ROODE STER 3.n ttam en tieut. Zomer-wee. Tegen opdrijven van pachtprijzen. Doodstraf voor spionnen gevraagd. DE MILITAIRE PERSVERORDENING 32 De Zeventien Boeddha's ZATERDAG 27 APRIL! 1940 H A" A KEE M'S D A G B E A' D' De heer J. van Ohlenhorjih overleden Directeur van het Waterleiding- en Electriciteits- bedrijf der provincie Noord-Holland. Vrijdagavond is op 64-jarigen leeftijd in de diaconessen-inrichting te Haarlem overleden de heet J. van Oldenborgh, directeur van het waterleiding en van het electriciteitsbedrijf der provincie Noord- Holland. De heer Van Oldenborgh was in het ziekenhuis opgenomen voor het ondergaan van een operatie. Johannes van Oldenborgh werd op 24 December 1875 te Benkoelen (N. O. I.) geboren. Aanvankelijk volgde hij de militaire loopbaan. Hij. studeerde aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda, werd in 1895 benoemd tot tweeden luitenant der genie hier te lande en verliet in 1912 met den rang var kapitein en in de functie van leeraar aan de hoogere krijgsschool den militairen dienst. De heer Van Ol denborgh verliet echter niet 's lands dienst: hij werd benoemd tot directeur van het technische bureau der toenmalige staatscommissie voor de drinkwatervoorziening. In het daaropvolgend jaar werd hij aangesteld als directeur van het rijks bureau voor drinkwatervoorziening te 's Graven- hage. Hij trad in 1919 in dienst van de provincie Noord- Holland als directeur van het toen op te richten provinciaal waterleidingbedrijf (P. W. N.). In 1923 werd de heer Van Oldenborgh mededirecteur van het provinciaal electriciteitsbedrijf (P. E. N.) eD in 1930 volgde zijn benoeming tot directeur van bei de bedrijven en mede-directeur van de N.V. Pro vinciale en Gemeentelijke electriciteitsbedrijven (Pegem). In deze functies heeft hij, dank zij zijn organisatorische gaven zeer belangrijk werk ver richt. Een erkenning van zijn groote verdiensten vond hij in de uitreiking van den gouden Conrad- medaille van het Koninklijk Instituut van Ingenieur.' in 1921 en in zijn benoeming tot Ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw. De crematie zal plaats hebben op Dinsdag 30 April te Driehuis- Westerveld na aankomst van trein 15.14 uur. IEP ademhalen, meneer, diep ademhalen, proeft u die frissche lucht? Ik proef een naderende verkoudheid. Doet u me een genoegen en sluit u.... Wat? U voelt niet de zuurstof, en ozon door uw bloed tintelen? Meneer mijn vingers tintelen en als u nou niet gauw Haalt u <nu toch werkelijk in diep. I'k heb geen zin om me voor u in het zieken huis te ademen. Doet u dat raam dicht, ja of nee. Maar meneer 't is bijna zomer. U stikt met de ramen dicht. Mijn dokter zegt altijd Wat u .of uw dokter zeggen interesseert me niets. Voor de laatste maal wil u dat raam dicht doen, anders zal ik Bedorven lucht is gevaarlijk. Ik heb 'n ken nis en die. Tocht is nog veel gevaarlijker en daarom. Die kennis van me dan had de gewoonte al tijd alle ramen dicht te houden. Dat voorbeeld moest u ook maar navolgen. Op het laatst had ze zooveel bedorven lucht ingeademd, dat ze slechts door middel van een zuurstofapparaat in het leven kon blijven.-... Beseft u, dat u alleen maar in het leven kan worden gehouden indien u onmiddellijk maar dan oök onmiddellijk voor dat raam weggaat. Méneer u stort u zelf in het ongeluk, fris sche lucht is Voor mij fataal, na mijn bronchitis van vorig jaar, ik sommeer u dus. Zuurstof toe te laten, natuurlijk, zooveel u maar wilt en over den tooht gesproken dat is geen tocht maar 'n verkwikkend briesje,- dat doet u heusch geen kwaad. Wat mij kwaad doet of niet zal ik zelf wel het beste weten, drie weken lang heb ik op mijn bed gelegen en ik ben niet van plan voor uw plei- zier weer O, maar nou begrijp ik het al. U slaapt des nachts natuurlijk met dichte ramen. Dat is wel heelemaal verkeerd. Daar weet ik een typisch voor beeld van Nou is het toch werkelijk genoeg. Als u dat raam nu niet dicht doet zal ik u een typisch voor beeld van een „knock-out" laten zien. waar u nog jaren later van zult droomen.... Zelfs bij dichte ramen. Ik geloof, dat u nu werkelijk wat afkoeling inoodig heeft. Wilt u misschien bij het open raam zitten? U spot met uw gezondheid. Pardon, u spot met uw gezondheid. Gelooft u me nou maar, het is heusch voor u het beste als dat raam open blijft. Dat raam gaat dicht. U dwingt me tot geweld. En nou van dat raam weg. Als u nu denkt, dat ik me laat brutaliseeren door een stijfkop, dan bent u er naast. Ik wil fris sche lucht hebben. Dat zult u ook. Als u niet oppast, gooi ik u er uit. Voor iemand, die met dichte ramen slaapt is dat nogal boud gesproken. Ik ben bang, dat niet ik naar buiten zal vliegen.... U boft, ik geloof, dat we 't station al binnen- loopen. U gaat zeker even mee naar den chef. Ik zal een aanklacht tegen u indienen, wegens het benadeelen van iemand's gezondheid. En ik wegens bedreiging en onhebbelijk op treden. Och, professor Goudriaan, zouden we van den zomer behalve de „rooken" en „niet rooken" wa gons ook geen aparte compartimenten met dichte en open ramen kunnen krijgen? Er is al zooveel ruzie, weet u. Ook buiten den trein. B. K. Van 1 tot 4 Mei bloemenfeest te Noord wijk. Ook dit jaar zal in Noordwijk, ondanks den kou den winter en den staat van beleg, een bloemen feest worden georganiseerd. Van 1 tot 4 Mei a.s. zal Noordwijk in het teeken van lentevreugde en voor j aars weelde staan. De straten en pleinen en de gevels van de daarlangs gelegen huizen zullen kunstig worden versierd, terwijl op vei'scheidene plaatsen bloemen mozaieken zullen worden aan gebracht. De climax van dit feest valt op Zaterdag 4 Mei, op welken datum met medewerking van militaire muziekcorpsen een groot bloemencorco zal worden gehouden. Wetsontwerp ingediend. Pachtprijs van 1 September 1939 als norm genomen. Bü de Tweede Kamer Is ingediend een wets ontwerp tot bepalingen ten aanzien van de pacht, in het bijzonder tot voorkoming van het op drijven van pachtprijzen in de tegenwoordige buitengewone omstandigheden (pachtprijsop- drijvingswet 1940). De ontworpen regeling heeft de strekking, een plafond aan te brengen, waarboven de pachtprijzen niet zullen mogen stijgen. Zij gaat daarbij uit van den pachtprijs, welke op 1 September 1939 voor het gepachte gold of krachtens beslissing van pachtkamer of pachtbureau op dat tijdstip geacht moet worden te hebben gegolden. Dit criterium heeft het voordeel, dat de pachtkamers en pacht- bureaux met een vaste maatstaf kunnen werken. Zulks mag echter niet leiden tot verstarring van den pachtprijs indien de omstandigheden zoo wor den, dat een verhooging boven het peil van 1 Sep tember 1939 redelijk is te achten. Daarom is be paald, dat de minister van economische zaken, het bestuur van den Nederlandschen pachtraad gehoord, bevoegd zal zijn te bepalen, dat bij de toepassing van de wet de pachtprijs, welke op 1 September 1939 gold, met een door hem vast te stellen percen tage wordt vermeerderd. De wet zal ingang van 1 Januari 1943 vervallen. Mocht het gevaar van opdrijving van pachtprijzen als gevolg van de buitengewone omstandigheden eerder zijn geweken, dan zal de wet voor dien tijd bij Koninklijk besluit kunnen worden inge trokken. In elk geval op zwaarder straf dan 15 jaar aangedrongen. Commissie uit de Tweede Kamer over aanhangige wetsontwerpen. De Tweede Kamer-Commissie voor privaat- en strafrecht is van oordeel, dat nog andere aanvullingen dan de voorgestelde voorzienin gen tegen het bekend worden van staatsgehei men en de verhooging van de maximum-straf op een aantal misdrijven tegen de veiligheid van den staat noodig zijn om de spionnage doeltreffend te kunnen bestrijden. Voorts is zij overtuigd, dat de voorgestelde ver zwaring van de maximum-straf, in artikel 98 Wet boek van Strafrecht bedreigd, tot 15 jaar nog niet ver genoeg gaat, al loopen de meeningen harer le den uiteen ten aanzien van de vraag, welke maxi mumstraf de juiste is. Overigens wil de commissie niet nalaten er op te wijzen, dat ter bestrijding van de spionnage een voortreffelijke organisatie van de opsporingsdiensten zeker van even veel belang is als een strenge bestraffing. Ook wil zij niet verhe len, dat zij de straffen, welke het openbaar mi nisterie in enkele den laatsten tijd berechte spion- nagezaken heeft geëischt, te laag acht Met betrekking tot de strafmaat betoogde de meerderheid der commissie, dat bedreiging uitslui tend met gevangenisstraf noch het rechtsgevoel be vredigd. noch voldoende preventieve werking be zit. De Nederlander, die ten behoeve van een mo gelijk toekomstigen vijand zijn eigen land ver raadt, pleegt een wel bijzonder gevaarlijk en ver achtelijk misdrijf: hij stelt de veiligheid en onaf hankelijkheid des lands en het leven van talloos velen zijner medeburgers in de waagschaal. Hier, zoo goed als in geval van oorlog, moet onder om standigheden de doodstraf kunnen worden opge legd. Bovendien wordt de preventieve werking van een bedreiging uitsluitend met gevangenisstraf ten zeerste verminderd door de omstandigheid, dat hij, die geheimen verraadt aan een buitenlandsche mo gendheid, dit dikwijls zal doen in de hoop of ver wachting, dat die mogendheid mede met zijn hulp er in zal slagen Nederland te veroveren. Mocht dit inderdaad geschieden, dan zal de overwinnaar ze ker niet nalaten den landverrader in vrijheid te stellen, wellicht zelfs hem te beloonen, als een held eeren en een bestuursfunctie aanbieden. Intusschen wilden deze leden geenszins pleiten voor wederinvoering van de doodstraf in het Ne- derlandsche burgerlijke strafrecht in het algemeen. Zij beperkten zich uitdrukkelijk tot het delict van verraad van geheimen aan een buitenlandsche mo gendheid en daarmede gelijk te stellen delicten, en ook dan nog alleen in tijden van oorlogsgevaar. Zij vestigden er de aandacht op, dat ook onder de geldende wetgeving, wanneer aan bepaalde voor waarden is voldaan, de doodstraf in Nederland kan worden uitgesproken en ten uitvoer gelegd, niet alleen tegen militairen, doch evenzeer tegen burgers. Hoewel de wetgever de doodstraf voor burgers in het algemeen heeft afgeschaft, heeft hij deze straf ook voor hen willen behouden voor het geval ons land in een oorlog gewikkeld mocht ra ken. Te recht heeft de wetgever de toepasselijk heid van de doodstraf op burgers daarbij beperkt door te bepalen, dat zij alleen kan worden uitge sproken wegens militaire misdrijven en misdrijven tegen de veiligheid van den staat of de koninklijke waardigheid. Voorts heeft hij, eveneens op goede gronden, de toepasselijkheid van de doodstraf beperkt door te bepalen, dat zij alleen mag worden uitgesproken, indien naar het oordeel van den rechter de veilig heid van den staat haar toepassing eischt. (Artikel 45 W. v. M. S.) Met volkomen behoud van de beide laatste be perkingen nu zouden de leden, hier aan het woord, uitbreiding willen geven aan de bestaande toepas selijkheid van de doodstraf op burgers.. Zij waren van meening, dat een voorstel van deze strekking geen principieele bezwaren behoeft op te roepen. Hun doel zou, naar zij meenden, bereikt kunnen worden door de burgers ter zake van verraad van staatsgeheimen en daarmede gelijk te stellen de licten niet alleen „in geval van oorlog" aan de mi litaire rechtsmacht te onderwerpen, doch steeds zoodra het geheele grondgebied in staat van beleg is verklaard. Is het misdrijf in het buitenland ge pleegd, dan zou, wordt dit voorstel aanvaard, de militaire rechter eveneens bevoegd worden, in dien ten tijde van het plegen van het feit het ge heele land in staat van beleg verklaard is. Boven dien zou op het verraden van de in artikel 98 W. v. S. bedoelde geheimen naast tijdelijke ook le venslange gevangenisstraf moeten worden gesteld. Tegen het laatste kan, naar deze leden meenden, gezien den ernst van het misdrijf, zeker geen be zwaar bestaan. Hun voorstel kwam dus neer op een wijziging van artikel 78 invoeringswet militair straf- en tuchtrecht, gepaard met een verhooging van het strafmaximum in artikel 98 W. v. S. tot levens lange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste 20 jaar. Andere leden der commissie scheen het beter toe ook tegen verraad van staatsgeheimen geen an dere dan vrijheidsstraf te bedreigen. Tegen een verhooging van levenslang of 20 jaar zouden zij zich niet willen verzetten. Zij wezen er op, dat vooral in tijden van groote spanning vergissingen in de rechtspraak eerder kunnen voorkomen dan in normale tijden. Daarom achtten zij het gevaar- 1 lijk de toepasselijkheid van de doodstraf, waarbij herstel van rechterlijke dwalingen immers uitge sloten is, juist voor "zulke tijden uit te breiden. „Maak je niet ongerust. Het gaat alleen om het onkruid". Er was eens een schilder in Laren Die de kunst aan 't plezier wilde paren. Roode Ster, zeldzaam zacht. Deed hem daaglijks de kracht Voor zijn kunstvollen arbeid vergaren. Zeldzaam zacht en licht in de pijp! (Adv. Ingez. Med.) door MELIS STOKE. Nabij Djokjakarta zijn zeventien Boeddhistische bronzen beelden opgegraven. Ze dateeren uit de negende eeuw en verkeeren in uitstekenden toestand. Ze hadden meer dan duizend jaren de dwaze wereld niet gezien en droomden in de goede aarde, de Boeddha-heeren zeventien. Ze droegen in hun wijze oogen de glimlach van de eeuwigheid en hun gelaat was overtogen door vrede en gelatenheid. Toen heeft de rustelooze spade het dezen Boeddha's aangedaan. Ze zijn in plechtige gewaden voor 't levend menschdom opgestaan. Ze slaan een vreemde wereld gade. Een vreemde wereld staart hen aan. Ze blijven stom de oorlogsdaden van deze wereld gadeslaan. Ze spreken niet, noch protesteeren ze om den wreeden tegenslag. Maar in hun oogen leeft de vrede, en om hun mond een stille lach. En van hun schoon-gewelfde lippen klinkt geen vermaning of geluid. Hun lijfkleed plooit in schoone slippen. Ze lachen, stil, het menschdom uit. De Boeddha's sliepen duizend jaren. Die duizend jaren zijn een zucht. Geslachten gingen. Boeddha's staren en blijven stom bij 't krijgsgerucht. Men had ze kunnen laten rusten in Java's goeden, ouden grond. Ze leefden reeds aan deze kusten toen er geen blanke voetstap stond. Want, of ze in het duister leven of in het huidig zonlicht staan, de zekerheid die ze ons geven is, dat ook dit voorbij zal gaan. De Boeddha zwijgt, de menschen praten en zijn verdeeld, in angst en nijd. De Boeddha's kennen strijd noch haten En door hun glimlach licht, gelaten, de vrede van de eeuwigheid De kunstschilder P. N. Bakker overleden. Uiterst bekwaam restaurateur. Op 58-jarigen leeftijd is in het Binnengasthuis te Amsterdam overleden de kunstschilder P. N. Bak ker, die gedurende vele jaren als restaurateur ver bonden was aan het Rijksmuseum. Verscheidene beroemde schilderijen, o.a. de „Staalmeesters" wer den door hem schoongemaakt en hersteld. Grooten naam maakte hij door de restauratie van de be roemde kaart van Amsterdam van Cornelis Antho- nisz, welke naar zijn bewerking is gereproduceerd. Ook werkte de heer Bakker voor tal van parti culieren, o.a. voor de kunstverzamelaars Hoogen- dijk en Beets. Bakker is zonder twijfel een der bekwaamste restaurateurs geweest, die hun uiterst moeilijke vak in ons land hebben uitgeoefend. Bakker had een natuurlijk talent, dat in een korten stqdietijd op de Academie voor beeldende kunsten in Amster dam werd gevormd. Bij al zijn werk vergat Bakker evenwel niet zijn eigen penseelvaardigheid te onderhouden. Met den schilder A M. Gorter trok hij vaak het land in om natuurstudies te maken en landschappen te schilderen. De overledene was een zeer veelzijdig kunstenaar Hij speelde zeer goed viool en was een trouw lid van een der beste Amsterdamsche amateur-orkesten. Per autoped van Amsterdam naar Den Haag, Slippertje van een elfjarige. Dat er voor een reisje van Amsterdam naar Den Haag verschillende vervoermogelijkheden bestaan, mag bekend worden verondersteld. Totnutoe is daarbij vermoedelijk nimmer gedacht aan een rit per autoped. De elfjarige A. H„ wonen de aan de Prinsengracht te Amsterdam, heeft zon der toestemming van zijn ouders, dit stoute stukje ondernomen, waaromtrent 't Haagsche politierap port heel nuchter vermeldt, dat hij des middags om één uur van huis af was gestept naar Den Haag: „teneinde familie te bezoeken". In den loop van den middag werd bij de politie te Amsterdam het verzoek om opsporing van dit ventje ingediend en daar het niet onmogelijk werd geacht, dat de jongen al steppende naar zijn familie in de Prin senstraat in Den Haag was gegaan, werd allereerst in deze richting het opsporingswerk gedaan. Inderdaad kwam tegen acht uur de jeugdige Amsterdammer doodkalm op zijn zelfgekozen ^is- bestemming aan, waar hij echter slechts kort heeft mogen vertoeven, omdat hij namens zijn ouders nog denzelfden avond, thans per trein en onder degelijke geleide, naar Amsterdam werd terugge bracht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1940 | | pagina 5