EEN VIOOL
VOOR DE RIDDERS DER MILITAIRE WILLEMSORDE.
VERDWEEN....
Noorwegen zich bij hun opmarsch een weg banen. Infanterie bezet een
bergpas
ten vijandelijk transport, op weg naar Noorwegen, werd door een Duitschen
bommenwerper bestookt De uitwerking van een aanval op een der schepen
Z. K H. Prins Bern-
hard zat aan bij den
gemeenschappelijken
maaltijd, welke Maan
dagavond door het
herdenkingscomité
aan de ridders der
Militaire Willemsorde
in den Haag werd
aangeboden Links:
oud-minister dr. H.
Groenten uit eigen tuin. Vele families in de Londensche voorsteden zijn er toe overgegaan, om nun
tuintjes productief te maken voor den .verbouw" van in dezen tijd nuttige verbruiksartikelen. Groot en
klein aan aan het werk
Nieuwe troepenvoorraden
voor Noorwegen. Een
Duitsche legerafdeeling bij
aankomst met volledige
uitrusting op Noorschen
bodem
De burgemeester van Valkenswaard,
de heer E. A. J. Kuyper tijdens zijn
rede bij het afscheid, dat hij Maandag
van zijn gemeente nam
Tweehonderd ridders der Militaire Willemsorde zijn Maandagmiddag door H. M. de Koningin,
grootmeesteres der orde, ten paleize Noordeinde te den Haag ontvangen en toegesproken
De ridders verlaten het Daleis
11 H Prinses Juuana heeft Maandag voor de N rom het woord gericht tot de luisteraars in
Nederlandsch-lndië als voorzitster van het Nederlandsche Roode Kruis in verband met de aanstaande
Roode Kruis-week in Indië De Prinses betreedt het hoofdgebouw der P.T.T. te den Haag
Oud-minister dr. H Colijn verlaat het
paleis Noordeinde te den Haag na de
ontvangst van de ridders der Militaire
Willemsorde door H. M. de Koningin
door
Paul Schott
14
Grangg ademde diep. In lang had hij niet zoo
veel achter elkaar gesproken.
„Ik moet U teleurstellen", zei het meisje plot
seling zwaarmoedig, stond op en ging even plot
seling weer zitten. .,Ik moet U wat zeggen. U ls
mij en niet alleen doo. Uw spel sympathiek
geworden. Ja, ik moet U dat zeggen, ik moet.
Maar ik ben erg jong. Ik heb heel veel gelezen,
maar erg weinig beleefd. Meestal wonen wy in
een kleine villa aan het Iseomeer, of in het kleine
paleis te Vicenza. Ik zie alleen de nienschen, die
ons daar af en toe komen bezoeken."
Toen, nogmaals opnieuw beginnend: „U bent
goed en lief misschien had ik niet hier moeten
komen. Mijn Oom zou razend zijn als hij het wist.
Maar U moet niet gelooven, dat ik zeker van me
zelf ben."
„Dat is ook niet noodig", zei Grangg en zijn
blik dwaalde door de kamer om eindelijk weer
bij die groote oogen te blijven stilstaan. „U moet
nog geen beslissing nemen ik ben er zeker van
dat wij elkander terug zuilen zien."
„Maar dat is onmogelijk. Ik moet U teleurstel
len. U mag niet probeeren om ons op te zoeken.
Misschien trouw ik, misschien ook niet. Per slot
van rekening is er ook nog de Spanjaard. Ik mag
hem niet graag, maar hij heeft mij betooverd Ja,
als hij met zijn panteroogen aanziet, weet ik heele-
maal niets meer."
En zachtjes en droevig er achter aan: „Het
liefste zou ik eigenlijk in een klooster willen
gaan."
„Maai' nu vraag ik U waarom dan? U bent
zoo mooi als een engel van Perugino of Gozzoli
U bent opgewekt U mag werkelijk nog geen
beslissing nemen!"
Maar alsof zij niets gehoord had, sprak zij ver
der: „In het klooster van niets meer weten!
Vrede en rust ach, U weet niet alles!" Steu
nend zuchtte zy: „Vluchten!"
„Wie ontvluchten om 's hemelswil? Maakt U
het mij toch duidelijk, U is dikwijls zoo treurig,
ook als U lacht." Plotseling stond zij op, schudde
wild het hoofd en riep: „Vraagt u mij alstublieft
niets." Dat zijn maar kuren, heb ik U aleens ge
zegd. Ik hoop dat U Uw viool terugvindt, ik
wensch U nog vele jaren van groot succes ik
wenschGroote tranen rolden langzaam -uit
haar oogen.
Toen legde hij beschermend zijn arm om haar
schouder, trok haar naar zich toe en kuste haar
op de vochtige oogleden, op den kinderlijken vra
gend naar hem opgeheven, half geopendenden
mond, tot het schrille geluid van het belletje hen
uit elkaar scheurde.
Faustina maakte zich los. snelde naar de deur,
keek nog eenmaal om en wierp hem met een
verlangend, smartelijk, half liefkozend woord een
kushand toe. Toen verdween ze
Zonder zich te storen aan het tweede en derde
signaal, dat hij trouwens nauwelijks hoorde,
stond Grangg onbewegelijk op de plaats waar het
groote geluk van dit afscheid over hem gekomen
was. Hij fluisterde den naam van de geliefde, tel
kens weer op anderen toon: „Faustina
Faustina? Faustina Lorenzetti! Faustina!"
Toen pakte hij, met een volledig veranderde fa
natieke uitdrukking in zijn gezicht, de viool,
keek nog eens naar het aangloeiende roode licht
boven de deur en liep met den niets zienden blik
van een Olympischen overwinnaar naar he> po
dium.
De gang was reeds verlaten, toen Faustina de
deur uitgesneld was, bijna regelrecht in de armen
van den Spanjaard, die haar door het geheeie
gebouw gezocht had, voor hij op de gedachte ge
komen was, dat zij wel naar de artistenkamer bad
kunnen gaan.
„Halt", zei hij met een geluidloozen lach. die als
een dreiging klonk, „een oogenblik!" Zij bleef
staan, maar was in hei geheel met verschrikt of
bleek, integendeel, uit haar gezicht straalde hem
zulk een overmoedig geluk tegen, dat hij zich tot
in al zijn ledematen verlamd voelde.
„U was in de solistenkamer! Ik geloof niet, dat
Uw oom dat prettig zou vinden." En toen hij
haar toch een weinig zag verbleeken, waardoor hij
zijn zekerheid weer terugkreeg: „Dat had Ik
nooit van U gedacht!"
„Zegt U alstublieft niets tegen mijn oom en
ook niet tegen juffrouw Francis! Zegt U niets!"
fluisterde haar donkere mond. die zich scherp in
het witte gezicht afteekende Zubiaurre vatte
haar beide polsen, keek haar recht in de oogen
en fluisterde treurig:
„Heeft U mij vergeten? Heeft U vergeten, dat
ik van U houd?" Aan hoeveel vrouwen en meisjes
had hij. in zes verschillende talen reeds hetzelfde
gevraagd, moest hij vluchtig denken, waarom kon
hij ditmaal, nu hij het eerlijk-meende, geen andere
woorden vinden Medelijden met zichzelf ver
anderde zijn gezicht eenige oogenblikken zoozeer,
maakte het zoo menschelijk, dat Faustina hem
verbaasd aanstaarde.
„Ik heb niets vergeten", zei zij zachtjes en zy
kon het niet over zich verkrijgen haar armen
terug te trekken. Uit de zaal klonken reeds de
verwarde klanken van het orkest, waarvan de
leden hun instrumenten stemden. „Ik heb niets
vergeten ik voel mij verward ik moest hem
nog eenmaal spreken." Faustina bloosde en liet
haar stem dalen: „Omdat ik hem toch nooit meer
zien zou nooit meer!" Het klonk als een zwak
protest tegen een bevel van een sterkere.
„Faustina, wat was er tusschen jou en dien
man?" vroeg de Spanjaard en vond zichzelf be
lachelijk. „Neen, zeg me liever niets ik wil het
niet weten." Dan plotseling weer met het roofdier
achtige optrekken van zijn bovenlip: „Ik heb je
lief ik wil met je trouwen! Je moet van mij
zijn! Je bent van mij!" Fier en trotsch: „Ik denk
er niet aan om met andere mannen om je te
vechten! Ik duld geen zoogenaamde concurren
ten!" Dan weer zachtjes en smeekend: „Ik volg
je naar Montisola of naar het eindje van de we
reld! Je zult noch dien prins, noch dien autokoning,
noch dien fiedelaar toebehooren, maar mij
iemand, die tusschen Palembang en Stockholm
door duizend vrouwen is nageloopen, en die nu
nooit meer oog voor iemand anders dan jou zal
hebben, Faustina!"
Het meisje had met starenden blik naar zijn
mond gekeken en naar het dunne snorretje dat
tijdens het spreken op en neer ging. Eindelijk, vol
komen in de macht van zijn oogen, zei zij zacht
jes: „Ik weet niets ik ben zeer onder der in
druk laat mij afwachten men sluit reeds de
deuren ik moet naar binnen." En zachtjes
maakte zij zich uit zijn greep los en ging naar
haar plaats, waar zij juffrouw Francis haar af
wezigheid verklaarde, door te zeggen dat zij in de
garderobe een naald had moeten leenen, om een
torntje vast te steken.
Ongeveer om elf uur 's avonds betrad Grangg
met Lena en den verzekeringsman het politie
bureau en werd, nadat hij zijn naam genoemd had,
bij den hoogst aanwezigen ambtenaar binnenge
laten, het hoofd van de recherche, die met markies
aangesproken werd en niet met zijn volledigen
titel Markies Fillipepi. Deze ontving het gezel
schap in een donker kamertje, dat er uitzag als
een folterkelder. Juist verliet een, sterk naar drank
ruikend persoon, begeleid door een ambtenaar het
vertrek.
„Heb ik het genoegen met den grooten violist
Grangg te spreken?" vroeg de chef, die eruit zag
als een uitroepteekenHij was heel lang. smal en
mager, had een groot hoofd en droeg zwarte
schoenen zooals Lena Apt toefluisterde,
Grangg boog en stelde de anderen voor.
„Peccato ik had naar Uw concert wulen
gaan, maai' helaas, ik heb zoojuist den laatsten ge
tuige moeten verhooren m het beroemde geval
Lenci-Quadrini misschien herinnert U het zich.
Maar neemt U toch plaats!" De zwaar beringde
hand wees op drie, niet al te zindelijke stoelen.
„Lenci weet U niet? Die de oude Quadrini,
landgoedbezitster, beroofde en daarna den boel in
brand stak! Waarmee kan ik U van dienst zijn,
mijnheer Grangg? Ach, wat spijt het mij toch!
Beethoven, nietwaar? Ik houd van hem, ik houd
van alle muziek, zelfs van Wagner!" Het uitroep
teeken sloeg met armen en hgjiden, als wilde hij
voor zichzelf applaudisseeren, zijn hoofd, met den
stekeligen baard, liep rood aan als een gloeilampje.
„Men heeft mijn Stradivarius gestolen", begon
Grangg, na een korten blik op Lena. De markiea
sprong op achter zijn bureau en brulde:
„Een Stradivarius gestolen! Waar? In Gerrua?
Onmogelijk! Ah, wij zullen den schurk te pakken
krijgen. U heeft een Stradivarius? Dat wist ik
heelemaal niet. Ach. waarom ben ik toch niet naar
het concert gegaan! Wanneer is het gebeurd?
Vertelt U toch. Maestro! Een echte Stradivarius?"
Eindelijk gelukte het Grangg de geschiedenis te
vertellen, geholpen door Lena en Apt, terwijl de
markies hen telkens in de rede viel, al spoedig
aanteekeningen begon te maken, en, als hjj zijn
handen daar niet noodig voor had, er mee door de
lucht maaide, als moest hij een dozijn hollende
paarden tot stilstand brengen.
„Maar waarom heeft U niet direct aangifte ge
daan Die honden hebben nu toch een voorsprong
van een dag! Ah, natuurlijk, wegens het concert,
ik begrijp het al. Maar ja, maar ja, U had toch
direct blijft het schip hier? Mijnheer Grangg,
verdenkt U iemand? Per bacco, wij zullen den
kerel wel krijgen! Genua heeft de beste politie
van Italië! Nu ben ik blij, dat ik met naar het
concert ben gegaan! Anders zou ik nu thuis zr)n...
tot morgen vroeg!" Hij drukte met beide handen
op verschillende belknoppen. Er kwamen vier
politiebeambten binnen, waarvan drie in burger.
(Wordt vervolgd).