche spoorwegen stond in den Haag een tweede trein, waarin de reizigers tijdens het oponthoud waren overgestapt. Treinpersoneel had de bagage overge laden. De trein waarmede men gekomen was bleef in Den Haag staan en zal leeg naar Denemarken teruggaan. Precies op den vastgestelden tijd, om zeven minu ten over tien, zette de trein zich in beweging. In Brussel zou het Engelsche deel van de passa giers overstappen en aldaar overnachten om morgen van Oostende naar Engeland scheep te gaan. De Franschen en Polen zouden doorreizen naar Parijs. Griep,,„,«4- rlïit*'80116- Voort» O" „Jl (Adv. Ingez. Med.) Oin een onvoorzichtig voetganger te sparen. Ernstig motorongeluk het gevolg. Zaterdagavond reed op den Rijksweg onder Ede een auto uit de richting Ede naar de Klomp, toen op een gegeven oogenblik een voetganger dwars den weg overstak. Om dezen man te spa ren remde de autobestuurder krachtig, waarbij hij een hevigen klap hoorde. Hij stopte en ging kijken wat er was gebeurd. Het bleek, dat een motorrijder, die vermoedelijk vlak achter de auto had gereden, door het remmen met den wagen in botsing was gekomen. De man, W. P. uit Maas- bree. hac! verschillende ernstige verwondingen op'geloopen o.a een schedelbasisfractuur. Zijn toestand is levensgevaarlijk. Eenige uitbreiding van den staat van beleg. De regeeringspersdienst meldt: Bij Koninklijk Besluit van 1 November 1939 is, voornamelijk in het Midden, Westen en Zuid-Oos ten des land, een aantal gemeenten in staat van beleg verklaard. Bij een Zaterdag verschenen Koninklijk Besluit is hieraan uitbreiding gegeven, in dier voege, dat thans in het Zuiden (Noord-Brabant) en in de Noordelijke en Oostelijke provinciën een verdere strook in staat van beleg is verklaard. Jhr. L. J. Quarles van Ufford overleden. Op 88-jarige leeftijd is te zijnen huize te 's-Gra- venhage overleden jhr. L. J. Quarles van Ufford, eere-voorzitter der Ned. Ver. tot bescherming van dieren en voorzitter van den raad van beheer der S. B. Criellaertsstichting ter verspreiding van ge schriften op dierenbeschermend gebied. De over ledene was een der groote figuren in den arbeid der Nederlandsche dierenbescherming. In 1887 trad hij in 't hoofdbestuur, waar hij al dadelijk zijn krachten ontplooide op velerlei gebied. In 1889 werd hij penningmeester van het hoofdbestuur, daarna aanvaardde hij het voorzitterschap tot 1919, terwijl hij in dat jaar tot eere-lid der vereeniging werd benoemd en in 1926 de onderscheiding werd eere-voorzitter ontving. Bij die gelegenheid werd hem de gouden medaille van de vereeniging uitge reikt. Van tal van commissies van het hoofdbestuur bekleedde hij het voorzitterschap. De overledene was officier in de orde van Oranje Nassau. De begrafenis zal plaats hebben Dinsdag a.s. half drie op Oud Eik en Duinen te 's-Gravenhagë. WEEST ZUINIG OP UW KU NS TGEBIT! Reinig hét dagelijks met (Adv. Ingez. Med.) Man doodt zijn niebt. Drama bij de Belgisch-Nederlandsche grens. Zaterdag heeft zich in het plaatsje Ophoven in België een drama afgespeeld, dat een vervolg heeft gehad in de Nederlandsche gemeente Thorn, die ten Zuiden van Weert ligt. De onge- veer dertigjarige mijnwerker P. H. heeft eerst zijn nicht in Ophoven, met wie hij sedert eenige jaren intieme relaties onderhield, gedood en daarna heeft hij zelfmoord gepleegd. H. is werkzaam in de mijn „Maurits", doch ver moedelijk had hij Zaterdagochtend vrij. Hij begaf zich naar Ophoven om een bezoek te brengen aan zijn nicht H. H. S., echtgenoote van zijn neef, met wie hij relaties onderhield. Vermoedelijk hebben de man en de vrouw een woordenwisseling gekregen, welke tenslotte zoo hoog is geloopen dat H. een re volver te voorschijn haalde en de vrouw dood schoot. Hij is daarna weer naar Nederland terugge keerd en bracht een bezoek aan zijn broer, die in Thorn woont. Tijdens dit bezoek werd H. niet wel. Hij begaf zich naar buiten en enkele oogenblilcken later hoorde zijn broer tot zijn grooten schrik een revolverschot. Hij snelde naar buiten en vond P. H. ontzield ter aarde liêgen. P. H. was ongehuwd en woonde in bij zijn vader te Wessem. Hij stond over het algemeen gunstig be kend. De vrouw H. H. S. was ongeveer 35 jaar oud en reeds langen tijd gehuwd. Zij dreef in de gemeen te Ophoven een klein cafétje terwijl haar man tim merman is. Zij laat twee kinderen achter, een meisje van 18 jaar en een jongen van 15 jaar. CONGRES SPOORWEGPERSONEEL UITGESTELD. In verband met het feit, dat de omstandig heden niet veroorloven om aan het spoorwegper soneel op normale wijze verlof te verleenen, waar door een groot aantal afgevaardigden uit alle deelen des lands niet in de gelegenheid is het congres te bezoeken, heeft de personeelraad be sloten het voor 18 April a.s. te Den Haag uitge schreven besturen-congres te verdagen. HANDHAVING VAN DE KRIJGSTUCHT. In een legerorder wordt de aandacht der onder scheidene commandanten er nogmaals op gevestigd, dat het nog steeds veelvuldig voorkomt, dat zich militairen langs den openbaren weg opstellen en door handopsteken of andere gebaren de aandacht trekken van passeerende automobilisten teneinde door deze in hun voertuig te worden medegenomen. Er is reeds eerder op gewezen dat een dergelijk optreden strijdig, is met de waardigheid van den militairen stand cn schadelijk voor het aanzien van de weermacht en derhalve onvereenigbaar met een goede krijgstucht. De onderscheiden commandanten zullen het onder hun bevelen gestelde personeel hierop nogmaals wij zen. op de naleving toezien en tegen mogelijke over tredingen met gestrengheid optreden. De 31-jarige mej. B. Bovenkerk is Zon dagavond op het kruispunt Vijzelgracht-Wete ringschans in Amsterdam, doordat zij op een rijdende tram wilde springen, onder de tram ge raakt en vrijwel op slag gedood. De 19-jarige J. A. uit Holten (O.) is t.e Roermond in de Maas te water geraakt en ver dronken. De Schipbrug bij Doesburg is Zondag twee maal aangevaren. Het verkeer ondervond ern stige stagnatie. Bij een brand aan boord met het motor schip „Maartje", dat in de Maashaven te Rotter dam ligt, is de 40-jarige motordrijver J. Kuiper uit Apeldoorn om het leven gekomen. Op het Westeinde te Amsterdam is een mo torrijder tegen een vrachtauto gereden. De man is in emstigen toestand naar het Binnengast huis vervoerd. Toestand geredden „Protinus". Een brief aan hun Vakbond. Het bestuur der afdeeling Haarlem van den Centralen Bond van Transportarbeiders ontving van één der geredden der „Protinus", die zooals men weet in een hospitaal in Schotland worden ver pleegd, den volgenden brief, gedateerd 7 April 1940: „Groot was de verrassing, toen wij van u namens den Centralen Bond van Transportarbeiders eenige woorden en gelukwenschen mochten ontvangen bij onze gelukkige redding. Wij knappen wel al wat op maar het gaat zeer langzaam, vooral onze beenen willen nog niet erg en de pijn die wij er aan hebben is niet te beschrijven, vooral des nachts. U zult wel weten dat onze handen en bee nen opgezet en half bevroren waren; nu zij gaan ontdooien tintelen zij verschrikkelijk zoodat men het haast niet kan uithouden. Onze verzorging hier en op de duikboot is boven alle lof verheven en de bevolking slooft zich ook geweldig uit om het ons zoo prettig en aangenaam mogelijk te maken. Wij hopen echter binnen afzienbaren tijd weder in uw midden te keeren, maar daar zullen nog wel eenige weken mede gemoeid zijn. Verder aan allen de groeten van uw beide Haar- lemsche leden". Opvarenden van baggermateriaal in het land terug. Op den rand van het mijnenveld gered. De tien opvarenden van de sleepboot „Hoek van Holland" en van de drie baggerhoppers „Adam" „Noordzee" en „Maasmond", die op weg naar Malmö in het drijfijs uit de Oostzee bekneld raakten en in een Duitsch mijnenveld terechtkwamen, zijn thans te Rotterdam aangekomen. De mannen waren van Malmö via Sassnitz, Rostock en Hamburg naar Oldenzaal gereisd. Van daar gingen zij met een tweetal auto's verder. De bevrachter van het transport was de heer F. Groe nendijk, tevens kapitein van de „Hoek van Holland". Deze zeeman kon geen bijzonderheden over de reis mededeelen alvorens hij rapport had uitgebracht bij de directie. Van een van de andere opvarenden vernamen wij echter, dat de vier vaartuigen ruim drie weken geleden van IJmuiden waren vertrokken. Het bag germateriaal was bestemd voor Malmö, waar werk zaamheden zouden worden verricht in verband met den aanleg van een kanaal door de landengte van Valsterbo. Het begin van de reis was zeer voorspoedig en na twee en een halven dag varen was men in de nabijheid van de Duitsche Oostzeehaven Sassnitz. Het transport had van de Duitsche autoriteiten toestemming gekregen om door het kanaal van Kiel te varen, aangezien deze route veel korter was dan door 't Skagerrak, terwijl het laatste water ook extra risico's zou bieden aan de baggerhoppers, die wel is waar op eigen kracht voeren en zee waardig waren, maar toch niet zoo gemakkelijk manoeuvreeren als gewone schepen. In de nabijheid van Sassnitz kreeg men echter te kampen met zwaar drijfijs en toen de sleepboot de schroef verspeelde, achtte kapitein Groenendijk het noodzakelijk naar Sassnitz te gaan. De sleepboot werd toen door de hoppers op sleeptouw genomen en in Sassnitz binnengebracht. Naast deze moeilijkheden kreeg mén ook met ontevredenheid onder het uit 35 koppen bestaande personeel te doen. Het gevol was, dat 25 opvarenden per trein naar ons land terugkeerden. Deze moei lijkheden gaven veel tijdverlies en bovendien moest toen getracht worden de teruggekeerde zeelieden door andere te vervangen. De Duitsche autoriteiten beloofden alle medewerking, maar aangezien er geen Duitsche zeelieden in Sassnitz beschikbaar waren, moet men tenslotte met een bemanning van tien man de laatste étappe van de reis aanvaarden. De „Hoek van Holland' was nog niet hersteld en werd weer op sleeptouw genomen. Wegens het te kort aan bemanning werden ook 2 hoppers door de derde gesleept en met dit transport zou men oversteken naar Malmö. Op 3 April vertrok men uit Sassnitz, maar na enkele uren varen moest de baggerhopper, die als sleepschip fungeerde, reeds zwaar door het steeds dikker wordende drijfijs ploe gen. Hoewel met moeite ging het anderhalven dag goed, maar in den nacht daarna raakte het transport in het drijfijs bekneld. De vier' vaartuigen werden met groote snelheid in Westelijke richting meegesleurd en de positie begon steeds gevaarlijker te worden aangezien de schepen steeds dichter naar het mijnenveld dre ven, dat de Duitsche marine voor de Oostkust van het Deensciïe eiland Seeland heeft gelegd Noodseinen werden uitgezonden, maar hoewel men slechts vijf mijl van de Zweedsche kust ver wijderd was, kwam van die zijde geen hulp. Ten slotte werden de seinen opgevangen door de Duit sche veerboot Preussen", die met een groot aantal passagiers juist op weg was naar Sassnitz. Ruim ander half uur duurde het voor de sterke boot zich een weg door het ijs had gebaand en in dien tijd dreef het transport steeds dichter naar het mijnenveld. Toen de „Preussen" in de buurt kwam moest de kapitein regelmatig peilingen verrichten om te zorgen, dat zijn vaartuig niet in de mijnen zou terechtkomen. In uiterste spanning wachtte de bemanning van het transport op de nader komende hulp Tnpn de ccrboöt langszij kwam gaf de „Preussen" den Hollanders drie minuten tijd om over te springen Van de bezittingen kon niets worden gered. De baggerhoppers en de sleepboot bevonden zich toen slechts enkele honderden meters van den rand van het mijnenveld af, zoodat de redding juist bij tijds kwam. De „Preussen" bracht de zeelieden naar Trelle- borg, vanwaar de mannen per trein naar Malmö vertrokken, waarvandaan zij naar huis zijn terug gekeerd. In Sassnitz hebben zij hun schepen nog teruggezien die veilig door het mijnenveld waren gedreven en door den havendienst in Sassnitz onder bewaking waren genomen. Voorontwerp landbouwarbeidswct aanhangig gemaakt. Maximum aantal werkuren per jaar vast gesteld op 2900 De minister van Sociale- Zaken heeft bij den Hoogen Raad van Arbeid-een voorontwerp aan hangig gemaakt, houdende" bepalingen tot rege ling van den arbeidsduur van landbouwarbeiders. Aan de toelichting bij dit voorontwerp ontlee- nen wij het volgende- De toestanden in het landbouwbedrijf zijn door de verknochtheid aan de natuur zoozeer verschil lend van die. waaronder het industrieele bedrijfs leven werkt en zijn onderling zoozeer verscheiden naar gelang van plaats, seizoen en aard van de bedrijfstakken, dat men goed doet zich van iedere vergelijking met het industrieele en stedelijke be drijfsleven los te maken en daarmede ook van de regeling van den arbeidsduur, zooals deze in de Arbeidswet 1919 is neergelegd. De minister heeft gemeend zoo min mogelijk te moeten ingrijpen in het gezinsleven. Lettende op de omstandigheid, dat de bedrijfsarbeid in den landbouw meer dan in de industrie met het ge zinsleven en den huishoudelijlcen arbeid is samen gegroeid, heeft hij buiten alle bepalingen gelaten de werkzaamheden van het hoofd of den bestuur der der onderneming, diens echtgenoote en bij hem inwonende bloed- en aanverwanten in de rechte linie van 16 jaar en ouder, alsmede andere inwonende arbeiders boven dien leeftijd. In hoofdstuk 2 van het ontwerp worden de bijzondere voorschriften gegeven betreffende den arbeid van jeugdige personen en vrouwen, voor welke beide categorieën overigens ook gelden de algemeene bepalingen inzake den Zondagsarbeid en den arbeidsduur van hoofdstuk 3. De leeftijdgrens waarop de bijzondere bescher ming van jeugdige personen ophoudt, is gesteld op 16 jaar, in afwijking van de Arbeidswet 1919, waarin die grens op 18 jaar is bepaald. Wat den arbeid van kinderen betreft, hecht de minister er groote beteekenis aan, dat de voor bereiding voor hun maatschappelijke positie niet door dien arbeid wordt geschaad en niet er door ten achter blijft in vergelijking met kinderen, die in de andere takken van volksbestaan hun plaats zullen vinden. Rekerftng houdende met alle omstandigheden, is daarom bepaald, dat kin deren beneden 14 jaar geen landbouwarbeid mo gen verrichten. Een uitzondering op dit yerbod wordt toege staan in dien zin, dat niet meer leerplichtige kin deren beneden 14 jaar landbouwarbeid mogen verrichten gedurende ten hoogste vijf uren per dag, en dat leerplichtige kinderen van 12 jaar en ouder ten hoogste vijf uren per dag lichte werk zaamheden in de onderneming der ouders mogen verrichten, mits dit niet geschiedt gedurende den schooltijd, behoudens vergunning ingevolge ar tikel 13 der leerplichtwet. Deze regeling maakt een belangrijke beperking van het aantal land- bouwverloven mogelijk. De landbouwarbeid van jeugdige personen wordt zoowel voor het begin als voor het einde, gebonden aan bepaalde uren. Uitzonderingen kunnen in- sommige gevallen gemaakt worden. Het tweede belang der jeugdige personen, waarmede in het ontwerp rekening wordt gehou den, is de mogelijkheid tot ontwikkeling, welke het onderwijs op verschillend gebied voor die per sonen opent. De gelegenheid om met den land bouw verband houdend onderwijs te volgen heeft zich wel zoo uitgebreid, dat het bij eenigen goeden wil nagenoeg overal mogelijk is om een algemee- nen of een bijzonderen cursus te volgen. Bepaald is, met het oog op het volgen van be paalde cursussen, dat bij algemeenen maatregel van bestuur een vrije ochtend of middag in de week kan worden voorgeschreven. Inzake de begrenzing van den arbeidstijd stelt het ontwerp de vrouwen op een lijn met de jeug dige personen, behoudens het navolgende. Volgens artikel 8 moet de arbeid van een jeugdig persoon uiterlijk om 6 uur des namiddags eindigen, ter wijl voor vrouwen het eindigingsuur van den ar beid op 7 uur is vastgesteld. Voorts behelst artikel 7 in het belang van het gezinsleven de bepaling, dat een gehuwde vrouw op Zaterdag na 1 uur des namiddags geen landbouwarbeid mag verrichten. Hetzelfde geldt ook voor de ongehuwde vrouwe lijke arbeider, die een huishouding te verzorgen heeft Het ontwerp is in overeenstemming1 met den door de landbouwende bevolking gevolgden regel, waar het in artikel 9 anderen landbouwarbeid dan de noodzakelijke op Zondag verbiedt. Het tweede lid van art. 11 luidt- „Door onzen minister wordt vastgesteld, gedurende welke deelen van het jaar de ar beidstijd ten hoogste vijf en veertig, vier en vijftig of drie en zestig uren per week mag bedragen, met dien verstande, dat een arbei- der in een kalenderjaar niet langer dan twee duizend negen honderd uren landbouwarbeid mag verrichten." De arbeidstijden worden in artikel 11 aan week- maxima gebonden, waarbij aan de ondernemers wordt overgelaten het weekmaxinxa over de werk dagen naar gelang van behoefte te verdeelen. In dit verband moet worden opgemerkt, dat Zon dagsarbeid onder het weekmaximum is begrepen. De verdeeling van de weekmaxima van 45, 54 en 63 uren over het jaar zal zoodanig moeten plaats hebben, dat een ai'beidsduur van 2900 uren per jaar niet overschreden wordt. Voor het geval de wet onvoldoende nageleefd wordt, is de mogelijkheid opengelaten, dag maxima te stellen Voor werkzaamheden die bestaan in het ver zorgen van dieren, mag het weekmaximum met ten hoogste 12 uren overschreden worden. Auto over den kop geslagen. Bestuurder gedood. Zondagmiddag reed op den Muiderstraatweg onder de gemeente Diemen een kleine perso nenauto ixx de richting Muiden. Op de Vinkebrug trachtte de bestuurder een voor hem rijdende auto te passeeren. Vermoedelijk door de te groot snelheid kon hij het stuur niet houden, met het gevolg, dat de wagen naar links uit schoot en voorbij de brug in aanraking kwam met de verhoogde trottoirband, welke ter plaatse een scheiding vormt tusschen rijweg en tram baan. De auto sloeg twee of driemaal over den kop en kwam vijftien meter vei'der op het hek tusschen de tramrails en het rijwielpad terecht. Hierbij viel de bestuurder de 25-jarige radio technicus A. J. Broekman uit Amsterdam, uit het opengeslagen portier tegen den grond. Hij is naar het Onze Lieve Vrouwengasthuis te Am sterdam overgebracht, waar hij een uur na aan komst is overleden- In de auto zaten vei'der nog drie personen, na melijk de echtgenoote van den ongekomene, die volkomen ongedeerd bleef en de ouders van den heer B. Laatstgenoemden kregen lichte verwon dingen. Een bijzonder tragische omstandigheid is dat de overledene pas enkele dagen geleden in het hu welijk was getreden. DE OORZAAK VAN HET INSTORTEN VAN DE GRAANSILO. Ontploffen van graanstof. Het onderzoek naar de oorzaak van het instor ten van een graan-silo aan de Kleine Koppel te Amcsrfoort, heeft, naar wij vernemen, uitgewe zen. dat het ongeval te wijten is aan een ont ploffing van graanstol.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 5